Harvest Moon on Mandø
Elk jaar, in de eerste helft van september, bij volle maan sta ik toch weer even stil bij een avontuur ergens onderweg in Europa…. Een van de x days on the road.
Vijf jaar geleden in oktober, blikte ik een eerste keer terug, tijdens een fietstochtje langs de Schelde op een winderige dag…. Here we go.
Vandaag fiets ik langs de Schelde. Er staat een stevig windje, en het valt op dat het water de gehele tijd behoorlijk hoog staat. Geen vissers langs de kant. Hun vaste stekken zijn hier en daar zelfs onbereikbaar. Ik denk terug aan één maan geleden. Achtentwintig dagen om precies te zijn. Word ik indiaan? Of begin ik misschien de natuur iets beter te observeren? Je zou voor minder….
Precies een maand geleden op 12 september ondernam ik de tocht van mijn leven, uiteraard, zonder dit op dat ogenblik zelf te beseffen.
Mando, is een van de kleinere Deense Waddeneilanden, dat was opgenomen op het molenmenu van de in 2011 georganiseerde TIMS Posttour, als een aan te doene halte tijdens de tweede dag van deze tour. Van bij het begin had ik besloten om niet officieel deel te nemen aan deze Posttour. Ik wou zelf gaan zwerven door Jutland, en ik zou er dan wel voor zorgen dat ik de Posttourers af en toe “per toeval” nog zou ontmoeten, want dat zorgde er voor dat ik nog een paar molens langs het parcours zou kunnen bezoeken. De meeste molens zijn doorgaans, net als bij ons, op door de weekse dagen gesloten, en openen hun deuren enkel wanneer er liefhebbers langs komen.
Zeg maar een mooie combitour: vakantie, gewone dagdagelijkse dingen beleven, wat sightseeing en toch ook nog enkele molens meepikken. En dat lukte behoorlijk, ook al lag er al eens een brug iets te ver. Gebruikmakend van het geplande tourschema stipte ik enkele molens aan, verspreid over de verschillende dagen die deze Posttour in beslag nam. En daar maakte de molen op het eiland Mando dus deel van uit. Uitgaande van de opgezette planning zou ik de deelnemers over de middag nog kunnen ontmoeten die 12de september. Volgens mijn eigen schema kon ik, vanuit mijn centraal gelegen campsite, nog net tegen de middag het eilandje bereiken.
Mando is bereikbaar vanaf het vasteland, via een verharde weg van zowat acht kilometer, die autoverkeer naar en van het eiland mogelijk maakt. De enige verbindingsweg met het eiland. Nergens staan elektronische borden, die aangeven wat de toestand van het tij is op het ogenblik dat je er aankomt. Geen slagbomen die gesloten kunnen worden bij ontij. Er staat enkel op een enigszins verweerd lijkend verkeersbord een waarschuwing: ‘…dat je beter de tocht niet aanvat als je geen benul hebt van eb en vloed’. En dat uiteraard in het Deens. Zelf voelde ik mij behoorlijk safe, want ik had immers het officieel routeboekje van de Posttour op zak. Maar je zal zien, er zijn altijd details die je dan toch weer ontbeert, net op het ogenblik dat je ze o zo broodnodig hebt. Wist ik veel dat de tourbus, niet zelf naar het eiland reed, maar dat de groep ‘als attractie’ naar de molen werd gebracht met een van de toeristische tractorbussen. Grote open wagens, eigenlijk dubbeldekkers, gemonteerd op een tractoronderstel, met behoorlijk grote wielen, zodat de passagiers langzaam, en genietend heen en weer worden gebracht.
Zelf reed ik erheen als een volleerd eilandbewoner. Dat wil zeggen, met mijn eigen wielen. Op de heenweg, viel het mij op, dat het water aan beide kanten van de weg, reeds behoorlijk gelijk golfde met de verharde weg, die op een gegeven ogenblik zelfs ‘verbeterd’ was door middel van een keientapijt. Langs de zijkanten was deze weg afgeboord, met om de paar tientallen meter, grote keien, van wel een halve meter of meer in doorsnede, zoals je ze ook vaak bij boerderijen ziet liggen.
