Paasmaandag. Voor het eerst in jaren reed ik niet naar de Bredevoortse boekenmarkt ergens diep ver weg in de Achterhoek van Nederland. Dat is bij de Duitse grens waar in april nog menig paasvuur wordt aangestoken. Gasboete… nooit van gehoord mijnheer.
Ik besloot om eindelijk eens poolshoogte te nemen bij de Scheldehappening te Schellebelle. Terug in de tijd. Naar die dagen dat het woord sjoemelsoftware nog diende gelanceerd te worden.
Het miezert, en ik ben snipverkouden. Een winderig tochtje op de speciaal ingelegde boot tussen Schellebelle en Uitbergen laat ik voor wat het is. Bewaren voor later, voor wanneer Pasen nog eens echt in de lente valt. De reguliere veerboot neemt mij mee over de Schelde naar het cafe aan de overkant. Het is er lekker warm, en ik bekijk de wat miezerige foto’s die ik net nog schoot van een serie oude karretjes op het plein voor de kerk. Een Volkswagentreffen, met een overzicht van wat VW zoal geproduceerd heeft. Hippe hippybusjes, verroeste vehikels, twee kevers die wij indertijd V53 doopten, omdat ze vanaf 1953 niet meer werden geproduceerd. Te herkennen aan de kleine achterruit die uit twee delen bestaat, en de uiklapbare richtingaanwijzers. Een van beide is zowaar getuned, en heeft in feite niets meer vandoen met het originele erfgoed. Een echte Johnnybak heeft men er van gemaakt. De andere oogt nog meer naar hoe het er origineel moet hebben uitgezien. Een mooi vervolgkarretje uit 1956 staat in de buurt van de Johnnybak. Een prachtige gele ex-bundespost bus staat er karakter uit te stralen.
Voor de rest ontwaar ik er nog de leuke Karman Ghia, de bouwdoos VW waarvan de naam mij nu even ontsnapt, maar waar er ooit een van in ons buurdorp reed. En ook een beige break, uit ergens begin van de jaren zeventig.
Neil Young publiceerde pas een boek over zijn leven, waarbij hij als leidraad de auto’s de revue laat passeren die hem op zijn pad vergezelden. Over elk van die echte oude bakken vallen leuke anekdotes te lezen.
Volkswagens: ik heb er zelf nooit een bezeten, maar heb er wel drie herinneringen aan.
Een terugblik op mijn jonge dagen in relatie tot het fenomeen Volkswagen.
Ik kan mij, in onze buurt, geen garage herinneren waar Volkswagens werden verkocht, noch buren of wie dan ook die er een hadden. Tot het moment dat een kozijn er zich eentje tweedehands aanschafte, had ik ze geen blik gegund. Zijn overbuur die altijd aan fietsen en later aan brommers had gesleuteld, hielp hem het beestje te onderhouden. Daarvoor deed hij ook al het onderhoud van het onooglijk klein Renaultje dat voornamelijk werd gebruikt voor familieuitstappen en ‘de lange reizen’ naar zee. Let wel dergelijke reizen verliepen meestal met een tussenstop om het autootje de nodige tijd te geven om wat op adem te komen. Meer dan zestig kilometer per uur zal hij wel niet getuft hebben, want ik herinner mij nog dat de zee eind jaren vijftig zeer ver lag…. op zijn zachtst uitgedrukt. In 1967 was mijn kozijn dus overgeschakeld naar VW. De gekende kever, een witte, van het type dat ik mij onmogelijk kan herinneren. Zelf was ik vijftien. Tijdens een dagje familiebezoek had hij nog iets te regelen in Erondegem, in een tegelbedrijf. Ik mocht mee. Aangezien wij thuis zelf geen auto hadden, waren dat in die dagen echt mee te nemen buitenkansen om eens in een auto te zitten. Op de terugweg, net de Zandstraat uit, parkeerde hij de auto langs de Steenweg, keek naar mij, en zei: vooruit nu is het aan jou. Ons Bea rijdt ook al af en toe, en zij kan dat al heel goed. Ons Bea was op zijn minst vijftien maanden ouder dan ik, en dus al bijna zeventien….
Veel uitleg had ik niet nodig, want de basishandelingen herinnerde ik mij nog van toen ik een jaar of elf of twaalf was. Op de lagere school waar ik zat hadden we een schoolmeester die ons dingen leerde, waar ik hem nu nog op beide knieën wil voor danken. Een tuin omspitten bijvoorbeeld, en hoe je daar aan begint. Mijn eerste zwartwitfoto’s heb ik toen zelf ontwikkeld dankzij die schoolmeester, in een donkere kamer die we zelf hadden ontworpen in een leegstaand lokaaltje van de school. De lokalen zijn overigens pas met de grond gelijk gemaakt. Op school hadden ze een VW busje voor het leerlingenvervoer, en het was in dat busje dat de meester ons allen leerde hoe je een auto startte: sleutel, choke, en dan die pedalen…
Ik had er dus toch wel vertrouwen in dat ik dat zou kunnen en welke vijftienjarige wil afgaan als een gieter? Bovendien moet ik toegeven dat onze eindbestemming amper een kilometer verder lag langs dezelfde steenweg. Rechtdoor rijden dat zou wel loslopen. Maar…. waar ik niet had over nagedacht, was dat hij zijn garagepoort had laten openstaan, en toen wij onze eindbestemming naderden hij de alweer magische woorden sprak: rij maar binnen…. Toch even een stressmoment, maar het lukte. Ik vermoed, al herinner ik het mij niet meer, dat mijn schakelkunde niet verder dan tweede vitesse zal geraakt zijn. Ik had echt vertrouwen in die man, en hij zou mij zeker verder op dat pad begeleid hebben, maar helaas in augustus van negentienachtenzestig was ik mijn maestro en kozijn voor eeuwig kwijt.
