Het was juli 75, en het dagelijkse leven hervatte zich. In de Britse pers verschenen recensies. Zelfs nu nog 45 jaar later wordt er regelmatig over het Knebworth festival uit 1975 geschreven, en duiken er nog foto’s en zeldzame, vaak minderwaardige’ geluidsfragmenten op.
Blogs, rapporteren jaren na datum: Let op met verslagen, op diverse blogs, die pas jaren later werden geschreven, enkel gesteund op basis van vage herinneringen. Een voorbeeld: https://vintagerock.wordpress.com/2014/01/22/pink-floyd-at-the-knebworth-festival-knebworth-park-5th-july-1975/
We lezen o.a. over het optreden van de Steve Miller Band. ‘We hadden natuurlijk allemaal het klassieke nummer ‘The Joker’ gehoord, maar als we kijken naar gepubliceerde setlists van zijn optreden die dag, lijkt het erop dat hij het niet heeft gespeeld (wat ik moeilijk te geloven vind, maar we waren teleurgesteld); om eerlijk te zijn herinner ik me niet veel van zijn set.’
In een uit 2016 daterende reactie van ene Bob Whiteheaf hierop lezen we: ‘Ik was misschien een beetje meer “wakker” maar herinner me duidelijk “de joker” van de Steve Miller-band ….’ om maar te zeggen dat het geheugen een zeef is en iedereen datgene er in bewaart wat hij of zij zelf graag wil. Voor alle duidelijkheid: the Joker werd NIET gespeeld.
Ook de vlucht van het kleine vliegtuigje aan de piloon wordt op een verkeerd ogenblik gesitueerd. ‘Vlak voor het begin van Dark Side of the Moon vloog een vliegtuig over de menigte (reizend langs een draad van de verlichtingstoren) en stortte neer op het podium. En toen kwam de bekende openingsstem “Ik ben al jaren gek, absoluut jaren … ..” en het spookgelach … en we waren vertrokken, getuige van de laatste uitvoering van DSOTM door de Floyd met Roger Waters .’
En in het besluit van dit blog artikel geeft de auteur nog een herinnering mee van een aanwezige vriendin, die blijkbaar de dag doorbracht in de motregen. Hoe slecht kan je geheugen zijn? ‘Mijn vrienden John en Susan zaten ook in de coach. De herinneringen van Susan van de dag: ik herinner me niet veel van de acts behalve Pink Floyd en ik denk dat dat kwam omdat ik zo dankbaar was dat het betekende dat het festival bijna voorbij was! Ik herinner me de dag als zittend op een deken in een vochtig veld tussen duizenden mensen (en een paar kleine honden), met nevel en motregen die vrijwel de hele dag vielen, absoluut uitgehongerd waren en de meest verschrikkelijke badkamer faciliteiten moesten gebruiken die ik ooit had tegengekomen.’
Laten we ons dus maar baseren op wat de ‘echte’ pers er in de dagen na het festival over rapporteerde. In de gespecialiseerde pers verschijnen in de week van 12 juli enkele recensies, en naar goede gewoonte in die dagen, waren dit niet direct de verslagen waarop wij, en andere aanwezigen echt zaten te wachten.
The Guardian. Robin Denselow pende reeds op dinsdag 7 juli zijn verslag neer in de Guardian. Volgens deze man leek het hem ‘een glorieus festival dat leek op de festivals uit de jaren zestig.’ Maar, merkt hij op: ‘het publiek van vandaag verwacht gladheid en professionalisme, in plaats dan geëxperimenteer. Rock is big business geworden,’ lezen we nog, ‘en dat vereist professionaliteit in plaats van experiment.’
Nog enkele citaten: ‘De Knebworth-artiesten hebben allemaal de transformatie van psychedelische kelders naar sportarena’s overleefd en zijn – in verschillende mate – bekender geworden door de verandering.’
‘De grootsheid en complexiteit van hun show (Pink Floyd) heeft nu zijn voor de hand liggende gevaren: op zaterdag werd hun set bijna vernield door technische fouten waardoor ze het podium moesten verlaten voor een half uurtje reparatie.’
Denselow vindt het nieuwe Shine On You Crazy Diamond, hun beste stuk. ‘Een klassieke Floyd-mix van statige, wervelende melodie en stuwende ritmes, – enigszins ironisch – opgedragen aan hun voormalige leider Syd Barrett, en handelend over verlies aan creativiteit en optimisme.’
