Woensdag, 9 juli 1969
Vandaag 55 jaar geleden leerde ik, tijdens een vakantiejob, borduren op een kantmachine. Ik werd dus van de ene dag op de anderde borduurder. En dat een hele dag terwijl G. mocht meerijden met de camion. Naar het schijnt vrijdag nog een volledige dag van hetzelfde. Na het werk reden we langs de Philips winkel en jawel de bandopnemer staat er nog. Intussen in prijs verlaagd van 6500 naar 5200 frank, daar het een einde serie 68 betreft. Nog wat bijleggen van de studiebeurs check en we komen er wel.
Donderdag, 10 juli 1969
Vandaag een dag als alle andere deze week. Weer een ganse lange dag aan dat rot machien. Eindeloos lange dagen zonder einde. Morgenavond schijnt zo ver weg. De eindstreep van onze vakantiejob. Met G. is het al net zo gesteld. We mochten nog van geluk spreken dat het slecht weer was.
Schreef ik al dat 10 juli ook de dag was waarop Brian Jones, een Rolling Stone, op het kerkhof van Cheltenham werd begraven?
Je kan 1969 bezwaarlijk een topjaar noemen voor de ‘Rolling Stones’, hooguit een jaar van herstel na het fiasco eind 1967 van ‘Their Satanic Majesties Request’, en het mislukte project uit ‘68, dat ‘Rock and Roll Circus’ heette, en pas enkele tientallen jaren later alsnog werd uitgegeven.
‘Jagger en Richards’, hadden in navolging van ‘Lennon en McCartney’ zich toegelegd op het schijven van popsongs, omdat daar in eerste instantie veel meer geld met te rapen viel dan met het coveren van oude bluessongs. En laat dat nu net de onstaansreden zijn van de band. ‘Brian Jones’ was een fervent blues liefhebber, die menig nacht doorbracht op de sofa van ‘Alexis Korner’, waar hij zich door de discotheek van Korner worstelde, op zoek naar de echte blues. Korner was bekend voor zijn verzameling albums, waarvan de meeste geïmporteerd waren uit de States. Een liefhebberij die ook door de jonge Jagger langs de andere kant van Londen werd beoefend.
Al bij al bestond in die dagen in Londen toch een beperkte scene, waar in enkele clubs, latere sterren als ‘Eric Clapton’, ‘Jimmy Page’, ‘Paul Jones’, ‘John Mayall’, en tal van tijdgenoten naar elkaar kwamen luisteren. Dat Brian Jones opgegeten was van de blues blijkt alleen al uit het feit dat hij zich ‘Elmo Lewis’ liet noemen, verwijzend naar de slidegitarist ‘Elmore James’, waar hij een boon voor had. Brian zocht andere muzikanten om samen een bandje mee te vormen. Waarschijnlijk dacht geen van de tijdsgenoten in die dagen dat daar een levenslange job in zat. Het was op dat ogenblik vooral ontsnappen aan een job ergens in een fabriek of stratenmaker worden, een bezigheid die ‘Robert Plant’ nog een tijdje uitoefende in Kidderminster en onmiddellijke omgeving. ‘Roger Daltrey’ van de ‘Who’, beoefende ooit het loodgieterschap, en van ‘Rod Stewart’ wordt verteld dat hij een tijdje grafdelver was, wat niet echt klopt.
Weet ook dat bluesmuziek en bij uitbreiding populaire muziek niet onmiddellijk een product was dat bij honderden of duizenden over de toonbanken ging. Het was die jongelui vooral te doen om via de muziek en voornamelijk via kleinschalige optredens in kleine clubs te overleven.
Soms vraag ik mij af: waren de ‘Beatles’ er nooit geweest, die de hele markt opengooiden, zouden die Londense jongens dan uiteindelijk toch succes hebben gehad? Zou het leven van Brian Jones er anders hebben uitgezien, en zou hij misschien zelfs nu nog hebben geleefd? Ik weet ook wel dat indien ons kat een koe was geweest, ze melk zou gegeven hebben, en je ze kon melken onder de stoof, bij wijze van boutade.
Men wil ons graag doen geloven, dat de uitgave begin jaren zestig, van de songs van ‘Robert Johnson’, een en ander teweeg bracht, maar dat is veeleer, iets wat pas jaren later door veel auteurs werd geponeerd.
