The Hollies: bedenkingen na Kneistival – juli 2013.

Een fotoreportage

Vijf jaar geleden is het reeds, dat we tijdens een zwoele nacht langs het strand wandelden, nog helemaal in de roes van ‘Bus Stop’, ‘Stop Stop Stop’, ‘Look through any window’, ‘Carry-Anne’ en ‘Sorry Suzanne’.

Stel dat ‘Ringo Starr’ morgen de wereld rondtrekt met in zijn kielzog drie topmuzikanten en hij kondigt de tour aan als “Een avondje met de Beatles”. Ik neem aan dat er nogal geprotesteerd zou worden. Toch doen ‘The Rolling Stones’, ‘The Who’, ‘Pink Floyd’ en tien jaar geleden zelfs ‘Led zeppelin’ min of meer hetzelfde. Wanneer ‘Paul McCartney’ tijdens zijn recente tournees oudere Beatle songs speelt, klinken die beter dan dat ‘The Beatles’ ze ooit speelden. En dan zijn er natuurlijk nog de nummers die na 67 kwamen en die we nooit live te horen hebben gekregen (met uitzondering van ‘Get Back’ en ‘Don’t Let Me Down’, live op het dak van het Londense Apple gebouw). Bij ‘Stones’, ‘Who’ en ‘Floyd’ spreekt men al snel van een toeringband, en verschilt vaak van de studioband. Bij de ‘Stones’ was dit overigens al het geval in 1963, toen pianist ‘Stewart’ naar de zijkant van het podium werd verbannen. Boekhouder ‘Jagger’ heeft ook nooit ‘Bill Wyman’ vervangen in de ‘Stones’. Nee die eer viel ‘Daryl Jones’ niet te beurt. Hij mocht gewoon zijn job doen, en aanschuiven aan het payrol loket.

Genoeg gekaderd, laat ons liever terugkeren naar ‘The Hollies’ en Kneistival. In tegenstelling tot ‘The Animals’ die we ook op Kneistival aan het werk zagen, en waar we weten dat er van die groep zelfs meerdere versies bestaan, kan je bij de Hollies eerder van een geëvolueerde band spreken. Op dit ogenblik zijn het gitarist/zanger ‘Tony Hicks’ en drummer ‘Bobby Elliott’, die nog altijd de toon aangeven, zij het aangevuld met enkele uitmuntende kompanen die helaas de grote successen van The Hollies nooit hebben meegemaakt.

Diehards die zweren bij het stemgeluid van ‘Graham Nash’ en zeker het typische stemgeluid van ‘Allan Clarke’ zul je tegenwoordig niet tegenkomen op een Hollies concert. Toch hebben ze ongelijk. In Nederland is men nu al helemaal wild van een in 2019 te houden ‘Hollies’ concert.

De Hollies in de prehistorie.

De embryonale ‘Hollies’ ontstonden al heel vroeg, nog eer de sixties aanbraken, tijdens de hoogdagen van de skiffle wanneer Clarke en Nash heel even dachten dat ze de nieuwe Everly Brothers zouden kunnen worden. Helaas heeft het voor ‘Ricky and Dane Young’ zoals ze zich noemden niet mogen zijn. Wie was Ricky en wie was Dane? Vrij snel sloten ze zich aan bij een band die zich de ‘Fourtones’ noemde. In die Fourtones zaten o.a. ene ‘Pete Bocking’ (guitar), ‘John “Butch” Mepham’ (bass), ‘Keith Bates’ (drums), en ‘Derek Quinn’ (guitar). Namen die niets meer ter zake doen, want al lang vergeten en verdwenen van het popfirmament dat ze eigenlijk nooit hebben bereikt.

Clarke en Nash stapten samen met Quinn die naar ‘Freddy en de Dreamers’ trok al snel over naar de ‘Deltas’, waar toen al ‘Eric Haydock’ (een latere Hollie) de bas beroerde. Leuk om weten is dat op dat ogenblik ‘Eric Stewart’ deze groep verliet om over te stappen naar de ‘Mindbenders’, en heel wat later naar ‘10CC’.

