Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

De weg naar Rynys.

Wales Posted on 30 aug, 2018 21:44

Road to Rynys.


We zijn amper uit de haven van Calais, en een kwartiertje later varen volgen we nog even de Franse kust tot Sangatte, om dan bovenop de chunnel, op het kortste punt over te varen naar Dover. We varen onder een dicht wolkendek, zonder regen, bij vrij helder weer. De ‘white cliffs of Dover’, die Vera Lynn, bezong zijn al onmiddellijk merkbaar. Wat verderop, links, komt een ‘tegenligger” van P&O aanzetten. Met de trein ben je er een uur eerder, maar weegt het meer dan dubbele bedrag op tegen dit mooie uitzicht? In de trein zit je opgesloten in je auto in een wagon, waar je kan rondwandelen, maar dat is dan ook alles wat er te doen valt. Ik geniet van mijn koffie met ‘pain au chocolat’, aan een prijs die naar mijn gevoel de laatste jaren nooit werd verhoogd. Reken daarbij het zwakke pond, in afwachting van alle mogelijke Brexit scenario’s, waardoor je enkel kan besluiten, dat er geen beter moment bestaat dan dit om de overtocht te maken. En wie vertelt mij of het risico op incidenten op een boot hoger ligt, dan in een tunnel, diep onder de zee? Het inschepen op een doordeweekse dag, viel al bij al mee. Laat in het seizoen, heb je om te beginnen al minder last van hordes vakantiegangers. Uiteraard moet je nu ook in Calais an de Franse kant na de Franse politie, ook langs de Britse controle passeren, wat vroeger niet het geval was. Overigens werd dit niet ingevoerd, met het oog op Brexit, maar met het oog op het onderscheppen van medemensen, die ze liever niet op Brits grondgebied zien komen. Kun je het ze kwalijk nemen? Het merendeel, van deze “reizigers” wil in de UK geraken, ook al weten ze niet wat hun daar naartoe lokt. Grote borden boven de E40, waarschuwen jou wanneer je in de buurt van Calais komt, om vooral trager te rijden, want er kunnen zich mensen op de snelweg bevinden. En dit zelfs tot kilometers ver eer je Calais nadert. In het hele havengebied maken ze geen enkele kans, want daar staan metershoge afsluitingen langs de weg, en bovendien patrouilleren daar franse dienders, Wi!e zei daar iets over muren bouwen, en dat dat echt niet kan?

M25, de London Orbital clock- of anti-clockwise?

Mijn Garminneken stelt mij voor om de volgende 580 kilometer naar Rynys af te leggen, via de M25 anti clockwise. Dat wil zeggen wanneer je dit cirkelsgewijs bekijkt, dat ik naar onze terminologie de binnenring moet nemen. Ingewikkeld? Ja en nee, indien u er tenminste rekening mee houdt dat wij op onze binnenring in de richting van de klok rijden, gewoonweg, omdat wij een paar honderd jaar geleden, netjes rechts zij gaan rijden, zoals de toenmalige paus het ons voorschreef. De Britten hebben nooit veel gehad met pausen en zijn dus links blijven rijden, zoals het hoort.

En dat Garminneken mij beveelt, om noordelijk te rijden op de M25 via de Dartford Tunnel is te wijten aan het feit dat dit technolgisch wonder een goed geheugen heeft, en zich dus herinnert dat ik enkele maanden geleden nog die route nam, richting Cambridge, en Grantchester Meadows. Dartford kun je niet meer misen, want al ettelijke jaren ligt er naast de tunnel, die nu nog slecht(s in een richting auto’s laat doorrijden, een brug die ze gemakshalve Dartford Crossing genoemd hebben. Wij kenden Dartford al uit onze kindertijd, want kwam Mick Jagger daar niet vandaan. Een grauwe stad bij de toen erg vervuilde Theems. Geen wonder dat Jagger naar Londen trok, om er te studeren voor boekhouder. Helaas liep het anders.

Over de Theems gaan bij Dartford, betekent tol betalen. Amper iets meer dan een pond, en dus helemaal geen bedragen zoals bij ons waar je met gemak, een halve voormiddag en ettelijke koffies kan terrassen. Een niet te tellen aantal naast elkaar geplaatste bemande tolkantoortjes werden hiertoe et(gelijke jaren geleden ingevoerd. Sinds een paar jaar heeft ook hier de vooruitgang haar werken gedaan. Wie zijn brood verdiende in een dergelijk hok, genietend, van de uitlaatgassen van al die auto(s heeft zijn welverdiend rust verdiend, of indien te jong, vermoedelijk op de dop. Je moet nu zelf betalen, en niet aan een automaat, nee, via het internet. En oh wee indien je dit niet doet….. de nummerplaat van je auto figureert in de dagelijkse film, die daar seconde na seconde wordt opgenomen. En betalen moet voor middernacht van de volgende dag, of je krijgt er nog een heerlijke boete bovenop.

Dus, rijden wij via de buitenring, clockwise, helemaal door het mooie Surrey, waar ooit John Lennon en Ringo Starr nog huisden en in poepsjieke villa’s elkanders buren waren.

Wat verder zuidelijk net voor de afslag naar de M23 naar de luchthaven van Gatwick rij je door gitarenland. Tenminste zo ben ik dat gaan noemen, want zowel Beck als Page zijn daar geboren. Clapton wat verderop.

Ik verlaat Dover richting Folksestone op weg naar de M2, die mij wat zuidelijker op de M25 zal laten aankomen. Net over de grens, bij het verlaten van Kent en het binnenkomen van East-Sussex, dronk ik traditioneel een koffie langs de snelweg. Omdat Clacket Lane vele jaren lang de enige stopplaats was langs de zuidkant van Londen, kon je moeilijk anders. Tegenwoordig houden de meesten halt in het verderop gelegen Cobham Services. Meer keuze: Starbucks, WHSmith, en vooral Wifi, “om je mails te lezen’’ Het past overigens ook net wat beter in mijn dagschema. Tijd voor een korte broodjeslunch. De teller geeft 315 km aan. Nog 370 kilometer voor de boeg.

Afhankelijk van wat auntie BBC de wereld instuurt in verband met aangename of minder aangename files, zullen we ook deze keer een keuze moeten maken. Of we rijden helemaal Heathrow voorbij tot de aftakking met de M40, of we gaan eerste de via de M3 en Bracknell naar de M4 op, en verder binnendoor tot we de M40 al wat westelijker bereiken. De M40, een weg, die je van Londen zijdelings langs Oxford, Stratford en Coventry richting Birmingham voert. Er is een stop in Cherwell valley vlakbij Silverstone, maar ik stop er niet. Eenmaal je het stuk doorheen Buckinghamshire er op hebt zitten en je het bord Oxfordshire voorbij cruised, daar waar ze de autostrade dwars doorheen een berg hebben gekapt, strekt zich voor je ogen het begin van de meer links gelegen Cotswolds uit. Je kan aftakken via de A40 naar Oxford, of een uurtje verderop de afslag voor Warwick, Leamington Spa of Stratford-Upon-Avon nemen. Vandaag is het hiervoor net iets te kort dag. Ik wil mijn einddoel bereiken voor zonsondergang, en de zon ziet het eind augustus, al niet meer zitten omstreeks halfnegen. De temperatuur is in tussentijd van 16 naar zelfs 24 geklommen, en het wolkendek breekt open, maar niet voor lang.

Verder de M42 en inpikken op, de M6. Op dat ogenblik ligt Birmingham al onder je, en rij je naar Wolverhampton toe. Het is tussen vijf en kwart over vijf wanneer ik naar deze Slade-city bol. Zou Noddy Holder of ook maar enig lid van Slade daar nog huizen? Het is en blijft het industriële hart van Engeland. Vooral een grauw gebied waar je liefst zo snel als mogelijk doorheen rijdt. Deze keer kreeg J. Joshua geen gelijk, met haar uitspraak: ‘It always rains in Beirmingham’.

De A5, een eeuwenoude postkoets route.

Wanneer ik wat verder voor het eerst op de M54, waar ik net op zit, de borden zie met verwijzing naar North Wales geeft de teller aan dat er nog 90 mijlen voor de boeg liggen. Even voor zes rij ik over de hier nog zeer smalle Severn. Het is de rivier die ongeveer de scheidingslijn tussen Engeland en Wales vormt. Helemaal beneden kan je er enkel over via een zeer lange tolbrug, tenminste richting Engeland-Wales. Naar huis toe rijden mag gratis. Bij kilometer 640 stop ik bij de Coop winkel (open until late) in Llangollen. Mooie naam voor een mooie plaats maar besef wel dat je Langgoflen moet zeggen, of je geeft zo aan dat je een vreemdeling bent. Je kan maar beter een mondje Welsh verstaan, want vanaf hier wordt de A5 bij wijle smal, bochtig en schilderachtig. Meermaals staat er op de grond het woord ‘araf’ geschilderd. Wat voor ons ‘traag’ betekent. En dat kan je maar beter respecteren, want ze verspillen geen verf, op plaatsen waar het niet echt nodig is.

Uiteindelijk ligt mijn doel aan een onooglijk weggetje rechts van de A5. Mijn GPS Garminneken zegt, ‘verlaat de weg’ omdat ze voor die laatste paar 100 meter die meer fungeert als een oprit naar enkele boerderijen zelfs geen naam heeft.

Over de A5 zullen we het later nog uitgebreid hebben. Eigenlijk is dat een weg, geschreven op het lijf van Michiel Hendryckx, die daar ongetwijfeld een mooi fotoboek zou kunnen aan wijden.

