Zaterdag, 19 september, trokken ‘de verenigde’ West- en Oost-Vlaamse molenliefhebbers er op uit, over de schreve, naar het Rijsselse, en naar de streek van Avesnois, totaal onbekend in ons Denderende land van Aalst, maar dat zal omgekeerd vermoedelijk niet anders zijn. Om acht uur al werd aangezet in de schaduw van het mooie stadhuis van Oudenaarde, met tussenstop te Marke aan de voet van onze enige Vlaamse molen met nog een bestaand Engels wiekensysteem. In Leers, nog maar net over de grens, werden we welkom geheten door de burgervader, in de opengestelde, maar niet draaiende witte stenen molen (Moulin Blanc). Een bovenkruier daterend van 1852. Al van in 1914 stond de molen stil, nadat de molenaar door een ‘misverstand’ door de Duitsers werd aanzien als spion, en ter plekke werd gefusillieerd. (bron folder uitgegeven door l’Asssociation Régionale des Amis Moulins Nord – Pas-de-Calais.) Het zou tot 1971 duren eer de gemeente de stilaan vervallen molen aankocht en liet herstellen door de firma Peel (thans molenbouwers op rust). Wat ons vooral opviel, was het feit dat hier naar eeuwigheid werd gestreeft. Zelden dergelijke zware balken gezien in een zetelkap. Kwam het daardoor dat het vangwiel door enkelen als eerder ‘mager’ werd aanzien? Iets om rustig over na te denken, later bij een lekker glas La Leersoise, blond bier van hoge gesiting, waarvan iedereen een fles mee mocht nemen.
Net voor de Rijsselse metropool in Villeneuve d’Asq, ligt het domein van Jean Bruggeman. Niet direct schitterend gelegen vlakbij de snelweg en bovendien naast een aartslelijke parking, maar wel makkelijk te bereiken. Een bezoek zeker meer dan waard. De site omvat een museum, een bijgebouw met een enorme diesel, en een uit West-Vlaanderen gerecupereerde kollergang. Er is daar overigens heel wat te bekijken aan gerecupeerd materiaal uit zowel Frans- als West-Vlaanderen. Drie staakmolens sieren de site. Een replica schaalmodel, een korenwindmolen en een olieslagmolen. Een beetje verweesd naast de parking in het zicht van een al even aartslelijk hotel staat nog een nagbouwde watermolen, met inzicht langs drie zijden. Zeg maar een waterrad gebouwd als het ware aan een grote ‘carport’. Dat de site vaak omschreven wordt als minder mooi is geheel te wijten aan de, niet tot de site behorende, omgeving. Denk dit even weg, en je bevind je in een paradijs voor de molenliefhebber. De ontsluiting kan beter, maar daar is uiteraard geld en mankracht voor nodig. Misschien moet de crisis in Europa eerst nog heviger toeslaan, eer we gaan beseffen dat Europa, en Vlaanderen voorop in feite de museumsite van de toekomst is. De gehele wereld kan dan als toerist van onze eeuwenoude kennis komen genieten. Genieten, zei het in mindere mate, deden we van een gezellig middagmaal, in het vlakbij gelegen restaurant.
Voor velen, het hoogtepunt van de dag, bereikten we in Templeuve in de Moulin de Vertain, vlakbij kasseistrook nr 7 uit de wielerklassieker Parijs-Roubaix. Reeds in 1328 stond op deze plaats een molen. De huidige constructie gaat terug tot zeker 1616. Uniek omdat dit nog een enige constructie is van een molen waarbij binnen in een stenen toren, met draaiende kap, in feite alles op een staak zit gemonteerd en dus draait. Dit merk je nog het best wanneer je op de steenzolder staat, en men buiten de molen op de wind zet, door de molen te kruien. Een motie opgesteld tijdens het Timms symposium in Arnhem in 1973 was onrechtstreeks de aanleiding tot de laatste restauratie van deze unieke molen. Ook hier treffen we de naam van Bruggeman aan, bij de initiatiefnemers. Het molengebouw is 10,20 meter hoog en de kuip heeft een diameter van 5,10 meter.
Op deze laatste mooie zomerzaterdag verlaten we de streek van Pevele om af te zakken naar de streek van Avesnois, ons onbekend, en helemaal niet zover gelegen van Brussel, hart van Europa. Er staan nog twee watermolens op ons programma. Eerst naar Sars Poteries, voor bezoek aan een watermolen uitgerust met drie steenkoppels. De molenarin, leidde ons rond over de verschillende zolders waar genoeg attributen aanwezig zijn om er een bezoek van een gehele dag voor uit te trekken. Sint Catherine, een vrouwelijke molenaarsheilige, keek vanuit een nis toe en zag dat het goed was. De molen van Sars Poteries is een van de weinig in de streek waar nog alles intact is gebleven. Dit in tegenstelling tot de watermolen op onze eindbestemming in Grand Fayt, waar helaas alle binnenwerk is verdwenen. Het waterrad van het type Poncelet is volledig gerestaureerd en draait rustig zijn rondjes onder het neerstortend water uit de spaarvijver. In de indrukwekkende gebouwen tonen een aantal ambachtslui hun werk, liggen heel wat molenattributen tentoon gesteld en is ook een bakkerij ondergebracht. Een plek waar op deze zaterdag heel wat dagjesmensen naartoe zijn afgezakt. We besluiten er onze molenuitstap bij een drankje en een hapje, op deze eerste dag van de ‘journées du patrimoine’ in Frankrijk. Een zeer mooie kennismaking met een onbekende streek voor ons Vlamingen, en zeker een meer uitgbreid herbezoek waard. Geniet mee van enkele foto’s.
Meer foto’s zijn te vinden op: molens.sadeler.be (foto’s van Eddy De Saedeleer)