Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

Ik was vijftien in….

Forever Young Posted on 31 dec, 2017 01:28

Was 1967 alleen maar rondlopen met bloemen in je haar?

Nog eenmaal terugblikken op het magische jaar 1967, al was zoals verder zal blijken 1967 toch nog meer dan rondlopen met ‘bloemen in je haar’.

Iedereen beleeft in zijn of haar jeugd wel een scharnierjaar. Een jaar waarin je bijv. van school verandert, of een jaar waarin je voor het eerst een cafe binnenstapt, een jaar waarin voor het eerst merkt dat ‘the other half of the sky’ ook bestaat. Een jaar waarin je voor het laatst nog echt lekker lui van een vakantie kan genieten, of waarin je ontdekt dat een vakantiejob als een hel kan overkomen (meubels polieren bij P. De Neef bijvoorbeeld). Wanneer je vijftien bent duren grote vakanties nog eeuwig, zeker wanneer je nieuw speelgoed ontdekt. In ons geval was dat de ‘puitenvijver’ dichtbij de Kleine Steenweg. Een jaar eerder had men een lokale poel gekend als puitenvijver omgevormd tot een echt grote rechthoekige vijver, met de bedoeling daar later vissen in te kweken. Een vijver met een diepte van ongeveer een meter en een lengte van meer dan vijfentwintig meter vormde voor ons de place to be. Wij hadden er plots een gratis zwembad bij, vijftig jaar eerder dan de moderne nitwits die zich een zwemvijver aanleggen in hun tuin. Redders? Komaan met de meer dan 50 jonge gasten die er op de heetste dagen van de zomer vertoefden redden we ons zelven wel, althans dat dachten wij toen toch. Wilfried D. Was de eerste die opperde om daar te gaan zwemmen, waarop Paul D.W. Naar huis slenterde, stiekem zijn zwembroek van de waslijn nam, die daar nog hing van een daguitstap naar de Wetterse Warande, en riep: “Komaan gasten, waarop wachten jullie”. Hij was de eerste die de sprong waagde, tenminste dat dachten wij. Wisten wij veel dat elke ochtend om vier uur daar baantjes werden getrokken door een bakker (lid van de ijsberen) en zijn personeel.

Pal voor de vijver was een paar jaar eerder een man komen wonen, die af en toe naar Duitsland reed, om er autowrakken op te halen (Mercedes), die hij dan in een garage helemaal uit elkaar haalde en omtoverde tot de mooiste tweedehands wagens. De keuring bestond toen nog niet. Niemand schonk daar aandacht aan, maar waar de jeugd wel aandacht aan schonk was Sybille, een Duitse blondine van 17 of 18 die daar haar vakantie kwam spenderen, en die zich in het splinternieuwe “zwembad” regelmatig van haar beste kant liet bewonderen. Een babbel zat er niet echt in want zij sprak geen gebenedijd woord Nederlands, en ons Duits was zo goed als ons Pools, om maar met iets te vergelijken.

Rond de puitenvijver, lag hoog opgehoopt de uitgegraven aarde, waarop stilaan wat begroeiing was ontstaan. Ideale plekken om er zalig nietsdoend te genieten, of plannen te beramen, of gewoon te turen naar de lucht waarin wij de overvliegende vliegtuigen telden en catalogeerden. DC10, Caravelle, Boeing enz… Sommige dagen wanneer je geluk had spotte je zelfs de Rode Duivels, en regelmatig knalde er al eens eentje door de geluidsmuur. Een zoon van een van de lokale boeren vloog met een Flying Boxcar van het leger, en talrijk waren de kleine vliegtuigjes die opstegen op het Aalsterse vliegveld De Kluizen, en die een vlag met daarop een reclameboodschap meevoerden. Ze maakten reclame voor Set (sigaretten), of iets anders. Weet je wel: newspaper taxi’s appear on the shore…. het was 1967.

