Takin’ a trip up the hills to Abergavenny.


Het regent niet, maar van een echt brandend zonnetje om heerlijk onder te liggen kunnen we nu ook weer niet spreken. Ik pas mijn oorspronkelijke plan lichtjes aan omdat het woensdag is en er 25 km verder in Abergavenny een indoor antiek en brocantemarktje doorgaat in de overdekte markthal, waar net als drie maanden geleden nog steeds varkens aan touwtjes in de lucht hangen. Animals a la Pink Floyd. Het marktje levert mij een Eepeetje op van Monty Sunshine, met in zijn begeleidend trio ook Lonnie Donegan. Niet prijsgetekent. Hoeveel? vraag ik. Achthonderdvijfennegentig pond zegt de man terwijl hij mij recht aankijkt om daarna in de lach te schieten. Ja, ik zie graag reacties van mensen… je mag het hebben voor een pond. Oef…. ik moet toch heel even verbouwereerd hebben gekeken.

Nog wat kringwinkels afgestruind. Hier gaat het meestal om goede doelen shops, zoals Oxfam, Cancer Research, Heart enz….

Mijn pond parkeergeld is ongeveer op, en het loopt tegen twaalven. Aanzetten dus voor een tripje naar Hay-on-Wey, gelegen op de grens van Engeland en Wales, maar toch nog net in Wales. Het allereerste boekensdorp ter wereld, want meer dan een dorp kan je dit bergstadje nauwelijks noemen. Toch vonden hier zowat 30 boekhandelaren een onderkomen. En zeggen dat het verhaal begon door een man, die na zijn studies in Londen terugkeerde, een winkeltje opende, en breedsmoelig verkondigde dat hij de gehele wereld naar Hay zou laten afzakken. En hij heeft nog gelijk gekregen ook. Zelfs Bill, jawel Clinton, maakte hier zijn opwachting om er een literaire speech af te steken. Richard Booth, oprichter en zelfverklaarde King of Hay (hij kroonde zichzelf koning op 1 april) heeft er nog altijd zijn shop. Zijn medewerkers starten naderhand hun eigen shops en nu na 50 jaar is Hay een begrip in de wereld. In Redu, een vergelijkbaar Ardens bergdorpje, volgde men al snel zijn voorbeeld, en thans vind je dar nog heel wat shops, vaak opengehouden door Nederlanders. Ook zij hebben hun Bredevoort.

Op de weg er heen volg ik een smalle weg over meer dan dertig kilometer tussen heggen. Gelukkig moeten alle autobestuurders wel ergens aan het werk zijn, al kan het ook zijn dat ze hier niet het geld hebben voor auto’s want ik kwam er bijna geen enkele tegen. Dit zijn de wegen die je zou kunnen omschrijven als ‘ezels-bruggen-wegen’. Komt er een tegenligger dan stelt zich meteen de vraag: wie er achteruit zal rijden, tot bij het eerste eilandje, om dan langs elkaar heen te maneuvreren. Vaak liggen die zijstroken een paar honderd meter uit elkaar, wat een bijkomend probleem schept. Een zucht van opluchting is dan ook op zijn plaats, wanneer ik eindelijk Hay binnenrij net beneden de cinema (nu boekenmagazijn). De tocht door de Black Mountains verliep goed. Vooral de laatste vijf km laveren tussen schapen en ander vee, met voor en achter adembenemende landschappen was terecht een must.

Hay-on-Wey

Toegegeven, de laatste jaren zijn er in Hay wat minder shops, maar toch ook niet noemenswaardig veel minder, zeker wanneer je dit tegen de achtergrond van het alomtegenwoordige Internet bekijkt.

Ik weet intussen welke winkels je best eerst aandoet. Waar zich de schappen bevinden met molenboeken, waar muziekliteratuur netjes uitgestald staat, waar je tijd hebt om te kijken, welke winkels eerst sluiten, en waar je nadien nog terecht kan zelfs tot 19 uur. Ik loop toch maar weer eerst binnen in de Haystack muziekshop bij het kasteel. Er liggen boeken, maar hier kom je vooral voor de cd’s of het vinyl. Untitled in dubbeluitvoering van de Byrds en de Decca songs van Lulu laat ik niet liggen. Voor de rest zit er deze keer tussen de blues maar matig materiaal. Ik mag nog even tussen zijn new arrivals kijken, maar dat lijkt mij toch weer te recent materiaal. Bij mijn laatste doortocht lag er een boek over The Who voor het venster, en dat is natuurlijk al lang de pist in. Blijkt nu ook dat, niet enkel Robert Plant regelmatig Hay bezoekt, maar dat ook Pete Townshend hier al gesignaleerd werd. Ze gebruiken beiden dezelfde artiest die voor hen hoezen ontwerpt. Plant toert momenteel de wereld rond, dus hem zullen we hier dit jaar niet ontmoeten.

Bij Shepherds bestel ik traditionbeel een scone met jam en ‘a pot of tea for one’. Het hapt lekker weg, en je hebt er ’s middags genoeg mee gegeten, om de verdere dag door te komen, en ook niet al te veel tijd te verliezen.