Vanaf Llangollen tot helemaal in Holyhead kom je meermaals bruine toeristische borden tegen, die je vertellen dat het om een ‘historic route’ gaat. De afgebeelde postkoets alleen al zegt genoeg. De A5 gaat terug op een zeer oude Romeinse weg die ooit de veroveraars tot in de verste hoeken van hun rijk moest brengen. We weten intussen dat ze nooit tot in Schotland zijn geraakt, en dat ze ‘weeral’ door een muur werden gestopt. Hadrian’s Wall, nog steeds een toeristische attractie.

Een van de steden in dit Noord-westelijk deel van Brittanië uit de Romeinse tijd is Deva, nu bekend als Chester. We komen er nog wel.

Na 1800 wordt door Thomas Telford een nieuwe weg ontworpen die Londen met Dublin moet verbinden. Dit was een gevolg van de Unie die gesloten werd tussen de twee landen. ‘United Kingdom’, hebt u hem?

Of ik ooit al aan het begin van deze fameuze A5 stond, weet ik niet met zekerheid, want het begin ligt in Londen bij de Marble Arch boog. In kringwinkels kom je met de regelmaat van een klok goedkope lp’s tegen op het platenlabel Marble Arch. Dit waren indertijd meestal platen die aan 99 frank werden verkocht, en waarop onbekende sessiezangers, als daar zijn Reginald Dwight (de latere. Elton John), en de zanger van Uriah Heep, hun stem leenden, en een karig centje bijverdienden. Op het label staat de Marble Arch uiteraard afgebeeld. In Betws-Y-Coed (betoesekojd) rij je over de Waterloo Bridge. Met sierlijke letters staat er op de ijzeren brug: Waterloo Bridge, en dat ze opgericht werd in 1815. De Britten waren trots op hun overwinning.

Uiteraard ligt deze A5 er nog quasi overal, maar net als in alle andere landen heeft koning auto er voor gezorgd, dat deze smalle postkoets weg, op zeer veel plaatsen vervangen werd door bredere alternatieve wegen. helemaal in het noorden van Wales, tussen Chester en Holyhead rij je nu over de A55, een snelweg. Bedoeling is dan ook dat het vrachtverkeer vanaf Londen nu via de M1 en M6 tot helemaal boven rijdt waar ze links de A55 kunnen nemen. Maar zelfs in Wales heb ik ooit over stukjes A5 gereden, die nu zijn rechtgetrokken, en waar het oude afgesneden stuk nu god weet hoe heet.

Het is halfacht wanneer ik aankom bij Carol op haar boerderijcamping. Alles is er rustig. Het lange Bankholliday weekend is voorbij, en maandag beginnen de scholen.

Tijd voor twee weken leven als god in Wales…. Morgen in Betwys, Llanrwst en Trefriw wandelen en de tijd nemen voor ‘afternoon tea’.



Uit een dagboek geschreven in 1968: Grote vakantie, juli

Forever Young Posted on 23 aug, 2018 19:00

Wat mij in eerste instantie is opgevallen, bij het doorfietsen van dit papieren stukje verleden, is dat wij ons op een scharnierpunt in ons leven bevonden. Grote vakanties waren in de jaren ervoor, ‘66 en ‘67 al wat minder, belevingen van onze late kindertijd, terwijl wij in ‘68 ‘probeerden’ volwassen te zijn. Wat helaas een totale verkeerde beleving is, maar dat wil je als zestienjarige niet horen. Stiekem roken en stoer doen tegenover de meisjes, en langs de andere kant toch nog rondtoeren met gepimpte fietsen, en in bomen klauteren.

Zestien zijn, niet meer schoolplichtig zijn, verder studeren, afstevenen op DE grote vakantie. Vrienden die net wat minder presteerden op school, werden tijdens de eerste vakantieweek ‘gestraft’, waardoor ze even niet op straat verschenen, het schouwtoneel van onze jeugd. Ouders houden doorgaans niet lang vol, want welke elke ouder wil constant zeurende tieners om zich heen?

Onze buurt.

Bossestraat: Foto terug te vinden op de website van Heemkundige Kring Erpe-Mere.

Onze ‘grote vakanties’ speelden zich doorgaans af langs de Kleine Steenweg en de Bossestraat. Niet zozeer straten, maar wel wijken. Een aantal onder ons woonde al een leven lang langs de kortbij gelegen Ledesteenweg. De steenweg heette toen nog zo, tot een of ander onverlaat, bij de grote fusie van gemeenten vond, dat het maar eens moest gedaan zijn met verouderde en dus foutieve gespelde straatnamen. De Sevecootstraat werd plots Zevenkootstraat. Een wijziging die ons volledig ontgaat. Ook Ledesteenweg klopte niet en dat werd van de ene op de andere dag gewijzigd in Leedsesteenweg worden. Overigens zit dit niet zo heel ver naast de dialectbenaming die toch nog altijd gebruikt wordt in het dagelijks taalgebruik: Letsjestiejeweg…..

Tijdens de vakantie van ‘68 kregen we er plots een afspraakplaats bij langs deze Ledesteenweg, voor het huis van Pitterzen Dizje. De man heette officieel Désiré V. W. Een man die er de meeste van zijn volwassen jaren al woonde. Geboren in 1904, en gebouwd in 1930, of daaromtrent. Een huis dat toen 30.000 frank kostte. Iets wat in 68 was opgelopen tot 300.000 frank. ‘Jullie zullen nog zien dat een huis 3.000.000 frank gaat kosten’ bezwoer hij ons. En of hij gelijk heeft gekregen, want zeg nu zelf 75.000 euro voor een huis, zijn we daar al niet een tijdje voorbij geraasd in ons drukke leven?

Dinsdag, 16 juli 1968, Yvan Vaughn en Dizjeken.

Wij pikken er een dag uit die naar later blijkt als “historisch” mag omschreven worden. Dinsdag, 16 juli: Markt met Cremer en C.. ‘s Avonds bij Dizjeken gestaan. Hij vertelde verhalen over kludden en andere spoken.

Een dag waarop ik mijn ‘Yvan Vaughn’ moment beleefde. Mijn wat? Dit moet even uitgelegd worden aan de toevallige lezer, die niet zoals wij, het leven van de Beatles dag aan dag volgde.

Ergens in juli 1956 op een schoolfeest bij de kerk van Woolton, een voorstadje van Liverpool, treden die dag de Quarrymen voor het eerst live op. John Lennon en zijn maten uit de buurt hadden een skifflebandje gevormd, in navolging van hun idool Lonnie Donegan, die met Rock Island Line de schaarse radiogolven beheerste. Precies op die dag kwam Paul McCartney samen met een vriendje, Yvan Vaughn, de groep bekijken. Vaughn was de gezamenlijke vriend van de beide muzikanten in spe, die elkander daarvoor nooit hadden ontmoet.

En zo trok ik die dinsdagvoormiddag met V. naar de markt in Lede, waar wij enkele schoolkameraden van V. tegen het lijf liepen. Cremer had ik al eerder leren kennen via de schoolfeesten, maar C. die was nieuw. En net als bij Lennon had V. mij al een paar keer verteld, dat C., net als ik zelf zowat “opgegeten” was van muziek, bands, platen, en alles wat daarmee te maken had. Het klikte van bij die eerste ontmoeting. We waren op 14 dagen na precies even oud, en waren al een jaar of vijf verzot op de hitlijsten die via de radio tot ons kwamen. Beatles, Stones wat minder, Bee Gees, en verder de hele reutemeteut die daar op volgde. Zelfs in onze Guilty pleasures (Suzy, Rein De Vries, enz…), ontdek ik jaren later gelijklopende smaken. Ons paden liepen vaak in verschillende richtingen, maar even zoveel keren verzeilden we terug op dezelfde weg, zoals die avond van 9 december 1980, waarop we samen treurden om het verlies van Lennon. We reden regelmatig in hetzelfde groepje naar (verschillende) scholen. We kochten zonder het te weten, dikwijls dezelfde platen. Een paar jaar later trouwden we met een week verschil, zonder het van elkaar te weten, en gingen we op visite bij mijn schoonzus, waar C.,…. een buurman van was geworden. We ontdekten dat we nagenoeg dezelfde jobs uitoefenden, zij het dan wel bij concurrerende instellingen. In de jaren 80 liepen we bij elkaar over de vloer, pasten we op elkanders kinderen, en reden samen naar Rock Torhout, en nog een aantal andere concerten. We liepen op dezelfde dagen rond op de Lokerse Feesten, toen dat nog echt Feesten waren, en er nog echt muzikanten van het kaliber van Tom Rush, Townes van Zandt, Tom Robinson, Leon Redbone en Roger Chapman, aantraden.

We verloren elkaar opnieuw uit het oog, tot facebook er aankwam en C. de groep Musicologen startte. Vanwege teveel gehakketak ging ook dat voorbij, en nu kabbelen we rustig verder op de golven van C.’s Music Corner.

