Matige wind, geen regen, zon, opgezeilde molens.

Meer foto’s kunnen bekeken worden op: fotos.sadeler.be

Het beloofde een mooie dag te worden in het noorden van ons landje, en het aangrenzende Noord-Brabant. Tijd voor ons Oost- en West-Vlaamse molenaars om enkele windreuzen en een enkele watermolen van nabij te observeren. Bart Hoofs had vooraf een en ander uitgestippeld, waardoor wij overal goed ontvangen werden.

Voor informatie over de te bezoeken molens verwijs ik graag naar het artikel in het zomernumer 2010 van Vlaamse Molens.

Het jaar 1648 en de vrede van Munster kwamen nog even ter sprake, wat ons toeliet de Vlamingen en de Brabanders wat beter te situeren. Er wordt weleens vergeten, dat voordien ‘s Hertogenbosch, Antwerpen, Mechelen, Brussel tot zelf Villers-La-Ville, allen tot hetzelfde Hertogdom Brabant behoorden. Het hertogelijke is al lang verdwenen, zelfs in benamingen als het eerder genoemde ’s Hertogenbosch, dat we nu vriendelijker kennen als Den Bosch. Zuidelijker vonden de Antwerpenaren dat zij hun stad maar moesten uitbreiden tot een hele provincie, waardoor de Brabanders op het eerste zicht nog wat verder uit elkaar werden gedreven.

In ieder geval aan de staakmolens die je binnen dit vroegere Hertogdom nog aantreft zul je nauwelijks merken, dat je grenzen overschrijdt. Ze dragen allemaal de typische, wat men tegenwoordig, Kempense kenmerken noemt. Bij onze noorderburen zijn behoorlijk wat staakmolens mettertijd verdwenen of vervangen door wat de Pruis gemeenzaam Holländer mühle noemen. En ook al hebben deze laatsten pakweg driekwart eeuw geleden regelmatig de streek bezocht, toch weten ook zij blijkbaar niet dat je een Brabander geen Hollander noemt.

Noord-Brabant, en meer bepaald Midden-Brabant. Voor de leek, pal boven de grens met Antwerpen, tussen Breda en Eindhoven.

Op weg naar deze mooie bosrijke streek, takten we even af op de snelweg bij Brecht om de restanten van de afgebrande kettingkruier van Brecht te bekijken. Meer dan waarschijnlijk wordt deze ‘behoorlijk verzekerde’ molen annex taverne gerepliceerd, door molenbouwer De Jongh die ook al de vorige restauratie op zijn naam heeft staan. Voor fotootjes zie het artikel rond onze uitstap naar het land van Cuyck, enkele maanden geleden. John De Jongh zouden we later op de dag nog uitgebreid tegenkomen, wanneer we in zijn bedrijf getrakteerd werden op koffie met koek, en vooral mooie verhalen.

Eerste echte stop, en verdiende koffie in Oisterwijk in de Molen Onvermoeid, ook gekend als Kerkhovense molen. De geschiedenis van onze eigenste molen in Mere liep in 1972 in de maand november plots wat gelijk met de gebeurtenissen in Oisterwijk. Inderdaad de storm teisterde bij allebij de roeden.

Volgens info in het boekje van Ouwezeel, ‘Op molenpad in Midden-Brabant’ zou deze molen ooit uitgerust geweest zijn met zelfzwichting. De doorboorde as, en het eigenaardige metalen gekrulde tuig achter op de kap zouden hiervan nog getuigen zijn. Het boek De Brabantse Molens vertelt hierover weinig of niets.

We werden verwelkomd door toer uitstippelaar Bart en de molenaars ter plekke, onder wie Jan Scheirs en Hennie Willemsen.

Jan kreeg een plekje op onze bus en gidste ons verder door de dag, langs Moergestel, en nog enkele andere plaatsen. Plaatsen waarvoor we spijtig genoeg geen tijd hadden om ze ook echt aan te doen.

Bij de Spoordonkse Watermolen aan de Beerze namen we ruim de tijd om te lunchen en de banden tussen Oost- en West-Vlamingen nog wat hechter aan te halen, en uiteraard ook om van gedachten te wisselen over molens. Wat dacht je anders?

De tijd vloog zo voorbij. Bij Molenmakersbedrijf De Jongh te Oerle waren er zeker een aantal die maar wat graag nog wat langer waren gebleven. Begrijpelijk wanneer je weet dat we op onze bus de halve Vlaamse Molenmakerswereld meevoerden. Sommigen reeds genietend van een welverdiende rust, graag hun kennis delend met de jonge aanstormende talentvolle nieuwkomers.

De met stro bedekte achtkant bij het molenmakerbedrijf hoort eigenlijk niet echt thuis in dit landschap, vernemen we, en wat blijkt, het is dan ook een molen die verplaatst werd vanuit Duitsland (Leezen) naar hier.

De laatste te bezoeken molen staat te Hilvarenbeek, bij een plantentuin, en een belendend doktersmuseum. De Doornboom, was de ideale molen om er de dag af te sluiten. Onze gastheer Bart is er bovendien molenaar. Wie al te veel slagen van de molen kreeg kon zich ontspannen in het museum of in de plantentuin, bij bijvoorbeeld de roomse kervel. We zijn er nogsteeds niet uit waar roomse kervel goed voor is. Naar wij vermoeden zijn er op dit eigenste ogenblik in Vlaanderen wel enkele heerschappen die dit best zouden kunnen gebruiken.

Samengevat. Een pluim voor de buschauffeur die ons overal naartoe voerde, en die ons ook op tijd terugbracht. En aangezien we nog wat pluimen over hebben gooien we er ook enkele naar de Nederlandse molenaars die een groot aaantal onder ons vast en zeker nog regelmatig zullen zien terugkeren. En ja natuurlijk de twee organiserende molenverenigingen, daar valt nog weinig aan toe te voegen. Negenvijftig deelnemers is het beste visitekaartje. Volgend jaar op naar een grotere bus, al denk ikzelf dat snel inschrijven de beste boodschap is. Tip, waarom onze Waalse broeders niet eens met een bezoek vereren in het zuidelijkste Brabant. Misschien willen de Noord-Brabanders dan zelfs mee op onze bus.

Al de Nederlandse molenaars die we gezien hebben zijn alvast welkom bij ons op de Kruiskoutermolen, en op alle actieve molens direct in de buurt.

En nu neem ik even de tijd om mijn gehandtekend exemplaar (door Jan Scheirs) van De Standermolen verder door te nemen. Dit boek ontbrak nog op onze meterslange boekenplank met molenaarsboekwerken.