Tenby by night
There is no love more sincere than the love of Food staat hier pal boven mij op een draagbalk te lezen, in deze eeuwenoude pub in Tenby. Een koffie met een lotus sepculoosje, twee Lakeland melkcontainertjes en wat zakjes suiker. De doodgewoonste dingen zong men vroeger wel eens in Nederland, maar hier, kreeg ik eerste een blik van weet jewel. “Een koffie sir”, zei de beelschone deerne achter haar toog. “yep just a regular coffee”, gooi ik daar dan gewoonlijk tegenaan. “Dat moet ik even checken”. En jawel de koffie werd ergens achterin klaargemaakt, vermoedelijk in de privekeuken. Anderhalf pond, een prijs die ze ook achterin eerste ging checken. Niet echt gangbare prijs. Hier wordt dus duidelijk, toch in dit cafe, amper koffie verkocht. Er komt geluid uit het behang van een af andere jonge Britse band,een jonge Oasis, of toch Beatles geinspireerde band. Behoort tot het beste wat ik dit jaar al hoorde. Ze blijven hier talent zat hebben. Hoe is het mogelijk. Geboren worden in een verkeerd land, wanneer je muziekliefhebber bent…. bedoel ik. Het was ongeveer zeven uur toen ik het gekende bordje Denbigh Y Pisgod voorbij reed. De Pisgod heb ik niet gezien, en de regen al evenmin, maar de laatste paar weken regende het hier meer dan gewoonlijk. Resultaat een wat wakke campsite, waar de eigenaar liever niet teveel auto’s ziet overheen karren. Mag ik mij gelukkig prijzen, dat ik over de jaren heen met dit koppel toch een vriendelijke relatie heb uitgebouwd, waardoor ik toch een stek mocht innemen. Vier nachten en evenveel dagen om hier in Pembrokeshire rond te kijken.

Tenby by day – een beetje geschiedenis.
Deze Zuid-Westelijke punt van Wales, kom je wel eens tegen omschreven als Little England Beyond Wales. Dit heeft te maken met het feit dat hier voornamelijk Engels wordt gesproken, en weinig of geen Welsh. Een symbolische lijn verdeelt Wales hier in het zuidwesten in twee taalgebieden. Taalgrens zouden wij iets dergelijks noemen, maar hier heet dat de Landsker. Klinkt een beetje als scheur in het land. Het zou best wel eens kunnen dat dit woord nog uit onze taal stamt, want de Flemings hebben hier meermaals voet aan wal gezet. Al een eerste keer in 1100. Weet dat ook al in 1066 in het spoor van Willem de Veroveraar hele horden, of beter families Vlamingen meevochten. Dit door het feit dat Willem getrouwd was met de zus van de Vlaamse Graaf.Een nog belangrijker aantal Flemings streek neer omstreeks 1320, en volgende jaren. Wie zijn geschiedenis nog een beetje kent weet dat toenertijd in de dagen van Jakob van Artevelde, de Britten de wolhandel hadden stopgezet. Artevelde die gast op de vrijdagmarkt in Gent, die met gestrekte arm richting Engeland wijst. Geen wol meer naar Vlaanderen, en dus konden de Vlaamse wevers ook geen laken meer terug de plas over sturen. Maar de Engelse koning was niet voor een gat te vangen, en de koning lokte (hoe deed hij dat eigenlijk) heelder Vlaamse families de plas over om daar dan maar te komen weven. Owen een Britse schrijver bezoekt in de jaren 1600 deze streken en rapporteert, dat er nog over deze Flemings wordt gesproken en zelfs dat er nog Vlaams wordt gesproken. Hier vlakbij Tenby in Saint Florence vind je nog de Flemish Court en andere straten en zelfs schoorstenen die aan onze aanwezigheid herinneren. Ere wie ere toekomt, en dus huldigen we bij deze Wizo the Fleming die in Wiston een mottekasteel bouwde, en wat verderop het stadje Haverfordwest stichtte. Bij de restanten van dit kasteel wordt zijn geschiedenis uitvoerig belicht op toeristische borden. Ik ben hem nooit tegengekomen in mijn schoolse geschiedenisboekjes. Zeer ten onrechte. Overigens ook Tanckert niet. (Voorouder van de Danckaerts?). En alsof dit nog niet voldoende is heeft Tenby nog een link met België. Net voor de haven ligt het kleine eilandje Caldy. Vanuit Tenby haven kan je er dagelijks om de 20 minuten heenvaren, behalve op zondag. Zeer veel valt er niet te beleven, tenzij je van rust en wandelen houdt, en even ingetogen een abdij wenst binnen te lopen. De cistercienzers, trappisten, die er nog zitten hebben dit te danken aan de paus en de abdij van Chimay. Toen nu meer dan 100 jaar geleden de abdij droogviel en er niemand meer was, stuurde men er Waalse monikken heen. Op die manier zou dit katholiek erfgoed niet in handen vallen van de Church of England. De moniken maken er o.a. parfums die je overigens in een winkeltje in Tenby zelf ook kan kopen.