Alle andere artiesten krijgen er tot slot ook nog van langs.‘Andere artiesten waren ook licht teleurstellend. De cultheld Steve Miller bleek een prettige, gelikte bluesman te zijn met een goede stem – maar weinig meer. Kapitein Beefheart zag er ouder en zieker uit en om de een of andere reden hadden zijn bot schokkende boogies en geestige poëzie verrassend weinig effect op de menigte.’ Waarna Beefheart zich volgens onze man van de Guardian tot het publiek richtte en vroeg: ‘Zijn hier geen beatniks? Nou, je kunt altijd dronken worden en doen alsof. ‘
Waarschijnlijk arriveerde de reporter van de Guardian te laat, want over Linda Lewis en Roy Harper vinden we niets terug.
Wat schrijven Melody Maker en de New Musical Express?
- Melody Maker: 12 juli 1975. Chris Charlesworth. Plain sailing for the Floyd.
- New Musical Express: 12 juli 1975. Steve Clarke & Angy Errigo. All Board for the Belsen Express
Het verslag in Melody Maker (MM) van Chris Charlesworth droeg als titel: ‘Plain sailing for the Floyd’, en viel al bij al nog mee. Het verslag van Steve Clarke & Angy Errigo in New Musical Express (NME) met als titel ‘All Board for the Belsen Express’ viel eerder te klasseren in de rubriek bagger. De lezersbrieven enkele weken later in de uitgave van 26 juli logen er dan ook niet om.
Om kort samen te vatten, MM vond dat ‘Het was een redelijk goed georganiseerd eendaags festival. Het weer was prima, maar het was echt een koude dag …. ’ Verder vindt Charlesworth drie evenementen het vermelden waard: de ambras die Roy Harper veroorzaakte backstage, de twee Spitfires aan het begin van het optreden van Pink Floyd, en de gevechten tussen veiligheidsmensen achter het podium.
NME schreef: ‘Nou, het was in orde een klassieke popfestival. Jezus was daar, hij droeg een schaars blauw zwempak en zwaaide met een grote roze papieren bloem.’
Over het namiddagprogramma vernemen we het volgende: MM schat het publiek op ruwweg 100.000 man, waarvan ‘Naar schatting waren 50.000 onder hen in diepe slaap.’
NME vraagt zich af of het echt zou kunnen dat: ‘in 1975 het idee van 100.000 mensen was om op een leuke zaterdag geld te betalen om urenlang in een veld te kruipen met af en toe een ongelijkmatig muzikaal ritme als voorwerp van deze vreemde ritus?’
Volgens MM werd de lange tijd voor Harper aantrad gevuld met sketches van een als colonel verklede Graham Chapman. Hij kreeg het hard te verduren, wanneer Jesus hem vocaal van uit het publiek attaqueerde. Jesus was een figuur met ontbloot bovenlijf en een hippy bloemenvlag die in die tijd op alle festivals altijd vooraan in het publiek opdook.
Roy Harper. MM schrijft dat Harper eerst solo aantrad, akoestisch vervolgde en daarna met een excellente band afsloot. ‘Zijn vroege liedjes waren teveel gejammer voor een openluchtevenement. Niemand wilde huilen, maar Harper deed zijn best om een meer dan trieste sfeer op te roepen over wat een gelukkige gelegenheid had moeten zijn.’
NME vermeldt dat de violen gedirigeerd werden door David Bedford en dat Harper opende met ‘Commune’ en ‘12 hours of Sunset’. Over de sessiemuzikanten die deel uitmaakten van Trigger de begeleidingsband van Harper is NME zeer tevreden. Zij vinden hen zelfs de beste van de dag. ‘Bruford en Spedding schitterden de hele tijd en hun muzikaliteit werd niet geëvenaard door iemand anders die in Knebworth speelde.’
Harper begon nadien te klagen dat zij (het publiek) zijn plaat moesten kopen of dat dit het einde zou betekenen, en het de laatste keer zou zijn dat ze hem te zien zouden krijgen.
