De rust op de kamping laten mij toe te reflecteren over mijn kampeerverleden. Ook al wordt die rust af en toe verstoord door helse tuigen die zij aan zij doorheen het luchtruim van de Conwy vallei scheuren.  Iemand die weet waarom ze altijd per twee oefenen? 

In gedachten zie ik de ‘Zavelput’ uit mijn jeugd. Wat lager is men begonnen met de aanplant van een partij rozelaars. De drukte van de steenweg lag een eind weg. Auto’s hoorde je er amper.  De steenweg was toen nog een holle weg, en bomenrijen fungeerden als schermen. Gelukkig zijn, de zuid-, de west- en de noordkant ongeschonden gebleven, hier bij de Zavelput. Moet dit niet dringend vastgelegd worden voor het nageslacht? Het is een stuk eenvoudiger dan hen overtuigen en meetronen naar hier. Ze zouden het vermoedelijk eerder banaal vinden. 

Vanaf de Zavelput kijk je uit over de molenbeek vallei, waar de boomgaard met appels is verdwenen. Daar hoef je ‘de draad’ niet meer te doen.  Vroeger leek het alsof het Zomerhuisje in een bos lag. Ook dat werd gerooid. Andere bospartijtjes kwamen er voor in de plaats. Hier gaat de tijd traag nog traag en vallen wijzigingen amper op, alhoewel…. het oude huisje van Pee dat ons scheen als een Hans en Grietje peperkoekenhuis overleefde de sixties niet. Een groter exemplaar aangepast aan de noden van de jaren zeventig, fantasielozer, kwam in de plaats. Het mocht er net geen vijftig jaar blijven, om over te gaan in een kubistisch gedrocht, dat misschien past bij de nieuw aangelegde betonweg, maar dat zeker en vast zou gevloekt hebben tegenover de vroeger aanwezige vlasroot put.  De aanwezige bloemenserres van De Nijs deinen verder uit. De hele regio hier is doorspekt met kleine bospartijtjes, die spijtig genoeg aaneengeregen worden door een overvloed aan maisvelden.  Geen mens die nog weet dat Maurice de zavelboer, zich hier, in deze kouter, kwam bevoorraden.

Ik kan eindelijk begrijpen dat mijn vader daar beneden in dit stukje van de wereld zijn ankerplaats vond.  

Vandaag was een dag waarin je het geluid van ‘a screaming day’ kon horen. In de verte hangen enkele luchtballons bijna roerloos, boven de Onegem Meers. Een uitgelezen plek is het hier aan de Zavelput om toe te zien hoe de meanderende beek, netjes de warme betonnen stad ontwijkt.  De avond valt net nog niet. Het zomeruur zorgt er voor dat we twee uur vooruit lopen de echte sterrentijd. Halfnegen zou het moeten zijn, of nee eigenlijk halftien. Het is vandaag precies een week na kermis, en iedereen weet dat het vroeger in de kermisweek om acht uur donker werd.  Wordt dit het afscheid van een zomer? Blauwachtige nevels duiken op. De rozen ruik je tot hier. Ogenblikken om te delen. 

Kamperen, het blijft iets eigenaardig, en er zullen zeker een heleboel mensen zijn die het nooit hebben gedaan, of vinden dat het iets voor de jeugd van giro of scouts is.  Wie ons leerde kamperen?  Dat zijn verre herinneringen die teruggaan tot 1963 of 1964. We togen op weg samen met W, ons klein dekentje, enkele boterhammen en een drinkbus gevuld met ‘kalisjesap’(*) tegen de dorst.  Kalisjesap…. een combinatie van een stukje van een stok zoethout en een zwarte stek ‘sjinzjip’. Of hoe dat ook mag heten.  Deze attributen opgelost in water met een flinke scheut suiker er bovenop moet voor ons de allereerste versie van zelf gebrouwde coca-cola zijn geweest. 