Het zijn deze Deltas die zich vanaf 1962 de Hollies zullen noemen. Maar hoe zit het dan met Elliott en Hicks, zul je vragen? Deze twee heren speelden in een andere band in Manchester: ‘The Dolphins’.

Tijdens een auditie voor een platencontract voor de Hollies gebeurde de vervanging en nam Hicks de plaats in van ene Steele. Later zullen ook Elliott en ‘Bernie Calvert’ overstappen naar de klassieke line-up van de Hollies.

Reeds vijftig jaar Hollies zonder Graham Nash.

Meer dan waarschijnlijk in navolging van de Beatles die met Pepper een veel bredere richting in de muziek uitgaan, wil Graham Nash ook die toer opgaan. De anderen hebben meer dan genoeg aan de popsongs die ze tot dan toe maakten.

De zwanenzang van Nash wordt ingezet op het zeer mooie op single verschenen King Midas in Reverse en op het album Butterfly beide uit 1967. Butterfly wordt commercieel bekeken geen hoogvlieger, In Amerika verschijnt Butterfly zelfs onder de meer commerciële titel King Midas in Reverse.

Meer dan waarschijnlijk onder druk van de platenfirma verschijnt nadien opnieuw een eenvoudige popsong. Clacke en Nash nemen Jennifer Eccles op, een nummer dat gaat over hun beider vrouwen.

Het volgende nieuwe project: een album met Dylan covers zint Nash al helemaal niet. En wanneer later een nieuw Nash nummer, Marrakesh Express, geweigerd wordt verlaat hij de Hollies, trekt naar Amerika, waar hij in eerste instantie enkel songs wil schrijven. De rest is geschiedenis, mogen we toch verhopen, en zijn leven met Joni Mitchell en Crosby, Stills en Young kunnen we hier rustig overslaan.

In 1983 maken ze ,nog wel een reünie plaat met Nash, ‘What goes around’, maar ook die plaat is iedereen al lang vergeten.

Wij verwijzen hier graag naar een interview met Nash in Record Collector, waar hij het heeft over zijn laatste tijd bij de Hollies, en de weigering om Marrakesh uit te brengen. Er bestaat dus wel degelijk een Hollies versie van het nummer dat ergens in de archieven moet rondzwerven. Helaas wordt in dit interview nergens over Butterfly gesproken.

De Hollies in de jaren zeventig.

Op een gegeven ogenblik slaat ook Allan Clarke de deur achter zich dicht, en vervangt men hem door de Zweedse ‘Michael Rickfors’, wat o.a. het wondermooie ‘The Baby’ en het al even knappe ‘Magic Woman Touch’ oplevert. Clarke keert na een mislukte solopoging terug, en zij scoren in de seventies nog behoorlijk met de op ‘CCR’ geïnspireerde nummers: ‘Long cool woman in a black dress’, ‘Hey Willy’ en ‘The Day that Curly Billy shot down Crazy Sam McGee’.

En het houdt niet op want ook ‘He ain’t heavy He’s my brother’, ‘Too Young to be married’, ‘I’m Down’, ‘Bruce Springsteen’s Sandy’, ‘The Air that I breath’ en nog ander moois voegen ze toe aan hun al rijke canon. Tot het ophoudt na ‘Wiggle That Whotsit’. Uiteindelijk vertrekt Clarke voorgoed, en is het voorbij met de hits.

Het was mooi in Heist.

En zo blijven de Hollies achter met als drijvende krachten Bobby Elliott en vooral Tony Hicks, de man die nog steeds Stop Stop Stop blijft brengen.

In Heist passeert nagenoeg elke bekende song de revue, en het al wat oudere publiek lust er duidelijk pap van. De bassist van dienst hadden we onmiddellijk moeten herkennen, maar dat deden we even niet. Omdat de man nu ook wat ouder oogt, en hij de dansbewegingen die hij met zijn originele maten bij ‘Mud’ maakte nu achterwege liet.

Butterfly: eentje uit Sadeler’s personal canon.