Captain Beefheart & His Magic Band. MM vond Beefheart maar een mopperaar. ‘Hij mopperde tegen het publiek met raspende stem, over een kakofonie van lawaai dat je zwaar om de oren sloeg en het zond me uiteindelijk weg voor een wandeling door het terrein.’
In NME is alweer het koppel reporters iets minder vriendelijk en onbegrijpelijker. Zij ontmoeten er twee frontlinie-fanatici genaamd Steven & Chris die uitlegden dat ze helemaal uit Wrexham, Noord-Wales gekomen waren om Beefheart te zien.
‘De toegift was “Big Eyed Beans from Venus” op een jungle beat van bloedstollend luide proporties.’
Zij vragen zich verder af: ‘hoe hij z’n koel bewaart en die electrische spanning opbouwt ‘extremely self-contained in the center of the lunacy.’
Ze merken nog op dat Beefheart na het optreden onmiddellijk en gehaast vertrok.
De Steve Miller band. Over Miller zijn ze kort bij MM: het klonk goed en crisp clear over the PA.
NME ziet Steve Miller wel zitten, naar hun oordeel te zien, alhoewel…: Net als wijzelf merken ze op dat Miller zelfs zijn laatste ‘hit’ The Joker niet eens speelde. ‘Het was 12 bar na 12 bar.’ Tweede gitarist Dudek wordt bewonderd voor zijn slide gitaarspel.
En ze besluiten: ‘Niet memorabel, maar een professionele set en niemand werd verbrand, en dat is meer dan wat je kan zeggen over de Floyd.’
De Pink Floyd. MM: ‘In het kort, het eerste deel was zwak, “Dark side” scoorde occasionele hoogten, en “Echoes” was pretty superb. Er waren tuning problems, en vooral Waters krijgt er van langs, wegens zwakke momenten in zijn stem.
Any colour you like, was een van de nummers waarin werd geimpriviseerd, en dat haalt uiteraard de pers.
MM: ‘Any colour you like ontwikkelde zich tot een enorme jam, David Gilmore schitterde vooral op zijn Stratocaster waar hij akkoorden uitwisselde met Waters en Wright, en doorliep een spectrum aan ideeën die niet op de plaat staan.’
NME start met het ok vinden van de Spitfires, maar heeft het vooral over de technische problemen die er waren en vat samen: `voor een groot deel van hun set lag hun spelniveau ver onder hun normale verwachtingen.’
Het eerste nummer Raving & Drooling wordt omschreven als ‘opgehangen rond de herhalingen van een niet al te geïnspireerde riff die klonk als iets gespeeld op een erg zieke Clavinet. Er waren wat rode lichten en het drummen van Nick Mason was volkomen onhoorbaar. David Gilmour voegde wat gitaar toe, het koudijs verscheen en iemand zong wat woorden.’
Vervolgens hoorden zij iemand van de bandleden voor de micro het volgende verkondigen: ‘Het zal beter zijn als het donker wordt’ wat bij hen de gedachte oproept: ‘alsof de band zelf besefte dat het niet zo goed ging.’
You got to be crazy en Shine on you crazy diamond werden dan weer beter bevonden.
In feite schrijven ze niet zo veel over Dark side of the Moon, behalve dan dat: ‘Veel van het zingen vals was, ook al waren de meiden die met de band zongen uitstekend.’
Echoes droeg dan weer wel hun waardering weg. ‘Echoes sloot hun set en dat was het, weer een anticlimax voor een groot buitenevenement.’
Charlesworth (MM) Het was de eerste keer in 3 jaar dat Charlesworth DSOFTM meemaakte. Hij besluit dat de beste keer de eerste keer was in de Rainbow in 73, of 72. Hij wist het zelf niet meer. Is in onze herinneringen, de 1ste keer, niet altijd de beste keer? (Sadeler)
In NME kruipt aan het einde van het verslag toch nog een eigenaardige aap uit de mouw. Precies daar waar ze het hebben over het feit dat niemand van de pers frontstage was toegelaten tijdens het concert van Floyd. Wij nemen aan dat dit met de veiligheid te maken had in functie!e van het aan een stalen kabel bevestigde vliegtuigje dat naar het podium toe zou vliegen.
‘Gedurende de set van de Floyd waren er geen journalisten toegestaan in de afgesloten ruimte voor het podium, dus als dit rapport niet zo gedetailleerd is als het zou kunnen, ligt het daar aan.’