Diezelfde avond resideerden we voor het eerst op de oprit van een van onze overburen. Wie de eerste stap gezet heeft in de toenadering tussen de jeugd en de toen 64 jarige ‘oude man’, want dat vonden wij echt, is helaas niet meer te achterhalen. Het gebeurde dan ook 50 jaar geleden, en dergelijke informatie stokkeer je als tiener niet in je hersenpan. Toch zal ik mij die eerste avond met Dizjeken blijven herinneren. Het was bij valavond, na een zomerse dag. De mist hing als een kleed laag over de weiden. Je kon nog amper het honderd meter verder gelegen ‘Geyters bosken’ ontwaren. ‘Daar durven jullie nu niet meer naartoe’ vond Dizjeken. ‘Nee’ zei die ‘want je zult gepakt worden van kludden’. Dat werd leuk. We bestookten hem met vragen over vroeger, over ‘zijnen tijd’, toen je ‘kludden’ moest dragen op je rug, wanneer je ‘s avonds laat, langs onverlichte wegen, nog alleen naar huis durfde te gaan. Niet dat de steenweg waar wij woonden in 1968 beter verlicht was. Iedere 50 meter een betonnen staak, met om de twee staken, eentje met een heel klein lichtpeertje. Om het licht wat ‘breder’ te laten schijnen zat er boven die peertjes een witte gelakte komvormige schijf. Er waren trouwens jongens die aan de hand van een zelfgemaakte ‘mik’ (katapult) met kiezelstenen die lampjes en al wat er rond zat, zagen als regelrechte schietschijven. Een stuk te schieten doelwit. Zo blijkt toch maar weer dat kattekwaad, en vandalisme van alle tijden is.

Dizjeken, een filosoof.

Al snel bleek dat Dizjen vooral geïnteresseerd was in hoe de jongens en meisjes uit de buurt om elkaar heen fladderden. Hij genoot er van, wanneer hij weer eens iemand pijlsnel met de fiets een klein weggetje zag induiken. Het moet zijn, dat het hem voldoening schonk, en dat meer dan waarschijnlijk hij een stukje van zijn eigen jeugd zag herleven.

Dizjeken behoorde net als mijn eigen vader tot die generatie, die twee oorlogen had meegemaakt, maar te jong was om deel te nemen aan WOI (14 in 2018) en te oud om nog opgeroepen te worden voor WOII (36 in 1940). (*)

Gaandeweg, kregen we die zomervakantie, en ook in de tijd die er op volgde, regelmatig flarden te horen over wat hij in zijn leven had meegemaakt.

Dizjeken stamde uit een oud boerengeslacht, met nogal wat broers en zusters, waarvan enkelen, ongetrouwd bleven samenwonen. Eigenlijk zetten ze nooit de stap naar de twintigste eeuw. Ze leefden eenvoudig toen, in hun boerderijtje, in een bocht langs de weg, weggestoken achter een dikke meikeverhaag. Ellentriek hadden ze niet nodig. Ze leefden van hun land. Den Dizjen was dan wel getrouwd, ook hij leefde sober, en afgezien van wat filosoferen zagen we hem nooit werken. Al vroeg in de ochtend stond hij voor zijn hekken, een kop koffie in de hand, de steenweg af te turen. Hoe dikwijls ben ik wakker geworden, en hoorde ik hem door mijn open venster, in die zomerse ochtenden een of ander liedje neuriën. Hij stond daar dan op zijn klompen, met zijn gelapte broek, en gestopte mouwen. En toch werd er over hem verteld, dat hij bijzonder rijk was, en dat hij elf eigen huizen bezat, naast het zijne, die hij allemaal verhuurde. Het klopte wel dat hij soms maandelijks met zijn grote zwarte fiets “ergens” heen reed. Huur innen? Wie zal het zeggen?

Wat wel bekend was, bij onze ouders, was dat een van zijn bezigheden er uit bestond, om stroman te spelen op diverse openbare verkopingen van gronden en huizen. Men vertelde dat hij zich daar dan af en toe “in riep”, waardoor hij dan weer iets moest verkopen, om de nieuwe koop te bekostigen. Nu ik er goed over nadenk: was hij in feite in zijn eentje een soort van immokantoor avant la lettre. In lede naast de huidige Colruyt, langs een smal baantje, bewerkte hij een lap grond, waarop hij een kleine “lochting”uitbaatte. Patatten en tomaten op een roe, zoals we leerden van Yvan Heylen.

Hij beweerde bij hoog en laag dat hij kon autorijden. Iets waar wij van dachten, dat dit nooit tot zijn wereld kon behoren. En toch, ergens in het Gentse, zou hij, samen met zijn vrouw Bertha, ‘gediend’ hebben op een kasteel. Zij in de keuken, en hij als chauffeur voor een of andere graaf of baron. Wie wat en waar zijn we nooit te weten gekomen. Ook niet of hij ooit echt achter het stuur van een auto zat.

Enkele jaren later zal hij op een avond, voor ons, al zijn kasten open trekken. Ze puilden uit van nieuwe nooit gedragen sokken, pullovers en ander kleren, nog in het plastiek verpakt. Wij stonden er bij en keken er naar, met open monden. Was het dan toch waar dat dat hij er warm in zat? Mogelijks wel, want begin jaren zeventig, nog geen jaar na het overlijden van zijn Bertha, stonden de vrouwen bij wijze van spreken aan te schuiven voor zijn hekken. De kinderloze man, probeerde ze een voor een uit, maakte zijn keuze, en verkaste naar Oostende, waar hij strandwandelingen maakte, en verder leefde tot hij een eind in de tachtig was, en voorgoed uit ons leven verdween.

De maand in dagen.

Maandag, 1 juli: rotdag, verveeld.

Dinsdag, 2 juli: we (Cremer, ikzelf en G.) spraken af op de markt te Lede, om in de namiddag samen naar Wetteren te rijden om er samen te gaan zwemmen.

Woensdag, 3 juli: met G. naar de beenhouwer. De namiddag doorgebracht op de Kleine Steenweg, babbelend over A. en L.

Donderdag, 4 juli: Pret aan de Puitenvijver. J.-P. zette de band plat van L. haar fiets. Niemand wou haar helpen met de fietspomp. ‘s Avonds met V. langs de Onegem gewandeld.

Vrijdag, 5 juli: schuurpapier gekocht om ons poort af te schuren. A. zou naar het schijnt niet meer buiten mogen.

Zaterdag, 6 juli: Regendag. Naar de avondmis met Cremer. Hij zal eens afkomen.

Zondag, 7 juli: naar beenhouwer. V. gaat vanavond naar Lize Marke, in Erpe. Ik luister thuis naar de radio. We (R. W. en ikzelf) besluiten om toch naar Lede naar zaal Lelie naar een tienerbal te gaan. Niet veel zaaks. Orkest van dienst waren de New Spirits uit Lede/Smetlede.

Maandag, 8 juli: R. zwom in de puitenvijver.

Dinsdag, 9 juli: Met V. rondgewandeld op de Leedse markt. Omdat er in de namiddag meisjes waren aan de Puitenvijver, toonde R. er zijn kunsten, tot hij er in donderde.

Woensdag, 10 juli: ons poort gedeeltelijk afgeschuurd. L. en A. waren ook vandaag aan de Puitenvijver. Avond regen.

Donderdag, 11 juli: naar de Aalsterse bib. Gesloten, vergeten dat het feestdag was, en dat de stadsdiensten op die dagen vakantie hebben. Thuis dan maar eigen boeken gesorteerd.

Vrijdag, 12 juli: enkele boeken geleend van Felix, de vader van R. Gangsterromans over het Chicago gangsterleveb, waarin dubbelgangers en Al Capone opduiken. Vandaag trouwde W. VB., de broer van A.

Zaterdag, 13 juli: Naar de markt in aalst Markt met V. Nog een witte jeansbroek gekocht.

Zondag, 14 juli: vandaag werd er een koffietafel georganiseerd voor de pas getrouwde W. VB.

P. verzuchtte, ‘Was ik maar meegegaan’. Op de Kleine Steenweg met D. en W. rond gehangen.

Maandag, 15 juli: G. kreeg het idee om een club te stichten. Een jaarlijkse gewoonte, waar wij ons nu net iets te oud voor voelden. Het gaf wel aanleiding om met ‘ons club’ stiekem ergens te gaan roken.

Dinsdag, 16 juli: naar de markt met Cremer en C. ‘s Avonds bij Dizjeken gestaan. Hij vertelde verhalen over kludden en andere spoken.

Woensdag, 17 juli: ‘s Namiddags op bezoek bij familie. Mijn achternicht B. heeft een serieus lief. Ze is pas 17.

Donderdag, 18 juli: met de ‘club’ op onze crosser (een oude gepimpte fiets) naar de turfputten. We kochten onder ons vieren een pakje sigaretten.

Vrijdag, 19 juli: naar Lede om een nieuwe fietsband. R., R., G., ikzelf en N. fietsten naar het Schuiteplas (eigenlijk de Ronde Vijver, maar Dizjeken noemde dit zo). ‘s Avonds gingen we ‘schieten’ met karbuur, bij Antoine voor zijn trouw. 20 frank gekregen en enkele pilsjes. Ik geloof dat mijn rechts trommelvlies gesprongen is.

Zaterdag, 20 juli: ‘s morgens nog voor Antoine zou vertrekken gingen we alweer schieten. ‘s Namiddags thuis naar de radio geluisterd. L. vertelde ons dat zij drie dagen naar de Heemfeesten mag gaan.

Zondag, 21 juli: we gingen naar Aalst naar de oude markt. ‘Baby Come Back’ staat nu al voor de derde week op nr 1 in Engeland. Van mijn tante Annaïs kreeg ik nog een uurwerk dat zij bij hun uitstap naar Zeeland hadden meegebracht. Vandaag was het kermis op het Sevecoot.

Maandag, 22 juli: wandeling gemaakt langs de turfputten.

Dinsdag, 23 juli: op familiebezoek geweest naar Mere.

