Robert Anthony Plant CBE (born 20 August 1948) is an English singer, songwriter, and musician, best known as the lead singer and lyricist of the rock band Led Zeppelin ….. lezen wij op Wikipedia. Een overzicht.
Robert Plant heeft de kaap van zeventig jaren gerond.
De jonge god is veranderd in een oude knuffelbeer. Van een zekere episode in zijn jeugd wil hij liever niet te veel meer horen. Hij bepaalt zelf wel, waar en wanneer hij zich nog eens bukt, een parel opraapt, bewonderend bekijkt, en deze bezingt.
Over enkele weken zal het vijftig jaar geleden zijn, dat hij een beslissing nam die zijn leven overhoop gooide, en die hem in een tien jaar durende mallemolen deed belanden. Wij weten nu, dat hij slechts “derde” keus was. Page had zijn oog laten vallen op Steve Marriott de zanger van de Small Faces, om te fungeren in zijn vernieuwde Yardbirds groepje. Mariott’s manager (de papa van Sharon Osborne) sprak echter klare taal, en liet Page verstaan, dat je met gebroken vingers niet al te best gitaar kunt spelen. Keuze nummer twee , Terry Reid, was een blitscarriere beloofd door manager Micky Most, en gaf daarom ook al niet thuis. Hij kende wel een jongeman uit de ‘Brum’ regio, die hij een paar keer had horen zingen in de band van Alexis Korner. Achter diezelfde microfoon had enkele jaren eerder nog ene Michael Jagger gestaan, en die was toch goed terecht gekomen, moet Page gedacht hebben toen hij en manager Peter Grant contact opnamen met Robert Plant.
Hert mag een mirakel heten dat de al vijf jaar aan de weg timmerende Rob Plant inging op het verzoek. De Yardbirds hun beste prestaties lagen al enkele jaren achter hen. Hitsingles bleven uit, en hun laatste album verkocht ook voor geen meter. Page had echter bandleden nodig om nog wat bestaande contracten af te werken. Of hij toen al onmiddellijk aan Plant vertelde wat zijn plannen waren lezen we binnenkort misschien wel in een interview naar aanleiding van deze verjaardag (als die er al komt). Een reünie zit er voorlopig niet in, of het zou moeten ergens in een hutje in de Welshe bergen zijn.
Het is bekend dat Plant als drummer zijn goede vriend John Bonham naar voren schoof, en de rest is geschiedenis.
Ik neem hier een gedeelte over uit een eerder verschenen stuk over RP.
Robert Plant beleefde als Percy het engelachtig opperwezen, tussen 68 en 80 zijn carrière hoogtepunt, dansend over vnl. Amerikaanse podia, zwaaiend met de ‘Hammer of the Gods’. Maar niet enkel succes werd zijn deel, ook heel wat miserie daalde over hem heen, bij zoverre zelfs dat men stilaan begin te spreken over een vloek die over LZ heerste. Een vloek die teweeg zou gebracht zijn door Jimmy Page’s verering van het occulte, en zijn aanbidding van Alistair Crowley, van wie hij overigens een vroegere huis (Boleskin House) in Schotland kocht. Bollocks natuurlijk, maar Plant was na 75 toch nooit meer dezelfde jonge oppergod.
Omdat de Britse taxatiedienst in 1975 op het punt stond de LZ taart behoorlijk af te romen, besloot het vijftal (Peter Grant mag gerust de vijfde LZ-Beatle genoemd worden), een jaar lang Britse bodem te vermijden en te gaan reizen. Ergens in Griekenland raakten Robert en zijn eega Maureen betrokken in een zwaar auto-ongeval wat hem nagenoeg voor een hele tijd in een rolstoel en vervolgens op krukken deed belanden.
Tijdens een van de volgende tournees in de VS kreeg hij het onheilsbericht dat zijn zoontje Karac getroffen was door een zwaar virus. Het kind overleed amper enkele uren later. Led Zeppelin lag in die tweede helft van de seventies op apegapen.
Plant vloog onmiddellijk naar huis, en de toernee werd stopgezet. Noch Jones, noch Page waren op de begrafenis aanwezig. Het was een periode waarin Jimmy Page flirtte met sister heroïne. Plant maakte geen aanstalten om terug te eren naar Londen naar de andere leden van de band. Integendeel hij begon na een tijd af en toe in de Midlands op te treden in kleine gelegenheden met lokale bands. Iets wat hij tot op vandaag nog af en toe doet. Wij ontmoetten vorig jaar nog iemand in Kidderminster, die ons dit bevestigd. Op een keer in een wijnbar waar het toilet zich ergens boven bevond, en hij aan een van de klanten vroeg, hoe jij daar kon geraken, kreeg hij als antwoord: ‘Just take the stairway to heaven Robert’. Het leek wel alsof Led Zeppelin voor hem stilaan een afgesloten hoofdstuk aan het worden was. Een attitude die Page nooit zal kennen.