De Zavelput, hoe vaak we er de wolken hebben bewonderd tijdens vakanties, of we er op vrije woensdagnamiddagen, op onze ruggen lagen. Hert aantal kampeermomenten aan de Zavelput valt niet meer te achterhalen, maar het zal minstens zo vaak geweest zijn als de keren dat we verder afzakten naar de ‘Parijbossen’.  En ook daar  brachten we onze  namiddagen door, liggend op onze dekentjes verhalen verzinnend. Via de ‘Krevelhoek’ en het ‘Kruiske’, een smal baantje,  dat weer uitgaf op een veldweg, bereikten we een kruispunt van veldwegen.  Hier op deze ‘crossroads’ verkocht niemand zijn ziel aan de duivel, maar werd wel in de jaren vijftig een oud vrouwtje vermoord. Verschillende boeren uit de omtrek werden hierover aan de tand gevoeld, maar nooit is aan het licht gekomen wie daar een moord pleegde. Onze ouders wisten doorgaans niet dat we daarheen liepen, want op enige goedkeuring viel niet te rekenen.  Dit bleef voor altijd een plek des onheils, temeer daar de dader nooit was gevat.  Bang zijn we op die plek nooit geweest, en hoe vaak hebben we er niet gekampeerd? 

In die dagen, zag je nog net voorbij de Zavelput, vanaf het hoogste punt langs de weg,  het silhouet van de ‘Tucmolen’ heersen over zijn omgeving.  Gemalen werd er nog amper in die houten reus, want we zaten toen al in de nadagen van koning windmolen.  De bomen groeiden nog niet tot bij de wolken. Het zou vandaag onmogelijk zijn om, vier kilometer verder,  een glimp op te vangen van de molen, temeer ook omdat hij op die plaats niet meer staat.  In dat verre westen, uit onze kindertijd, slechts enkele dorpen verder, boven de  bomen uittorend, mis ik dat silhouet van de Tucmolen.

Tijdens een van van onze kampeermomenten zijn we ooit richting ‘Papegem’, gewandeld om de molen van dichtbij te bewonderen, met als uiteindelijk resultaat: veel te laat thuis. 

De molen fascineerde ons. We waren er ons van bewust dat die een heel eind weg stond. 

Ouder dan twaalf kunnen we niet geweest zijn. Niemand mocht weten van ons plan, want toestemming zouden we toch nooit gekregen hebben. En dat leidde er toe dat we de kortere terugweg via de baan van Gent naar Aalst niet konden nemen en we dus verplicht waren een grote omweg te maken, terug via ‘Overimpe’ en de Zavelput, de weg langs waar we waren vertrokken. Telkens ik langs die weg, de ‘Overimpestraat’  voorbij kom zie ik nog altijd het ijzeren toegangshek van een wei, waar we veel tijd verspeelden.  Dierenvrienden als we waren wouden we een koebeest redden dat de stommiteit had begaan van zijn kop tussen de spijlen van dat hek te steken.  We weten allemaal dat het gras altijd groener is aan de andere kant van de heuvel, iets wat dit onvolwassen beest ook zal gedacht hebben toen het haar kop, vermoedelijk, schuin doorheen het hek stak.  Het kon niet meer terug en stond dan maar wat te blèren. Ons besluit stond vast. We zouden koe junior even helpen.  Met volle kindermacht probeerden we de kop van de koe opnieuw schuin te draaien om het dan achterwaarts te duwen weg van het hek. Dat het beest zich zo krachtig zou verzetten, en dat het geen jota van ons geduw en getrek begreep, daar hadden we echt niet op gerekend. Au contraire, het beest wrong tegen dat het geen naam had.  We zijn uiteindelijk met spijt in het hart opgestapt, het blèrende beest achterlatend.  Iemand, de boer (?) zal het probleem uiteindelijk wel opgelost hebben, durf ik te hopen. De onderneming hadt er wel voor gezorgd, dat we uur en tijd uit het oog hadden verloren. Rond acht uur arriveerden we en het was meteen duidelijk dat onze ouders daar niet stonden om ons met open armen te ontvangen en ons te feliciteren met onze expeditie. De verwelkoming leek eerder op een scheldtirade. Al zullen ze in hun hart wel blij geweest zijn dat ze ons niet kwijt waren.  Ik herinner mij alvast niet dat we er huisarrest voor kregen. 