Een van de breaks tijdens onze luie dagen aan de vijver, gebruikten wij om naar Hofstade Bad te fietsen. Een idee dat was ontstaan tijdens onze drie en een half dagen durende werkperiode bij P. De Neve. Marcel C. en een gast van Hofstade, die daar eveneens werkte hadden de tocht al eerder gemaakt. Vijftig km ver, pedaleren langs eindeloos lange steenwegen, van thuis via de Moorselbaan, over Opwijk, verder naar Londerzeel, Vilvoorde en van daaruit richting Mechelen.

Het domein was toen nog ongerept en ongeschonden, en vooral zanderig. Wat vooral is blijven hangen, waren de eindeloos lange terugtochten die eeuwig schenen te duren. Dat hele eind fietsen na een vermoeiende dag, waarbij wij amper de tijd namen om iets te eten woog bijzonder zwaar door. Twee keer, die zomer, ondernamen we de tocht. Vooral het vliegtuigen spotten was een succes, want om de haverklap vloog er wel een of ander lijnvliegtuig uit Zaventem boven onze hoofden, iets wat wij uitermate fantastisch vonden. Vijftig jaar geleden bestond er nog geen geluidsprobleem rond opstijgende en landende vliegtuigen. De tijden veranderen.

Was 1967 dan alleen maar muziek en potverteren? Uiteraard niet. Nog dit jaar herdacht men de vijftigste verjaardag van de onzinnige brand in de Brusselse Nieuwstraat. Het was een regenachtige dag toen die dag.

Uitgerekend dezelfde dag waarop het nieuws voor het eerst doorkwam dat men op 14 augustus onze radio wou afpakken. De dag waarop de Innovation afbrandde. Nog nooit hadden wij een voet op Brusselse bodem gezet. Het bleef dus bij beelden op tv, en de dagen er na wat foto’s in de krant. De ‘sociale media’ die ons dit onheil meldde heette toen Paula, de moeder van een van een schoolkameraad.

Wij denken nu wel dat wij in de meest barbaarse tijden ooit leven, maar ook toen waren we slechts enkele dagen verwijderd van de zesdaagse oorlog in de Sinaaiwoestijn. Israël werd voor ons jonge gasten plots een werkelijkheid. Ik herinner mij nog als de dag van toen, dat enkele wat oudere gasten zich al verkneukelden, omdat ‘ze opgeroepen’ zouden worden om naar ginder te trekken om daar orde op zaken te gaan stellen. Dit terwijl hun moeders naarstig suiker en zeeppoeder aan het hamsteren waren. Zij beseften iets beter tot wat dergelijke conflicten konden leiden, want zij hadden nog de ‘laatste’ oorlog echt meegemaakt. De tijden zijn fel veranderd: hamsteren doen we niet meer, en praten over een conflict houdt op wanneer een volgende mafketel een verkeerde uitspraak pleegt, of een losgeslagen stuk ongeluk zich met een zelfgemaakte bom naar de 72 mooiste maagden schiet.

April 67 lag al wat achter ons, en dus waren we het al gewoon geraakt, dat in Griekenland de kolonels de plak zwaaiden. Che Guevara had nog wat te leven, toch tot oktober. Intussen vloog half Oostmalle, frituur incluis, door de lucht vanwege een nooit geziene wervelstorm in ons land. Bij onze zuiderburen in Martelange was het dit jaar precies vijftig jaar geleden dat een camion bestuurder tijdens een afdaling de pedalen kwijt raakte.

Een greep uit het jaarverslag van de Nationale Bank over 1967.

‘De lagere groei die de Belgische economie vertoont, was in 1967 duidelijk merkbaar in bedrijvigheid, werkgelegenheid…. ‘Het particuliere verbruik schijnt slechts in geringe mate te zijn gestegen: de beslissing tot het bouwen van woningen was minder talrijk dan tijdens het voorgaande jaar (1966 nvdr). Het verloop en de verschuiving in de aanwending van de besparing der gezinnen deden de financiële actieve bijzonder sterk aangroeien, nl met fb 68,4 miljard voor de eerste 10 maanden van 1967, tegen 51,5 miljard voor de opvereenstemmende periode van 1966.

Een en ander had tot gevolg dat de financiële instellingen aanzienlijk ruimer middelen ter beschikking kregen.

Vanaf juli vertoonde de kredietvrager voor bedrijven een daling.