Woensdag, 24 juli: Ik stel een Top 60 samen. Turfputten met G. waar we sigaretten hebben gerookt. ‘s Avonds lieten we een draak (vlieger) op in de weide voor de deur van A. P. gaat terug met L. en zat vanavond met haar aan de molen.

Donderdag, 25 juli: sigaretten gekocht. met R. in de bomen geklommen achter ons in de ree. Meer om een mooie uitkijk te hebben.

Vrijdag, 26 juli: Vandaag opnieuw naar dezelfde boom van gisteren. J.-P. en Lilian nog gezien.

Zaterdag, 27 juli: Tommy James met Mony Mony op nummer 1. Vergadering aan Dizjeken. Hij gaf commentaar op de meisjes, en vertelde ons ‘hoe we een en ander moesten aanpakken’.

Zondag, 28 juli: tot 3 uur bij Dizjeken geconverseerd met V. en C.

Maandag, 29 juli: vandaag naar de Bossestraat en later bij Dizjeken.

Dinsdag, 30 juli: mark Lede. Aan de Sarma gebabbeld met Dizjeken. Hij raadde ons aan ‘hen ne kreem te betalen’ wilden we succes hebben. In de namiddag met G. naar Steenberg gefietst. Er is daar veel veranderd. Er staat nu een dancing aan de andere kant van de vijver, en het klein cafeetje is afgebroken. V. gaat terug met A.

Woensdag, 31 juli: A. is met vakantie. Rond zes uur een stortbui. Het heeft water gegoten. P. en V. maken afspraak voor zondag ergens in de bosjes achter Loos.

(*) https://nl.m.wikipedia.org/wiki/België_in_de_Tweede_Wereldoorlog

Vanaf 10 mei werden meer dan 300.000 jonge reserverekruten opgeroepen om zich naar de Westhoek en later naar Frankrijk te begeven. Deze zogenaamde CRAB’s waren tussen de 16 en 35 jaar en kregen het bevel om zich naar Zuid-Frankrijk te laten evacueren. Naar schatting 150.000 kwamen daar terecht, maar toen had België reeds gecapituleerd. In augustus 1940 keerden de jongens terug naar België.



Robert Plant wordt 70.

Classic rock Posted on 20 aug, 2018 21:49

Robert Anthony Plant CBE (born 20 August 1948) is an English singer, songwriter, and musician, best known as the lead singer and lyricist of the rock band Led Zeppelin ….. lezen wij op Wikipedia. Een overzicht.

Robert Plant heeft de kaap van zeventig jaren gerond.

De jonge god is veranderd in een oude knuffelbeer. Van een zekere episode in zijn jeugd wil hij liever niet te veel meer horen. Hij bepaalt zelf wel, waar en wanneer hij zich nog eens bukt, een parel opraapt, bewonderend bekijkt, en deze bezingt.

Over enkele weken zal het vijftig jaar geleden zijn, dat hij een beslissing nam die zijn leven overhoop gooide, en die hem in een tien jaar durende mallemolen deed belanden. Wij weten nu, dat hij slechts “derde” keus was. Page had zijn oog laten vallen op Steve Marriott de zanger van de Small Faces, om te fungeren in zijn vernieuwde Yardbirds groepje. Mariott’s manager (de papa van Sharon Osborne) sprak echter klare taal, en liet Page verstaan, dat je met gebroken vingers niet al te best gitaar kunt spelen. Keuze nummer twee , Terry Reid, was een blitscarriere beloofd door manager Micky Most, en gaf daarom ook al niet thuis. Hij kende wel een jongeman uit de ‘Brum’ regio, die hij een paar keer had horen zingen in de band van Alexis Korner. Achter diezelfde microfoon had enkele jaren eerder nog ene Michael Jagger gestaan, en die was toch goed terecht gekomen, moet Page gedacht hebben toen hij en manager Peter Grant contact opnamen met Robert Plant.

Hert mag een mirakel heten dat de al vijf jaar aan de weg timmerende Rob Plant inging op het verzoek. De Yardbirds hun beste prestaties lagen al enkele jaren achter hen. Hitsingles bleven uit, en hun laatste album verkocht ook voor geen meter. Page had echter bandleden nodig om nog wat bestaande contracten af te werken. Of hij toen al onmiddellijk aan Plant vertelde wat zijn plannen waren lezen we binnenkort misschien wel in een interview naar aanleiding van deze verjaardag (als die er al komt). Een reünie zit er voorlopig niet in, of het zou moeten ergens in een hutje in de Welshe bergen zijn.

Het is bekend dat Plant als drummer zijn goede vriend John Bonham naar voren schoof, en de rest is geschiedenis.

Ik neem hier een gedeelte over uit een eerder verschenen stuk over RP.

Robert Plant beleefde als Percy het engelachtig opperwezen, tussen 68 en 80 zijn carrière hoogtepunt, dansend over vnl. Amerikaanse podia, zwaaiend met de ‘Hammer of the Gods’. Maar niet enkel succes werd zijn deel, ook heel wat miserie daalde over hem heen, bij zoverre zelfs dat men stilaan begin te spreken over een vloek die over LZ heerste. Een vloek die teweeg zou gebracht zijn door Jimmy Page’s verering van het occulte, en zijn aanbidding van Alistair Crowley, van wie hij overigens een vroegere huis (Boleskin House) in Schotland kocht. Bollocks natuurlijk, maar Plant was na 75 toch nooit meer dezelfde jonge oppergod.

Omdat de Britse taxatiedienst in 1975 op het punt stond de LZ taart behoorlijk af te romen, besloot het vijftal (Peter Grant mag gerust de vijfde LZ-Beatle genoemd worden), een jaar lang Britse bodem te vermijden en te gaan reizen. Ergens in Griekenland raakten Robert en zijn eega Maureen betrokken in een zwaar auto-ongeval wat hem nagenoeg voor een hele tijd in een rolstoel en vervolgens op krukken deed belanden.

Tijdens een van de volgende tournees in de VS kreeg hij het onheilsbericht dat zijn zoontje Karac getroffen was door een zwaar virus. Het kind overleed amper enkele uren later. Led Zeppelin lag in die tweede helft van de seventies op apegapen.

Plant vloog onmiddellijk naar huis, en de toernee werd stopgezet. Noch Jones, noch Page waren op de begrafenis aanwezig. Het was een periode waarin Jimmy Page flirtte met sister heroïne. Plant maakte geen aanstalten om terug te eren naar Londen naar de andere leden van de band. Integendeel hij begon na een tijd af en toe in de Midlands op te treden in kleine gelegenheden met lokale bands. Iets wat hij tot op vandaag nog af en toe doet. Wij ontmoetten vorig jaar nog iemand in Kidderminster, die ons dit bevestigd. Op een keer in een wijnbar waar het toilet zich ergens boven bevond, en hij aan een van de klanten vroeg, hoe jij daar kon geraken, kreeg hij als antwoord: ‘Just take the stairway to heaven Robert’. Het leek wel alsof Led Zeppelin voor hem stilaan een afgesloten hoofdstuk aan het worden was. Een attitude die Page nooit zal kennen.

Maar Peter Grant, wist dat hij een gouden racepaard bezat, met vier jockeys, en dat het paard, het nooit zou overleven met andere berijders. Robert Plant keerde dan ook terug naar de stal, waarna ze samen nog twee platen maakten, niet van hun beste, maar platen die ondanks het punkgeweld uit die tijd een miljoenenverkoop haalden. Er is niet voor niets een managementprijs genoemd naar Peter Grant.

Het definitieve einde van Led Zeppelin diende zich aan met de dood van John Bonham. Zonder onze vriend kunnen wij niet verder.

Hert werd voor een hele tijd stil, en daar hadden zowel Jimmy als Robert voor een groot stuk zelf de hand in. Van Page verscheen slechts een soloplaat. Daarnaast bracht hij nog twee platen uit samen met Paul Rodgers in een band die ze The Firm hadden gedoopt. Goede platen, maar geen hoogvliegers. En Page vloekte nog meer tegen zijn fans door in zee te gaan met David Coverdale, een zanger waarvan elke fan vond dat het een goedkope niet geslaagde copie was van Robert Plant.

Maar ook Plant zelf schopte de fans tegen de schenen door in de jaren tachtig drie platen te maken, waarop hij zijn verleden afzwoer, en zich op typische jaren tachtig bijna synthpop bekeerde. Een McCartney-aanse misstap, die ook Paul zetten 10 jaar eerder toen hij via Wings Wildlife wilde breken met zijn verleden.

En…. ook wij haakten af, en wel twintig jaar lang. Fout uiteraard, want daardoor misten wij de passages in Gent van Page & Plant. MTV was niet aan ons besteed. Unledded, de ‘unplugged’ Page en Plant plaat werd niet de hemel in geprezen door de lokale muziekpers (lees Humo).

Een hernieuwde kennismaking.

Rond de eeuwwisseling, op een winterse avond na een troosteloze werkdag, liepen wij een kleine tweedehands CD-zaak binnen, een paar huizen verder dan WHSmith, op de Brusselse Adolphe Maxlaan. Bij het fileren van de verschillende CD rekken stootten wij op ’Dreamland’ van Robert Plant. Een hoesje dat wel aansprak en enkele titels, Morning dew, Song to the Siren en Hey Joe die ons afspraken en ons helemaal over de streep trokken om het op de prijssticker aangebrachte bedrag op te hoesten.

Nog diezelfde avond hebben wij Robert Plant opnieuw op zijn voetstuk geplaatst waar hij al die tijd thuishoorde.