Merkte ik nu op een van de tegenliggende tractorbussen, toch een schim van een molencollega? Kan niet, want het reisplan…. Ik karde rustig verder. Stilaan begon het lichtjes te miezeren. Dat ontbrak er nog aan. ‘Dit levert allicht geen te beste foto’s’, dacht ik nog. Achteraf beschouwd ben ik er nog steeds niet uit, of die regen een zegen dan wel een vloek was. In elk geval was de molen dicht, schluss, gesloten, toen ik er aan kwam, en dat was vreemd. Geen hond of kat vielen er te bespeuren. Was die schimmige molenaar op de tractorbus, dan toch geen schim? Intussentijd begon het zelfs nog wat harder te regenen. Maar daar zijn we na zoveel jaren in getraind. Ik bedoel in het bliksemsnel schieten van plaatjes, van molens, ook bij slechte weersomstandigheden. Verdraaid wel sneu, dat ik hier dus blijkbaar toch te laat was gearriveerd. Na een pitstop achter de haag, was het alsof een zeer klein stemmetje zei…. ‘Hier klopt iets niet’.
De keuze tussen nog even verder het eiland exploreren, of terugkeren, was snel gemaakt. Ik weet dat er nog een kerkje staat, maar staat er ook een restaurant? Daar was in mijn tourschema alvast geen melding van gemaakt. Ik kan het niet beter omschrijven, dan dat ik Mando, hals over kop heb verlaten. In gedachten zag ik teveel van het wassende en klotsende water aan weerszijden van de weg. Ik zal verder bezoek en exploratie op het eiland toevoegen aan mijn ellenlange ‘after fifty Bucket list’, dacht ik nog.
Vrij snel haalde ik een van de tractorbussen in op zijn terugweg naar het moederland Jutland. Ik kon er haast niet langs, want echt breed is de weg niet. Gelukkig liet de chauffeur mij voorbij steken, al Zou snel blijken dat dit niet veel baat bij bracht.
De zee, de regen, het wad….
Er zijn van die beelden, die je nooit meer vergeet. Terugrijdend van Mando, een weg geleidelijk zien verdwijnen in de zee, behoort daar toe. Water stroomt af en aan over de keien. Gelukkig zijn er de keien langs beide kanten van de weg. En toch, de aanblik van een kilometerslange onder water staande weg… met enkel aan de linkerkant en de rechterkant de zee. Op een dergelijk ogenblik stop je echt werktuigelijk, schat de situatie in, en besluit dat het beter is om terug te keren naar het eiland. Misschien is de kerk wel open, om er te schuilen, of misschien is er toch een restaurant, om er zes uur te verpozen en te wachten op het komende laagtij…. Wie zal het zeggen?
Een ervaring die ik reeds kende, want ooit bezocht ik, samen met kind twee, tijdens een vakantiereis in het noord-Engelse Cheshire, meer precies in de Wirral het eiland Hilbre. Een eiland dat je kan bereiken na een fikse strandwandeling. Er is geen autoverkeer, behalve een paar jeeps van enkele coastguards. Wij togen er heen, hopend op een bakje koffie, mooi terrasje, en vooral onze hoopvolle blik gericht op rondzwemmende zeehonden. Eerlijk gezegd, viel het allemaal wat tegen. Helaas, Hilbre Island kent slechts een vier of vijftal op kabouterhuisjes lijkende (vakantie?)-woninkjes, waar je achter het venster een eenzame boekenlezende wurm ontwaart. Eenzaten die de stilte opzoeken, al zullen ze de naar zeehonden op zoek zijnde ‘bloody tourists’ wel verwensen neem ik aan. Wij weten nu ook dat je er kan genieten van rondvliegende zeevogels, om het eiland heenzwemmende zeehondjes, die verbaasd naar de ’tijdelijke’ bewoners van dit eiland komen kijken, ‘genieten’ in een zeldzame bunker uit lang vervlogen tijden waarin je kan schuilen tegen de regen, en waar je vooral uren lang kunt wachten op het komende tij, tot je weer helemaal over het stand kunt terugwandelen. Of kind twee, mij intussentijd die prachtige wandeling vergeven heeft, weet ik nog altijd niet…..
Laat ons terugkeren naar Denemarken en meer specifiek naar het eiland Mando. Terugrijden besliste ik ter plekke, op zoek naar het kerkje, de molen en hopelijk dat restaurant, al mocht een gewone Deense taverne ook wel. Ook dat laatste heb ik niet kunnen controleren, want op mijn terugweg, versperde de tractorbus als het ware mij de weg. Hij knipperde bovendien angstaanjagend met zijn koplampen, en maande mij aan te stoppen. Deze Deense inboorling zocht duidelijk contact met de explorerende Vlaming. In een filmische scene: ik met opengedraaid raam, de naar binnen slaande regen trotserend, en hij, de bestuurder, goed en veilig wel een meter hoger zittend dan ikzelf, half hangend uit zijn zijraampje, mij toeroepend: ‘Don’t go back. Drive through the water, but sloooooowly, very slooooowly’. ‘Are you sure’, repliceerde ik voorzichtig terwijl ik monsterde hoe hoog hij wel in de cabine zat van zijn tractor, uitgerust met ongelofelijk grote monsterachtige wielen. Vanop zijn veilige plaats bleef hij gesticuleren, en roepen: ‘Yes, Yes, go back’.
