Brian meldt dat Hilary gisteren nog naar mij vroeg. Ze ligt al van bij Pasen in Cambridge in het ziekenhuis, met een longontsteking, maar zou nu eindelijk naar huis mogen.
Ik wens haar goed herstel, betaal, en start een twee-en-een-half uur lange tocht naar Stratford-Upon-Avon voor een pitstop, inclusief koffie en ‘scone met jam’ bij Bensons. Ik kan er in de buurt van B&B The Hollies twee uur gratis parkeren. Dat moet volstaan, om al kringwinkelend, een paar mij vertrouwde ‘second hand’ shops in te duiken. De scone is vers, en naar mijn gevoel met volkoren meel gemaakt. Is het om die reden dat ze bij het teruglopen nogal zwaar op mijn maag ligt? Ik merk nog net dat een mannelijke ‘lovely Rita metermaid’, in een geelgroen hesje de zijstraat inloopt waar ik de auto heb achtergelaten. Een kwartier te laat zijnde zit dit precies niet echt goed. Oef, hij controleert eerst de andere kant van deze straat, waar je langs beide kanten mag parkeren. Die enkele foto’s die ik maakte bij het Shakespeare theater zorgden voor mijn vertraging.
Een dik half uur heb ik nodig om naar Tanworth-in-Arden te rijden. In de praktijk iets langer, omdat ik even een stuk snelweg niet oprijdt, vanwege een aanschuivende file, daarbij een ‘wegen-onderhoud-camion’ volg, met de redenering: die zal het wel weten. En dat lukte nog ook. De maag is wat tot rust gekomen, na wat zonnen op de bank tegenover café de Bell, bij de kerk in Tanworth. Dit is een plaats waar ik enkele jaren geleden nooit raakte, vanwege mijn toenmalige Mio gps die mij daar echt niet wou heen sturen.
Elke rechtgeaarde muziekliefhebber snapt al lang wat ik hier te zoeken heb. Onder een weelderige boom ligt de veel te vroeg gestorven Nick Drake, en intussen ook zijn moeder. Er staat een bord bij het graf waarop gevraagd wordt om dit niet te ontsieren door er allerhande prullaria achter te laten. Toch ligt er voor de vrij eenvoudige rechtopstaande steen, een briefje en wat beschilderde keien. De man heeft amper drie platen gemaakt, heeft tijdens zijn leven nooit echt succes gekend, en is toch wat vreemd aan zijn einde gekomen. De enige reden dat zijn platen blijven verkopen is uiteraard omdat ze nog verkrijgbaar blijven, en daar heeft zijn toenmalige manager voor gezorgd. Uiteindelijk was het zowat het enige wat hij nog kon doen. Drake was een gevoelsmens, die het niet kon verkroppen, dat wanneer hij speelde er mensen achter in de zaal pinten stonden te drinken, en niet luisterden. Hij was een muzikant, en geen entertainer, maar dat hoorde er nu eenmaal bij. Zijn laatste rustplaats is een aanrader voor wie in een rustig dorp, zich wat zen wil voelen, op een zeer aangenaam en vooral groen bomenrijk kerkhof.
Maar ik moet verder, wil ik ook in Rushock nog het kerkhof halen, waar alles nog duizend keer stiller en rustiger is. John Henry ligt daar onder een grote spar. In het kerkje kan je er je eer betuigen en je naam in een boek schrijven. Iets wat nog wekelijks meerdere mensen ook doen. Ze komen naar dit kerkje op de heuvel, gereden langs ‘one track roads’ smalle met hagen afgezoomde wegen. En ze komen uit Japan, Zweden, Amerika, België. Ze komen echt van overal ter wereld, om er de beste drummer die de wereld ooit kende te groeten.
Ik loop het hekje door, samen met nog een gast met een fototoestel, die duidelijk ook direct weet welke richting hij uit moet stappen. Ik laat hem maar eerst een positie in nemen, maar dat zit niet goed, want op dit uur zit de zon compleet verkeerd. Ik vraag terloops of hij hier wel meer is geweest. Blijkt dat hij fotografie studeert, en elke maand krijgen ze daar een opdracht. Deze keer is het thema songtitels van Queen. Ik kijk waarschijnlijk net verbaasd genoeg, want hij gaat verder: ‘ik koos als titel: Only the good die young’. Dus toch een fan. Op mijn vraag of hij ook weet waar John Bonhams broer ligt begraven moet hij ontkennend antwoorden, al denkt hij dat het ergens in Redditch moet zijn, want daar woonden ze ooit. In Redditch bezochten we in 2017 tijdens de TIMS Midtour nog de naaldenfabriek waar ooit quasi alle kopspelden van de wereld werden gemaakt. Wie er een job had kon er van op aan dat hij of zij niet al te oud werd.
Aan de achterkant van de grafsteen staan opnieuw massa’s drumsticks opgesteld. Het lijkt wel alsof nogal wat bezoekers drumsticks meebrengen wanneer ze naar hier komen. Vooraan deze keer geen cd’tjes en dergelijke maar drie heuse grote cymbalen, waarop je onder andere Zoso en Coda kan lezen.
Ik loop, het kerkje binnen, waar de klink van de binnendeur is verdween, maar je de deur toch openkrijgt, mits je wat morrelt aan het slot. Het memoriam boekje ligt er nog steeds. Al is het sinds ik de laatste keer langskwam een nieuw exemplaar. Iemand houdt dat vermoedelijk bij. Deborah?
Bijna twee uur later kom ik aan te Hay. Ik wordt er hartelijk ontvangen en heb zelfs nog de keuze uit twee kamers. Tijdens mijn avondwandelingetje door Hay stel ik vast dat het kasteel compleet in de stijgers staat. Eindelijk wordt er dus gerestaureerd. Haystack Records is inderdaad verhuisd naar een net wat grotere ruimte twee ‘sheds’ verderop. De eigenaar heeft in dit nieuwe pand nog amper een uitstalraam. Enkel een klein venstertje. De toegang bevindt zich achter een grote poort, die overdag vermoedelijk openstaat. Ik wandel langs Addyman’s, waar ze altijd over een grote voorraad muziekboeken beschikken. Er ligt een Jimmy Page voor het venster. Hopelijk vind ik dat hier morgen nog terug. Kortom ik heb alweer een doel om voor te leven. Ik sluit af in de Blue Boar bij een koffie.