Plant staat intussen in onze top vijf van meest bijgewoonde concerten (drie maal solo, een keer samen met Krauss, en twee keer met Zep), naast Neil Young, de Rolling Stones, Springsteen, McCartney en Roderick Stewart, en uiteraard Irish Coffee. Yoko Ono, met een concert, haalde helaas onze top vijf net niet.

Plant konden we op de Lokerse feesten in totaal drie keer aan het werk zien. Niet slecht, voor een lokaal festivalletje. Recent vertelde een van de organisatoren nog voor een lokaal tv-journaal hoe Plant die eerste keer, nu al zestien jaar geleden zijn concert onderbrak voor het afsluitend kermisvuurwerk, rustig vooraan op het podium plaatsnam, de benen bengelend over de podiumrand, genietend van een feeëriek spektakel met hoog in de lucht uiteen spattende vuurbollen.

Plant’s jeugdjaren

Wie zich wil verdiepen in de prehistorie van Plant, en toch ergens moet beginnen, raden we de albums ‘66 to Timbuktu’ en ‘Dreamland’ aan. De titel alleen al van de dubbele overzicht CD 66 to Timbuktu, vertelt het verhaal. Van een eerste (geflopt) singletje in 1966 tot een optreden in het HL van Pluto, in dit geval Timboektoe, ergens in Afrika. De CD had net zo goed ‘From Kidderminster to Timbuktu’ kunnen heten, of ’My best songs between 66 and 99’.

Plant was een jochie uit de buurt van Kidderminster in de Britse MIdlands, niet zo ver van Birmingham, en Wolverhampton. Een streek waar wel meerdere bands hun oorsprong hadden. Er bestond zelfs naar analogie met Merseybeat een naam voor: Brumbeat. (Brum is hoe de lokale mensen Birmingham noemen). Enkele bands hadden het zelfs in de sixties tot in de hitparades geschopt: Spencer Davis Group met Steve Winwood, de Move, de Moody Blues. Anderen zoals de Inbetweens (het latere Slade) timmerden een stuk langer aan de weg. Plant en zanger Noddy Holder waren overigens goed bevriend in die dagen. De ‘Band of Joy waar Plant en ook Bonham deel van uitmaakten mocht nooit van het succes proeven. Robert Plant slaagde er wel in om enkele niet onaardige singles (via CBS) uit te brengen, onder eigen naam of met de band Listen. Beide zijn terug te vinden op 66 to Timbuktu. Nummers die nu doorgaan voor wat we Northern Soul zijn gaan noemen. Maar zoals zovele andere, nu te verzamelen kleinoden, vielen ze niet op. Van de eerste singels van Bowie en Rod Stewart, kan je precies hetzelfde zeggen.

De dubbelaar bevat op de eerste CD nummers uit de eerste acht albums van Plant’s solo oeuvre.

De tweede CD is gevonden vreten voor Plant liefhebbers, want hierop staan diverse outtakes, demo’s en niet meer te vinden nummers die ooit verschenen voor Plant bij Zep terechtkwam.

‘You’d better Run’ stamt uit 1966 toen Plant in de band Listen zat. Het jaar daarop volgde ‘Our Song’ een vertaling van een Italiaans nummer: ‘La Musica è Finita’. Een mooie slow die het zeker hier en daar goed zal gedaan hebben bij de openingsdans op een of ander huwelijksfeest.

In de volgende nummers (demo’s opgenomen door de Band of Joy) wordt er nog meer gecovered, zij het wel van bekendere artiesten. Het overbekende ‘Hey Joe’ van Billy Roberts, dat naar de eeuwigheid werd geleid door Jimi Hendrix lijkt hier meer op de Amerikaanse punkversie van de Leaves. De tweede demo geschreven door Stephen Stills, is het overbekende ’For what it’s worth’ van Buffalo Springfield.

‘Operator’, dateert uit zijn dagen met Alexis Korner. En uiteraard staan er een aantal nummers op waarop Page de gitaar hanteert: “Tall Cool One”, Sea of Love, de hit van de Honeydrippers, Heaven Knows’ en ‘Rude World’.

Na Zeppelin.

Robert Plant zal gedurende zijn hele verdere carrière regelmatig terug grijpen naar aparte dingen waarin hij schittert. Bijvoorbeeld al heel vroeg in de jaren tachtig met de Honeydrippers Vol 1 (er moet nog altijd een vervolg komen), een must, waarop hij oude nummers aanpakt, en waar zelfs Page en Jeff Beck even mee aantreden. Het uitstapje met Allison Kraus levert hem een Grammy Award op.

Wat hem nog het dichtste bij Zeppelin bracht was de periode Page-Plant ten tijde van de de MTV unplugged concerten. ‘Walking into Clarksdale’ blijft een erg onderschatte plaat.

Het opnieuw de baan op trekken met oud bandleden van de Band of Joy moet hem zeker deugd gedaan hebben. Plant blijft gelukkig een entertainer die niet enkel nieuwe songs baart, maar die ze ook nog steeds graag live brengt, en vooral dan in kleinere locaties zoals ons eigenste Lokeren.

Zijn recentste platen, vanaf 2000, zijn bijna als een geheel te beschouwen en daar zijn de Sensational Space Shifters niet vreemd aan. Plant laat ook duidelijk verstaan dat hij blijft geloven in een versmelting van Keltische muziek, oosterse klanken, rock en blues. Het is precies die mengeling die leidt tot een unieke ‘Plantsound’. Hij schuwt niet langer meer zijn verleden. Het mag al eens klinken zoals ten tijde van LZ, en live sijpelen gelukkig ook regelmatig oude songs door naar de playlist.

De huidige Sensational Space Shifters is een samenraapsel van topmuzikanten die de laatste 25 jaar her en der hun sporen verdienden. Neem nu Liam ‘Skin’ Tyson de gitarist van Cast, die samen met John Power van de La’s (There she goes) indertijd bij Cast zorgde voor drie heerlijke platen, helemaal in de sixties-who stijl.

Een ding mag duidelijk zijn, Plant omarmt zijn Zep-verleden met liefde. Hij verbreedt het, voegt er een dimensie aan toe, en houdt de toorts brandend, op een voorlopig andere manier dan wat zijn kompaan Page doet, bij het remasteren van de echte canon van Led Zeppelin.

Maar…. wij merkten tijden de Zeppelin reünie in de Londense O2 al dat hij constant hete thee dronk, om zijn stem op peil te houden. We kunnen er van op aan dat hij nooit meer Whole lotta love zal zingen zoals het50 jaar geleden klonk. De man is zeventig.

Wij wensen hem proficiat voor deze mijlpaal in zijn leven, en hopen dat er nog vele schitterende schijven, en dito optredens mogen volgen.

Volg Robbert Plant op: HTTP://www.robertplant.com

Meer info op Sadeler’s Blogsite.

http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=130 Vers ‘gePlant’ te Lokeren.

http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=174 Plant een recensie.



Een Bokken Story

Forever Young Posted on 07 aug, 2018 13:52

Den bok is dood.

In elk geval klinkt het goed als titel, maar het is niet geheel de waarheid.

Vandaag rij ik op de N9 ter hoogte van het kerkdorp Oordegem voorbij een hoop stenen die daar als een laatste relikwie nog even zullen liggen, voor wat eens deel uitmaakte van onze jeugd, nu zowat 45 jaar geleden.

Oordegem was halverwege de jaren zeventig een “place to be” op zaterdag en zondagavond. Plots verschenen en enkele dancings langs de steenweg, daar waar de lokale bevolking het eerder had te stellen met enkele dorpscafé, die je nauwelijks baancafés kon noemen.

Foto google streetview
Al waren er toch enkele bij die tot ver in de omtrek gekend waren. Op een gegeven ogenblik zakte het team van Echo met Bob Van Bael af naar het café Den Bok. Echo was er steeds voor te vinden om de meest merkwaardige gebruiken van de Vlaming te registreren. Vaak gebeurde dit met een knipoog, iets waar Jan Van Rompaey zeker de hand in had. Foto de standaard

Het café mocht dan wel bij den Bok heten, normaal gesproken was er afgezien van een geportretteerde bok geen dier te bekennen. De eigenaar haalde zijnen bok slechts te voorschijn wanneer weer eens iemand hem een trappist trakteerde. En of dat steeds dezelfde bok was? Wie zal het zeggen? In elk geval was Michel Van Den Bosch nog veel te jong in die dagen, en had hij meer dan waarschijnlijk nog nooit gehoord van Oordegem, laat staan van een café met bierdrinkende bokken. De tijden veranderen, en den bok is samen met het levende visjes drinken, (niet enkel in Geraardsbergen, maar ook in Sint-Lievens-Essen) verbannen naar de folklore. Den bok, het beest, mocht vanaf 2008, toen het café sloot en werd verkocht zijn nadagen doorbrengen in recreatiedomein De Brielmeersen in Deinze. De Standaard berichtte er zelfs over op 7 oktober 2008, onder de titel: ‘Bok zal nooit meer drinken’. We lazen verder in hetzelfde artikel: “Een stuk Vlaamse herberggeschiedenis verdwijnt allicht voorgoed in Oordegem. Eigenaars-uitbaters Nicole Van De Vijver en Eddy D’Haeseleer zagen het niet meer zitten om het café met de drinkende bok nog langer open te houden. Ze verhuisden naar West-Vlaanderen en stellen het café te koop.”

Het huis waar de laatste vijftig jaar café Den Bok werd uitgebaat staat er nog. Wat nu recentelijk werd gesloopt is de enkele tientallen meter verder gelegen voormalige dancing Bokkestory.

