Was 1967 alleen maar rondlopen met bloemen in je haar?
Nog eenmaal terugblikken op het magische jaar 1967, al was zoals verder zal blijken 1967 toch nog meer dan rondlopen met ‘bloemen in je haar’.
Iedereen beleeft in zijn of haar jeugd wel een scharnierjaar. Een jaar waarin je bijv. van school verandert, of een jaar waarin je voor het eerst een cafe binnenstapt, een jaar waarin voor het eerst merkt dat ‘the other half of the sky’ ook bestaat. Een jaar waarin je voor het laatst nog echt lekker lui van een vakantie kan genieten, of waarin je ontdekt dat een vakantiejob als een hel kan overkomen (meubels polieren bij P. De Neef bijvoorbeeld). Wanneer je vijftien bent duren grote vakanties nog eeuwig, zeker wanneer je nieuw speelgoed ontdekt. In ons geval was dat de ‘puitenvijver’ dichtbij de Kleine Steenweg. Een jaar eerder had men een lokale poel gekend als puitenvijver omgevormd tot een echt grote rechthoekige vijver, met de bedoeling daar later vissen in te kweken. Een vijver met een diepte van ongeveer een meter en een lengte van meer dan vijfentwintig meter vormde voor ons de place to be. Wij hadden er plots een gratis zwembad bij, vijftig jaar eerder dan de moderne nitwits die zich een zwemvijver aanleggen in hun tuin. Redders? Komaan met de meer dan 50 jonge gasten die er op de heetste dagen van de zomer vertoefden redden we ons zelven wel, althans dat dachten wij toen toch. Wilfried D. Was de eerste die opperde om daar te gaan zwemmen, waarop Paul D.W. Naar huis slenterde, stiekem zijn zwembroek van de waslijn nam, die daar nog hing van een daguitstap naar de Wetterse Warande, en riep: “Komaan gasten, waarop wachten jullie”. Hij was de eerste die de sprong waagde, tenminste dat dachten wij. Wisten wij veel dat elke ochtend om vier uur daar baantjes werden getrokken door een bakker (lid van de ijsberen) en zijn personeel.
Pal voor de vijver was een paar jaar eerder een man komen wonen, die af en toe naar Duitsland reed, om er autowrakken op te halen (Mercedes), die hij dan in een garage helemaal uit elkaar haalde en omtoverde tot de mooiste tweedehands wagens. De keuring bestond toen nog niet. Niemand schonk daar aandacht aan, maar waar de jeugd wel aandacht aan schonk was Sybille, een Duitse blondine van 17 of 18 die daar haar vakantie kwam spenderen, en die zich in het splinternieuwe “zwembad” regelmatig van haar beste kant liet bewonderen. Een babbel zat er niet echt in want zij sprak geen gebenedijd woord Nederlands, en ons Duits was zo goed als ons Pools, om maar met iets te vergelijken.
Rond de puitenvijver, lag hoog opgehoopt de uitgegraven aarde, waarop stilaan wat begroeiing was ontstaan. Ideale plekken om er zalig nietsdoend te genieten, of plannen te beramen, of gewoon te turen naar de lucht waarin wij de overvliegende vliegtuigen telden en catalogeerden. DC10, Caravelle, Boeing enz… Sommige dagen wanneer je geluk had spotte je zelfs de Rode Duivels, en regelmatig knalde er al eens eentje door de geluidsmuur. Een zoon van een van de lokale boeren vloog met een Flying Boxcar van het leger, en talrijk waren de kleine vliegtuigjes die opstegen op het Aalsterse vliegveld De Kluizen, en die een vlag met daarop een reclameboodschap meevoerden. Ze maakten reclame voor Set (sigaretten), of iets anders. Weet je wel: newspaper taxi’s appear on the shore…. het was 1967.
Een van de breaks tijdens onze luie dagen aan de vijver, gebruikten wij om naar Hofstade Bad te fietsen. Een idee dat was ontstaan tijdens onze drie en een half dagen durende werkperiode bij P. De Neve. Marcel C. en een gast van Hofstade, die daar eveneens werkte hadden de tocht al eerder gemaakt. Vijftig km ver, pedaleren langs eindeloos lange steenwegen, van thuis via de Moorselbaan, over Opwijk, verder naar Londerzeel, Vilvoorde en van daaruit richting Mechelen.
Het domein was toen nog ongerept en ongeschonden, en vooral zanderig. Wat vooral is blijven hangen, waren de eindeloos lange terugtochten die eeuwig schenen te duren. Dat hele eind fietsen na een vermoeiende dag, waarbij wij amper de tijd namen om iets te eten woog bijzonder zwaar door. Twee keer, die zomer, ondernamen we de tocht. Vooral het vliegtuigen spotten was een succes, want om de haverklap vloog er wel een of ander lijnvliegtuig uit Zaventem boven onze hoofden, iets wat wij uitermate fantastisch vonden. Vijftig jaar geleden bestond er nog geen geluidsprobleem rond opstijgende en landende vliegtuigen. De tijden veranderen.
Was 1967 dan alleen maar muziek en potverteren? Uiteraard niet. Nog dit jaar herdacht men de vijftigste verjaardag van de onzinnige brand in de Brusselse Nieuwstraat. Het was een regenachtige dag toen die dag.
Uitgerekend dezelfde dag waarop het nieuws voor het eerst doorkwam dat men op 14 augustus onze radio wou afpakken. De dag waarop de Innovation afbrandde. Nog nooit hadden wij een voet op Brusselse bodem gezet. Het bleef dus bij beelden op tv, en de dagen er na wat foto’s in de krant. De ‘sociale media’ die ons dit onheil meldde heette toen Paula, de moeder van een van een schoolkameraad.