Tenby – boeken en muziek.
Het winkeltje ligt net om de hoek van het meest onooglijk boekenwinkeltje dat je je maar kan inbeelden. Betreden op eigen risico hangt er op de deur. De patron zit doorgaaans buiten op een stoel, want echt, je kan er omzeggens niet meer in, zonder hier of daar een stapel boeken om te stoten. Morgen toch maar weer proberen. Dale’s Music shop is van hetzelfde laken een pak. Ook daar blijft het moeilijk draaien en keren, al viel het deze keer nog mee. Dale vroeg een paar keer naar mijn interesses, maar ik hield het bij blues. De nieuwe Georgie Fame, die eigenlijk, van 62 dateert hadden ze nog niet, en de gitarist van EllaGuru die er ook aan de kassa zat vond Fame al evenzeer een aimabel man. Daar wordt nu naast zijn live at the Flamingo nog een Live at ergens anders, in een opgekuiste versie van uitgebracht. Blijkbaar duiken regelmatig tapes op uit kelders of vanop zolders die daar jaren lagen te stoffen. Ik las net nog dat men Georgio Gomelski er van verdacht dat hij misschien altijd wel ergens een of andere taperecorder moet bijgehad hebben. In de namiddag blijft het droog, en zit er een prachtige molenwind, terwijl ik langs het standbeeld van Albert, de man van Queen Victoria wandel. Wat lager loop ik het Lifeboat gebouw binnen. Een echte lifeboat van het modernste type ligt hier paraat om uiyt te rukken mocht het nodig zijn. Op een aantal panelen wordt hety heldhaftige leven van de mannen die zich met dit reddingswerk bezig houden uit de doeken gedaan. Langs de southbeach kant is het best leuk om wat op een bankje te zitten beschut tegen de wind. Een vrouw, een bankje verder waarschuwt mij dat er af enn toe van onder de banken naar de struiken al eens een rat de oversteek maakt, en inderdaad ik mocht er zelf ook enkele observeren.

Saint David’s – een bedevaart langs enkele molens.
Vannacht nog wat vlagen, maar nu ziet het er veel belovend uit. Ergens tussen Fishguard en St. Davids ontwaar ik een van die bruine toeristische borden, waarop ze behoorlijk groot Woollen Mill hebben neergepoot. Zeker de afslag waard, want ik ben er al een paar keer langs gereden, telkens op de terugweg van St; Davids en dan is deze Solva Woollen Mill uiteraard gesloten. Het hek voor het loopbrugje is dan dicht waardoor je niet tot bij het gerestaureerde wiel kan komen. En nu dus wel. De molen zelf, eigenlijk een weeffabriekje, stelt niet zoveel voor. Een gebouw in natuurstenen waarop een golfplatendak werd aangebracht. De weefgetouwen staan zelfs niet meer in het molengebouw zelf, maar in een er naast gelegen vrijstaand gebouwtje. Ze worden ook niet meer aangedreven door waterkracht. Een tweetal weegfetouwen waarop nog dagelijks tapijtjes en dergelijke worden gefabriceerd bevinden zich binnenin. Ik las op een bord dat er op zaterdag niet wordt gewerkt, maar toch was er iemand bezig. Er staan verder nog enkele leuke kleinere toestellen. Een sokkenweefgmachientje, en een soort van handspinmachine compleet in koper uitgevoerd. Aan de muren hangen duidelijke platen met foto’s en begeleidende teksten. Binnenin het eigenlijke, vroegere molengbouw zit nu een kleine shop en tearoom. Daar zie je dan nog een van de resterende wielen op de molenas draaien. Bovenin zit nog een stang met wat overbrengingswielen, maar daarmee is de kous af. Ik maak nog enkele foto’s van het gerestaureerde waterwiel. Een restauratie waarvoor ze zelf instonden, zonder echte financiële tussenkomst van overheden of dergelijke. Het gebruikte eikenhout was dan weer wel een gift van een gulle sponser en ook lokale collegeschool had meegewerkt bij het aanbrengen van het ijzer rond het wiel. Goed vijf kilomerter verder vind ik nog een plaatsje op een overvolle parking bij de toch wel zeer landelijke kathedraal van Saint David. Twee heren die net vertrekken en vermoedelijk mijn Welsh t-shirt konden smaken lokken mij weg van het parkeerticketmachientje. Zij vertrekken, ik mag hun rersterende tijd (de rest van de dag) opgebruiken. 