Het wordt in een trip doorrijden tot Rynys campsite bij Betws-y-Coed. Om tien over zeven kom ik er aan zetten. Er staat een Belgisch koppel op mijn plaatsje van vorig jaar, maar dat vormt geen probleem. De grote drukte is hier voorbij. Vandaag zijn de meeste weekend toeristen vertrokken, en morgen is het september…. We babbelen wat. Zij spreken mij aan in het frans, nadat ze mijn nummerplaat zien. Waarom? Ze blijken uit Overrijse te komen, en kennen perfect nederlands. Toch zijn het dus alweer verfranste vlamingen. Even niet aan denken, want ze hebben Wales ontdekt via onze TV kanalen en een vorig jaar geprogrammeerd toeristisch programma. Promotie werkt dus toch….

Tijd voor een koffie in de Stables. Het is alweer een jaar geleden dat ik mijn stamcafé hier bezocht.

Llanwrst marktdag.

Dinsdag, het mag dan al markt zijn in Lede, ook hier in Llanwrst houden ze een minimarktje. Een paar kramen, met wat groenten en fruit, en zelfs kramen met de klassieke huishoudartikelen. Llanwrst is maar een kleine plaats langs de Conwy. Vroeger vermoedelijk gekend via de koekendozen waar vast en zeker het Tu Hwint ir Bont huisje zal opgestaan hebben. Dit overgroeid huisje pal naast de brug over de rivier trekt heel wat fotografen aan. Al is en blijft het eigendom van de National Trust, en kan je met de foto’s dus eigenlijk geen kant op zonder problemen met rechten en dergelijke.

In de tearoom zelf kies ik voor een scone met jam en een pot thee. Aan het tafeltje naast mij komt een koppel gepensioneerden plaatsnemen. Aan hun gesprek te horen zijn het ‘aftasters’, dat mag duidelijk zijn. Een oudere man (weduwnaar, gescheiden?) op zoek naar een nieuwe metgezel. Mocht iemand het mij vragen, dan zou ik enkel zeggen: dit wordt nooit wat. Babbelen over koffie, en over een teloor gegaan winkeltje, opgevreten door een belendende supermarkt. Nee dat lijkt mij niet de basis om iets op te bouwen. De dame krijgt dan nog telefoon van haar zoon, die vermoedelijk op hete kolen zit thuis. ‘Oh je bent niet uit werken’ hoor ik haar repliceren. My god, het moet erg zijn om dergelijke verplichte nummertjes op te voeren, op zoek naar, ja op zoek naar wat?

The Pretenders

Vanochtend scheen de zon, en vond ik eindelijk de tijd om heerlijk in de zon, een intervieuw met Chrissy Hynde in de Sunday Times te lezen. Een van de foto’s bij het artikel werd in België genomen in 1996. La Hynde ziet er behoorlijk uit, met haar blonde haar, en haar 63 jaren achter de kiezen. We zijn even oud en dat schept een soort van band…. je kan maar pretenderen, zeg ik altijd.

Chrissy wordt geintervieuwd naar aanleiding van het verschijnen van haar autobiografie. Let wel autobiografie, en dus niet biografie. Daar staat ze nog al op, op het feit dat ze haar verhaal zelf heeft geschreven en het niet liet schrijven door een ghostwriter. Blijkens dit intervieuw een keiharde story. En spijt heeft ze! Zeker van de meeste uitspattingen waar ze aan deelnam. Om te beginnen vertelt ze dat ze dit niet had kunnen schrijven toen haar ouders nog leefden. “Hebben haar kinderen (van Ray Davies en Jim Kerr) het al gelezen?” Ze denkt van niet. Overigens vroeg Davies haar om uit het verhaal te worden weggelaten, wat door de uitgever niet werd geapprecieerd, en dus schoof ze hem er toch maar weer tussen. Ze was er nooit met getrouwd. De ambtenaar vond dat ze maar later eens moesten terugkomen…. Bijna was ze in haar Engelse begindagen als illegaal getrouwd met Johnny Rotten. Die had het haar beloofd, kwestie van haar aan papieren te helpen, maar door een of andere tv-uitzending waar de Pistols de boel op zijn kop zetten, werd Rotten plots door de Britse pers de hemel in gecatapulteerd. De deal ging niet door, en dan maar gekozen voor Sid Vicious. Helaas was het gemeentehuis gesloten, en de volgende dag kon Vicious dan weer niet. Het ging niet door. Na haar vijf jaar met Kerr, trouwde ze nog eens voor vijf jaar, maar ook dat liep op de klippen, en nu leeft ze single. En zit ze niet te wachten op de eerste de beste bedgenoot. Toen haar ooit een medepassagier aansprak, die ze overigens niet lustte, antwoordde ze op de vraag: “What are you doing”, met “Spending my allemony money”. Het gesprek stopte.

