Vlaamse migranten.
Vandaag is er te Carew een demonstratie van strijdende Tempelridders bij het kasteel. Daar waar je ook nog de enige getijdenmolen te Wales treft. Een imposant gebouw, reeds meermaals bezocht, en dus deze keer niet aan de orde. Wel een wandeling rond de rivier en spaarvijver. Ik wandel op de terugweg langs de Vlaamse shouw aan de kant van de weg in een zijstraat. Een merkwaardig gebouw, wat je bij ons ondanks de naam helaas niet zal terugvinden. Zelfs niet in Bokrijk. Genoeg reden dus voor de geschiedkundigen hier om te twijfelen of deze schouwen wel degelijk hun naam danken aan de Vlamingen die hier de streek bevolkten na 1100 en 1300. Deze schouw heeft binnenin twee kleine ovens. Tot in de jaren twintig in gebruik door de buurt. In de laatste oorlog gebruikten enkele buren deze ruimte als schuilkelder tegen het Duitse luchtgeweld.
Dat de Vlamingen hier ooit thuis waren leidt geen twijfel. De vele voorkomende dorpen waarvan de naam eindigt op tun of ton verwijzen nog vaak naar Vlaamse immigranten. Wiston genoemd naar Wizo the Fleming. Tancredston verwijst naar ene Tancred, zoals reeds eerder opgemerkt. En er zijn er nog meer. Ook in St Florence kom je een dergelijke schouw tegen, maar daar staat ze wel nog vast aan de gevel van een gebouw. St Florence met haar Flemish Court Road is een andere verwijzing naar mijn en uw voorouders, beste lezer.
Een merkwaardig stukje land. Omstreeks 1790 probeerden de fransen hier nog een invasie te regelen. Ze kwamen met een kleine troepenmacht aan land in de buurt van St Davids, maar stelden snel vast dat ze geen poot hadden om op te staan. Ze gaven zich over. Dat moet de laatste keer geweest zijn dat er een buitenlandse troepenmacht voet aan wal zette op de Britse eilanden. In Tenby, het aan de kust gelegen havenstadje hebben ze een Noord en een Zuidstrand, die afgezien van een hoekpunt in elkaars verlengde liggen. Mij zijn buiten dit merkwaardig aardrijkskundig fenomeen waar twee tegenovergestelde windstreken bij elkaar liggen enkel de West-Vlaamse oost- en westkusten bekend. Hier zetten dus 700 jaar geleden met zekerheid West-Vlamingen voet aan wal….knipoog. Tenby is de verengelste, of was het toen nog vervlaamste naam van het Welshe stadje Denbigh-Y-Pisgod.
Claire Taylor swingt.
Theetijd in een café op de hoek, waar een prachtige zwartwit jazz foto aan de muur hangt, en een bord aankondigt dat er elke donderdag en zondag livemuziek wordt gespeeld. Vanavond met ene Claire Taylor, en vorige week nog met Ellaguru uit Tenby.
In afwachting van deze Claire ga ik op zoek naar enkele watermolens in de streek rond Fishguard. Eentje te Dinas ligt helemaal beneden een heuvel, waar ik dus enkel via ‘walk a mile in my shoes’ geraak. Geen uithangbord, ziet er erg privé uit, maar ik waag mijn toch op het terrein. Het waterwiel en ander uiterlijk begint wel te vervallen. Zonde. Bovenal een molen om sprookjesachtige plaatjes van te schieten. De voorkant kan je vanaf de weg fotograferen, het wiel niet daar moet je aan ’tresspassing’ voor doen.
Bij de tweede molen, Nant-Y-Coy niet ver van Haverfordwest, kan ja achter het molenrad via een pad de rivier volgen en genieten van de natuur. Op een bordje hangt er: “Beste wandelaars laat je sicateurs aub thuis”. Terugkeren kan je door ‘meadowland’ zeg maar weiden, via een aantal uitlegborden over de natuur, tot je weer uitkomt aan de andere kant van de molen. Dat zag die andere wandelaarster niet die mij vriendelijk vertelde dat het pad ophield. Niet dus. In de tearoom, een veel te kleine koffie gedronken, met een al even mini scone erbij.
Ik eindig mijn zondag, het is opnieuw beginnen regenen, met een stevige pint of bitter in Carew in de Carew Inn, waar intussen Claire Taylor haar optreden is begonnen. Alleen is ze. Uitgerust met een paar krachtige RCF speakers, op een standaard, en een daaraan gekopelde mixingdesk en Ipad. Het meest minuskule PA (Public Address) system wat ik ooit zag, maar het klinkt behoorlijk, en ze kan nog zingen ook. Haar repertoire behelst Abba, Fleetwood Mac, en recentere chartdingen, waardoor ze een aantal kids voor haar, op de geïmproviseerde dansvloer, in het tentje meekrijgt. De rest luistert amper. Je leest wel eens verhalen over dergelijke café optredens, waar een artiest dan wel ervaring opdoet, maar genieten? Ik durf het te betwijfelen. Ik, wisselde nog enkele woorden met deze artieste uit Swansea over haar mixertje en wenste haar verder succes toe.
Molens, ridders en Valerius De Saedeleer
Vandaag reizen we voornamelijk, ook al gaat het maar over pakweg 300 kilometer. Mijn klein huis op de camping verhuist naar het noorden, bij de poort naar Snowdonia.
