Tachtig is hij geworden. En het is er niet aan te zien. De man die ooit ‘I who Have Nothing’ zong, werd geboren als Thomas John Woodward op 7 juni 1940 in Wales. Hij bracht zijn jeugd door in Pontypridd, een mijnstadje in Zuid Wales.
Zoals de meeste jongeren die iets zagen in muziek werd hij beïnvloed door rock & roll zangers zoals Little Richard, Solomon Burke, Jacky Wilson, Brook Benton, Elvis en Jerry Lee. Stuk voor stuk jongens met een gouden keelgat. Thomas hield naast muziek ook van het andere geslacht wat er toe leidde dat hij al op 16 jarige leeftijd ‘van straat’ was. Linda Trenchard blijft zijn vrouw tot bij haar dood, een paar jaar geleden. Zestien waren ze toen ze trouwden en het was zoals de Hollies ooit zongen: ‘In the Passion of the spring came the baby….’ Ze kregen een zoon. Zoonlief werd later zijn manager, en moet vandaag ook al de gezegende leeftijd van 63 hebben bereikt.
Na allerlei baantjes werd hij in 63 op zijn drieëntwintigste als Tommy Scott voorzanger van de Senators. Ze namen enkele demo nummers op voor Joe Meek, doch dat werd niets. Meek was vooral geïnteresseerd in de gespierde zanger. Jones zag dat duidelijk niet zitten, en liet dat dan ook kordaat weten aan Meek.
Pas wanneer Gordon Mills, ook al uit Wales, overkomt uit het verre Londen en hem in Wales aan het werk ziet in een club, wordt Tom Jones geboren. Op die manier komt hij in 1964 bij Decca terecht, waar zijn carrière echt start met ‘It”s not Unusual’. Mede dank zij piraten radio Caroline begint Jones’ populariteit te rijzen.
Helaas zijn het vooral jonge meisjes en vrouwen die stilaan voor hem vallen. Wie interesse vertoonde in ‘betere popmuziek’ liep voorbij aan zijn talentvolle stem, en in de in hun toenmalige ogen ‘melige’ nummers.
Dit zal zeker ook te maken hebben gehad met het feit dat Mills ook ondermeer Engelbert Humperdinck en later Gilbert O’Sullivan onder zijn vleugels nam. Wat helemaal ten onrechte er toe leidde dat Jones en Humpy al te gemakkelijk op een hoopje werden gegooid en als een pot nat werden beschouwd. Wat totaal fout was, maar het onheil was geschied. Tom Jones was een hitmachine geworden die het moest hebben van slow en sexy nummers, haast smartlappen, en slipjes die hem naar het hoofd werden gegooid tijdens optredens. Tom Jones kwam je tegen in ‘de boekjes’ en niet in de gereputeerde muziekbladen.
We betreuren dat heel wat ‘kenners’ dit tot op vandaag noga tijd zo bekijken.
We weten nu, na onderzoek van zijn erfgoed dat Jones albums heeft uitgebracht waarop hij een repertoire vergaarde om u tegen te zeggen. Bovendien liet hij zich bijstaan door de beste muzikanten. Niet te verwonderen dat in zijn band in de periode tussen ‘69 en ‘74 om precies te zijn, ene Big Jim Sullivan (*) de gitaar hanteerde. Luister even naar She’s a Lady en overtuig u zelf.
Zoals bij zovele andere sixties sterren begon zijn carriere in de jaren zeventig te tanen. Weg waren de grote hits uit het verleden: Green Green Grass of Home (ook op repertoire van Jerry Lee Lewis), Detroit City, Delilah, She’s a Lady en I’ll never fall in love again.
Reeds in 1967 had Jones opgetreden in Las Vegas, en dat was waar hij uiteindelijk heentrok. En het waren niet de hotels van Las Vegas in de eerste plaats, maar veel meer nog de verkiezingen die Labour in 1974 aan de macht brachten en die de belastingen lieten stijgen tot om en bij de 98%. Tom Jones reageerde dus niet anders dan de Rolling Stones, Led Zeppelin en Rod Stewart, die allen de UK de rug toekeerden. Big Jim Sullivan is er in het begin nog wel bij maar houdt dit blijkbaar niet vol, en verkast zichzelf naar het orkest van…. James Last. Jones werd bevriend met de ‘dikke’ versie van Elvis Presley, en ook dat deed zijn reputatie wederom geen goed, tenminste wilde hij serieus genomen worden in een wereld waar de jongeren zich op Pink Floyd en Led Zeppelin hadden gestort. Tom Jones blijft een vaste waarde in Las Vegas tot in 2011.
In de echte wereld van de rocksterren wordt de stem van Tom wel gewaardeerd. Waarom zong hij anders in ’69 een duet met Janis Joplin?
Samen met tal van andere sterren verdween hij in de jaren tachtig naar de achtergrond. Zelfs ons blijft deze periode, waarin hij verschillende country songs opnam, waar hij zelfs mee scoorde in de US Country Top 40, toch vrij onbekend.