Ik heb altijd geleerd, dat je goede raad niet mag in de wind slaan, en bovendien, hij moest er toch ook doorheen, en, er was zelfs nog een andere tractorbus een kilometer achter hem op komst.
De scholieren op de tractorbus vonden het intussentijd reuzeleuk, en schoten plaatjes dat het een lieve lust was.
In de gutsende regen, maakte ik opnieuw rechtsomkeert, liet de tractorbus achter mij, en stoof tegen een slordige zeventig kilometer in het uur de keiweg op richting….. de zee. Het monsterachtige waterbeest wachte niet, het had in die enkele minuten alweer een stuk weg verorberd. Het finale contact met het water zal mij eeuwig bijblijven. Eigen schuld, want ik had de goede raad van de chauffeur niet helemaal opgevolgd. Vooral met het ‘sloooowly’, had ik niet echt rekening gehouden. En tegen een behoorlijk hoge snelheid het water inrijden, zorgt ervoor dat de auto als het ware wil gaan varen. Noem het aquaplaning in het kwadraat. De wielen raken even de grond niet, en het lijkt wel of je op de ‘cakewalk’ belandt. Bovendien kreeg ik door mijn lichtjes openstaand rechter raampje, een behoorlijke geut water binnen. De rest van het water vloog langs alle kanten tegen de auto op, en gutste zelfs over het dak. Een glazen dak is leuk, maar kan ook beangstigend zijn, weet ik nu. Ruitenwissers komen af en toe van pas weet ik nu, en mag ik bij deze ook de uitvinder van de GPS op mijn blote knieën danken, want het schermpje gaf steevast via een kaarsrechte streep de rijrichting aan.
Gelukkig waren het slechts de eerste seconden na het contact met het water dat de wielen los van de grond kwamen, en dat het hele ding wou gaan drijven. Mijn kapiteinstijd was snel over. Ik kreeg opnieuw grip op het stuur, de snelheid viel enigszins terug, en ik reed… vermoedelijk nog steeds te hard, want het water bleef over de motorkap heen slaan, tot tegen het dak. Ik bleef echter de harde voet gebruiken, met slechts een gedachte: ‘Ik moet hier zo snel als mogelijk door.’ Fout dus, want pas nu besef ik dat het ‘sloooowly’ vooral bedoeld was, om het klotsen van het water tegen te gaan.
De weg was nu bijna helemaal weg, enkel nog de toppen van de kantstenen kon ik ontwaren, maar ook die verdwenen na een tijdje helemaal onder het oppervlak. Er waren enkel nog de satellieten die er voor zorgden dat er een rechte streep op het GPS toestel bleef.
Het enige waar je nog aan kunt denken op dergelijk ogenblik is: ‘Wat als de motor afslaat’? De enige rustgevende gedachte toen was: ‘Die tractorbus zit nog een eind achter mij. Die sleept mij hier zeker en vast wel uit.’ Maar klopt dit wel, en zou hij?
Mogelijks zou ik het snel te weten komen, want pal in het midden van mijn dashboard begon zachtjesaan een lampje stilaan geelachtig te gloeien. Lampjes die je normaliter nooit ziet gloeien, en tot op vandaag weet ik bij God niet welk lampje het was, want even snel het instructieboekje opdiepen uit het handschoenkastje zag ik echt niet zitten. Ik kon alleen maar denken: ‘Nu geel, vermoedelijk wordt dit stilaan rood, en treedt de stilte in’. Je beseft gewoon niet dat men ons zo geconditioneerd heeft in ons dagdagelijks leven; dat wij na oranje, rood verwachten door onze veelvuldige confrontaties met stomme verkeerslichten.
Nog een geluk, dat een mens in dergelijks situatie al zijn zintuigen nodig heeft om de boel te coördineren, of je zou nog een ongeluk veroorzaken.
Om een lang verhaal toch enigszins in te korten. Het lampje bleef geel, en dat voor nog een behoorlijk stuk van de weg. De auto begon stilaan langzamer te gaan, zodat er niets anders opzat dan terug te schakelen naar eerste of tweede. Welke precies, dat zou ik echt niet meer weten. De tegendruk van het hoge water werd zwaar, dat kon je zo voelen. Maar het werkte. De leeuw die door de Fransen in het karretje moet zijn gemonteerd bleef trekken, sleuren, tot het ogenblik waarop ik nog slechts een goede honderd meter te gaan had, naar die plek, waar de weg, als in een droom terug uit het water oprees. Je voelde de grip op de weg, langzaam terugkeren. Het valt echt niet te beschrijven, wat je denkt, op het ogenblik dat je nog die laatste honderd meter moet overbruggen. Dit moet Mozes gevoeld hebben toen hij door de rode zee stapte, en veilig de overkant bereikte. Mijn partner in crime, het gelig-oranje lampje doofde langzaam maar zachtjes uit, toen uit de wielkappen het laatste water wegvloeide.