De stijging van de rijksschuld was voor het gehele jaar merkelijk groter dan in 1966.

Conclusie: Op het eerste zicht lijkt er in 50 jaar niet echt veel veranderd. Op 31 maart 1967 werd een volmachtenwet gestemd. En alsof dat nog niet genoeg was werden we in 1967 geregeerd door worstenmaker VDB (Paul Vanden Boeynants).

In Aalst verscheen de eerste carnavalsingle van Prins Jean-Paul (De Boitselier): Oilsjteneers zemmen (*). De tekst handelt o.a. over de eerste minifietsen die opduiken in het straatbeeld, en over de invoering van de eerste blauwe zones die het parkeergedrag van de Aalstenaar moeten regelen.

En toch zullen de meeste mensen bij 1967 vooral denken aan Eddy Merckx die wereldkampioen werd.

Tom Simpson stuikte om een toen onverklaarbare reden in elkaar op de Mont Ventoux. De ver van ons bed show kregen we dagelijks op TV. Elke avond beelden van Vietnam, waar Lynden Johnson (Kennedy’s opvolger) steeds meer jongeren heen stuurde. Al kon je dit afwisselen met af en toe een cinemaatje mee te pikken: keuze uit Bony & Clyde, The Graduate, You only live twice.

En nu?

2017 ligt achter ons, en zo ook deze herinneringen aan 50 jaar geleden. Op naar 2018, waarin we terug kunnen blikken op het woelige jaar 1968. Een jaar waarin studenten de macht grepen of dat was althans wat ze dachten…..

———————————————————————————————

(*) Oilsjteneers Zemmen (Tekst 1967 Jean-Paul De Boitselier)

Nen echten Oilsjteneer es toch nen toffe kadei

Mor e pakt ni geiren zen vraa mei op cafei

Want komt’n loot tois en zen vraa wacht’em doeid van de vauk

Ten eit’n nog wel wa beldj, mor tein een kroigt’n giejn sprauk

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

Onzen berremiejster verdikkert mor altиd miejr

Nog een betjen en e kaan in zen kliejren nemiejr

Na goj’e nimmer zing per otto goon nor zenne bureau

Ge gotj em zing roin op azoei ne kleine veilo

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

As baagrond eit ons stad nog e schoein pleksken vroi

En door komt na een hois ver ouderlingen boi

Ze zochten nor ne goeie noom in diene zjaar

Ze goon het na hoeiten rusthuis de patat bar

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

Oilsjt eit gelиk in Brissel, ge wetj oe dat’goot

Na oeik een blave zone in d’iejn en d’ander stroot

Mor een etj giejne schrik as a schoif ni goed een stoot

Want ’n helft van ons poliesje een wetj zelf ni hoe dat goot

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem



Ode aan Gizelle

Recensies in rock Posted on 19 dec, 2017 00:05

2016 A winter’s day, in a deep and dark december.

Yoko brought her walrus, everyone was there. I went to a garden party…..

Oesje verkeerd feestje aan het beschrijven. Ik ging dus naar een “verjaardagspartijtje” van vergelijkbaar kaliber; een evenement dat we niet dikwijls meer zullen meemaken.

De plaasteren Sint Jozef buiten aan de naar hem genoemde zaal bekeek ons nog even argwanend, maar we mochten kennis maken met ‘Father Christmas’ die, ons wat bijhorende attributen aanmat en een plaatje schoot. Binnen had Gizelle er voor gezorgd dat de nodige vissen en broden, om te vermenigvuldigen, aanwezig waren, en dat er meer dan voldoende water in wijn werd omgezet. Wat zeg ik zelfs in Blauwe Chimay. De tijden veranderen.

Vrienden, collega’s, Amberiens, maar vooral familie, veel familie beleefde er de avond van zijn of haar leven.

Het moet gezegd de ‘voortbrengselen’ van aartsvader Pieter De Schepper, moeten zich ooit naar voor gewurmd hebben in die rijen waar ze de keelgaten en handige vingers uitdeelden.