Onderweg, toch nog in het zuiden pik ik enkele watermolens mee, ik moet er toch quasi langs. Te beginnen met het National Wool Museum in de buurt van Newcastle-Emlyn. Ook hier draait een “show” waterwiel om te tonen hoe het vroeger was. Binnenin tref je nog wat oude wielen en gerecupereerde balken aan , maar daarmee houdt het op. De machines worden hier electrisch aangedreven. Dit museum is vooral van belang voor wie het proces van het weven wil leren kennen, en uiteraard voor wie van musea houdt.
In de buurt bevindt zich nog een watermolen in Cenarth. Deze molen kan bezocht worden, is nog intact, maar werkt niet. De molen vindt voornamelijk aantrekkingskracht in het feit dat hij zo schilderachtig is gelegen. Van de overkant van de rivier kun je er over het watervallende water heen schilderijtjes schieten, zelfs met een Iphone. Wat ik reeds meermalen deed. Deze keer neem ik een serie met de Ipad. Modern times have arrived.
Amper tien kilometer veder bevinden zich de restanten van de Saint Dogmaels abdij. Beneden in de straat bij het riviertje tref je ‘Y Felin’, de watermolen die ooit aan de abdij toebehoorde. Het is er druk in de smalle straatjes. Er staan auto’s geparkeerd langs alle kanten. Hier nog een gaatje vinden wordt een hele heksentoer, maar gelukkig ken ik de kleine straatjes voorbij de molen beter, dan alle dagjestoeristen die hier vandaag neerstrijken. Geen probleem dus. Vandaag is het hier extra druk, vanwege de augustus bank holliday, en de Middelleeuwse markt die hier voor de gelegenheid wordt gehouden. Blijkbaar een jaarlijks weerkerend fenomeen vertelt Michael Hall, de molenaar mij. Hij zit buiten op een klein muurrtje tegenover de molen te zonnen. Wij hebben iets gemeen. We zijn namelijk allebij penningmeesters. Hij van de Welsh Mills Society, en ik van Tims, Het Molenforum Vlaanderen, Oost-Vlaamse Molens, en nog wat andere vzw’s. Uit zijn collectie oude Melins, het tijdschrift van de Welsh Mills Society, koop ik er nog eentje voor de collectie.
De Middelleeuwse markt is wat ik er van verwachtte: een aantal standen met veel handvlechtwerk, en kleren die net zo goed uit de hippie tijd kunnen stammen. Al snuif ik niet de geur van de jaren zeventig. Twee vrouwen en een man, ver in hun sixties, brengen er sfeervolle folkmuziek. Een in zakkenlinnen geklede vrouw vertelt waarom er geen bevers meer zijn aan een groep om haar heen zittende kinderen. Ik moet verder, weg uit het zuiden, door Midden Wales naar het noorden, helemaal naar Betws-Y-Coed. En hoe je dat uitspreekt is voor een volgende les….
Onderweg, stop ik in een onooglijk dorpje net voor Aberystwyth, die andere universiteitsstad aan de kust in Wales. Rhydyfelin ligt geheel modern te zijn, rechts van de weg, maar links richting Afon Ystwyth, zak je af naar de rivier die haar naam gaf aan Aberystwyth. Aber betelkent niets meer of minder dan monding. Een rivier waar slechts een oud schooltje, of was het ooit nog een kerkje staat. Er naast staat een huis, Tyn-Y-Lon genaamd, al moet ik vaststellen dat het naamplaatje er niet meer ophangt. Hier verbleef honderd jaar geleden onze stadsgnoot Valerius De Saedeleer. Hij woonde er tussen 1915 en 1922. Op de vlucht, hoe actueel kan je zijn, voor het geweld uit het oosten. Samen met nog enkele andere Latemse kunstenaars waren ze gevlucht, met hun hele hebben en houden, De Saedeleer met zijn vrouw, vijf dochters en zijn oude vader, naar St Anna Ter Muiden net over de Nederlandse grens vlakbij Sluis. Nederland deed niet mee in de Groote Oorlog. Van daaruit werd dan later een overtocht geregeld, eerst naar Londen, en later dus naar Wales. De gezusters Davies zorgden over de plas voor de opvang van deze vluchtelingen. Vaak lees je dat Valerius er niet gelukkig was, er niet kon aarden, en er zijn draai niet vond om te schilderen. Klopt dit? Misschien wel gedeeltelijk, maar zeker niet volledig. Een aantal jaren geleden bezochten wij nog een tentoonstelling in Cardiff met zijn werken uit de Welshe periode. Helemaal niet slecht. Er werd toen een aan gepaste catalogus verkocht. Dat hij niet in 1918 terugkeerde heeft te maken met het feit dat hij een leerstoel ambieerde aan de Univ in het vlakbij gelegen Aberysthwyth. Toen dit uiteindelijk niet lukte in 1922 keerde hij terug naar Vlaanderen. Hij woonde er nadien te Etikhove in een villa van de Thienpont’s, die hij geheel in stijl Tynylon doopte. Daar hangt het naambord nog wel langs de weg. Zijn Welsh verleden lag hem dus toch nauwer aan het hart dan meestal wordt verteld.
We verlaten Mid-Wales en karren door naar de bergen van Snowdonia.