Omdat we zelf pas onlangs tot de aanschaf van Butterfly overgingen (jaren te lang gewacht), willen we bij deze plaat toch even stilstaan, omdat ze binnen de Hollies voor een keerpunt zorgde. Wie weg is van ‘Crosby Stills Nash & Young’ en weinig van de Hollies kent, mag zeker deze plaat aan zijn/haar collectie toevoegen. Het was 1967, en de vorige plaat, ‘Evolution’, van de Hollies was uitgebracht op 1 juni, precies de datum waarop ook Sgt. Pepper van de Beatles het daglicht zag. Niet te verwonderen dus dat gezien de tijdsgeest ook de Hollies op hun nieuwe plaat wat “breder” wilden gaan. Het is bovendien een van de eerste platen waarop Nash zo vaak te horen is, en we het dus niet enkel met de vocalen van Allan Clarke moeten stellen. De meeste songs werden geschreven door ‘Clarke, Hicks, Nash’. Maar dat is maar schijn, want net als bij ‘Lennon & McCartney’ of ‘Jagger/Richards’ was dit een tandem, zij het dan eentje met drie wielen, en werden de songs in werkelijkheid nooit door de drie samen geschreven.

Wie oud genoeg is zal zich ongetwijfeld het psychedelische, wat eigenaardig gezongen, ‘Dear Eloise’ kunnen herinneren. Het enige nummer uit Butterfly dat op singel werd uitgebracht, en dan nog niet eens in hun thuisland Groot Brittanië. Enkele nummers uit de plaat belanden later op B-kantjes van o.a. de singel Jennifer Eccles.

Dear Eloise, start met het voorlezen van een brief aan liefste Eloise. Tussen de regels kun je lezen, dat ze beter zou terugkeren bij de briefschrijver nu haar partner haar heeft laten zitten en voor de zee koos.

In een stuk dat we terugvonden op allansalbumsarchives.blogspot.com vat de auteur de plaat mooi samen. Vrij vertaald: ‘Een van hun slechts verkopende, maar meest geliefde platen’. ‘Doorsnee fans zullen zich hebben laten afschrikken door het psychelische label – en bekeken de band nog steeds als een popband (ook al droegen ze kaftans op de foto op de achterflap!). Stel je Ron Richards (in de Abbey Road Studio’s) voor die telefoneert naar arrangeur Johnny Scott: ‘Hallo, ja de jongens zijn hier… ze vragen of je kunt helpen om het geluid van een vliegend paard te maken, een volledig orkest te laten klinken als een vlinder, een psychedelische voddenwinkel kunt te voorschijn toveren, een Phil Spectoriaans angstig lied op poten zetten, en liefst ook nog een ontmoeting van Graham Nash met God op een wolk, en toon ook maar de innerlijke werking van de psychedelische open geest, a.u.b. Alles liefst tegen donderdag?’

Einde citaat.

Om maar te zeggen, dat de Hollies niet de financiële mogelijkheden hadden van de Beatles, en het meesterwerk, dat ze mogelijks in hun hoofd hadden er dan ook niet echt uitkwam. Het verdween snel de dieperik in temeer omdat de band het ook niet echt promootte.

De plaat werd enkele keren opnieuw uitgebracht, o.a. In1978 en 1999.

Butterfly past volkomen tussen de platen die in de zomer van de liefde het daglicht zagen. ‘Sgt. Pepper’, ‘Satanic Majesties Request’, ‘Forever Changes’ van Love, een plaat van de ‘Kinks’, de ‘Magic Bus’ LP van de Who, ‘Pet Sounds’, ‘Odessey And Oracle’ van de ‘Zombies’, ‘Days of future passed’ van de Moody Blues.

Helemaal weg van het klassieke drie gitaren en een drum geluid, bewandelen ze een pad bezaaid met violen, koperwerk en sitars. Enkele platen die ons voor de geest komen tijdens de beluistering zijn niet zozeer de hogergenoemde, dan wel, eerder Pink Floyd’s ‘Piper at the Gates of Dawn’, en de nummers die ‘Keith West & Tomorrow’ brengen op hun eerste plaat. Vaak gaat het om liedjes die teruggrijpen naar de kindertijd. Vergeten we ook niet ‘Yellow Submarine’ van de Beatles uit die dagen, een film die nu na vijftig jaar weer de bioscoopzalen haalt, en waar je op de soundtrack ook al nummers vond zoals ‘Hey Bulldog’ en het wat kinderlijke ‘All together now’.