Foto google streetview

Nog in 2001 berichte het Nieuwsblad op vier augustus, dat er bij het schepencollege van Lede een aanvraag was ingediend om de Bokkestory om te vormen tot een speelzaal. Iets wat niet is doorgegaan.

Dat zelfde Nieuwsblad berichtte op 22 september 2004, dat de zaak voor drie maand dicht ging nadat er bij een inval van de politie heel wat drugs gevonden werden en er tegen de zaak al talloze klachten waren binnengekomen over lawaaioverlast. De Leedse burgemeester Geert Grepdon liet de zaak toen voor drie maanden sluiten. Wie daar in de late jaren negentig nog kwam zal zich dit etablissement vooral herinneren als een housedancing. Wij lazen zelfs ergens dat men bij razzia’s zich schuil hield in de kelder.

In 2009, in oktober heropent de zaak nog maar eens, maar deze keer onder de naam La Luna.

Vijvenveertig jaar terug in de tijd geworpen.

Dancing Bokkestory, “de nieuwen bok”, hebben wij vooral gekend in de periode ‘72 tot ‘77. Een “normale” dancing in die dagen, waar je enkel in het weekend terecht kon. Samen met de wat lager gelegen dancing Popcorn, die al snel na een overname werd omgedoopt tot “Jacky’s Club” zorgden zij er voor dat elk weekend de jeugd uit de regio gelegen tussen Gent en Aalst afzakte naar Oordegem.

Tijdens de fameuze autoloze zondagen in 1974 ben ik er ooit nog met de fiets heen gereden.

Café den Bok werd door de week opengehouden door een, in onze ogen, al wat ouder koppel. De echtgenoot, gewezen bokser, Clement Van De Vijver was daarnaast ook taxichauffeur. In het weekend hield moeder de vrouw samen met haar dochter(s) de dancing open. Een paar vaste garçons voorzagen je er van het nodige bier. In die dagen kwam de muziek tot ons via een schuin tegenover de toog, bij de wc’s, opgestelde juke-box. Mud, Demis Roussos, the Sweet, Wizzard, ELO, Neil Diamond, enz…. vrij commercieël spul. Voor soul en aankomende disco afgewisseld met popcorn-muziek trok je naar de Jacky’s Club. Rustig een pint verteren kon je doen in de Sultana, een gewone café, aan de overkant van de steenweg, schuin tegenover de Bokkenstory.

Ik betwijfel of we ooit een volle avond hebben doorgebracht in dancing Bokkenstory. Wij kwamen daar, op een niet afgesproken uur, samen en eenmaal er voldoende gasten aanwezig waren trokken we verder naar andere oorden, om pas in de kleine uurtjes opnieuw te landen in den Bokkenstory, waar ze op dat ogenblik ons vaak liever niet zagen komen dan wel, zeker wanneer Willy zijn reactiesnelheid ten overstaan van de zwaartekracht van de aarde begon te testen door uit zijn ene hand een volle pint te laten vallen, om ze dertig cm lager opnieuw vast trachten te grijpen met zijn andere hand. De smile op zijn gezicht sprak boekdelen, zeker die enkele keren dat het lukte. De uitdrukking op het gezicht van de patrones achter haar toog wil je niet kennen. Alleen al uit haar ogen schoten vuurgensters. Waarschijnlijk een normale reactie na vaak meer dan twaalf uur in touw te zijn geweest. Meestal duurde het dan ook. Niet lang of we werden samen met nog wat andere overblijvers buiten letterlijk naar buiten geschuurd. En dan….. dan was er nog altijd ‘het Dravershof’ in ‘Streimeers’, maar dat is een ander verhaal.

De herinnering aan de Bokkenstory is vooral de herinnering aan een hoop gasten waarmee we toen de wereld, of beter gezegd de dancings in bijna heel Oost-Vlaanderen verkenden.

Het is onder andere dankzij Willy en zijn maat de Fred, dat ik mij tot diegenen mag rekenen die ergens in 1975 de nu legendarische dancing ‘Popcorn’ in Vrasene bezochten.

Onze twee nieuwe maten trokken doorgaans tijdens de vroege zondagnamiddagen op zoek naar nieuwe oorden, waar iets te beleven viel. Naast de ‘Popcorn’ waren ook ‘Terdoest’ en de ‘Karrekiet’ in Waregem niet te ver voor hen. Dancings langs de Kortrijkse Steenweg en in Merelbeke, waarvan ik de namen vergeten ben, leerden we op die manier kennen.

Al hadden we toch voornamelijk vanuit Oordegem enkele vaste stekken waar we je ons kon vinden. De dancings langsheen het Donkmeer: ‘de Ranch’, ‘de Five Dollars’, de drie aan elkaar vastgeklonken dancings: ‘Shanghai’, ‘Donk’s Pub’ en de ‘Kabarka’, de ‘Twenty-one’. Vooral ‘het ranchken’ viel mee. Stel je voor: een compleet in hout opgetrokken gebouw. Ook brandveiligheid bestond niet in dien tijd. In de Kabarka, die naar verluid binnenkort ook plat zou gaan, was het flaneren tussen de vissersnetten. Je waande je er als het ware in een boot.

Een tweede lokatie voerde ons naar Hekelgem waar dancing de ‘Stones’ en dancing ‘El Gringo’ de trekpleisters waren. Tegenover dancing ‘El Gringo’, naast ‘de Kleinen Beer’ stond ‘Fons Matthijs’, een ex-zwaantje, en later uitbater van een boxclub, met zijn frituur. ‘De kleinen Beer’ mocht dan wel de naam hebben van een dancing, het was eerder een plaats voor verliefde koppels, die op franse slows zachtjes over de dansvloer flaneerden. Ik kan het weten, want ik heb er ooit nog een avond gedraaid.

De erachter gelegen ‘Groten Beer’ was dan weer wel een echte dancing, zij het voor een ‘ouder publiek’. Niet echt ons kopje thee.

‘El Gringo’, was een van die plaatsen waar ‘de Voodoo’ later ‘Irish Coffee’ groot werden.

De derde stek die we meest frequenteerden was ontegensprekelijk het landelijke buitendorp Sint-Lievens-Essen. Je kon er van ‘‘t Kelderken’ in het centrum te voet naar de dancings ‘De Truweel’ en ‘De Witte Hoeve’. Voor de betere muziek kon je terecht in de ‘Discovaria’ later nog omgedoopt tot ‘Lennon’.

Het was in deze Discovaria, dat ik ooit een van de laatste concerten van ‘Wim De Craene’ zag, toen zijn begeleidingsband enkele ex-Irish Coffee leden telde. In het daaropvolgende weekend verongelukte de betreurde ‘Paul Lambert’ de toetsenist, tijdens de terugkeer van een optreden.

Stuk voor stuk zijn het legendarische locaties waarover meer valt te vertellen. Sommige locaties zijn er nog: bijv. ‘t Kelderken al is het geen dancing meer. Van De Truweel rest nog de gevel, waarachter een compleet nieuw gebouw werd gepoot. De Witte Hoeve is wat nog rest.

Waar zijn ze gebleven de plaatsen uit onze jeugd? Waar zijn ze gebleven, al diegenen met wie we onschuldig pot verteerden, zoals Boudewijn De Groot zo mooi zong?

De Rie, met zijn Renault Dauphine, en zijn broer, Paul van achter de kerk te Zonnegem met zijn Simca, de Cois met het VW busje dat diende om de arbeiders van en naar de Volvo te brengen en waar hij chauffeur van was, Remi, Knijf, de stalen glimlach, Nicole M. en haar broer Ivan, Willy (de kleinen) en de Fred, de trapist-drinkende vriendinnen uit het Gentse: Martine en Brigitte.

Opnieuw sloopt men een stukje van onze jeugd.

Dancing Bokkestory is gelukkig nog te bekijken dankzij het niet upgedate Google Streetview’. Wat komt er in de plaats? Een drie, of vierlagen appartementsgebouw, voor de overlevenden?

In het Laatste nieuws van 18 juli van 2018 lezen we: “Dat we momenteel toe zijn aan de sloopwerken, maar dat er tegen 2020 werk gemaakt zal worden van een nieuwe apotheek en acht flats.”

Foto google streetview

Foto het laatste nieuws



Kneistival 2013: de Hollies.

Recensies in rock Posted on 05 aug, 2018 17:49

The Hollies: bedenkingen na Kneistival – juli 2013.

Een fotoreportage

Vijf jaar geleden is het reeds, dat we tijdens een zwoele nacht langs het strand wandelden, nog helemaal in de roes van ‘Bus Stop’, ‘Stop Stop Stop’, ‘Look through any window’, ‘Carry-Anne’ en ‘Sorry Suzanne’.

Stel dat ‘Ringo Starr’ morgen de wereld rondtrekt met in zijn kielzog drie topmuzikanten en hij kondigt de tour aan als “Een avondje met de Beatles”. Ik neem aan dat er nogal geprotesteerd zou worden. Toch doen ‘The Rolling Stones’, ‘The Who’, ‘Pink Floyd’ en tien jaar geleden zelfs ‘Led zeppelin’ min of meer hetzelfde. Wanneer ‘Paul McCartney’ tijdens zijn recente tournees oudere Beatle songs speelt, klinken die beter dan dat ‘The Beatles’ ze ooit speelden. En dan zijn er natuurlijk nog de nummers die na 67 kwamen en die we nooit live te horen hebben gekregen (met uitzondering van ‘Get Back’ en ‘Don’t Let Me Down’, live op het dak van het Londense Apple gebouw). Bij ‘Stones’, ‘Who’ en ‘Floyd’ spreekt men al snel van een toeringband, en verschilt vaak van de studioband. Bij de ‘Stones’ was dit overigens al het geval in 1963, toen pianist ‘Stewart’ naar de zijkant van het podium werd verbannen. Boekhouder ‘Jagger’ heeft ook nooit ‘Bill Wyman’ vervangen in de ‘Stones’. Nee die eer viel ‘Daryl Jones’ niet te beurt. Hij mocht gewoon zijn job doen, en aanschuiven aan het payrol loket.