We waren er al enigszins op voorbereid door het genealogisch onderzoek dat Gizelle verricht had, en waarin ze het DNA van haar muzikale familie toelichtte. Heden en verleden netjes op een rijtje gezet. Jong en oud samengebracht op een winterse decemberavond. A winters day, in a deep and dark december… Paul Simon had het niet mooier kunnen verwoorden.

Om te beginnen een band, de Ashels, waarvan ik de naam al jaaaaaaaaren ken, maar waarvan ik nooit een optreden bijwoonde. Zelf heb ik jaren lang het woord ashel gebruikt, wanneer ik het had over…. ja juist nen ashel, zal ik maar zeggen. Door onze flagrante taalverarming is er nog amper iemand van onze afstammelingen die weet wat nen achel is, en nee, het is geen foute schrijfwijze van een asshole, alhoewel, nen ashel…… (*)

Het was nog vroeg op de avond voor het publiek om zich nu al boombal-gewijs op de tonen van een draailier richting dansvloer te begeven. De dansvloer was overigens nog bezet mrt stoeltjes, wat het een stuk makkelijker maakte om een luisterend oor te bieden voor dit Schepper-dna. Broers en neven, kleinkinderen van Pieter.

Dat er uit het talent van deze Ashels, nog meer talent werd geboren, lag in de lijn der verwachting. Het jeugdig entoesiasme van deze jonge bende waarbij twee engelenstemmen geflankeerd werden door een gitarist en een saxofonist werkte aanstekelijk. Zii doken in de wereld van Zuid-Amerikaanse ritmes en wisselden af met franse jazz van Gainsbourg en Melanie Gardot.

Gizelle kondigde dit Quarteto Miradouro. (Jazz/latino) aan als volgt: ‘De Broers en zussen Ambroos, Florian (Bogus), Mira en Elisa De Schepper besloten vorig jaar om hun muzikale talenten eens te bundelen. Het resultaat is een mix van jazz, funk, bossa nova en rumba muziek. Met sax en gitaar begeleiden de broers hun zingende zussen.’ (**) En dat klopte….

Isopoda de “legendarische” progrockband (symfonische rock) uit Aalst werd opgericht in 1974 en bracht 2 albums uit: Acrostichon (’78) en Taking Root (’81). Daarnaast verscheen in ’79 ook nog de single “You Flower”. Naast originele leden Dirk en Arnold De Schepper is ook hier een ‘next generation’ aangetreden in de vorm van drie zonen van Arnold. Aangevuld met een van hun vrienden.

Isopoda, verraste met nu al een derde optreden dit jaar, waarbij het vooral opviel dat, mogelijks gezien het thuispubliek, het er iets minder stressie aan toeging, bij de twee “ouderlingen” in de band. De klank zat goed, de songkeuze was in orde. Wij blijven het een hele heksentoer vinden dat de kinderen van Arnold, toch maar met hun ‘ouwe’ en hun nonkel een podium, delen, en dan bovendien nog progrock van jawel kindjes, dik 40 jaar geleden brengen. Een prestatie, die navolging verdient.

Te noteren beeld van de avond: Isopoda die zich aan de Beatles klassieker G(m)iz(ch)elle’ wagen, en een genietend koppel op de dansvloer. Merry Xmas baby.

In Tigerhorse treffen we Pieter en Jonas De Meester, kinderen van Guido, en bijgevolg achterkleinkinderen van de stamvader. Zij begonnen hun carrière in de folkband Aedo, waarmee ze ooit nog op de planken van de Werf te Aalst stonden. Dat ze hier nu wat uit het oog verloren zijn zal wel te maken hebben met hun verkassen naar het Gentse.