‘Pegasus’ het vliegende paard bij de Hollies. Kabouters en vogelverschrikkers in ‘Gnome’ en ‘Scarecrow’ bij Pink Floyd…. en de ‘Three Jolly little dwarfs’ bij Keith West en Tomorrow die onder leiding van ‘Mark Wirtz’ een heuse ‘Teenage Opera’ planden, maar waar we slechts een ‘Excerpt’ van te horen kregen.

Butterfly: het album.

Over ‘Dear Eloise’, de opener van het album, hadden we het reeds. De beginstrofe wordt door Nash gebracht, waarna Clarke de rest van de song overneemt, om Nash te laten eindigen met zijn verzoek aan Eloise om terug te keren bij hem.

Daarna volgen twee nummers ‘Away Away Away’ en ‘Maker’ waarin we opnieuw mogen genieten van de vocalen van Nash.

In het eerste nummer trekt hij naar zon zee en strand. Was hij toen al plannen aan het maken voor zijn “vlucht” naar America, naar een nieuw leven, een nieuwe band en een nieuw lief?

‘Maker’ het derde nummer van kant een, met zoals gezegd opnieuw Nash aan het stuur, volgt de structuren die we reeds kennen uit de single King Midas in Reverse. Helemaal geen gewoontegetrouw Hollies geluid. Nash pikte zeker een en ander op van George Harrison die in die dagen, ten tijde van Revolver, volop in zijn sitarperiode zat. Psychedelischer is het nooit geworden bij de Hollies die toch in de eerste plaats een popband probeerden te zijn.

‘Pegasus’, een nummer van gitarist Tony Hicks gaat over het alom gekende Griekse, vliegende, mythologisch paard. Je vraagt je af of hij het meent? Dat wij het paard enkel kunnen zien als wij er in geloven. In de dagen van Nash was Hicks nooit de man die op de voorgrond trad. Dit zeer in contrast met Hicks de huidige frontman van de de huidige Hollies versie. Het is een van de zeldzame nummers waarin we Tony Hicks de leiding in een song zien nemen, en waarin we ons realiseren dat hij niet enkel de banjo bespeelt, maar wel degelijk de gitarist van de Hollies is. Johnnie Scott arrangeerde het nummer.

Daarna krijgen we twee nummers, ‘Would You believe’ en ‘Wishyouawish’. In het eerste nummer mag Allan Clarke voluit gaan, en zet hij zijn keelgat behoorlijk open. In het tweede nummer krijgen we een meer relaxte sfeer. Een Nash nummer, maar wel gezongen door Clarke. Ook de vogeltjes zijn aanwezig.

Pittig detail: diezelfde vogeltjes kan je ook horen aan het begin van ‘Across the Universe’ van de Beatles (wel op de versie die eerst verscheen op een speciale Wildlife Fund plaat: ‘No one’s gonna change our world’. Tegenwoordig ook te vinden op ‘Past Masters Two’), en ook aan het begin van het Pink Floyd nummer ‘Cirrus Minor’ (te vinden op de soundtrack: ‘More’). Raar? Niet echt, wanneer je weet dat alle drie die bands, bij EMI zaten, en hun opnamen maakten in dezelfde Abbey Road studio’s en dat daar uiteraard in dezelfde periode ook dezelfde technici aanwezig waren. En wie weet kenden die mannen mogelijks slechts die ene kast met die ene tape met vogelgeluiden, waar copyright voor betaald was?

Kant twee opent met ‘Postcard’, een nummer dat je snel zou vergeten, ware het niet dat het bij ons verre herinneringen oproept aan de Gentse ‘New Inspiration’. De enige Belgische band het vermelden waard naast de ‘Pebbles’ die het tot een platencontract schopten in de jaren zestig. Het kan niet anders of The New Inspiration zijn enigszins beïnvloed door het Butterfly album. Ook het volgende nummer over een voddenman die Charlie heet staat niet zo ver van ‘Happy Charly Madman’ van de Gentenaars.