3,5 pond in de pocket, al zal in de abdij toch weeral een of andere gift of boek aan mijn portefeuille knagen. Een varkentje in marmer bijvoorbeeld, om moeder de vrouw te plezieren.Een zich vooral drukdoend voorstellend heerschap staat bij de ingang van de kathedraal, en stormt gelijk op iedereen af, die binnenwandelt met een fotostoestel in de aanslag. Een Ipad is hem duidelijk nog niet bekend. Fotograferen mag, maar je krijgt dan wel een papier in je handen gestopt tegen een ruilprijs van 2 euro. Bezoek is vrij maar een donatie van een paar pond is wel aangewezen. Blijkbaar kost het onderhoud enkel en alleen al 2.300 pond per dag. Wat mij er aan herinnert, dat bij mijn vorig bezoek twee jaar geleden, het behoorlijk warm was, ik een short droeg, met een gat i!n een van de zakken. Ik heb toen op zijn minst voor drie extra ponden bijgedragen, stelde ik naderhand vast. In een van de kapellen zit een jonge vrouw god weet welke gunsten af te smeken van Sedilia. Ze ziet er duidelijk niet echt goed uit. Overigens is dit een van die heilige plaatsen waar je eens in je leven moet geweest zijn. Toegegeven het is er een pak rustiger dan in alle andere mekka’s of trinity’s, of weet ik veel welke andere heilige plaatsen, op deze wereld samen. Wie als Brit hier tweemaal in zijn leven kimt, heeft het equivalent gescoord van een reis naar Rome. Ook de heilige Thomas Beckett heeft hier zijn kapel. In een van de zijgebouwen kan je een thee drinken eventueel aangevuld met een scone en jam. Hapt heerlijk weg voor iets meer dan vijf pond. Ook hier spendeer je dus een aanzienlijke meerprijs ten voordele van de kathedraal. Britten vinden doneren overigens zeer normaal. De National Trust, eigenaar van half Engeland, Wales en Schotland, bouwde haar bezittingen op via giften, weggeschonken erfenissen enz. Een systeem van erfgoedbeheer waar onze minister van erfgoed ook heen wil, alleen is het hem niet bekend of vlamingen evenveel zullen willen spenderen. Mij lijkt het vooralsnog dat er een zee ligt tussen de mentaliteit van de doorsnee Brit en Vlaming. Letterlijk, maar evenzeer figuurlijk.Halfzes, tijd voor een bak koffie. Twee pond, en naar ik schat zit er in de tas eveneens het equivalent van twee pond, pakweg een halve liter of zo. Bij ons gebruiken ze dergelijke tassen enkel en alleen voor soep. Bon, dit kan dus een uurtje schrijven worden, want helaas biedt de wifi mij enkel toegang via BT openzone, en dat is betalend. Was BT nog maar een overheidsbedrijf. Helaas moet dus ook bij hen de kassa rinkelen. E-mails lezen zal dus nog een paar uur worden uitgesteld. Net nog langs een van mijn ijkpunten geweest. Uptown, in het minuskule stadje zitten behoorlijk wat toeristsche winkeltjes, maar de bookshop valt daar niet onder. Nog steeds dezelfde oude heer die er ahter de toonbank staat. Hij kan mij ook deze keer niet verder helpen met mijn zoektocht naar windmolens, of naar vlamingen die hier aanlanden nu bijna 700 jaar geleden. Ik struin dan maar wat rond, vind toch een lokaal heemkundig blaadje met een foto van een molenpostkaart. De man zelf heeft er een veel betere versie van in een boek dat hij niet te koop wenst aan te bieden. Een ronde stenen molen die ze ongeveer 100 jaar geleden verbouwden tot hotel/restaurant. Een draak van een omgeving. Blijkbaar is er nu een nieuwe verbouwing gepland, door een of andere schatrijke Brit die het onding kocht. “Terug een molen?” probeer ik. Het antwoord was iets in de trant van “Dat zingt je de koekoek” maar dan in het Engels. Helaas ook hier loopt het al eens mis met erfgoed.