Eigenlijk is Tigerhorse een nevenproject van het bekendere King Dalton. Mag ik hier even Gizelle citeren die ons lokte met de volgende teaser: ‘Verwacht u aan swampy “funkfolkblues” recht uit het hart die terug naar de essentie grijpt, puur en onversneden. De electrische gitaar klinkt zwoel en exotisch als een tijger, de basgitaar krachtig en elegant als een paard. De stemmen van de broers worden vervoegd door Ilse Cottenie en zorgen voor een zalige samenzang. De percussie met “feetdrums” zorgt voor een extra opzwepende drive, en maakt TigerHorse tot een ware sensatie, waar je absoluut niet stil op kan blijven staan! Tigerhorse heeft een uiterst unieke sound, die tot het maximum wordt gedreven.’ (**)

Tigerhorse, was de voor ons grote onbekende die na Isopoda mocht aantreden als hoofdact van het DNA gedeelte, wat het allemaal nog spannender maakte. De band verraste menigeen. Hoorden we tijdens een plaspauze niet iemand zeggen: ‘da klinkt zoals de Daltons’. Bosj op want de broers De Meester hebben met Tigerhorse een waardig nevenproject opgezet binnen King Dalton. Aantreden zonder vierde man, een drummer, en dan maar het drumstel verdelen en zelf bespelen. Een gimmick was het niet, want het klonk echt mooi. Hun set deed bijwijlen denken aan Tony Joe White en de geluiden van de swamp delta in het zuiden van de USA.

De klok tikte rustig verder, en dat het al laat begon te worden, merkte gelukkig niemand op. We hadden de kers op de taart nog tegoed, en die kwam niet uit het DNA van de Schepper. In pure navolging van wat de Stones recent presteerden, werd er een stevige brok blues aangesneden door de Night Time Heroes. De band van Peter Bronder en smoelschuivende virtuoos Karel Meganck, die we ons nog herinneren van hun passage afgelopen april, ter meerdere eer en glorie van ene William, mochten hier de pannen van het dak spelen. En dat ze er zin in hadden, om Gizelle, de verjaardag aller verjaardagen te schenken kon iedereen zien, die tussen de blauwe Chimay door al eens een pintje of een watertje dronk. Een onstuimige zanger die meerdere keren het podium verliet om zich tussen het dansend publiek te begeven liet ons toe, om ons heel even in de Londense Marquee, de Twisted Wheel in Manchester of op een Northern Soul party in Wigan’s Casino te wanen. Met een stomend Steamy Windows werd, er voor een zoveelste bis gezorgd, want toegegeven niemand wou dat het stopte.

Meer van dat. En een rondje applaus voor de organisator van dit feestje, die haar strepen al meer dan verdiende tijdens Pallieter en Amber fuiven.

Voesjdoen….. en zoals de Engelsen het zo piekfijn zeggen: many happy returns……

(*) https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Ashels

(**) Gizelle’s aankondiging via facebook voor de genodigden.



Londen, ik kwam er wel eens….

dagblog Posted on 11 dec, 2017 21:43

Londen, ik kwam er wel eens….

Tien jaar zijn voorbijgegaan sinds mijn laatste bezoek aan Londen. Tweede weekend van december in 2007, beloofde onvergetelijk te worden, en dat kwam helemaal uit. Het optreden van Led Zeppelin in de O2 was daar uiteraard niet vreemd aan. Een paar maanden eerder aangekondigd als een eenmalig reünie onder de naam Ahmet Ertegun Tribute Concert bracht dit een schokgolf, in de hele wereld, teweeg onder de al meer dan 25 jaar slapende meute Zepfans. Meer dan 20 miljoen onder hen stuurden een e-mailtje naar wat je rustig het loterijkantoor van organisator Harvey Goldsmith mag noemen. 20.000 konden een ticket bemachtigen, en hadden er een weekend Londen voor over. Ahmet Ertegun, was samen met zijn broer Nesuhi, als kind van Turkije naar Washington uitgeweken. Vader Ertegun was Turks ambassadeur in de VS. De broers richten later platenlabel Atlantic op. Je komt zijn naam nog wel eens tegen op oude Atlantic singles als A. Nugetre, zijn naam achterstevoren geschreven. Ook in het label Bang vinden we hem teug, want Bang staat voor de beginletters van Bert (B)urns, (A)hmet Ertegün, (N)esuhi Ertegün en Jerry Wexler, die eigenlijk (G)erald Wexler heette.