Heeft het feit dat zijn manager Gordon Mills in ’86 sterft, gezorgd voor een nieuwe impuls in zijn carriere? Zijn zoon neemt vanaf dan zijn management waar. Vanaf ’88 merken wij, zij het met tussenpozen, dat Tom Jones een nieuwe adem vindt. Voor velen is zijn versie van Prince’s ‘Kiss’, samen met de Art of Noise, zowat het laatste wat ze zich van Tom Jones herinneren.
En laat het nu net vanaf dat ogenblik zijn dat Jones echt boeiend begint te worden voor de rock liefhebber. Bij zoverre zelf dat hij in 1992 te gast is op het Glastonbury Festival, iets wat ons hier over de plas uiteraard totaal ontgaat.
In 1993 komt een eerste niet te versmaden album op de markt: ‘The Lead and how to Swing it’. In 1997 horen we hem in de film ‘The Full Monty’ waar hij ‘You Can Leave Your Hat on’ ten beste geeft.
In 1999 doet hij zowaar een ‘Turalura’, met dat verschil dat hij samenzingt op Reload met een scala aan andere sterren, gaande van the Cardigans, Natalie Imbruglia, Cerys Matthews, Van Morrison, Portishead, de Stereophonics en Robbie Williams.
Er werden meer dan 4 miljoen exemplaren verkocht van deze samenwerking op CD, en het leverde hem een nummer 1 op. ‘Sexbomb’, het duet met Mousse T. werd een superhit, en doet het vandaag nog altijd even goed op de dansvloer. Net als zijn versie van ‘Burning down the house’ met de Cardigans. Op de maxi cd wagen ze zich verder nog aan ‘Come Together van ‘Lennon’ & McCartney.
Het mag gezegd: Tom Jones had zichzelf bij de aanvang van het nieuwe millenium opnieuw op de kaart gezet, en dat zal zo blijven. Clinton nodigt hem uit om het nieuwe millenium mee in te zingen.
Totaal weg is de crooner en smartlappen koning. Tom Jones vind zich opnieuw uit en verovert zijn plaats tussen de hedendaagse sterren. Meer nog hij zal stilaan beginnen teruggrijpen naar zijn roots: soul, gospel, blues.
We zien hem verassend genoeg in 2002 zeer overtuigend aan het werk in de Blues filmreeks van Martin Scorcese. In het deel ‘Red White and Blues’ treedt hij aan naast Van Morrison en Jeff Beck, en vertelt hij zijn verhaal.
In 2002 neemt hij een album op samen met Jools Holland, in wiens programma hij daarvoor ook al regelmatig mocht opdraven. Een snuifje bigband, rock & roll, rootsmuziek, R&B, soul. Ze gooien zich met verve op covers van o.a. Willie Dixon, Howlin’ Wolf, Presley en Solomon Burke. ‘Slow Down’ van Larry Williams, een favoriet van Lennon en door de Beatles eerder onder handen genomen krijgt hier een prachtig nieuw jasje aan gemeten. De plaat straalt spontaniteit uit. De meeste songs werden dan ook quasi live ingeblikt.
In 2010 volgt Praise & Blame een gospel en blues album waarop hij Dylan en John Lee Hooker covered. Booker T. Jones mag meespelen net als Augie Meyers. Een productie van Ethan Jones die mee aan een deel van de songs schrijft. Een album dat verschijnt op het Island label. Island “kocht” Jones over van EMI voor een behoorlijk grote som. Aan religieuze songs hadden ze niet direct verwacht.
In 2012 volgt een singel die geproduceerd werd door Jack White, die we kennen van de White Stripes.
In mei van hetzelfde jaar lanceert Island het album ‘Spirit in the Room’, en hier zien we dat Jones nu de gehele rockwereld in zijn armen sluit: Paul McCartney, Paul Simon, Leonard Cohen, Richard and Linda Thompson, Blind Willie Johnson, Tom Waits leveren songs voor deze opnieuw, uitstekende, plaat.
In September 2015 volgt deel drie in wat op een drieluik is gaan lijken: ‘Long Lost Suitcase’. Daarnaast krijgen we ook nog zijn autobiografie ‘Over the top and back’, waarbij de hoofdstukken werden opgemaakt rond de titels van de laatste cd. Deze keer werden Gillian Welch, the Rolling Stones en Hank Williams worden onder handen genomen. Voor ons het beste nummer op deze plaat, een oude Yardbirds hit ‘I wish you would’, geschreven door Billy Boy Arnold.
Een greep uit zijn repertoire voor wie aan de slag wil….
Along Came Jones (1965)
A-tom-ic Jones (1966)
Green, Green Grass of Home (1967)
Delilah (1968)
Reload (1999)
Tom Jones & Jools Holland (with Jools Holland) (2004)
24 Hours (2008)
Praise & Blame (2010)
Spirit in the Room (2012)
Long Lost Suitcase (2015)
(*) Big Jim Sullivan, was een van de top sessiemuzikanten in de UK. Hij hanteerde de gitaar op liefst 56 nummer 1 hits, en bleef al die tijd bescheiden op de achtergrond. Vaak wordt zijn werk verward met die andere sessiemuzikant ‘Little’ Jimmy Page. Vooral Wikipedia is zeer slordig wanneer het op de juiste credits aankomt. BJS moet je beluisteren op o.a. Dave Berry’s The Crying Game en PJ Proby’s Hold me.