Echt????? Hun slotzin liegt er niet om: ‘Hoe dan ook, veel mensen hadden veel tijd veil en geld om naar Knebworth te reizen om er hun favoriete band te zien tijdens een optreden dat echt behoorlijk schandalig was.’
Lezersbrieven in New Musical Express (NME) (*)
* Lezersbrieven: 26 juli 1975. (4) + 1 antwoord van NME zelf, onder de titels Tales of Brave Knebworth.
Twee weken later verschijnen in NME een aantal lezersbrieven. We beschikken niet over een uitgave van Melody Maker uit die tijd, maar hoogstwaarschijnlijk ontvingen ook zij enkele lezersbrieven dienaangaande.
Vandaag is het eenvoudig om je lof te verkondigen, of je gal te spuwen, over een concert. Twitter, Facebook, en andere sociale media zijn amper een druk op een toets verwijderd. In 1975 kon je je enkel richten via een ‘gele briefkaart’ en een heuse brief, en was het bang afwachten of die zou gepubliceerd worden, laat staan of je een antwoord mocht verwachten. We zien dan ook dat NME deze lezersbrieven pas drie weken na het festival publiceert, in haar editie van 26 juli.
Een eerste reactie komt van ene Janette uit Portsmouth, Hants. ‘Goed gedaan Floyd, je bent nog steeds het beste sinds Super Tampax.’ Jeanette was 21. Maar haar betoog op NME loog er niet om: ‘dagen later was ik nog steeds opgetogen en opgewonden door het concert van Pink Floyd. Die bewolkte donderdag bewoog ik mij naar mijn plaatselijke Newsagent om NME te kopen en zag het onvermijdelijke. Ik denk niet dat ik ooit in al mijn eenentwintig jaar zo’n vooringenomen onzin heb gelezen als bij Steve Clarke en Angie Errigo. Voor wie was dit artikel bedoeld? Zeker niet de 100.000 mensen die Floyd kwamen opzoeken.’
Ze oppert nog dat ze denkt dat ze haar briefjes niet zullen publiceren, maar dat doet NME wel. Wat hun (zie verder) de kans biedt om nog wat meer te sneren, en ‘crap’ te verkondigen.
Terloops dankt ze ook nog alle andere bands en: ‘voor al het plassen in de struiken en het slapen op het natte gras dat het allemaal de moeite waard maakte.’
De tweede lezersbrief is er eentje van P. Jones uit Gwent in Zuid-Wales. Iemand die reeds verschillende festivals bezocht en daar verslagen over las. Hij vraagt zich af of… ‘ten eerste, waren Steve Clarke & Angie Errigo echt daar, of is het nodig dat de denkprincipes van een verslaggever zich op een ander niveau bevinden dan die van iedereen?’
Volgens deze man lijkt het anders. ‘Het lijkt erop dat verslaggevers groepen vernietigen op basis van technisch kunnen, daar waar ze af en toe de uitvoering zouden moeten beoordelen op basis van de reacties van het publiek.’ Hij voegt er nog beleefd aan toe: ‘We zijn niet allemaal dwazen, weet je!’ De eindopmerking in het verslag van NME lokt bij mijnheer Jones nog de volgende bedenking uit: ‘Ik kan niet anders dan mij afvragen hoe het zou zijn geweest als die heilige verslaggevers tijdens de set van Floyd in de corridors voor het podium waren toegelaten. Dat was tenslotte de enige plaats waar alcohol op de site werd verkocht. Zou het kunnen dat ze daar meer in geïnteresseerd waren dan wat dan ook?’
P. Devonald (Mr.) uit Westcliff-on-Sea in Essex is het eerder eens met de verslaggevers, en beschrijft slechts de moeilijkheden die hij ondervond om het terrein te bereiken: ‘Van 8.30 tot 1.45 onderweg om eindelijk een ongunstig plaatsje te vinden.’
Hij is verder niet te spreken over de toiletten, en besluit dat: ‘Floyd were a dissapointment, and there was lack of organisation’. Kortom een teleurstelling. Hij is het dan ook al om 23 uur afgebold.