Achteraf bekeken was dit pas het tweede weekend in mijn leven dat ik in Londen doorbracht. Het vorige dateerde zelfs al van 1975. Voor iemand die al meer dan een jaar van zijn leven doorbracht in Engeland en Wales, zal dit misschien wat raar klinken, maar Londen heeft niet die aantrekkingskracht op mij die het vermoedelijk wel op anderen heeft. De stad is iets teveel metropool geworden, en er is teveel verdwenen van wat wij er wel graag zouden bezoeken: Eel Pie island, de Flamingo club, de originele Marquee’s, en zo kan ik nog wel enige verdwenen lokaties opsommen.

Maar ik zou liegen wanneer ik het enkel over die twee weekends zou hebben, want tussenin hebben wij toch een behoorlijk aantal keer de dagjestoerist uitgehangen in de Capital. Met de kindjes de panda’s bezocht in de Londen Zoo, cultuur opgesnoven in de musea van Kensington, waar we op zoek gingen naar een van de eerste geïmporteerde chow chows in Engeland. Thee gedronken in Hyde Park vlakbij de serpentine, een avondlijke hap gedegusteerd in het Hard Rock café aan de rand van het park. Met de metro naar Oxford Street voor HMV en de vele bookshops in een van de aangrenzende straten. Piccadilly Circus, Bakerstreet, Portobello Market, de Londen Dungeon, wandelen over de bruggen over de Theems. Het lijkt wel een opsomming uit een of andere toeristische handleiding.

Van en naar Londen is uiteraard een stuk eenvoudiger geworden, en laat dagtoerisme ook meer toe. Met Engelsen en Welshmen heb ik het er wel eens over, dat zij een halve dag nodig hebben om naar hun hoofdstad te sporen of te rijden, terwijl wij Euroeanen op amper 3 uur tijd vanuit ons lokaal station met de TGV naar Londen kunnen sporen.

De wereld is een dorp geworden, maar wat voor een? Las ik niet in een Britse krant dat een of andere pipo er was in geslaagd om vanuit Liverpool of Manchester, daar wil ik even vanaf zijn, naar Londen te reizen, aan een goedkoper tarief dan het treintarief door met een vliegtuigticket naar een of ander oord in Spanje te vliegen en van daar dan terug te vliegen naar Londen. Zijn we goed bezig? Filmpjes van uitgehongerde poolberen, die de wereld voelen naar de knoppen gaan, zullen daar weinig aan veranderen, want het mensdom mag/kan/wil zijn gedrag niet wijzigen.

Reizen naar Londen in 75 betekende, met de trein naar Oostende sporen, de “maalboot” nemen, en van Dover verder sporen naar Londen Victoria Station. Een van de boten die in 75 voor de overtocht zorgde heette Prince Laurent, naar analogie met de andere boten die allemaal naar iemand uit ons koningshuis waren vernoemd. Tegenwoordig kom je aan in Saint Pancras met de TGV. Ten tijde van onze jaarlijkse dagtrips in de jaren 80 en 90, toen je voor een heen- en terugtocht met met de boot een habbekrats betaalde, reden we naar Calais, namen de boot of de Hovercraft en reden verder tot Peckham, een voorstad van Londen, waar je een onedayticket kocht voor de voorstadstrein en de metro. Je kon dan makkelijk acht uur spenderen in Londen. Om nu nog tot Peckham te rijden begeef je je welin de Low Emission Zone, waar je voorlopig met een gewone dieselauto nog geen taks hoeft op te hoesten. Of je nog zomaar langs de kant van de weg kan parkeren in de gerenoveerde woonbuurt van Peckam is nog maar de vraag. Tijden veranderen, ook in het Londens verkeer. De city zelf binnenrijden kan niet meer zonder het betalen van een Congestion tax, met uitzondering van de avond of het weekend.

Het blijft toch met heimwee terugdenken aan de dagen dat er geen Londen Orbital (de M25) bestond, en je enkel Londen voorbij kon komen via ofwel de North- of South Circular Road. Een beetje te vergelijken met de vroeger Brusselse ring door Laken en omgeving, maar dan wel een stuk drukker. Via de North Circular Road kon je dan de Theems onder langs de Blackwall tunnel of kon je de veerboot nemen in Woolwich (reeds in gebruik in de middeleeuwen). Om “tijd te winnen” en korter te rijden reden we ooit wel een paar keer dwars door Londen, via de Westminster brug over de Theems, langs Hyde Parc corner, enz… tot we de borden zagen waarop stond Hatfield and the North (in 1972 adopteerde een Britse popband dit bord en promoveerde het tot hun bandnaam). We reden doorheen voorsteden in de West-End langs geboortedorpen van Kinks en Who-leden. Mocht iemand denken dat Parijs een stad is die niet te doen is om er met een auto doorheen te rijden, die moet zeker Londen eens van achter het stuur bezoeken. Uiteraard steeds aan de linkse kant van de baan blijven rijden.