Ze zweert ook alle drugs, zelfs booze en sigaretten af, en zet voor de gelegenheid alle feministes tegen zich op, door te verklaren dat wanneer je als griet, zichtbaar dronken en met uitdagende kleren rondloopt, je het zelf hebt gezocht wanneer je wordt aangerand. Nog steeds, een felle griet, die geen blad voor de mond neemt. Zo moesten er meer vegetariers en dierenliefhebbers zijn. Een bio om naar uit te kijken.

Treffriw: de molens

Op zoek naar weer een watermolen. Eentje waar ik de buurt al een paar jaar naar heb afgeschuimt. Een Nederlandse molenvriend, goed bekend met Wales, zette mij op een avond toen we nog ergens in Roemenië verbleven, op het goede spoor. De wereld zit tegenwoordig in een doosje, met een appeltje er op ter herkenning. Via googlemaps en -earth zoemden we ginder in op een watermolen langs de weg ergens in Treffriw hier te Wales. Carol van de campsite, waar ik gewoonlijk verblijf had mij een paar jaar geleden al gezegd dat ze daar in de buurt ergens een groot rood waterwiel had opgemerkt. Inderdaad, een eindje boven de Woollen Mill van Treffriw, langs een one track road tref je deze molen. Vaak zal daar niemand langs komen, en de overbuur kwam dan ook even poolshoogte nemen, wat ik daar zo al wou uitvreten. Het wiel zag er nog behoorlijk nieuw uit. Het gebouw is wel een ander paar mouwen. Het dak is verdwenen, en de muren, gelukkig uit natuursteen houden nog wel even stand. “Zal hier nog iets mee gebeuren?” probeer ik. “Ik zal proberen het dak te dichten, zodat het gebouw niet verder achteruitgaat.” “Zit er nog enig machinewerk binnenin?” Hij knikt, maar wanneer hij wat later de deur opent, zie ik enkel een hoop puin, en lijkt het mij onmogelijk dat daar tussen ook nog maar een molensteen zou liggen. “Jouw molen?”. “Nee van de overbuur, de oude molenaar, maar ik heb hem beloofd om het dak te dichten.” Het ingevallen schaliedak was nog vastgemaakt met houten bouten, zo blijkt. Ik begrijp ook dat schalies duur zijn, en dat hij maar een arme hardwerkende boer is. Ik neem afscheid en nog wat foto’s van het wiel. Blijkbaar heeft de molen zelfs geen naam, want hij kent er geen. Voeg deze site maar toe aan de lijst van ten dode opgeschreven watermolens. Dit komt echt niet goed, zelfs dat voorlopige dak zie ik er nog niet opliggen. “Kom over een paar jaar nog maar eens terug, en je zal zien,” krijg ik nog mee als afscheid.