Mijn laatste verblijf in een volkswagen dateert van 1973. En verblijf dient letterlijk genomen te worden, aangezien het een overnachting betreft. Dirk, alweer een kameraad, had zich een auto aangeschaft. Een tweedehands VW break. Een echt jaren zeventig model. De vorige eigenaar had er pech mee. Op een dag kletterde de hagel zo hard op het dak, dat het compleet geblutst was. Om het te herstellen had men de deuken er zo goed en kwaad als mogelijk uitgehaald, en er bovenop een deklaag gespoten, om alles wat te camoufleren. Het leek enigszins op de chappe die gebruikt wordt om vloeren met aan te leggen. Nogal bobbly.
We besloten om met die auto naar Jazz Bilzen te bollen via een ommetje over Machelen ergens langs de Kortrijkse Steenweg. In een dancing, die daar al lang verdwenen is werd Radio Atlantis boven de doopvont gehouden. Het piratenradio vehikel van Adriaan van Landschoot, die nadien bekend werd door zijn handel in hemden en t-shirts. Radio Atlantis was geen lang leven beschoren, en werd al snel vervangen bij het publiek door Radio Maeva, van die andere ondernemer. Die van de wafels.
Een dj verwelkomde het Atlantispubliek, en vermoedelijk zullen we er een glaasje op gedronken hebben, maar echt veel is daar niet van bijgebleven in de kamers van mijn geheugen. Laat in de avond zetten we aan naar Bilzen, dat in die tijd nog aan het einde van de wereld lag, want eens Brussel en Leuven voorbij was het karren langs onze nationale N wegen. Ter hoogte van Tielt Winge reed Dirk een langs de steenweg gelegen stukje weiland op. We bevonden ons op een goede 100 meter van de eerste huizen en winkels van het dorp stelden we vast bij het krieken van de volgende dag. Dirk en F. sloegen een tentje op, en Herman en ikzelf deelden het achterste stuk van de auto. Met neergeslagen achterbank konden we ons net volledig uitstrekken op een luchtmatras of slaapzak. Tenminste voor mij pastte het. Herman had wat langere benen, en sakkerde dus de volgende ochtend dientengevolge iets meer. Wat ik mij er nog van herinner is dat het dak ook langs de binnenkant er behoorlijk wobbly uitzag, tot de zandman mijn ogen dichtstrooide. In zover was dit mijn eerste uitstap naar Bilzen, waar we overigens maar konden blijven tot in de late namiddag, omdat Dirk ’s avonds nog andere plannen had. Hij was voornamelijk fan van Golden Earring die er die dag het beste van zichzelf gaven. Enkele jaren eerder weigerden ze om op te treden omdat de geluidsinstallatie in hun ogen te primitief was, of toch iets dergelijks. Iedereen zat er trouwens ook te wachten op de magische jump van de drummer, die trampolinegewijs over zijn drumstel heen zou springen. Iets wat hij dan ook deed. Tusen het publiek zagen we al snel wat cafégangers uit het naburige Aalst, en enkele Zoms en Bies. Eentje wist zich te versieren met een klod mayonaise in het haar. Het had iets, en ik besloot ter plekke dat ik het jaar daarop, op eender welke wijze, drie dagen zou aanwezig zijn. En dat gebeurde, niet dankzij een VW, maar een Fiat 128. Dat is een ander verhaal.
Heb ik dan echt maar drie keer in een VW gezeten. Ik zou liegen als ik zeg, dat ik nooit door een rijkswachter werd uitgenodigd om even plaats te nemen aan zijn tafeltje achter in een VW-busje. Gelukkig altijd voor een zeer kort intermezzo. Nooit meegevoerd, ook niet door die andere lieve chauffeurs met hun VW-ambulances. Een dergelijke stop wil ik nog vermelden. Het gebeurde enkele dagen voor kerstmis, of was het nieuwjaar in 1968, langs de Oudenaardse Steenweg te Bambrugge. Wij waren net de donkere weg uitgefietst die liep vanaf dancing Sun Valley naar deze steenweg. Ik reed achter mijn maat, om het iets minder te laten opvallen dat het licht op mijn fiets stuk was, maar geen ontkomen aan. Een van die dienders had het gemerkt. Afstappen, en de vw-bus in. De ene man gebruikte een typemachine, terwijl de andere mij aan een verhoor onderwierp. Niet dat dat veel inhield. Het ging voornamelijk om het uitwisselen van obligate gegevens, zoals naam, adres, enz… Tot de man vroeg: merk van het rijwiel?. Ik kan mij voorstellen dat niet elke fietser dat zomaar weet, maar ik kende het wel. Ik was eigenlijk zelfs wat trots op de naam van mijne velo. “L’hirondelle mijnheer”. “Ier….wat”? Ik probeerde nog eens: “L’hirondelle”. Weer kwam er een: “Hoe zegde”? “L’hirondelle, in het nederlands: de zwaluw, mijnheer”. Geen verdere vragen.
Ik kwam er vanaf met een waarschuwing, en moest nadien mijn fiets na herstelling ergens bij de dienders gaan tonen.
De volgende morgen las ik op het pv dat ik meekreeg, dat mijn fiets van het merk: de zwaluw was…..
En dan was het dus hopen dat de diender waar ik mijn fiets na de herstelling moest gaan tonen een tweetalige zou zijn….
Volkswagens, je komt ze nog her en der tegen…. zoals die paasmaandag in 2015 te Schellebelle.