Maar Peter Grant, wist dat hij een gouden racepaard bezat, met vier jockeys, en dat het paard, het nooit zou overleven met andere berijders. Robert Plant keerde dan ook terug naar de stal, waarna ze samen nog twee platen maakten, niet van hun beste, maar platen die ondanks het punkgeweld uit die tijd een miljoenenverkoop haalden. Er is niet voor niets een managementprijs genoemd naar Peter Grant.
Het definitieve einde van Led Zeppelin diende zich aan met de dood van John Bonham. Zonder onze vriend kunnen wij niet verder.
Hert werd voor een hele tijd stil, en daar hadden zowel Jimmy als Robert voor een groot stuk zelf de hand in. Van Page verscheen slechts een soloplaat. Daarnaast bracht hij nog twee platen uit samen met Paul Rodgers in een band die ze The Firm hadden gedoopt. Goede platen, maar geen hoogvliegers. En Page vloekte nog meer tegen zijn fans door in zee te gaan met David Coverdale, een zanger waarvan elke fan vond dat het een goedkope niet geslaagde copie was van Robert Plant.
Maar ook Plant zelf schopte de fans tegen de schenen door in de jaren tachtig drie platen te maken, waarop hij zijn verleden afzwoer, en zich op typische jaren tachtig bijna synthpop bekeerde. Een McCartney-aanse misstap, die ook Paul zetten 10 jaar eerder toen hij via Wings Wildlife wilde breken met zijn verleden.
En…. ook wij haakten af, en wel twintig jaar lang. Fout uiteraard, want daardoor misten wij de passages in Gent van Page & Plant. MTV was niet aan ons besteed. Unledded, de ‘unplugged’ Page en Plant plaat werd niet de hemel in geprezen door de lokale muziekpers (lees Humo).
Een hernieuwde kennismaking.
Rond de eeuwwisseling, op een winterse avond na een troosteloze werkdag, liepen wij een kleine tweedehands CD-zaak binnen, een paar huizen verder dan WHSmith, op de Brusselse Adolphe Maxlaan. Bij het fileren van de verschillende CD rekken stootten wij op ’Dreamland’ van Robert Plant. Een hoesje dat wel aansprak en enkele titels, Morning dew, Song to the Siren en Hey Joe die ons afspraken en ons helemaal over de streep trokken om het op de prijssticker aangebrachte bedrag op te hoesten.
Nog diezelfde avond hebben wij Robert Plant opnieuw op zijn voetstuk geplaatst waar hij al die tijd thuishoorde.
Plant staat intussen in onze top vijf van meest bijgewoonde concerten (drie maal solo, een keer samen met Krauss, en twee keer met Zep), naast Neil Young, de Rolling Stones, Springsteen, McCartney en Roderick Stewart, en uiteraard Irish Coffee. Yoko Ono, met een concert, haalde helaas onze top vijf net niet.
Plant konden we op de Lokerse feesten in totaal drie keer aan het werk zien. Niet slecht, voor een lokaal festivalletje. Recent vertelde een van de organisatoren nog voor een lokaal tv-journaal hoe Plant die eerste keer, nu al zestien jaar geleden zijn concert onderbrak voor het afsluitend kermisvuurwerk, rustig vooraan op het podium plaatsnam, de benen bengelend over de podiumrand, genietend van een feeëriek spektakel met hoog in de lucht uiteen spattende vuurbollen.
Plant’s jeugdjaren
Wie zich wil verdiepen in de prehistorie van Plant, en toch ergens moet beginnen, raden we de albums ‘66 to Timbuktu’ en ‘Dreamland’ aan. De titel alleen al van de dubbele overzicht CD 66 to Timbuktu, vertelt het verhaal. Van een eerste (geflopt) singletje in 1966 tot een optreden in het HL van Pluto, in dit geval Timboektoe, ergens in Afrika. De CD had net zo goed ‘From Kidderminster to Timbuktu’ kunnen heten, of ’My best songs between 66 and 99’.
Plant was een jochie uit de buurt van Kidderminster in de Britse MIdlands, niet zo ver van Birmingham, en Wolverhampton. Een streek waar wel meerdere bands hun oorsprong hadden. Er bestond zelfs naar analogie met Merseybeat een naam voor: Brumbeat. (Brum is hoe de lokale mensen Birmingham noemen). Enkele bands hadden het zelfs in de sixties tot in de hitparades geschopt: Spencer Davis Group met Steve Winwood, de Move, de Moody Blues. Anderen zoals de Inbetweens (het latere Slade) timmerden een stuk langer aan de weg. Plant en zanger Noddy Holder waren overigens goed bevriend in die dagen. De ‘Band of Joy waar Plant en ook Bonham deel van uitmaakten mocht nooit van het succes proeven. Robert Plant slaagde er wel in om enkele niet onaardige singles (via CBS) uit te brengen, onder eigen naam of met de band Listen. Beide zijn terug te vinden op 66 to Timbuktu. Nummers die nu doorgaan voor wat we Northern Soul zijn gaan noemen. Maar zoals zovele andere, nu te verzamelen kleinoden, vielen ze niet op. Van de eerste singels van Bowie en Rod Stewart, kan je precies hetzelfde zeggen.