De woollen mill in Treffriw zelf is andere koek. Bij ons zou men dit dan ook niet klassificeren bij molens, maar bij fabriekjes. Het gebouw zelf dateert maar van 1970 en staat op een lokatie waar zich meerdere molens bevonden. Het geheel nu maakt nog steeds gebruik van water van de rivier, maar wel op een gemoderniseerde wijze. Kort samengevat verloopt het proces nu als volgt: via een 300 voet lange pijp wordt water aangevoerd, dit kolkende water wordt via een turbine omgezet in electriciteit. Met deze electriciteit worden dan alle weefgetouwen en andere machines voor het spinnen aangedreven. Om de paar uur worden er demonstraties gegeven, en kan je het gehele proces volgen, hoe er vanaf de wol van het schaap, draden ontstaan die dan weer worden gesponnen en verweven tot beddedekens die je in het voorste deel van het gebouw in de zeer grote shop kan kopen. Tussenin zit ook nog een tea-room. Dit is precies het soort van bedrijf, want dat is het, dat ontbreekt in Aalst. Aalst was toch een toonaangevend stadje op het gebied van dit soort activiteiten. Waar zijn ze heen onze erfgoedfabriekjes langs de Dender, uit de dagen van Daens. Indertijd trok men voor de film naar Polen, omdat nergens nog werkende weefgetouwen bestonden. Wales zal duidelijk niet bekend geweest zijn bij de mannen uit het Daens team die voor lokaties en requisieten dienden te zorgen.

Ik vraag de wever of hij dit werk verricht als vrijwilliger, dan wel of hij dit doet voor een loon. “Man, ik wil op het eind van de maand betaald worden, en dan liefst nog zoveel mogelijk” krijg ik als antwoord. De folder leert mij dat dit nogsteeds een familiebedrijf is. Handwerk dus met hulp van de uit industriële revolutie voortgekomen technieken. Een keer in de week komt er nog een mevrouw spinnen op de echte oude wijze, in het gebouwtje naast het tuintje waar een scala aan bloemen en planten groeien waarmee je draden kan kleuren.

De eerste beelden van de Daensfilm, waar dat jongetje onder de gevaarlijke weefgetouwen kruipt, komen hier echt tot leven. Een bezoek meer dan waard.

Avond in de Stablesbar. Food, drinks, en via provider gratis toegang tot het internet. Je moet wel even registreren, vermoedelijk omdat ze je dan later zouden kunnen bestoken met publiciteit. Maar dat is buiten de waard en mijzelf gerekend. Ik registreer in dergelijke gevallen doorgaans met jefken@ikke.net of iets anders van dergelijke strekking. Iedere avond die ik hier zal terugkeren om mijn mails te checken wordt ik navenant begroet met ‘Welcome back Jefken’. Je zou voor minder glimlachen. Overigens in Duitsland zou dit niet werken, want daar stuurt men je een inlogcode op het ingegeven e-mailadres, waar je 24 uur lang mee kan rondstoeien. One Europe, of toch nog niet helemaal….

Bedgelert – regen tot 13 uur- weer van den hond….

Wie North-Wales bezoekt, moet zeker afzakken naar Bedgelert. Gelegen aan de voet van de Snowdon in het Snowdon National Park. Het is maar een klein plaatsje, maar je kan er bijvoorbeeld wandelen naar o.a. een toeristisch uitgebate goudmijn. Jawel in Wales werd ooit goud gedolven.

Wandelen langs het riviertje, rondsnuisteren in de toeristische winkeltjes. McCartney, de Beatle, deed dit ooit, en ontdekte dat de schepper van Rupert The Bear hier nog ooit woonde. Onze Paul maakte nadien een tekenfilm, en schreef een nummer rond het figuurtje. De foto indertijd genomen in het winkeltje hangt er helaas niet meer. Vermoedelijk heeft de eigenaar de foto niet doorgegeven aan zijn opvolger.

Natuurlijk bezoek je Bedgelert ook voor zijn storie. Bedgelert betekent niets meer of minder dan het bed van Gelert. Gelert was een hond. Hij heeft er nu een paar honderd meter buiten het centrum, in de weiden, zijn graf en standbeeld. Mocht het van mij afhangen, ik zou het verhaal een ondertitel meegeven: behoedt je voor perceptie en het fatale lot.

