Achteraf bekeken bestaat het leven uit een aan elkaar rijgen van gebeurtenissen. Sommige gebeurtenissen vinden plaats zonder dat we erbij zijn, of zelfs zonder dat wij er weet van hebben. Soms laten we ons misleiden door een of ander prul van een recensie van een of ander stuk onbenul in een of ander al even onbenullig week- of maandblad.
Terzake: elke luisteraar van het nachtradioprogramma met Tineke op Veronica kende haar afsluit tune, Expecting to Fly, die ze leende van Buffalo Springfield.
We wisten allemaal dat in Woodstock Crosby, Stills en Nash hun debuut maakten. Iets minder bekend was dat dwarsligger Neil Young had geeist dat hij niet zichtbaar in de film zou komen. Er waren er nog die dat liever niet hadden. CCR om ze niet te noemen.
En dan een paar jaar later werden we dagelijks, op de radio, om de oren geslagen met Heart of Gold, door radiofiguren als daar zijn: Anthony, Prince Of Darkness. Zacht gevooisde muziek tussen het geweld van Zeppelin en Deep Purple en Pink Floyd.
Kortom Neil Young stond in die jaren niet hoog genoteerd in mijn fan-lijst.
Daar kwam in 1976 verandering in. En of daar verandering in kwam. De openbaring vind plaats op 25 maart in 1976. Amper zes dagen nadat ik de liefde van mijn leven tegen kwam. Had een en ander late geprogrammeerd geweest, het had helemaal anders kunnen gelopen zijn. In die dagen dweilden we op zondag- en zaterdagavond nog de discotheken af. Plaatsen waar je Neil nooit hoorde, want everybody was still Kung-Fu Fichting. Maar dankzij ‘de Rie’ liet ik mij overhalen om mee te gaan naar Vorst. We hadden met ons beiden nog maar pas naar het Koninklijk Circus bezocht waar we in Bad Company vertoefden, en nog enkel maanden eerder zagen we Status Quo. Nog zo een band waar ik in mijn eentje niet zou voor zijn buitengekomen. Zelden zo een op en neer gaande massa gezien als die avond in de betonnen Vorstelijke tempel.
Een dag na het concert kocht ik Zuma. En daar is het niet bij gebleven. Precies op 25 maart maakte ik kennis met Neil, die zowaar gitaar kon spelen. Tenminste dat schreef ik,neer in mijn toenmalig verslag. We stapten binnen in Vorst Nationaal beladen met herinneringen aan Helpless en Woodstock. Wat direct opviel was de massale opkomst. Er waren zelfs Canadese soldaten die gekazerneerd lagen in Duitsland, met een bus gekomen. Na een poos begon ik mij stilaan te realiseren dat Young iets meer bezat dan zijn ‘eigenaardige’ stem. Hij kon begot nog gitaar spelen ook. De songs uit Zuma en ander recent plaatwerk stonden als een huis. Een solied huis. Young startte met een akoestische set. Een man op een stoel met een gitaar, die wondermooie nummers bracht. The Needle and the Damage Done was er een van. Na de pauze trad Young voor het licht met Crazy Horse, en pootte hij een geluid neer, wat ik nog nooit had gehoord. Dat was pas een rockband. Ik eindigde de korte beschrijving met: ‘We geven grif toe dat we Young danig onderschat hebben. Muziek die je energie geeft. Young heeft er weer een fan bij.’
Ik zag hem intussen tien keer live, en de rist platen en cd’s is niet meer te meten.
Wie meer wil lezen over mijn concertbezoeker of cd-recensies verwijs ik graag door naar:
Ik zou het bijna nog vergeten, maar vandaag vierde Neil Young zijn vijfenzeventigste verjaardag.
We hebben nog veel Neil Young tegoed. Wij wensen de archivaris en vooral componist en muzikant Young nog veel mooie muzikale jaren. We komen elkaar nog wel eens tegen.