En dan was er nog ene Nadge uit Plymouth in Devon. Hij dankt de NME voor de uitgebreide recensie. ‘In sommige opzichten was het het beste. Maar waarom is het zo dat de NME nooit van openluchtevenementen lijkt te genieten… Wanneer iedereen ervan geniet en ze een goede recensie geeft, doet NME het omgekeerde en kreunt.’
Nadge (mijnheer of mevrouw) was duidelijk tevreden, blijkt uit de slotzin. ‘Floyd was allesbehalve schandelijk en het was de reis meer dan waard, vooral met de toegevoegde bonus van de uitstekende Steve Miller.’
NME zal zeker een selectie doorgevoerd hebben tussen de talrijke brieven die ze kregen. Dat blijkt althans uit het antwoord dat ze scheven, met hun opnieuw in vitriool gedoopte pen.
M.B. hanteerde de schrijfstok. Sarcastisch of ironisch? U mag zelf uw besluiten trekken. ‘Nach we houden van optredens in de open lucht .. al dat liggen in de regen, wang tegen wang, met speelse Hells Angels en tachtig pence moeten betalen voor een vettige hotdog en dan twee uur in de rij staan bij het toilet terwijl een gozer met contant geld dreigt met “Op je kop te slaan, Jimmy” omdat je zijn chick neukt en je op zijn plaatsje bent gaan zitten.’
En het gaat maar door…. ‘En wanneer je terugkomt is de Floyd bezig – beste deel. Ze hebben 30 minuten nodig om te tunen, en je denkt om het af te bollen naar huis, maar je kan niet, want de treinen zitten vol, en daarenboven er zijn er geen, en terminale zuurkoppen braken op je boterhammen. Ik bedoel dat is waar het om gaat, is het niet? Mixen met de mensen, man’
Nadge en Jones worden bedankt voor hun helpende suggesties, net als alle andere briefschrijvers die hadden gesuggereerd waar ze hun recensie konden steken, en er bestaat geen anti festival policy bij de NME. ‘We schrijven ze zoals we ze zien.’
Lezen we even mee. In een laatste waardeloze verdediging van zichzelf slagen ze er in om helemaal in de fout te gaan. ‘In zekere zin, Jeannette was het artikel niet enkel voor de duizenden daar aanwezig, maar een beoordeling voor degenen die daar niet waren, maar we zijn verheugd om brieven over Super Tampax op te nemen – als ze passen.‘
De olijkerds hadden geluk dat er in die dagen, nog geen sociale media voorhanden waren, of ze waren waarschijnlijk ‘cut into little pieces’, in mootjes gehakt door de Floyd fans.
Bij het opnieuw lezen van de recensies en de reacties daarop bekruipt ons uiteindelijk de vraag: wat is er geworden van die ‘grote lichten’?
Chris Charlesworth die toen (van ‘70 tot ‘77) voor Melody Maker werkte komen we naderhand tegen als producent van het Who by Numbers album. De man duikt op als hoofdredacteur van Omnipress vanaf de jaren tachtig tot een paar jaar geleden. Vooral de namen van Bowie en de Who kun je aan hem linken. Omnipress was actief in het uitgeven van boeken over muziek.
Angie Errigo schrijft nog over films en werkt o.a. voor RottenTomatoes. Dit zegt veel. Over haar passage bij de NME valt niets terug te vinden. Ze schreef ook nog, samen met Steve Leaning, een boek over de kunst van LP-hoezen: The Illustrated History of Rock Album Art. In de weekends naar den Amber en het criterium.
Steve Clarke. In het in googlebooks gepubliceerde deel van The History of the NME: High Times and Low Lives at the World’s Most Famous Music van Pat Long kom ik zijn naam amper een keer tegen. Mijnheer Google levert verder ook hoegenaamd niets op.
Laat ons dit NME duo Errigo/Clarke uit 1975 snel vergeten, net als hun met arsenicum geschreven verslag.
In de dagen en weken na het festival krabbelden we stilaan opnieuw recht en vervielen in de dagelijks sleur van het leven. Elke dag de trein op naar de Brusselse Leopoldstraat, ‘smiddags wandelen naar Mallemunt en genieten van Willem Vermandere, of ‘s avonds kijken naar Tom Rush. Na het werk verpozen in het Poeltje gelegen in de rue Montagne-aux-Herbes Potagères, samen met Betty, een soulmate aan wie ik in geuren en kleuren onze Londense avonturen vertelde.