De dubbelaar bevat op de eerste CD nummers uit de eerste acht albums van Plant’s solo oeuvre.
De tweede CD is gevonden vreten voor Plant liefhebbers, want hierop staan diverse outtakes, demo’s en niet meer te vinden nummers die ooit verschenen voor Plant bij Zep terechtkwam.
‘You’d better Run’ stamt uit 1966 toen Plant in de band Listen zat. Het jaar daarop volgde ‘Our Song’ een vertaling van een Italiaans nummer: ‘La Musica è Finita’. Een mooie slow die het zeker hier en daar goed zal gedaan hebben bij de openingsdans op een of ander huwelijksfeest.
In de volgende nummers (demo’s opgenomen door de Band of Joy) wordt er nog meer gecovered, zij het wel van bekendere artiesten. Het overbekende ‘Hey Joe’ van Billy Roberts, dat naar de eeuwigheid werd geleid door Jimi Hendrix lijkt hier meer op de Amerikaanse punkversie van de Leaves. De tweede demo geschreven door Stephen Stills, is het overbekende ’For what it’s worth’ van Buffalo Springfield.
‘Operator’, dateert uit zijn dagen met Alexis Korner. En uiteraard staan er een aantal nummers op waarop Page de gitaar hanteert: “Tall Cool One”, Sea of Love, de hit van de Honeydrippers, Heaven Knows’ en ‘Rude World’.
Na Zeppelin.
Robert Plant zal gedurende zijn hele verdere carrière regelmatig terug grijpen naar aparte dingen waarin hij schittert. Bijvoorbeeld al heel vroeg in de jaren tachtig met de Honeydrippers Vol 1 (er moet nog altijd een vervolg komen), een must, waarop hij oude nummers aanpakt, en waar zelfs Page en Jeff Beck even mee aantreden. Het uitstapje met Allison Kraus levert hem een Grammy Award op.
Wat hem nog het dichtste bij Zeppelin bracht was de periode Page-Plant ten tijde van de de MTV unplugged concerten. ‘Walking into Clarksdale’ blijft een erg onderschatte plaat.
Het opnieuw de baan op trekken met oud bandleden van de Band of Joy moet hem zeker deugd gedaan hebben. Plant blijft gelukkig een entertainer die niet enkel nieuwe songs baart, maar die ze ook nog steeds graag live brengt, en vooral dan in kleinere locaties zoals ons eigenste Lokeren.
Zijn recentste platen, vanaf 2000, zijn bijna als een geheel te beschouwen en daar zijn de Sensational Space Shifters niet vreemd aan. Plant laat ook duidelijk verstaan dat hij blijft geloven in een versmelting van Keltische muziek, oosterse klanken, rock en blues. Het is precies die mengeling die leidt tot een unieke ‘Plantsound’. Hij schuwt niet langer meer zijn verleden. Het mag al eens klinken zoals ten tijde van LZ, en live sijpelen gelukkig ook regelmatig oude songs door naar de playlist.
De huidige Sensational Space Shifters is een samenraapsel van topmuzikanten die de laatste 25 jaar her en der hun sporen verdienden. Neem nu Liam ‘Skin’ Tyson de gitarist van Cast, die samen met John Power van de La’s (There she goes) indertijd bij Cast zorgde voor drie heerlijke platen, helemaal in de sixties-who stijl.
Een ding mag duidelijk zijn, Plant omarmt zijn Zep-verleden met liefde. Hij verbreedt het, voegt er een dimensie aan toe, en houdt de toorts brandend, op een voorlopig andere manier dan wat zijn kompaan Page doet, bij het remasteren van de echte canon van Led Zeppelin.
Maar…. wij merkten tijden de Zeppelin reünie in de Londense O2 al dat hij constant hete thee dronk, om zijn stem op peil te houden. We kunnen er van op aan dat hij nooit meer Whole lotta love zal zingen zoals het50 jaar geleden klonk. De man is zeventig.
Wij wensen hem proficiat voor deze mijlpaal in zijn leven, en hopen dat er nog vele schitterende schijven, en dito optredens mogen volgen.
Volg Robbert Plant op: HTTP://www.robertplant.com
Meer info op Sadeler’s Blogsite.
http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=130 Vers ‘gePlant’ te Lokeren.
http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=174 Plant een recensie.
Zoals steeds informatief leesvoer bedankt om te delen
waar hij de naam van zijn zoon vandaan haalde was ook al ni nomaal Karac Pendra Plant (20 April 1972 – 26 July 1977) was the son of Led Zeppelin singer Robert Plant. Karac Plant was born in Worcestershire, England. He was the youngest brother of Carmen Plant, and the first son of Robert and Maureen Plant (née Wilson). His middle name Pendra, is a shortened form of Pendragon (Welsh: warlord). ‘Pendragon’ is from Caractacus Caradog Pendragon (AD 6 – 54), a historical Celtic chieftain and the main Welsh leader of the Catuvellauni tribe. He led the native Briton resistance to the Roman conquest of Britain.