In ‘Charly and Fred’, volgen we stapvoets de ‘rag and boneman’ en zijn paard. Iets wat in die tijd blijkbaar in was, want ook The World of Oz, laat de paardenbellen rinkelen in ‘The Muffin’ Man’. De trofee van beste ‘kar en paard’ liedje blijft toch gaan naar Kevin Ayers’ en zijn Old horse song, waar je je echt mee op de kar waant, kijkend naar de kont van het paard.

Al bij al blijft het genieten van Charlie en Fred. Een oorwurm, zij het een psychedelische.

Maar we worden terug de ruimte in gekatapulteerd in ‘Try It’. Voor die tijd bevreemdende geluiden die je nu met gemak uit elke smartfoon tovert, maar waar je in die dagen, nieuwsoortige apparatuur voor nodig had. Dingen die je wel vond in de Abbey Road studio’s, waar Lennon maanden eerder ‘Lucy In The Sky With Diamonds’ inblikte. Sommigen noemen dit een drugsong, en zagen er reeds de tekenen in van het feit dat Nash later goed overweg zal kunnen met David Crosby.

Een psychedelische kijk op de wereld van op de top van een berg zou je ‘Elevated Observations’ kunnen noemen. Een man bestudeert zijn medemensen die diep in het dal gewoon bezig zijn. De verteller ziet alles zo klaar, en vraagt hen te volgen op het pad naar morgen in plaats van te blijven stilstaan zoals vandaag. We moeten vooruit naar de toekomst. Vrede moet er komen. Wij werden in die dagen dagelijks om de oren geslagen met Vietnam en zesdaagse oorlogen in het Midden-Oosten.

Nash laat ons weten dat hij een collectieve staat van bewustwording heeft bereikt, en dat het eigen ego dood is. Althans dat is toch hoe blogauteur Allan het op zijn archiefblog ziet. http://alansalbumarchives.blogspot.co.uk/2010/12/news-views-and-music-issue-83-hollies.html

‘Step Inside’, mogelijks een van de bekendere nummers op dit album, allicht te wijten aan het feit dat dit fungeerde als een b-kantje. Het is ook het enige nummer dat echt klinkt als een Hollies pop single.

De plaat sluit af met de titelsong: ‘Butterfly’. Violen, tamboerijnen, een wereld vol sprookjesachtige figuren. Het is zeker geen Lucy in the Sky, maar het ruikt er naar. Nash zingt mooi tegen de orkestrale achtergrondmuziek waar Johnnie Scott voor verantwoordelijk was.

Tot slot!

Butterfly, de lp, is zeker geen concept lp. Het blijft een verzameling mooie liedjes, maar dat was Pepper eigenlijk ook, of niet soms. Of er nagedacht is om de plaat af te sluiten met de titelsong weten we niet, maar dit nummer had net zo goed aan het begin kunnen staan.

Het wordt in elk geval de zwanenzang van Graham Nash bij de Hollies, afgezien van nog enkele singles. Op de tonen van Butterfly, danst hij zich een weg naar een nieuw leven, waarin hij nooit oud wil worden, wat kan kloppen, want hij is nu boven de zeventig, en actiever dan ooit.

Was dit het eerste solonummer van Nash? Je hoort er de andere Hollies nauwelijks op. Zou dus best kunnen.

Eigenaardig genoeg hebben de Hollies naar ons gevoel te weinig uitgepakt met deze plaat, en waren ze te snel bezig met alweer een opvolger, waar niemand zat op te wachten, en zeker Nash niet. ‘The Hollies sing Dylan’, is eigenlijk nooit geaccepteerd door Dylanoten, die de Dylan nummers liever gecoverd zien door een rock of progressieve band. Iets waar wij dan weer niet mee akkoord kunnen gaan, want de Hollies tonen in feite aan dat je met een Dylan nummer alle kanten op kan. Dus ook de ideale poptoer. Manfred Mann had dit trouwens met Mighty Quin (the Eskimo) al eens voorgedaan.

Op de CD heruitgave van 1999 staat zowel de Mono als de Stereo versie van het album. En deze zijn toch wel verschillend. Zeker de Monoversie is meer dan een beluistering waard.