Het verhaal van Gelert wordt nog elke dag geschreven in het dagelijkse leven. Tussen vrienden, kenissen, op het werk, overal waar mensen samenkomen, en vooral in situaties waar de ene meent te moeten oordelen over de andere.Volg het verhaal en oordeel zelf.

Gelert de hond van heer Llewelyn wordt opgedragen om huis, have en goed, en ook het zoontje van zijn meester te bewaken tijdens zijn afwezigheid. Dit gaat goed, tot zekere dag Llewelyn bij valavond terugkeert en zijn zoontje hem niet komt tegemoetgesneld roepend: “papa, papa”. Het is stil wanneer Llewelyn het huis nadert. De deur staat wagenwijd open. Hij roept maar krijgt geen gehoor. Plots ziet hij Gelert in de woonkamer liggend op de grond, helemaal onder het bloed. Toch springt de hond recht, komt kwispelend op hem toegerend, maar Llewelyn is te hevig ontdaan. Dit kan niet waar zijn. Hij grijpt zijn zwaard en steekt Gelert, die zieltogend neervalt.

Llewelyn loopt verder het huis in, de trap op, waar hij weggedoken in de slaapkamer plots zijn zoontje ziet, helemaal weggekropen in een hoek, sidderrend en bevend, en niet in staat ook maar een woord uit te brengen. Midden in de kamer ligt een bebloede dode wolf. Gelert, de hond heeft in een gevecht op leven en dood, de wolf gedood, en het zoontje van zijn meester gered.

Maar helaas…. Llewelyn kan de tijd niet meer terugdraaien. Gelert redde het niet…. het zoveelste slachtoffer van perceptie….

Jaarlijks komen hier duizenden mensen langs om Gelert’s graf te bezoeken, en er even stil te staan, in gedachten verzonken.

In het kerkje hangt een replica van een schilderij van Rubens. De kruisafneming, waarvan je het origineel kan zien in de Lieve Vrouwekerk te Antwerpen, waar ik overigens nog nooit ben binnengeweest. Shame on me. Een paar jaar geleden was ik hier in dit kerkje nog getuige van een plaatselijk trouwceremonie.

Wat verder was tot vorig jaar Lyn’s tearoom. De naam is veranderd, maar de tee is er nog steeds goed. Af en toe viel er wat druilerige regen. Regen waar je eigenlijk niet nat van wordt. De druppeltjes zijn dermate klein en vallen ver uiteengespreid. Door de warme temperatuur drogen ze op van zohaast ze iets raken. Zelfs je kleren worden amper nat. Reden dat je zo vaak Brtitten in de regen ziet lopen, zonder paraplu, of regenjas.

Betws-Y-Coed – waar rivieren samenvloeien.

Het antiekmarktje in de kerk levert twee Beatlesgerelateerde boeken op. In Hamburg, is een met harde kaft uitgevoerd fotoboek, met voldoende tekst om het verhaal over de Beatles te completeren. Het andere boek is eerder een social study over de muziek in Liverpool. Samen 8 pond, en dat is geen geld, voor dit materiaal. In de Toerist Info koop ik straks nog een oud boekje over Betws, waar overigens nog twee molenfoto’s in staan. Het ligt er in de aanbieding voor amper 1 pond. Een van deze molens zou zich achter dit Tourist Info punt gesitueerd hebben. Ik probeer dit te traceren, maar helaas kom ik langs het wandelpad langs de rivier ook maar nergens iets tegen wat op een vervallen of geconverteerde molen zou kunnen duiden. Morgen, of straks toch eens navragen. Maar dit paadje alleen al is een vondst. Bij de samenvloeing van het riviertje met de Conwy rivier is het rustig vertoeven op een wat gammele bank. Het kaartje van Alison Bradley, een lokale schilderes, noemt dit punt: ’the meeting of the waters’.

Zeker dit en toch ook wel het wat frisse weer zorgden er voor dat ik hier een tijdje helemaal zat. Ik kuier uiteindelijk terug via het eeuwenoude kerkje, neem wat foto’s, en wandel voorbij de shops terug richting brug.