Om een en ander te weten te komen over Brian Jones en de jonge Stones is het aan te bevelen het boek van ‘James Phelge’ er op na te slaan. Phelge deelde een tijd lang een kamer met de nucleus van de Rolling Stones. Een van de manieren om betaalbaar te kunnen wonen in Londen, was ‘sharing’, kostendelen. Op de eerste platen van de Rolling Stones tref je heel wat songs aan van de hand van ‘Nanker Phelge’. Dit was een imaginair persoon, die zijn naam ‘leende’ aan wat eigenlijk groepscomposities waren. Een ideetje van Brian Jones, waar James Phelge zelfs in het begin niet van op de hoogte was. Nanker kwam van nankering, een soortement gekke bekken trekken, dat door Jones werd beoefend, waarbij hij zijn neus naar boven duwde en zijn ogen naar beneden trok. Oude vrouwtjes aan het schrikken brengen en meer van dat soort ongein.
Voornamelijk Brian Jones, die al sedert zijn vijftiende, ongewild vader werd, en die stunt enkele keren herhaalde, was op zoek naar een ‘deftig’ inkomen. Het oprichten van een eigen bluesgroep, kon daar toe bijdragen. Via annonces, en contacten met Korner ontmoette Brian uiteindelijk Jagger en Richards, alsook ‘Dick Taylor’, die later bij de ‘Pretty Things’ zou opduiken, en tot slot een niet meer voor de geschiedenis belangrijke drummer (voorloper van Charly). Het is bekend dat toen ze samenhokten in ‘Edith Grove’, waar Jagger’s moeder regelmatig kwam kuisen en hen wat eten toestopte, Richards en Jones constant songs probeerden na te spelen. Jagger studeerde nog voor boekhouder en was overdag vaak weg.
Ze kregen het voor elkaar om regelmatig in de ‘Crawdaddy’, de club van ‘Giorgio Gomelsky’ op te treden, en enkele andere clubs, zoals de ‘Marquee’. Optredens versierden ze ook op het legendarische ‘Eel Pie Island’, waar je via een loopbrugje al je materiaal heen moest slepen.
Giorgio Gomelsky bezorgd om de jonge band, werd hun manager. Zijn bezorgdheid en managerschap was zuiver op vertrouwen gestoeld, want er werd nooit een contract opgesteld. Dat zou hem later zuur opbreken, wanneer de jonge Amerikaan, ‘Andrew Loog Oldham’, op de scene verscheen, en de band wegkaapte onder de ogen van Gomelski. Gomelsky ruilde de Stones in voor de jonge ‘Yardbirds’ met Eric Clapton, en het leven kabbelde verder.
Brian stuurde brieven naar de BBC en naar iedereen die hij vond die hen zou kunnen helpen bij het opzetten van een carrière. (Iets wat Beatle Lennon in den beginne ook deed).
In die dagen verwerkte ‘Decca’ nog altijd de kater die ze opliepen vanwege het niet onder contract nemen van de Beatles. ‘Guitargroups are out now’, lieten ze de Beatles weten. Toen Decca eenmaal zag dat er met die ‘gitaargrtoepen’ toch wel wat te rapen viel, haasten ze zich om waarschijnlijk ‘de eerste de beste’ die zich aanbood te evalueren, en te signeren. Het geluk was met Brian en de Stones, en hun splinternieuwe manager Andrew Loog Oldham. Oldham leerde overigens een stuk van de stiel bij ‘Brian Epstein’, de Beatles manager. Zelfs Beatle ‘George Harrison’ speelde blijkbaar een rol in het versieren van het platencontract bij Decca.
Brian Jones moet ongelofelijk tevreden geweest zijn in die dagen.
Al zou het tij zou snel keren, wanneer bleek dat de Beatles hun eigen materiaal begonnen te schrijven, en miljoenen exemplaren van hun platen verkochten, en dat niet enkel in Engeland maar spoedig ook in de USA en de rest van de wereld. Binnen de kortste keren vormden de meeste authentieke bluesbands in Londen zich om tot popbands die maar wat graag in de voetsporen van de Beatles traden. De Amerikanen hadden het in 1964 en 1965 over de Britse invasie. De Stones, volgden in dit spoor en volgens de legende sloot Oldham, Jagger en Richards op, met de opdracht pas terug naar buiten te komen wanneer ze een eigen nummer hadden gecomponeerd. Tot die eerste nummers behoren o.a. ‘As Tears go By’ en ‘The Last Time’, een regelrecht gejat nummer van de Staple Singers.
In de praktijk kwam het er op neer, dat muzikanten die hun hart aan de blues hadden verpand, alleen maar konden toekijken naar wat zich voltrok. ‘Manfred Mann’, wiens eerste lp’s schitterende bluesnummers bevatten coverde ‘Do Wach Diddy’ en startte hiermee hun carrière als popband. Bluesman en zanger Paul Jones, stapt uit de groep. Idem ditto bij de Yardbirds, waar Eric Clapton de richting niet ziet zitten die de band uitgaat.