In mei lag er boven in een winkel een lading Beatlemateriaal: singels aan 5 pond, en een pak Monthly’s. Ze liggen er nog. Blijkbaar vinden de jeugdige fans hun weg niet naar deze heerlijke zolder, of liggen de prijzen aan de hoge kant? Boeken over de geschiedenis van de Britse blues in het Londen van de jaren zestig laten mij niet onberoerd.

In Hay Cinema bieden ze een pocketuitgave van de Stones 50 aan voor 2.99. Een weggeefprijs, ook al is het maar gedrukt op papier dat nogal op krantenpapier lijkt. Te laat voor een koffie in de Granary waar ik graag kom, want daar gaat de deur al om zessen dicht.

Monmouth in de avond bij een pizza. Een echte volgens de kaart, zoals die 25 jaar geleden naar hier kwam samen met de Italiaanse vader van het restaurant. Ze zijn er vriendelijk en ze hebben er Wifi en dat is een pluspunt.

Raglan Castle.


Snel de shops langs in de hightstreet in Monmouth. De auto parkeer ik naar goede gewoonte voor een uurtje langs het Offa Dyke pad, wat hier voor alle duidelijkheid een straat is. Net buiten het stadcentrum, over de oudste middelleeuwse brug hier te vinden in Wales. De brug en de toegangspoort staan meestal afgebeeld op toeristische folders met foto’s over Monmouth.

Raglan castle. Dit kasteel uit de film ‘The song remains the same’ is een bezoek meer dan waard. Een goed bewaarde ruïne met een overvloed aan grote uitlegborden in het Welsh en het Engels. De tijd dat dit grenskasteel de beide landen uit elkaar moest houden ligt ver achter ons. Raglan werd al in 1640 vernietigd, tijdens de troebelen tussen de koningsgezinden en de republikeinen van Cromwell. Overigens een kasteel waarbij niet alleen de achtkantige toren, maar nog heel wat andere dingen behoorlijk veel franse trekjes vertonen. Vaak lees je dan ook dat wat je ziet uniek is in Britain. De beide adellijke stichters van dit complex hebben op hun reizen in Frankrijk hun ogen meer dan gebruikt. Hoe zeggen ze dat weer? Beter goed gestolen dan slecht gemaakt. The song remains the same: ook daar bleef het lied hetzelfde. Ik maak er een twee uur stop van. Hoe vaak heb ik niet in Mitchell Troy verbleven, in de buurt van deze prachtige plek? Hoe dikwijls bolde ik Wales uit via Abergavenny, telkens weer langs dit kasteel, zonder er ooit te stoppen. Bij deze dus rechtgezet.

De weg van Raglan naar Tintern, of beter het Garminmeisje, voert mij terug langs kilometers one track roads, afgezoomd langs beide zijden met heggen. Je zou denken: levensgevaarlijk om daar te snoeien, maar ik zie een voor mij rijdende camion, die de volle wegbreedte nodig heeft en die zorgt er wel voor dat alle uitstekende takken gesnoeid worden.

Over abdijkatten en toch weer molens.

Heel katachtig beweegt ze door Abbey Mill tearoom. Haar haar is overduidelijk gitzwart gekleurd. Wat opvalt door haar witte gezicht. Een natuurlijke rooie? Mogelijks. Deze catwoman draagt haar t-shirt wel erg spannend, in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het woord. Door haar sneakers hoor je haar nauwelijks stappen. En eigenaardig hoe ze beweegt. Met haar toch iets te x-achtige benen, en haar kontje dat ze net iets te opvallend naar achter duwt. Het wekt de indruk dat ze misschien in haar jeugd iets heeft voorgehad. De nauwsluitende zwarte broek verhult echter het geheim. Je kwam ze indertijd wel eens tegen, deze zwartuitgedoste poppen, langs onze kust toen daar weer eens een Seasidefestival plaatsvond. Het haar tot in de hals reikend met een typisch afdakje waar o.a. Paul Young ook al uit die tijd een patent op bleek te hebben. Ik neem nog maar een stukje van mijn millwheel teacake. De tearoom met de ernaastgelegen toeristische kunstshops, ligt op wandelafstand van Tintern Abbey. Naast de parking ligt een smalle brug waarlangs je de berg op kan, helemaal tot bij Devils point. Een plekje geliefd bij fotografen, omdat je van daaruit prachtige luchtfoto’s van de ruines van de abdij kan maken. Van op de straat is er geen beginnen aan, en kun je slechts enkele muurrestanten vastleggen. Hier bevinden zich de bronnen van de Arthurverhalen, of beter Arthurlegendes. Jawel ook de grote King Arthur is een echte Welsman. Hij zou ergens in een kloof tegen Snowdonia in een kloof met heel zijn leger zijn verdwenen. Straffe verhalen.

En scheen de zon volop, en was het genieten op een bankje tegenover Raglan castle, dan valt nu de regen opnieuw bij bakken uit de lucht. Een hond zoekt een droog plekje binnen, en de zwarte kat ziet hem niet, struikelt, en kan nog amper op haar rechtervoet steunen. Maar genoeg tijd gespendeert hier. Ik schiet nog enkele plaatjes van het molen waterrad, en koop enkele Melin’s in Stella’s bookshop.