Wij denken nu wel dat wij in de meest barbaarse tijden ooit leven, maar ook toen waren we slechts enkele dagen verwijderd van de zesdaagse oorlog in de Sinaaiwoestijn. Israël werd voor ons jonge gasten plots een werkelijkheid. Ik herinner mij nog als de dag van toen, dat enkele wat oudere gasten zich al verkneukelden, omdat ‘ze opgeroepen’ zouden worden om naar ginder te trekken om daar orde op zaken te gaan stellen. Dit terwijl hun moeders naarstig suiker en zeeppoeder aan het hamsteren waren. Zij beseften iets beter tot wat dergelijke conflicten konden leiden, want zij hadden nog de ‘laatste’ oorlog echt meegemaakt. De tijden zijn fel veranderd: hamsteren doen we niet meer, en praten over een conflict houdt op wanneer een volgende mafketel een verkeerde uitspraak pleegt, of een losgeslagen stuk ongeluk zich met een zelfgemaakte bom naar de 72 mooiste maagden schiet.
April 67 lag al wat achter ons, en dus waren we het al gewoon geraakt, dat in Griekenland de kolonels de plak zwaaiden. Che Guevara had nog wat te leven, toch tot oktober. Intussen vloog half Oostmalle, frituur incluis, door de lucht vanwege een nooit geziene wervelstorm in ons land. Bij onze zuiderburen in Martelange was het dit jaar precies vijftig jaar geleden dat een camion bestuurder tijdens een afdaling de pedalen kwijt raakte.
Een greep uit het jaarverslag van de Nationale Bank over 1967.
‘De lagere groei die de Belgische economie vertoont, was in 1967 duidelijk merkbaar in bedrijvigheid, werkgelegenheid…. ‘Het particuliere verbruik schijnt slechts in geringe mate te zijn gestegen: de beslissing tot het bouwen van woningen was minder talrijk dan tijdens het voorgaande jaar (1966 nvdr). Het verloop en de verschuiving in de aanwending van de besparing der gezinnen deden de financiële actieve bijzonder sterk aangroeien, nl met fb 68,4 miljard voor de eerste 10 maanden van 1967, tegen 51,5 miljard voor de opvereenstemmende periode van 1966.
Een en ander had tot gevolg dat de financiële instellingen aanzienlijk ruimer middelen ter beschikking kregen.
Vanaf juli vertoonde de kredietvrager voor bedrijven een daling.
De stijging van de rijksschuld was voor het gehele jaar merkelijk groter dan in 1966.
Conclusie: Op het eerste zicht lijkt er in 50 jaar niet echt veel veranderd. Op 31 maart 1967 werd een volmachtenwet gestemd. En alsof dat nog niet genoeg was werden we in 1967 geregeerd door worstenmaker VDB (Paul Vanden Boeynants).
In Aalst verscheen de eerste carnavalsingle van Prins Jean-Paul (De Boitselier): Oilsjteneers zemmen (*). De tekst handelt o.a. over de eerste minifietsen die opduiken in het straatbeeld, en over de invoering van de eerste blauwe zones die het parkeergedrag van de Aalstenaar moeten regelen.
En toch zullen de meeste mensen bij 1967 vooral denken aan Eddy Merckx die wereldkampioen werd.
Tom Simpson stuikte om een toen onverklaarbare reden in elkaar op de Mont Ventoux. De ver van ons bed show kregen we dagelijks op TV. Elke avond beelden van Vietnam, waar Lynden Johnson (Kennedy’s opvolger) steeds meer jongeren heen stuurde. Al kon je dit afwisselen met af en toe een cinemaatje mee te pikken: keuze uit Bony & Clyde, The Graduate, You only live twice.
En nu?
2017 ligt achter ons, en zo ook deze herinneringen aan 50 jaar geleden. Op naar 2018, waarin we terug kunnen blikken op het woelige jaar 1968. Een jaar waarin studenten de macht grepen of dat was althans wat ze dachten…..
———————————————————————————————
(*) Oilsjteneers Zemmen (Tekst 1967 Jean-Paul De Boitselier)
Nen echten Oilsjteneer es toch nen toffe kadei
Mor e pakt ni geiren zen vraa mei op cafei
Want komt’n loot tois en zen vraa wacht’em doeid van de vauk
Ten eit’n nog wel wa beldj, mor tein een kroigt’n giejn sprauk
Oilsjteneers zemmen
En weir vinnen da ferrem
Weir zen goed in de grond
Mor spreiken geiren oever
Dadada dadadadadada
Onzen berremiejster verdikkert mor altиd miejr
Nog een betjen en e kaan in zen kliejren nemiejr
Na goj’e nimmer zing per otto goon nor zenne bureau
Ge gotj em zing roin op azoei ne kleine veilo
Oilsjteneers zemmen
En weir vinnen da ferrem
Weir zen goed in de grond
Mor spreiken geiren oever
Dadada dadadadadada
As baagrond eit ons stad nog e schoein pleksken vroi
En door komt na een hois ver ouderlingen boi
Ze zochten nor ne goeie noom in diene zjaar
Ze goon het na hoeiten rusthuis de patat bar
Oilsjteneers zemmen
En weir vinnen da ferrem
Weir zen goed in de grond
Mor spreiken geiren oever
Dadada dadadadadada
Oilsjt eit gelиk in Brissel, ge wetj oe dat’goot
Na oeik een blave zone in d’iejn en d’ander stroot
Mor een etj giejne schrik as a schoif ni goed een stoot
Want ’n helft van ons poliesje een wetj zelf ni hoe dat goot
Oilsjteneers zemmen
En weir vinnen da ferrem