Meer foto’s op molens.sadeler.be

Die 11e juni, het was nog vroeg in de ochtend, zullen heel wat molenaars, samen met mij, het hoofd uit de deur hebben gestoken en gezucht: “Moet het nu echt, vandaag uitgerekend deze zaterdag, regenen?”. En kijk dat moet geholpen hebben want na 9 uur is de regen gestopt in het Waasland. Meer zelfs, regelmatig genoten we terrasgewijs van een hapje en tapje. Het organiserend comité van Levende Oost-Vlaamse Molens had er echt alles aan gedaan om het de deelnemers naar de zin te maken. Zelfs de pers had de reuk opgevangen van het gebeuren. Op elk van de vier deelnemende locaties werden we op een meer dan treffelijke wijze ontvangen. Er werd gestart in de provinciale molen te Sint-Pauwels waar de Oost-Vlaamse gedeputeerde Jozef Dauwe met luider stemme de dag mocht open verklaren. Hij stond even stil bij het feit dat dit gebeuren al aan zijn eerste lustrum toe was. Bijna 80 deelnemers hoorden ook hoe de burgemeester best trots is op zijn grote buur, de Roomanmolen. De terreinen met de hoge stellingmolen palen dan ook aan zijn woning. We kregen enige technische toelichting van betrokken molenaar Marc Vereecken. Later in de bus zouden ook de overige molenaars van de te bezoeken molens ons deskundig voorbereiden. De aangeboden koffie met ontbijtkoek ging er vlot in, dit terwijl de molen van kop tot teen werd geïnspecteerd door de nieuwsgierige deelnemers. Iedereen wou vandaag die, toch wel speciale, koning zien waarover recent nog werd gerapporteerd in het tijdschrift Vlaamse Molens. Buiten stond een mechanische maalderij (op een vrachtwagen) opgesteld. Ook hier hingen de molenaars rond alsof het een pot honing betrof waar omheen de darren vrolijk cirkelden. De tijd brak aan om ons door ’t Soete Waasland naar de volgende bestemming te laten rijden. In Sint-Niklaas werden we ontvangen met een aperitiefje geserveerd door twee allerliefste meisjes. Schepen Lieve Van Daele heette ons welkom. Zij noemde de molen de trots van de monumenten in de gemeente. Vaak is het zo dat wanneer men naar een monument vraagt aan de inwoners van Sint-Niklaas zij doorgaans eerst de Witte Molen vernoemen. De molen was door molenaar Alex Hosdez volledig opgezeild en draaide rustig op de wind, af en toe zijn Van Busselneuzen openend, om wat naar adem te happen. In de taverne naast de molen waren ze er wonderwel in geslaagd om binnen de afgemeten tijdspanne iedereen van een voortreffelijk middagmaal te voorzien. Er bleef zelfs nog tijd over om de Oost- en West-Vlamingen te laten verbroederen met de Zeeuwen. De Brabanders en Antwerpenaren mengden zich maar wat graag in dit wondere molenaarsgezelschap. Wie ook nog ter plekke een partijtje biljart wou starten zal toch later moeten terugkomen want daarvoor had Jo, die de meute bijeen toeterde, echt geen minuutje over. We reden in spanning richting Klein Brabant, naar een heus molenmuseum, te Sint-Amands. De conservator, Karel Van Den Bossche, nam zelf deel aan de daguitstap, maar had zich omringd met een aantal suppoosten die, de inmiddels in vijf gesplitste groep, opvingen buiten aan het museum. Het is onmogelijk om in anderhalf uur gans dit museum te bezoeken, laat staan ook nog eens de tijdelijke tentoonstelling ‘Van Molenmeester tot Maalderijingenieur’ door te lopen. Bovendien keken we vol verwachting uit naar de door Alain gevraagde academische zitting die Karel zou verzorgen, eens alle groepjes boven in het museum zouden verzameld zijn. Elke molenliefhebber moet zeker dit museum ooit bezoeken, en trekt daar best een hele dag voor uit. De tijdelijke tentoonstelling loopt nog tot omstreeks 210 augustus. Tijd genoeg dus.

We wandelden terug naar de bus voorbij het graf aan de Schelde van Emile Verhaeren. De bus stond op wandelafstand op parking noord. Precies op tijd vingen we de tocht aan naar de getijdenmolen van Rupelmonde. Terug naar Vlaanderen via de gekende Scheldebrug te Temse, die er intussen een broertje heeft bij gekregen, wat vooral de ochtend- en avondlijke pendelaars ten goede komt.

Wie Rupelmonde zegt, denkt onmiddellijk aan zijn toch wel uitzonderlijke burgervader, Denert. De man liet dan ook niet na ons te vergasten op een drankje, en een heerlijke welkomst speech, waarbij hij het ook deze keer niet kon laten om te proberen alle mensen wat dichter bij elkaar te brengen. Het gekende knuffelmoment van de burgemeester is daarbij leuk meegenomen en toch wel echt veelzeggend. Dat we de getijdenmolen van Rupelmonde als laatste op het programma hadden gezet, had alles te maken met het feit dat molenaar Jo ons ook effectief het maalproces wou tonen. En in een getijdenmolen moet je daarvoor dus eerst genoeg water opsparen om dat te kunnen. Bezoek je op een later ogenblik deze molen, vergeet dan zeker niet de getijdenkalender vooraf te raadplegen, want er kan amper genoeg water worden opgespaard om daarmee maximum twee uur per dag bij laagtij te malen. Dat dit een unieke molen is hoeft geen betoog. Nergens anders in het binnenland staan er nog molens langs de Schelde, onze enige getijdenstroom (tussen Gent en de kust). In heel Europa zijn ze er nog amper een tiental overgebleven.

Klokslag zes uur zette de bus ons terug af in Sint-Pauwels bij ons vertrekpunt. Dit nadat onze organisatoren nogmaals uitbundig werden bedankt met een overweldigend applaus.

Wij kijken uit naar de editie van volgend jaar, al moet wie van een gezellige molenuitstap houdt zeker niet zo lang wachten, want in september gaan we met zijn allen richting Schiedam via Kinderdijk.

Raadpleeg regelmatig onze activiteiten op: www.vlaamsemolens.com