Bij de Stones was het niet anders. Ook daar moet Jones vastgesteld hebben, dat hij zijn greep op de band kwijt was. Aleen…. hij stapte er niet uit, en bleef. Was het omdat dit hem een rijkelijk leven bood, en hij besefte dat opnieuw beginnen niet makkelijk zou zijn? Was zijn talent om een band te leiden dan toch niet zo groot?
Gedurende de succesjaren van de Rolling Stones liep Brian vaak in de kijker, maar dat was voor het grootste deel niet vanwege zijn muzikale prestaties. En toch was hij de beste muzikant in de band. Hij bespeelde een scala aan instrumenten. Luister maar naar ‘Paint it Black’ waar hij de sitar bespeelt, of naar de Beatles-B-kant ‘You know my name’, waar Brian aanwezig is op saxofoon.
Maar het feit dat Brian geen hits uit zijn instrumenten toverde, en Jagger en Richards dat plots wel konden, dreef hem naar het achterplan. Jagger werd de echte frontman en in die positie door de pers ook aanzien als de echte leider van de band. Iets wat Brian erg moet gefrustreerd hebben. Brian verdiepte zich dan maar in enkele zijprojecten, zoals in de filmscore voor ‘A degree of Mur’der’ die hij samen met Jimmy Page maakte, en waarop ook ‘Nicky Hopkins’ te horen is, de pianist op ‘She’s a Rainbow’. Of ook nog in een plaat die hij opname met een aantal Marokkaanse muzikanten onder de noemer: ‘Brian Jones Presents the Pipes of Pan at Joujouka’. Niet echt succesvolle ondernemingen. En in 1968 beterde het er niet op. Hij zag er opgezwollen uit en bleef vaak afwezig bij geplande opnames. Ook het feit dat de Stones, net als de Beatles gestopt waren met optreden, was in het nadeel van Brian. Hij kon zijn muzikale kunsten niet meer tonen op een podium. Bij de opnamen van het ook al mislukte project Rock and Roll Circus, diende de regisseur hem om te praten om toch te komen. Hij vertikte het bijna omdat ze hem teveel pesten, zoals hij het zelf uitdrukte.
Zou hij het feit dat ze hem begin juni ‘69 ontslagen hadden,als bevrijdend hebben ervaren? Brian was geen leidende figuur, en het opzetten van een nieuwe band, of nieuwe soloprojecten zonder hulp van anderen lijkt hoogst onwaarschijnlijk. In elk geval de Stones wilden weer op pad met hun nieuwste LP, en daar paste Brian al helemaal niet meer in. Hij had er ook nog nauwelijks op meegespeeld. En wat zou er gebeuren wanneer Jones voet zou ztten op Amerikaanse grond, na zijn veroordelingen voor gebruik van drugs?
De Begrafenis in Cheltenham op 10 juli 1969.
Ik lees vaak dat met uitzondering van Mick, die op weg was naar Australië om er ‘Ned Kelly’ te vertolken in een film, hij de enige Stone was die afwezig was. Wie de geschiedenis wat beter doorzoekt moet vaststellen dat ook Keith en zijn vriendin ‘Anita Pallenberg’, overigens het ex-lief van Brian, er niet waren. ‘Anna Wohlin’ de toenmalige Zweedse vriendin van Brian schitterde ook door haar afwezigheid, al wijt ze dit aan het feit dat het haar verboden werd aanwezig te zijn, door het Stones management. Bouwvakker ‘Thorogood’ was er dan weer wel. De man waarvan later beweert werd dat hij Jones omgebracht zou hebben.
Drie juli, vijftig jaar later, gaf Brian’s dochter, bij het graf, een interview aan Sky News, waarin ze beweert dat Jones niet zomaar verdronk, maar werd “geholpen”. Donovan, de Britse folkartiest, bezocht het graf in gezelschap van Linda Lawrence (ex-vriendin van Brian) en de kleinzoon van Brian en Linda, Joolz. Fans van Brian kunnen terecht bij twee besloten facebook groepen: Brian Jones Golden Stone en Brian Jones-The original Rolling Stone.
Via een ander filmpje dat een fan maakte, horen we dat ook Pat Andrews (*) en Jimmy Phelge aanwezig waren op de vijftigste herinneringsdag te Cheltenham. Brian kwam uit Cheltenham een eind van Londen.
(*) https://www.gloucestershirelive.co.uk/news/cheltenham-news/cheltenham-must-more-remember-rolling-199728