Bij de brug werden grote borden aangebracht waarop een soortement gasboetes worden vermeld voor al wie nog van de brug springt, in het water zwemt, en dies meer. Is hier misschien een ongeval gebeurd? Jarenlang zagen we hier jongeren zichzelf vermaken door steeds weer van deze brug in het water te springen. Heeft heer Regelitius ook in Wales zijn intrede gedaan?

Jazz in de Stables met Jazz Rag – en een vleugje Chaucer.

Even over zeven zoek in een plaatsje voorin bij het minipodiumpje in de Stables. Tijd voor een 12 inch pizza, een stevige pint en wat muziek. Wales is toch immers het land van song of niet soms? Zoals elke donderdag speelt ook vandaag weer Jazz Rag er twee sets. Het muziekrepertoire is wat anders vanavond, want hun drummer heeft verstek gegeven. Ook de organist ontbreekt. In de plaats hebben ze een banjospeler mee, wat het geheel een wat meer tradjazz feel geeft. Al blijven klarinet, trompet en de trombone van Maurice toch weer de toon aangeven. Mijn oor wordt gestreeld door enkele nummers van Armstrong.

Tussenin probeer ik wat in de inleidende studie over Chaucer’s Canterburry Tales te lezen. Het boekje bevat onder meer per verteller, er zijn er tweeëntwintig, een vertaallijst van het middelengels naar het huidige Engels. Wat daar vooral bij opvalt is dat Chaucer heel wat oud nederlandse woorden gebruikte. Soms vaak erg West-Vlaams aandoende woorden. Chaucer blijkt van oorsprong van franse afkomst te zijn. Zou het kunnen dat dit uit het frans-vlaams gebied was, of was in die dagen het gewone engels nog dermate doorspekt met vlaamse woorden? In elk geval verkasten zijn ouders pas naar Engeland toen hij een jaar of tien was.

Om het verhaal wat te plaatsen nog dit. In feite gaat het om tweeëntwintig vertellingen die ruwweg samengepakt het onderwerp van een weddingschap uitmaken. Chaucer die vertrekt op bedevaart naar Canterburry sluit zich ergens in een cafe aan bij een groep bedevaarders. De waard daagt hen uit om straffe verhalen te vertellen onderweg, en de beste krijgt….

Chaucer neemt in feite op zijn tocht de bijna gehele maatschappij mee, met uitzondering van edelen en werkmensen, die zich of niet kunnen vrijmaken of zich niet wensen te mengen tussen de gewone luitjes.

Onder de 22 zijn maar enkele vrouwen. O.a. de lady van Bath. Verder loopt er een smid, een baljuw en uiteraard ook een molenaar mee. Vaak vertellen ze verhalen waarin ze de andere proberen in een minder mooi daglicht te stellen. De reden dus dat je niet het verhaal van de molenaar moet lezen om iets te weten te komen over molens of molenaars, maar wel het verhaal van de baljuw, de reeve. Ook de volgorde waarin de verhalen gebracht worden weerspiegelt de rangorde in de maatschappij. Van minder belangrijk tot machtig. Het leger, de kerk, de heersende macht enz… de molenaar blijkt in die dagen een belangrijk heerschap te zijn want hij komt als laatste aan de beurt, na de baljuw. Hoe kan het ook anders, de molenaar beheerste immers de wind en het water, en de dorpelingen waren doorgaans verplicht om hun graan te laten malen op ‘zijn’ molen.

Terug naar de Stables voor meer Jazz. Ook dit jaar leveren de raffle tickets die verkocht worden ten voordele van een of ander kankerfonds mij geen teddybeer, fles wijn of doos chocoladebonbons op. Maurice vertelt mij nog dat er volgend jaar weer een nieuwe CD uitkomt. Ik moet dus terugkomen. Zeker volgende week, tijdens mijn laatste avond in Snowdonia.