Ik reed tot voorbij de bocht, op de dijk, vanwaar ik zicht had op de verdronken weg naar Mando. Een zucht van opluchting slakend, nam ik nadien enkele foto’s van de, wat leek op minuten na mij, langzaam aan opdoemende tractorbussen die inderdaad zeer traag vooruitkwamen in het nog meer gestegen water. Ik reed naar het tractordepot, en wachte de ‘sloooowly’ man op. Die wou ik nog even bedanken, want had hij er niet voor gezorgd dat ik niet de komende zes uur vastzat op het eiland Mando?
Eind goed, al goed.
Je gelooft soms je eigen ogen niet. Op weg naar het tractordepot zag ik in de verte plots een hele grote camper opdoemen rijdend in de richting van Mando. Ik zag dat hij een Belgische nummerplaat had. Ik probeerde hem een teken te geven, door naar het hoge water te wijzen, maar hij begreep mijn gebaren niet, lachte en reed voorbij. Vast en zeker een Waal, die zelfs onze Vlaamse gebarentaal niet machtig is.
‘Are you Allright? Is your car Allright?’ Kwam de tractorman al aangelopen. ‘Yeah, sure, no problem, I’m fine, but I have to admit this was a real adventure’ repliceerde ik terug. ‘You are lucky’ lachte hij mij toe. Ik keek wat schaapachtig naar ik vermoed. Het kwam er op neer dat hij mij verder vertelde, dat het die nacht volle maan zou zijn, dat dit het begin van een springtij was, en dat het zeeniveau nu al een meter vijfenzeventig centimeter hoger stond dan normaal. ‘Weet je’ sprak hij verder, ‘dat morgen de weg helemaal niet boven water komt’? ‘Oh nee?’ ‘Was je teruggereden, dan zat je voor minstens drie dagen vast op het eiland, want morgen rijden de tractorbussen niet uit’. ‘Een goede raad: rij snel naar een carwash en geef je auto een goede beurt, zoadat al het zout water er vanaf is, want je wil volgend jaar toch niet met een roestbak rond gaan rijden’? Die zat, want daar had ik helemaal nog niet eens aan gedacht. Sloooowly had hier duidelijk ervaring mee.
Het werd nog een heksentoer om in het nabijgelegen stadje een carwash op te sporen. Ik mag zeggen, dat ik mijn vorige Mio GPS intussen de deur heb uitgekeild, om onder andere die reden. Toen ik het bijna opgaf zag ik bij het wegrijden uit Ribe, plots een modern vierkant gebouwtje dat bovendien een full automatic carwash bleek te zijn. Via een gleufje speciaal aangebracht voor plastic money kon je het deurtje openen. Binnenin een menu met een vijftal opties waaruit je kunt kiezen, tenminste als je Deens wat vlot. Verder enkel een telefoon waar je indien nodig, hulp zou kunnen in roepen, want wie belt er nu vanuit een carwash?
Ik ging er voor de zekerheid maar van uit, dat hoe hoger de prijs, hoe minder zout ik zou meenemen naar het vaderland, en nu jaren later kan ik zeggen dat dit een zeer goede keuze was.
Ook al vraag ik bij elke garageboezoek nog steevast ‘of er nog geen roest te zien is aan de onderkant’? Hoe zouden de eilandbewoners van en naar hun werk pendelen? Beschikken zij over glijdende uren, aangepast aan het tij?
Na een uurtje karren bood zich reeds een andere molen aan uit het Posttour programma, en daar nogsteeds in de regen, mocht ik mijn avontuur reeds een eerste keer vertellen, want zij hadden mij inderdaad tijdens hun terugweg zien karren, het onheil tegemoet rijdend.
Toch zou ik de volgende paar dagen nog voldoende verhalen te horen krijgen, over lui die hetzelfde meemaakten, en waar de motor effectief sputterend stilviel. En nee zij werden niet op sleeptouw genomen door een tractorbus. Vaak mochten zij dan wel tevoet aan boord, met de boodschap: ‘haal je auto de volgende dag maar op’. Blijkt ook dat de zee op die plaats al meerdere auto’s gewoon meegenomen heeft.
Ik ben nog twee dagen in Denemarken gebleven, maar daar zitten dan weer andere verhalen aan vast…..