Genoeg gekaderd, laat ons liever terugkeren naar ‘The Hollies’ en Kneistival. In tegenstelling tot ‘The Animals’ die we ook op Kneistival aan het werk zagen, en waar we weten dat er van die groep zelfs meerdere versies bestaan, kan je bij de Hollies eerder van een geëvolueerde band spreken. Op dit ogenblik zijn het gitarist/zanger ‘Tony Hicks’ en drummer ‘Bobby Elliott’, die nog altijd de toon aangeven, zij het aangevuld met enkele uitmuntende kompanen die helaas de grote successen van The Hollies nooit hebben meegemaakt.

Diehards die zweren bij het stemgeluid van ‘Graham Nash’ en zeker het typische stemgeluid van ‘Allan Clarke’ zul je tegenwoordig niet tegenkomen op een Hollies concert. Toch hebben ze ongelijk. In Nederland is men nu al helemaal wild van een in 2019 te houden ‘Hollies’ concert.

De Hollies in de prehistorie.

De embryonale ‘Hollies’ ontstonden al heel vroeg, nog eer de sixties aanbraken, tijdens de hoogdagen van de skiffle wanneer Clarke en Nash heel even dachten dat ze de nieuwe Everly Brothers zouden kunnen worden. Helaas heeft het voor ‘Ricky and Dane Young’ zoals ze zich noemden niet mogen zijn. Wie was Ricky en wie was Dane? Vrij snel sloten ze zich aan bij een band die zich de ‘Fourtones’ noemde. In die Fourtones zaten o.a. ene ‘Pete Bocking’ (guitar), ‘John “Butch” Mepham’ (bass), ‘Keith Bates’ (drums), en ‘Derek Quinn’ (guitar). Namen die niets meer ter zake doen, want al lang vergeten en verdwenen van het popfirmament dat ze eigenlijk nooit hebben bereikt.

Clarke en Nash stapten samen met Quinn die naar ‘Freddy en de Dreamers’ trok al snel over naar de ‘Deltas’, waar toen al ‘Eric Haydock’ (een latere Hollie) de bas beroerde. Leuk om weten is dat op dat ogenblik ‘Eric Stewart’ deze groep verliet om over te stappen naar de ‘Mindbenders’, en heel wat later naar ‘10CC’.

Het zijn deze Deltas die zich vanaf 1962 de Hollies zullen noemen. Maar hoe zit het dan met Elliott en Hicks, zul je vragen? Deze twee heren speelden in een andere band in Manchester: ‘The Dolphins’.

Tijdens een auditie voor een platencontract voor de Hollies gebeurde de vervanging en nam Hicks de plaats in van ene Steele. Later zullen ook Elliott en ‘Bernie Calvert’ overstappen naar de klassieke line-up van de Hollies.

Reeds vijftig jaar Hollies zonder Graham Nash.

Meer dan waarschijnlijk in navolging van de Beatles die met Pepper een veel bredere richting in de muziek uitgaan, wil Graham Nash ook die toer opgaan. De anderen hebben meer dan genoeg aan de popsongs die ze tot dan toe maakten.

De zwanenzang van Nash wordt ingezet op het zeer mooie op single verschenen King Midas in Reverse en op het album Butterfly beide uit 1967. Butterfly wordt commercieel bekeken geen hoogvlieger, In Amerika verschijnt Butterfly zelfs onder de meer commerciële titel King Midas in Reverse.

Meer dan waarschijnlijk onder druk van de platenfirma verschijnt nadien opnieuw een eenvoudige popsong. Clacke en Nash nemen Jennifer Eccles op, een nummer dat gaat over hun beider vrouwen.

Het volgende nieuwe project: een album met Dylan covers zint Nash al helemaal niet. En wanneer later een nieuw Nash nummer, Marrakesh Express, geweigerd wordt verlaat hij de Hollies, trekt naar Amerika, waar hij in eerste instantie enkel songs wil schrijven. De rest is geschiedenis, mogen we toch verhopen, en zijn leven met Joni Mitchell en Crosby, Stills en Young kunnen we hier rustig overslaan.

In 1983 maken ze ,nog wel een reünie plaat met Nash, ‘What goes around’, maar ook die plaat is iedereen al lang vergeten.

Wij verwijzen hier graag naar een interview met Nash in Record Collector, waar hij het heeft over zijn laatste tijd bij de Hollies, en de weigering om Marrakesh uit te brengen. Er bestaat dus wel degelijk een Hollies versie van het nummer dat ergens in de archieven moet rondzwerven. Helaas wordt in dit interview nergens over Butterfly gesproken.

De Hollies in de jaren zeventig.

Op een gegeven ogenblik slaat ook Allan Clarke de deur achter zich dicht, en vervangt men hem door de Zweedse ‘Michael Rickfors’, wat o.a. het wondermooie ‘The Baby’ en het al even knappe ‘Magic Woman Touch’ oplevert. Clarke keert na een mislukte solopoging terug, en zij scoren in de seventies nog behoorlijk met de op ‘CCR’ geïnspireerde nummers: ‘Long cool woman in a black dress’, ‘Hey Willy’ en ‘The Day that Curly Billy shot down Crazy Sam McGee’.

En het houdt niet op want ook ‘He ain’t heavy He’s my brother’, ‘Too Young to be married’, ‘I’m Down’, ‘Bruce Springsteen’s Sandy’, ‘The Air that I breath’ en nog ander moois voegen ze toe aan hun al rijke canon. Tot het ophoudt na ‘Wiggle That Whotsit’. Uiteindelijk vertrekt Clarke voorgoed, en is het voorbij met de hits.

Het was mooi in Heist.

En zo blijven de Hollies achter met als drijvende krachten Bobby Elliott en vooral Tony Hicks, de man die nog steeds Stop Stop Stop blijft brengen.

In Heist passeert nagenoeg elke bekende song de revue, en het al wat oudere publiek lust er duidelijk pap van. De bassist van dienst hadden we onmiddellijk moeten herkennen, maar dat deden we even niet. Omdat de man nu ook wat ouder oogt, en hij de dansbewegingen die hij met zijn originele maten bij ‘Mud’ maakte nu achterwege liet.

Butterfly: eentje uit Sadeler’s personal canon.

Omdat we zelf pas onlangs tot de aanschaf van Butterfly overgingen (jaren te lang gewacht), willen we bij deze plaat toch even stilstaan, omdat ze binnen de Hollies voor een keerpunt zorgde. Wie weg is van ‘Crosby Stills Nash & Young’ en weinig van de Hollies kent, mag zeker deze plaat aan zijn/haar collectie toevoegen. Het was 1967, en de vorige plaat, ‘Evolution’, van de Hollies was uitgebracht op 1 juni, precies de datum waarop ook Sgt. Pepper van de Beatles het daglicht zag. Niet te verwonderen dus dat gezien de tijdsgeest ook de Hollies op hun nieuwe plaat wat “breder” wilden gaan. Het is bovendien een van de eerste platen waarop Nash zo vaak te horen is, en we het dus niet enkel met de vocalen van Allan Clarke moeten stellen. De meeste songs werden geschreven door ‘Clarke, Hicks, Nash’. Maar dat is maar schijn, want net als bij ‘Lennon & McCartney’ of ‘Jagger/Richards’ was dit een tandem, zij het dan eentje met drie wielen, en werden de songs in werkelijkheid nooit door de drie samen geschreven.

Wie oud genoeg is zal zich ongetwijfeld het psychedelische, wat eigenaardig gezongen, ‘Dear Eloise’ kunnen herinneren. Het enige nummer uit Butterfly dat op singel werd uitgebracht, en dan nog niet eens in hun thuisland Groot Brittanië. Enkele nummers uit de plaat belanden later op B-kantjes van o.a. de singel Jennifer Eccles.

Dear Eloise, start met het voorlezen van een brief aan liefste Eloise. Tussen de regels kun je lezen, dat ze beter zou terugkeren bij de briefschrijver nu haar partner haar heeft laten zitten en voor de zee koos.

In een stuk dat we terugvonden op allansalbumsarchives.blogspot.com vat de auteur de plaat mooi samen. Vrij vertaald: ‘Een van hun slechts verkopende, maar meest geliefde platen’. ‘Doorsnee fans zullen zich hebben laten afschrikken door het psychelische label – en bekeken de band nog steeds als een popband (ook al droegen ze kaftans op de foto op de achterflap!). Stel je Ron Richards (in de Abbey Road Studio’s) voor die telefoneert naar arrangeur Johnny Scott: ‘Hallo, ja de jongens zijn hier… ze vragen of je kunt helpen om het geluid van een vliegend paard te maken, een volledig orkest te laten klinken als een vlinder, een psychedelische voddenwinkel kunt te voorschijn toveren, een Phil Spectoriaans angstig lied op poten zetten, en liefst ook nog een ontmoeting van Graham Nash met God op een wolk, en toon ook maar de innerlijke werking van de psychedelische open geest, a.u.b. Alles liefst tegen donderdag?’

Einde citaat.

