Six days in May 2022: dag 6


Dit werd uiteindelijk weer een dag om niet snel te vergeten. Vroeg begonnen, laat geëindigd. Abergavenny en Monmouth in de ochtend, Cheltenham en Woodstock in de namiddag. Uitzicht op een veel te vroege aankomst in Dover, wat dan toch weer tegenviel. In Cobham aan de zuidkant van Londen langs de M25 gestopt voor een laatste plas en een Strabucks Americano. ‘Jawel mevrouw, om mee te nemen,’ want zin om onmiddellijk een halve liter hete koffie soldaat te maken, had ik net niet. Nog binnen het kwartier van de resterende reistijd, er resten nog 158 km, begonnen de borden boven de weg mij er opmerkzaam op te maken, dat ik maar beter voorzichtig kon rijden, want ‘er lopen beesten op de weg’. Tot wel vijf keer toe, en nergens noch een koe noch een verdwaald varken te bespeuren. En dan gebeurde het: plots stonden we met zijn allen stil. Daar stonden we, minstens een uur en driekwart. Weg slonken de minuten die ik daarnet nog op overschot had, en wat later ook de minuten waarbinnen ik had moeten inchecken in Dover. Dat wordt dan de eerste keer in 41 jaar dat ik een boot mis. Bij een maatschappij waar ik voor het eerst de oversteek met maak: DFDS. Hopelijk vragen ze geen toeslag, en zit de eerstvolgende boot niet overvol. Dat deden ze toch, ook al compenseerde dat met het origineel betaalde bedrag, want de nachtboot was een zelfde som voordeliger. Dit wordt alvast thuiskomen een kot in de nacht. Behalve een uitgebrande auto die getakeld werd zagen we niets van het hele incident. Letterlijk geen kat te zien. Vermoedelijk was alles verholpen door de drie brandweerwagens die zich met veel moeite een weg konden banen op de vier rijstroken, waarop de talrijke stilstaande wagens weinig ruimte lieten.
De miserie van het loslopend wild, al kan het ook tam wild geweest zijn, is nog maar pas voorbij en er werd nieuw onheil gepresenteerd. Werken langs de weg, waardoor het verkeer naar een rijstrook werd geleid, waarop een snelheidsbeperking goldt van 30 mijl per uur. 48 Km per uur, en gecontroleerd door camera’s die de gemiddelde snelheid meten. Precies 48 km per uur rijden, of net wat minder, daar moet je een lichte voet voor hebben of cruisecontrole gebruiken, en die is niet voorhanden. Bij de minste daling in de weg ga je over de limiet. Om dit meer dan 10 km vol te houden is enige concentratie verreist. En na een ganse dag karren wil die concentratie wel eens wegebben, met als resultaat dat je je plots bevindt op een afslagstrook naar een wegrestaurant. Bon, snel voorbij rijden en de andere kant weer de snelweg op. Had gekund, maar deze keer niet, vanwege afgesloten aan die kant. De voorgeschreven omweg volgen, die leidde naar een eerdere afrit, tikt nog een kwartier bij op de teller.

Bij de incheck zie ik nog net de lichtgevende letters, aangaande corona en bewijzen. Dit kan toch niet waar zijn? Afgelopen vrijdag was er nergens sprake van die akelige aandoening. En nu zouden de Fransen dan toch weer strenger zijn dan de Britten? En jawel de madame van de Franse politie, of was het douane, vraagt naar een bewijs. Ik gebaar van krommenaas, en laat duidelijk zien, dat ik geen papier van een test of iets dergelijks bijheb. Geen ‘passenger location form’. Ze kijkt bitter ernstig. Heb ik een probleem? ‘Et votre telephone?’ probeert ze. Ik duik de auto in en hoop dat de app, die ik in geen half jaar meer gebruikt heb, nog werkt. ‘App downloaden’ verschijnt er op het schermpje van mijn Apple-genoot. Dat zit niet goed, of toch, want ik zie onder de boodschap wel nog het lijstje met certificaten. Het oudste meldt, in het rood, dat het vervallen is. Achter de boosterprik zit gelukkig nog de QR code die ze inscant. Ik krijg een wit papier met een stervormig teken.
De man van de Britse politie gebaart mij om niet uit te stappen, wat ik telkens moet, omdat al die passage hokjes aan de kant staan van het stuur van Britse wagens. ‘Waar ga je heen?’ ‘België.’ ‘Naar huis?’, ‘jawel.’ En ik mag zonder meer door. Geen verdere douanecontrole. Bij de volgende stop mag ik mijn wit papier met ster alweer inleveren. Ik heb geluk want de boot van kwart na twaalf ligt nog op mij te wachten. Weinig volk op deze nachtboot, en van de weinige passagiers ligt de helft, verspreid op de zitbanken, te maffen. Het merendeel zijn Polen of andere Oost-Europese chauffeurs. Onbewust loop ik ‘hun’ refter binnen, bestel fish and chips, waarvoor ik enkel het bijgeleverde flesje water betaal. Niemand die zag dat ik geen truck bestuur. Inderdaad raar dat ik nergens een menu of prijslijst zag. Fish & chips on the house.

