De tv vertelt mij dat het heerlijk wandelen is in de Demervallei. Een gids laat mij weten dat hij daar vijf dagen op de week in de natuur verttoeft. Plots staan gids en huppelpop van de TV in een ‘echt’ museum, in die zelfde Demervallei. Zichem, en daar in datzelfde museum zou ooit ene Ernest Claes samen met nog wel acht andere huisgenoten geslapen, gewoond en vermoedelijk af en toe behoorlijk zoute soep hebben gegeten. Op de voutekamer, een plaats die in geen enkel modern huis nog voorkomt, sliepen de twee jongste broers. Wanneer de duisternis viel, en de nacht haar intrede deed, sliep de rest op de hooizolder. Bokrijk in het echt lijkt het wel, maar dan zonder de romantiek. Kennen ze hem nog? Wie? Awel Nest de wittekop. Hij die Zichem op de kaart zetten en toeristisch meer heeft betekent dan eender welke cultuurcel in die gemeente. Helaas kan ik u meedelen dat je zijn boeken: ‘Jeugd’, ‘Kobeke’, Pastoor Campens Zaliger’ niet meer in de rekken van de betere boekhandel tegenkomt. Weet ook dat het vaak op rommelmarkten aangetroffen boek ‘Wij heren van Zichem’, helaas geen boek is dat geschreven werd door Nest Claes. Nochtans had men vorig jaar en ook dit jaar zijn ‘Bei uns in Deutschland’ of ‘Cel 269’ makkelijk kunnen heruitgeven. Alles wat met de Groote Oorlog te maken heeft verkoopt immers.
Het wordt een van de betere namiddagen, in deze koude januarimaand. Scheldeboordenweer. Wandelen van het Bunt naar het veer over de Durme van Driegoten naar Tielrode. Halverwege staan wat banken, daar waar de Durme zich in de Schelde gooit, om het literair uit te drukken. Helaas, alles ligt er zeer laagtij-ig bij. Het water uit de Durme sijpelt als het ware naar de brede Schelde. Bij die monding werd in de jaren zestig een beeld geplaatst van ene Filip De Pillecyn. Bon, ook hier geldt vandaag de dag de kreet: wie? Toch heeft de beeldhouwer in het beeld het beroemdste boek van De Pillecyn verwerkt: ‘De veerman en de jonkvrouw’. Een mooi boek, dat helaas niet meer voorkomt op de verplichte literatuurlijstjes in de scholen. Helaas kan ik u meedelen dat je zijn boeken…. maar ik val in herhaling.
Toch is er de laatste tijd wat te doen geweest rond de literatuur van onze ‘vergeten schrijvers’, want het kan toch niet dat we ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw echte een streep hebben getrokken onder ons cultureel verleden. Het kan toch niet zijn, dat we ons literair erfgoed zomaar op de mesthoop, om het op zijn Vlaams te zeggen, gooien. Ik weiger te geloven dat enkel de Brussel- en andere -mansen de lezer van vandaag, jong of oud, zou aanspreken.
Zonder echt op zoek te gaan naar een schuldige dringt zich de vraag op: waaraan ligt het dan? Deze situatie is er in elk geval niet zomaar gekomen. Zijn het de erfgenamen van de schrijvers, die al lang hun schaapjes op het droge hebben, en misschien liever niet meer geasocieerd worden met hun voorouders? Of zijn er misschien geen erfgenamen meer? Is de literatuur van vroeger nog wel ergens ondergbracht bij een uitgeverij? Of verwaarloost onze generatie het publiek domein waar zich vast en zeker reeds een en ander moet bevinden?
Hoe komt het eigenlijk dat in Groot Brittanië heel wat literatuur voor een habbekrats te koop wordt aangeboden. Vaak aan een prijs die nauwelijks hoger ligt dan de prijs waarvoor die boeken, na gelezen te zijn, in de healtcare centra van het rode kruis, Oxfam of een of andere hartstichting belanden? Goedkoop uitgevoerd, dat wel, vaak met slechts een papieren omslag en gedrukt op goedkoop papier. Maar wel telkens weer verspreid voor nieuwe generaties. Ligt het daartaan dat er meer boeken in het tweedehandscircuit rondgaan dan bij ons? Je hoeft ze niet angstvallig, als waren het goudklompjes, te bewaren in chique uitgevoerde boekenkasten, die bij het salon passen. Neen, weg ermee, je kan ze toch telkens opnieuw kopen. Amerikanen blijven stories van Steinbeck steeds weer opnieuw lezen. En is ‘East of Eden’, om iets te noemen, niet de doodgewone vertellinge van Kain en Abel? Eeuwenoud.
Wanneer Van Morrison in een van zijn songs zingt over Keats, Shelley of Byron, wordt hij daar niet scheef op aangekeken. Hier is het al meer dan dertig jaar bon ton, om alles wat voor die tijd werd gepubliceerd onder te brengen bij de boerenliteratuur. Films als ‘De Vlaschaard’ en ‘De Loteling’ hebben hier zeer toe bijgedragen. De verhalen werden verguisd, de acteurs met Decleir voorop werden de hemel ingeprezen. Zelfs Boon zit tegenwoordig in het clubje ‘hard to get’ boeken.
Overigens beperkt het fenomeen zich niet tot de literatuur. Probeer maar eens een CD op de kop te tikken van Wim De Craene, Luk Saffloer, Hugo,Raspoet, The Kids, of eender welke band uit de jaren vijftig of zestig. Negeren wij dit, omdat we het niet goed vinden? En met wij bedoel ik o.a.radio, tv, geschreven media, en dies meer.
Hebben wij dan geen oog voor ons cultureel erfgoed? Zeker en vast geen comercieel oog, want anders zou er toch wel iemand te vinden zijn die dit een gat in de markt vindt.
Onze literatuur en onze muziek behoren tot de blues van onze maatschappij. Ik leg uit: Amerikanen interesseerden zich pas voor blues, nadat enkele jonge Engelse snotapen (Jagger, Clapton, Mayal, Korner, enz…), hen een spiegel voorhielden.
Wie houdt ons een spiegel voor? Wie leert ons opnieuw te houden van Nest Claes, De Pillecyn, of nog veel ouder literair erfgoed? En het hoeft niet echt alleen maar het levensverhaal van broeder Isidoor, of de schone vertellinge van moeder Kloeke te zijn die we herontdekken. Den Vos Reynaarde is nog alle dagen alomtegenwoordig onder ons. Misschien toch maar eens op zoek gaan naar huize Isegrimus.