Om maar te zeggen, dat de Hollies niet de financiële mogelijkheden hadden van de Beatles, en het meesterwerk, dat ze mogelijks in hun hoofd hadden er dan ook niet echt uitkwam. Het verdween snel de dieperik in temeer omdat de band het ook niet echt promootte.

De plaat werd enkele keren opnieuw uitgebracht, o.a. In1978 en 1999.

Butterfly past volkomen tussen de platen die in de zomer van de liefde het daglicht zagen. ‘Sgt. Pepper’, ‘Satanic Majesties Request’, ‘Forever Changes’ van Love, een plaat van de ‘Kinks’, de ‘Magic Bus’ LP van de Who, ‘Pet Sounds’, ‘Odessey And Oracle’ van de ‘Zombies’, ‘Days of future passed’ van de Moody Blues.

Helemaal weg van het klassieke drie gitaren en een drum geluid, bewandelen ze een pad bezaaid met violen, koperwerk en sitars. Enkele platen die ons voor de geest komen tijdens de beluistering zijn niet zozeer de hogergenoemde, dan wel, eerder Pink Floyd’s ‘Piper at the Gates of Dawn’, en de nummers die ‘Keith West & Tomorrow’ brengen op hun eerste plaat. Vaak gaat het om liedjes die teruggrijpen naar de kindertijd. Vergeten we ook niet ‘Yellow Submarine’ van de Beatles uit die dagen, een film die nu na vijftig jaar weer de bioscoopzalen haalt, en waar je op de soundtrack ook al nummers vond zoals ‘Hey Bulldog’ en het wat kinderlijke ‘All together now’.

‘Pegasus’ het vliegende paard bij de Hollies. Kabouters en vogelverschrikkers in ‘Gnome’ en ‘Scarecrow’ bij Pink Floyd…. en de ‘Three Jolly little dwarfs’ bij Keith West en Tomorrow die onder leiding van ‘Mark Wirtz’ een heuse ‘Teenage Opera’ planden, maar waar we slechts een ‘Excerpt’ van te horen kregen.

Butterfly: het album.

Over ‘Dear Eloise’, de opener van het album, hadden we het reeds. De beginstrofe wordt door Nash gebracht, waarna Clarke de rest van de song overneemt, om Nash te laten eindigen met zijn verzoek aan Eloise om terug te keren bij hem.

Daarna volgen twee nummers ‘Away Away Away’ en ‘Maker’ waarin we opnieuw mogen genieten van de vocalen van Nash.

In het eerste nummer trekt hij naar zon zee en strand. Was hij toen al plannen aan het maken voor zijn “vlucht” naar America, naar een nieuw leven, een nieuwe band en een nieuw lief?

‘Maker’ het derde nummer van kant een, met zoals gezegd opnieuw Nash aan het stuur, volgt de structuren die we reeds kennen uit de single King Midas in Reverse. Helemaal geen gewoontegetrouw Hollies geluid. Nash pikte zeker een en ander op van George Harrison die in die dagen, ten tijde van Revolver, volop in zijn sitarperiode zat. Psychedelischer is het nooit geworden bij de Hollies die toch in de eerste plaats een popband probeerden te zijn.

‘Pegasus’, een nummer van gitarist Tony Hicks gaat over het alom gekende Griekse, vliegende, mythologisch paard. Je vraagt je af of hij het meent? Dat wij het paard enkel kunnen zien als wij er in geloven. In de dagen van Nash was Hicks nooit de man die op de voorgrond trad. Dit zeer in contrast met Hicks de huidige frontman van de de huidige Hollies versie. Het is een van de zeldzame nummers waarin we Tony Hicks de leiding in een song zien nemen, en waarin we ons realiseren dat hij niet enkel de banjo bespeelt, maar wel degelijk de gitarist van de Hollies is. Johnnie Scott arrangeerde het nummer.

Daarna krijgen we twee nummers, ‘Would You believe’ en ‘Wishyouawish’. In het eerste nummer mag Allan Clarke voluit gaan, en zet hij zijn keelgat behoorlijk open. In het tweede nummer krijgen we een meer relaxte sfeer. Een Nash nummer, maar wel gezongen door Clarke. Ook de vogeltjes zijn aanwezig.

Pittig detail: diezelfde vogeltjes kan je ook horen aan het begin van ‘Across the Universe’ van de Beatles (wel op de versie die eerst verscheen op een speciale Wildlife Fund plaat: ‘No one’s gonna change our world’. Tegenwoordig ook te vinden op ‘Past Masters Two’), en ook aan het begin van het Pink Floyd nummer ‘Cirrus Minor’ (te vinden op de soundtrack: ‘More’). Raar? Niet echt, wanneer je weet dat alle drie die bands, bij EMI zaten, en hun opnamen maakten in dezelfde Abbey Road studio’s en dat daar uiteraard in dezelfde periode ook dezelfde technici aanwezig waren. En wie weet kenden die mannen mogelijks slechts die ene kast met die ene tape met vogelgeluiden, waar copyright voor betaald was?

Kant twee opent met ‘Postcard’, een nummer dat je snel zou vergeten, ware het niet dat het bij ons verre herinneringen oproept aan de Gentse ‘New Inspiration’. De enige Belgische band het vermelden waard naast de ‘Pebbles’ die het tot een platencontract schopten in de jaren zestig. Het kan niet anders of The New Inspiration zijn enigszins beïnvloed door het Butterfly album. Ook het volgende nummer over een voddenman die Charlie heet staat niet zo ver van ‘Happy Charly Madman’ van de Gentenaars.

In ‘Charly and Fred’, volgen we stapvoets de ‘rag and boneman’ en zijn paard. Iets wat in die tijd blijkbaar in was, want ook The World of Oz, laat de paardenbellen rinkelen in ‘The Muffin’ Man’. De trofee van beste ‘kar en paard’ liedje blijft toch gaan naar Kevin Ayers’ en zijn Old horse song, waar je je echt mee op de kar waant, kijkend naar de kont van het paard.

Al bij al blijft het genieten van Charlie en Fred. Een oorwurm, zij het een psychedelische.

Maar we worden terug de ruimte in gekatapulteerd in ‘Try It’. Voor die tijd bevreemdende geluiden die je nu met gemak uit elke smartfoon tovert, maar waar je in die dagen, nieuwsoortige apparatuur voor nodig had. Dingen die je wel vond in de Abbey Road studio’s, waar Lennon maanden eerder ‘Lucy In The Sky With Diamonds’ inblikte. Sommigen noemen dit een drugsong, en zagen er reeds de tekenen in van het feit dat Nash later goed overweg zal kunnen met David Crosby.

Een psychedelische kijk op de wereld van op de top van een berg zou je ‘Elevated Observations’ kunnen noemen. Een man bestudeert zijn medemensen die diep in het dal gewoon bezig zijn. De verteller ziet alles zo klaar, en vraagt hen te volgen op het pad naar morgen in plaats van te blijven stilstaan zoals vandaag. We moeten vooruit naar de toekomst. Vrede moet er komen. Wij werden in die dagen dagelijks om de oren geslagen met Vietnam en zesdaagse oorlogen in het Midden-Oosten.

Nash laat ons weten dat hij een collectieve staat van bewustwording heeft bereikt, en dat het eigen ego dood is. Althans dat is toch hoe blogauteur Allan het op zijn archiefblog ziet. http://alansalbumarchives.blogspot.co.uk/2010/12/news-views-and-music-issue-83-hollies.html

‘Step Inside’, mogelijks een van de bekendere nummers op dit album, allicht te wijten aan het feit dat dit fungeerde als een b-kantje. Het is ook het enige nummer dat echt klinkt als een Hollies pop single.

De plaat sluit af met de titelsong: ‘Butterfly’. Violen, tamboerijnen, een wereld vol sprookjesachtige figuren. Het is zeker geen Lucy in the Sky, maar het ruikt er naar. Nash zingt mooi tegen de orkestrale achtergrondmuziek waar Johnnie Scott voor verantwoordelijk was.

Tot slot!

Butterfly, de lp, is zeker geen concept lp. Het blijft een verzameling mooie liedjes, maar dat was Pepper eigenlijk ook, of niet soms. Of er nagedacht is om de plaat af te sluiten met de titelsong weten we niet, maar dit nummer had net zo goed aan het begin kunnen staan.

Het wordt in elk geval de zwanenzang van Graham Nash bij de Hollies, afgezien van nog enkele singles. Op de tonen van Butterfly, danst hij zich een weg naar een nieuw leven, waarin hij nooit oud wil worden, wat kan kloppen, want hij is nu boven de zeventig, en actiever dan ooit.

Was dit het eerste solonummer van Nash? Je hoort er de andere Hollies nauwelijks op. Zou dus best kunnen.

Eigenaardig genoeg hebben de Hollies naar ons gevoel te weinig uitgepakt met deze plaat, en waren ze te snel bezig met alweer een opvolger, waar niemand zat op te wachten, en zeker Nash niet. ‘The Hollies sing Dylan’, is eigenlijk nooit geaccepteerd door Dylanoten, die de Dylan nummers liever gecoverd zien door een rock of progressieve band. Iets waar wij dan weer niet mee akkoord kunnen gaan, want de Hollies tonen in feite aan dat je met een Dylan nummer alle kanten op kan. Dus ook de ideale poptoer. Manfred Mann had dit trouwens met Mighty Quin (the Eskimo) al eens voorgedaan.

Op de CD heruitgave van 1999 staat zowel de Mono als de Stereo versie van het album. En deze zijn toch wel verschillend. Zeker de Monoversie is meer dan een beluistering waard.