Het afgelopen weekend van 15 augustus was het precies 40 jaar geleden dat er in Woodstock een festival werd gehouden. Drie dagen van vrede en muziek. En zo leek het nu ook in het vredige Sint-Antelinks, in het hart van Vlaanderen. Een eeuwenoude molenplek werd er na jaren in ere hersteld.
Fotoreportage te bekijken op de fotosite.
Toegegeven, het heeft wat geduurd. In 1976, stoof Lucien Van Impe uit het naburige Mere de Franse bergen op met zijn fietsje onder een verzengende zon, en tegelijkertijd op een windstille zomerdag,14 juli, storte Buysesmolen onder luid gekraak ten gronde. Buren zagen hoe jaar na jaar, houtzwam en onkruid de molensite overwoekerden, tot er finaal niets meer overbleef. De staak was het laatste wat er enigszins verweesd achterbleef. Was dit een teken? Wou Buysesmolen als het ware uitschreeuwen: “Mij krijgen ze niet klein!” Distels groeien niet enkel op Gods akkers, maar evenzeer tussen afblakerende metalen kruisplaten, en opgestapelde eiken balken. Het bleef langt wachten op betere tijden. Zelfs het beschermende afdak tegen hagel, regen en wind begaf het op de duur. 33 Jaar is een hele tijd, een mensenleven in lang vervlogen tijden. Toch heeft ook hier uiteindelijk recht gezegevierd. Al zullen een aantal “molendeskundigen” vinden dat het geen zin heeft om nu nog verdwenen molens terug op te richten. Waarom niet? Vroeger kwam het toch ook voor dat een molen door hevig onweer, of oproer, in een brand volledig verwoest werd. Die molens werden heropgericht, en vermoedelijk zelfs niet steeds in hun oorspronkelijke staat. De Vlaamse staakmolen mag niet verdwijnen uit het landschap. Deze oorspronkelijke computers uit de eerste industriële revolutie moeten blijven om te getuigen voor onze jeugd tot wat hun voorouders in staat waren. Stel dat we 20 jaar lang geen staakmolens meer oprichten, wat denk je dat er zal gebeuren met het molenmakersambacht? Er ligt een zware taak op de schouders van onze regeringsleiders, regionaal, nationaal en Europees om er zorg voor te dragen dat er een toekomst gegarandeerd blijft voor de molen.
Dit deel van de Westerse wereld is gedoemd om te evolueren naar een wereld waarbinnen erfgoed en toerisme een meer dan belangrijke plaats zullen innemen. Gelukkig hebben ze dit in Oost-Vlaanderen goed begrepen, getuige de zeer inspirerende speech van gedeputeerde Dauwe, tijdens de plechtige openstelling van dit meesterwerk. Herzele, met cultuurschepen Hoorens voorop mag terecht trots zijn op Buysesmolen. Deze molen samen met de twee andere molens Te Rullegem en Ter Rijst zet Herzele opnieuw als molengemeente nummer een op de molenkaart. In Erpe-Mere mogen ze dan in aantal molens hun buur sterk overtreffen, op toeristisch vlak valt er nog heelwat achterstand in te halen. Misschien is het verwerven van de volledige oude molensite een kans om dit goed te maken.
De pastoor van het naburige Aspelare zegende de molen en de notabelen hanteerden de schaar om het lint te knippen. De verenigde molenaars, inclusief cultuurschepen Hoorens, die trouwens recent het diploma van Meester Molenaar(*) behaalde, assisteerden gedeputeerde Dauwe bij het lichten van de vang. Dit onder het toeziende oog van Hilbrand De Vuyst, destijds ambtenaar bij Monumenten en Landschappen, en er als eerste bij om in Herzele aan de kar te duwen. Sabine Okkerse architecte keek mee toe. Op een veilige afstand zagen we ook molenbouwer Peter Thomaes voldaan toekijken. De wieken zouden immers direct tegen een gezapige snelheid door de lucht klieven. Boven in de molen op de steenzolder wachte vrijwillig molenaar Johnny De Pelseneer reeds op zijn eerste nieuwsgierige bezoekers.
Of ze in Sint-Antelinks nog eieren hebben, en of ze de Arme-Klaren nog kennen weten we niet, maar het weer was alvast uitstekend. Veel zon, een weinig wind (molens moeten draaien), en vele vele blije gezichten.
De molentrap leidt je langs een zakkenezel naar de meelzolder, waar je recht tegen de meelgoot en meelbak van de voormolen aankijkt. De meelbak van het achterste steenkoppel, aangedreven door het vangwiel bevindt zich rechts achterin de meelzolder. De bediening van dit steenkoppel, tijdens het malen wordt geregeld via een bollenregulator links achter. Rond het vangwiel bevindt zich een houten plankvang. De vang is van een zeer oud type waarbij een het vangtouw over een wipstok loopt. De molen oogt uiteraard zeer nieuw, en dat is het enige minpuntje dat we kunnen bedenken. Dat echt doorleefde hout van pakweg 200 à 300 jaar geleden daar zullen we nog wat moeten op wachten. De molen beschikt over een gevlucht van 23 meter, uitgerust met traditionele windborden, en bruine zeilen.
Net als enkele andere molens in de Denderstreek zijn de kruisplaten vervaardigd uit metalen I-profielen, waarop zich zeer stevige voeten bevinden om de oksel- en meesterbanden op hun plaats te houden.
Ook al dateren de oudste vermeldingen van deze molen uit de vijftiende eeuw, toch gaat deze construvtie terug op een versie van de molen van enige tijd voor 1750, zoals trouwens de meeste nog bestaande staakmolens in Oost-Vlaanderen.
Vanop de zakkenezel bovenaan de trap zag je in de verte de Kruiskoutermolen lustig draaien. Het zonlicht weerkaatste fel op de Verbusselde wieken. Met vier maalvaardige staakmolens links van de Dender is dit stukje Vlaanderen tussen Ninove, Aalst en Zottegem een uitglezen fietsstreek aan het worden. Molens die je via een fietstochtje van amper 50 kilometer zo aan elkaar knoopt.
(*) cursus georganiseerd in 2007/2008 door vzw Werkgroep West-Vlaamse Molens en vzw Levende Oost-Vlaamse Molens.