Mijn bezoeken aan echte Londoners beperken zich tot een stop in 1981 bij ene familie Bennett, waar we chow chows gingen bestuderen,en een BBQ avond bij een collega in Epsom. Epsom waar iets in het drinkwater moet gezeten hebben in de jaren vijftig, want heel wat rocktalent kwam precies uit die buurt. Om er een paar te noemen: Jimmy Page, Jeff Beck, Glyn Johns bij wie Ian Stewart (Stones) inwoonde.

De Bennetts hadden het grootste deel van hun leven doorgebracht in het vroegere Rhodesia in Afrika, en waren na de onafhankelijkheid teruggekeerd. Om de sfeer van ginderachter te behouden hadden ze hun bungalow helemaal in het wit ingericht. Erg interessant. Ik denk er nog wel eens aan terug. Onze collega woonde ook al in een vrijstaande woning, met tuin en Duitse herder, en in de garage een oldtimer Mustang, met blinkende gerestaureerde motor, waar hij op zondag, geheel in de stijl van ‘Keeping Up Appearences’, uitjes mee maakte in de countryside. Elk jaar, wanneer ik op de M25 de borden voor Chessington World of Adventures en de afslag naar de M23 zie staan, stel ik mij de vraag: ‘Hoe zou het nog met die hond zijn?’

Amper drie keer overnacht in Londense hotelletjes. In 1975 in Kensington, niet zo gek ver van Earl’s Court, de toenmalige rocktempel, waar we de volgende dag langs liepen, op weg zoek naar koopbare muziek. Einde jaren 80, bezochten we een keer de Chow of The Year Show (COTY) in de buurt van Coventry, met de trein, omdat er weer eens een staking dreigde in de haven van Dover, en ondergetekende, geheel plichtbewust niet afwezig wenste te zijn op het werk door overmacht. Die avond spoorde ik terug naar Londen, zocht op goedvallen uit een betaalbare slaapplaats en belande niet zo ver van het station in een hotelletje, waar aan de balie een man zat met een tulband en een kromme dolk. Maar wie slaap nodig heeft denkt daar niet teveel bij na. In de ochtend stond er voor de deur van de piepkleine slaapkamer een gevlochten mandje met enkele croissants en wat jam. Vermoedelijk was er geen diningroom in het pand. Die was er tien jaar geleden wel in het hotelletje waar ik in de ontbijttafel verschillende personen ontwaarde die allemaal hetzelfde polsbandje droegen. Led Zeppelin een band die een band schiep ergens in Londen waar mensen met meer dan 50 verschillende nationaliteiten samenkwamen om te luisteren naar ‘Good Times, Bad Times’, te genieten van de theremin in ‘Whole lotta Love’, om er samen de ‘Stairway to heaven’ te beklimmen, en te vertoeven in ‘Kashmir’. Een avond die dermate uniek en goed was, dat elke herhaling er van gedoemd is om te mislukken…… thanks Robert Plant om er ook zo over te denken.

Tien jaar geleden, terug wandelend van de Serpentine richting Victoria station, genoot ik van de vele Londense herinneringen. Mijn hotel bevond zich in de buurt van waar ik met de metro binnen de kortste keren richting Greenwich spoorde naar de O2 waar het evenement van de eeuw zou plaatsgrijpen.

De O2, waar de overblijvende leden van Led Zeppelin samen met John’s zoon Jason, die avond het beste van zichzelf gaven.

Dit hele verhaal kan u verder lezen op….

December 2007 De voorbereidingen

9 december 2007

10 december 2007, het concert

11 december 2007, de dag na het concert