We bleven een tijdje weg van onze kampeerstek aan de Zavelput.  

Bij enkele families in de buurt doken in die tijd, plots “echte” tenten op.  Of daar ooit mee gereisd werd is mij niet bekend. In de zomer werden ze vaak opgesteld in de achterliggende tuinen. De ene hadden een azuurblauwe daktent, anderen dan weer een kakikleurige ex-legertent, of zoals bij ons een zelf in elkaar gestikt exemplaar dat zo uit de Singer kwam gerold, en met geknotte stokken uit de boomgaard rechtop werd gezet. Op de “vloer” spreidde ik een leger van biezen uit. Er stonden genoeg biezen achter in de boomgaard waar het, vooral in de winter nogal drassig kon zijn. 

Op zekere dag kreeg ‘Jean-Pierre’, de zoon van de beenhouwer, een spiksplinternieuwe tent.  Het was een hete zomer, en er zat onweer in de lucht. Een zomerse vakantiedag waarbij je al kort na de middag het gevoel kreeg dat het niet echt goed zou aflopen, maar dat deerde ons niet. Met in totaal drie tenten togen we richting Zavelput, tot bij een kruispunt waar voldoende plaats was om de tenten op te zetten. Na nog geen uur zag het er naar uit dat zou gaan pijpenstelen regenen.   Er was amper een tent rechtgezet. R. en M. waren de enigen die daar wat ervaring in hadden. 

Net voor de regen met bakken uit de lucht zou gaan vallen, zette de beenhouwer bij hem thuis de handen aan de mond en hoorden we hem “Jeannnnnn-Pierrrrrrrre” roepen.  Wanneer de beenhouwer, de handen aan de mond zette om J.P. Naar huis te sommeren kon je dat waarschijnlijk in heel het dorp te horen. Jeannnn-Pierrrrrrre, hoorden we enkele keren na elkaar, en dat het nodig was stelden we zelf ook wel vast, want niet zo heel ver van ons begin de lucht stilaan asgrauw te kleuren. 

Hoe snel we alles bij elkaar gepakt hebben, weet ik niet meer, maar het werd rennen tegen de klok, of beter tegen het onweer. Net op tijd waren we in die grote garage naast de beenhouwerij waar de vleescamion stond, waarop J.P. jaren later in sierlijke letters zou schilderen: ‘Verver van dieren’. Tot groot jolijt van ons en woede van vader Marcel die uitriep: “Maar Jean-Pierre toch, ziede da ni… kemel”. De camion was bedoeld voor ‘Vervoer van dieren….’

De volgende dagen lepen we onder een vel plastiek van een paar vierkante meter door de gietende regen naar de watermolen. 

Wij zijn er regelmatig blijven op uittrekken met ons rugzakje en dekentje, en onze boterhammetjes.  Bij de spoorwegovergang op ‘Speckaerts’ gingen we treinen spotten, ook al kenden we niet eens dat woord.  Bij de nieuwe brug over de E40 tussen Erpe en Mere telden we auto’s.  Jij neemt de Volkswagens, ik neem de Volvo’s… zo ging dat. Iedereen koos een bepaald merk, en dan was het om ter eerst honderd halen, of bij een andere gelegenheid telden we ‘anderlanders’.  Kids just want to have fun….

Met ouder worden en nieuwe uitdagingen die zich aandienden verdween kamperen uit ons leven, of toch weer niet?  Vervolgt….

(*) Meer weten over kalisjesap? https://www.variaties.be/wp-content/uploads/2017/03/variaties-op-je-bord.pdf

https://www.bruzz.be/culinair-ontdekt-drop-2011-08-18