Deze morgen in Abergavenny, in de Markthal, viel op dat verschillende standen leeg waren, en er minder volk rondliep dan vorige jaren. Niet vanwege de regen, want die hield vorige jaren ook niemand tegen. Vele van die standhouders zijn oudere sociaal voelende gepensioneerden die wat bijverdienen, van gezelschap en een babbel houden. Ik mag hopen dat ze niet van de aardbodem zijn verdwenen door corona. Heeft Brexit er wat mee te maken? Is er minder aanbod op de bric-a-brac markt? Dat laatste was ook voelbaar in de charity shops, waar amper nog wat te vinden is in de cd bakken of op de boekenrekken. Zou het kunnen dat de Britse cd’s voornamelijk in Europa werden geperst, en dat daardoor het aanbod opdroogt? Dat was in elk geval zo voor de covermounted cd’s bij de muziekbladen Mojo en Uncut kort na Brexit. Al zullen ook de jonge ‘sterren’ die digitaal werken vanop hun zolderkamertjes, minder nood hebben aan cd’s. En toch gelooft de man in Hay in zijn Haystack muziekshop er nog in. Cd’s en cassettes komen terug wist hij mij gisteren te vertellen.
Mijn anderhalf uur gratis staan op de parking van Morrisons zit er op. Ik ben een paar minuten over de limiet gegaan. Zal die camera mijn nummerplaat echt herkennen? Hopelijk niet.
In Monmouth mag je bij de rivier, achter de kerk, een uur gratis parkeren. Het standbeeld van Rolls of was het Royce staat nog altijd trouw op zijn zelfde plaatsje. Ook de boekshop waar ik, jaren geleden, ooit in opgesloten raakte is er nog altijd. In hetzelfde straatje neem ik enkele foto’s van het Savoy theatre. Een oude cinema die nog steeds theater, film en muziek aanbiedt, getuige de affiche van de Chris Barber Big Band die er binnenkort aantreedt.
Het is opgehouden met regenen onderweg naar Monmouth, vaak ook de poort naar Wales genoemd. Rockfield ligt op een boogscheut hier vandaan. Plaats waar in een oude boerderij, de stallen werden omgevormd tot studio’s, Bad Company een plaat opnam. Ook Queen nam er onder andere Bohemian Rhapsody op. Zelfs Oasis trok er jaren later heen.
Om van Monmouth naar Cheltenham te rijden, moet je bij Worchester de Severn over, en rij je verder de autoweg M5 op richting Bristol. Ik herinner mij dagen in Cheltenham waarbij het zoeken was in de auto-atlas en vooral letten op borden langs de weg met de benaming begraafplaats. Vandaag geeft de GPS precies aan waar je links of rechts moet, en waar je eindbestemming ligt. En dat kan dan bijv. een kleine parkeerplaats zijn, midden op een kerkhof, op enkele passen van de laatste rustplaats van Brian Jones, oprichter van de Rolling Stones. Er is weinig veranderd. In de plastic box achter de grafsteen ligt een nieuw dagboek, waarin toch weer enkele bezoekers iets neerpenden. Vaak wordt er verwezen naar het feit dat Brian de echte oprichter van de Stones was, in tegenstelling tot wat de jongeren van tegenwoordig wordt ingelepeld. Ik neem enkele foto’s van de hoge sparrenbomen bij het graf, die ik ooit verkeerdelijk omschreef als eiken. Op dit kerkhof is het een feest voor wie van oude en hoge bomen houdt. Op de onder duivenstront bescheten bank zoek ik een paar centimeters schone ruimte om nog wat te verpozen. Ik heb nog tijd zat en Dover is nog ver. Eerstvolgende stop wordt Woodstock, waar de tearooms net hun deuren sluiten wanneer ik aankom, en ik zoals enkele jaren geleden de Star Inn (https://www.thestarinnwoodstock.co.uk/s_photo.asp ) binnenloop. Nog steeds een café waar classic rock uit de speakers komt. Dylan, Crosby, Stills Nash & Young beroeren er de trommelvliezen. De koffie Americano maakt mijn gestel enigszins loom, en dat merk ik later op de ringweg rond Oxford, voorbij Wolvercote, en andere aan Morse herinnerende plaatsnamen. Vanuit Cheltenham rij je Woodstock binnen via de Woodstock Road, uit het allereerste Morse verhaal. Ik laat Oxford rechts liggen, ook al mag ik in die Britse steden nog overal binnen met mijn 465.000 km oude diesel. In Brexitland kent enkel Londen een Lez (Low Edition Zone), en die geldt dacht ik voor iedereen. Het is vijf na halfzeven, wanneer ik de lange bocht naar de M25 neem, op weg naar de laatste stop te Cobham langs de snelweg. Ik heb ruim de tijd om er de benen te strekken. Mijmerend aan een tafeltje buiten, met mijn papieren beker Americano, gaan mijn gedachten terug naar die aprilmaand in 1981 wanneer ik samen met Janneke en Diane, in Cobham, bij de familie Bennett, in hun sneeuwwitte living, aan tafel zat voor het avonddiner. De kleur was bedoeld als herinnering aan hun huis in Afrika, in Rhodesië, waar ze ten tijde van de regering van Ian Smith woonden. We hadden net ervoor, achter in hun tuin hun dartelende Chow Chows gefotografeerd. Zij was een autoriteit, voorzitster van de Chinese Chow Club, en stond op onze lijst van te bezoeken Chow kennels dat voorjaar in 1981. Het was onze laatste stop eer we met luttele aanwijzingen van hen dwars doorheen Londen reden via de North Circular Road, er was nog geen M25 in die dagen, en we van Dover naar Oostende voeren. Er is veel veranderd in al die jaren. Van Londen merk je niets meer bij een doortocht naar het Noorden, of Westen. Alles gaat nu een stuk vlotter, tenminste…. zie begin van dit verhaal.