Scherpenheuvel, de verwondering.

Ook dit was 1 mei 2015. Na een culturele aanslag op mijn geldbeurs, en na de innerlijke mens enigszins versterkt te hebben in de bistro Zwanepoel te Heist-op-Den-Berg rij ik een mooie namiddag tegemoet, via enkele watermolens in het land van Ernest Claes’ De Witte: Tesselt en Zichem. De tijden veranderen. Te Zichem huist tegenwoordig in de molen een dokterscollectief, en werd het molengedeelte verscholen achter glas. Wat verderop ligt Scherpenheuvel met zijn basiliek. Daar in de buurt zullen ze meer dan waarschijnlijk toch wel ergens koffie schenken, en kan ik mijn muzikale buit van vandaag wat inspecteren. Scherpenheuvel behoorde tot vandaag tot de lijst van dorpen, gemeenten en steden in ons land, waar ik nog nooit kwam. En dat voor iemand van wie de ouders Jozef en Maria heten. Het is er behoorlijk druk. Langs alle kanten ontwaar ik mensen, al heten die hier meen ik pelgrims. Het valt mij op dat er langs de weg naar de basiliek behoorlijk wat banken staan, waarop vandaag (gisteren ?, morgen ?), mensen hebben plaatsgenomen die, schoeisel netjes naast de bank op de grond, hun tenen proberen te masseren. Ik loop verder, en verbaas mij er intussen over, dat ik hier gratis kon parkeren, ook geen toegang hoef te betalen aan de ingang. Een priester is nog net iets aan het vertellen, deelt iets uit aan een groepje jonge scoutsachtigen. Voor de rest is de kerk behoorlijk gevuld met…. voornamelijk oudere mensen.

Recentelijk betreurden heel wat mensen, jongeren vooral via facebook, “dat het toch wel heel erg is, dat er op dit ogenblik in het Midden-Oosten beelden van onze cultuur worden vernield.”

Uiteraard valt dit te betreuren. Geschiedenis mag je niet uitwissen. Dat bedenk ik hier in deze basiliek. Maar, hoe moet het hier straks verder, met deze tempel voor Maria? Zullen het de scouts en andere jongeren van dergelijke groeperingen zijn die deze cultuur zullen veilig stellen? Wie zal er over 20 of 30 jaar naar deze plek afzakken op een zonnige 1 meidag? Of je nu voor of tegen godsdienst, en al zijn uitwassen bent, dit zijn toch wel degelijk tempels uit onze geschiedenis, waar een zeer groot stuk cultuur in schuilt. Zullen dit op termijn musea worden, waar de priester wordt vervangen door een of andere Jan Hoet? Zullen dit muzikale tempels worden? Zullen zij ooit tegen de vlakte gaan zoals op dit ogenblik het laatste restje kasteel in mijn eigenste gemeente?

Zullen er nog pelgrims zijn, na alles wat de huidige kerk over de jongeren heeft uitgekieperd?

Dergelijke tempels moeten vroeger door hun glitter en zilver behoorlijk indruk gemaakt hebben op de arme boerenbevolking in dit land van de Witte. Voor de pracht en glitter hoef je de verplaatsing niet meer te maken. Er is thuis meer dan glitter genoeg. Alhoewel: “57 channels and nothing on”, blijft een Springsteeniaanse waarheid als een koe.

Cambridge, de openbaring.

Dit had het einde van dit artikel kunnen zijn, maar amper een week later val ik van mijn stoel, val ik op mijn gat. You name it….

Na de zoveelste molenexcursie eindig ik in Cambridge. Ik bestudeer er de gebouwen, en ook een beetje de resto’s en bedenk dat honger nog steeds een goede saus blijkt. En het helpt om later te kunnen zeggen dat ik ooit nog in Cambridge studeerde…. graptje.

Auto netjes achtergelaten in Jesus Lane. Dat kan op een zondag na zes uur. Overigens Jesus Lane leek vandaag wel een voorteken. Even voor het marktpleintje met nu lege kraampjes kom ik langs de Holy Trinity Church. Er klinkt muziek, en voornamelijk jongeren haasten zich nog snel naar binnen. Een op en top popversie van Amazing Grace trekt mij over de streep. Ik krijg een blad met tekst in de hand geduwd, en schuif achteraan in de kerk door helemaal naar de andere kant, waar ik een open ruimte meen te ontwaren. Toch niet. Er staat een houten bak van twee op wel drie meter, compleet gevuld met water. Via een ladder kan je er in komen. Dit was duidelijk, en dat bleek na de introductiesong ook: hier zou gedoopt worden. Een tiental jongeren van pakweg 20 en meer stonden te wachten. Hier heerste sfeer. Een compleet gevulde kerk, met overigens niet enkel jongeren. Vooraan een popband, waarbij ik een jongere versie van L. De Vos meende te herkennen, een griet die zong, en verder bas, cello, gitaar, orgel.

De liederen die ze ten gehore brachten, en waarvan de teksten op talloze schermen verschenen, waren stuk voor stuk een eerbetoon aan ‘Jesus our Lord’. Bovendien waren het stuk voor stuk echte popsongs, die er in gingen als koek, en uit volle borst werden meegezongen. Veel beter dan wat de dagelijkse radio bleert.

Ik wik mijn woorden, maar bijna alles wat ik ooit in Engeland zag, kwam ik jaren later tegen in ons land. Neem nu het Park & Ride fenomeen, dat in Engeland dagelijks wordt gebruikt, zou nu plots een oplossing zijn voor het Brusselse parkeerprobleem. Hebben ze nu, onlangs, ontdekt. Ik P&R al jaaaaaaren.

Ik ben blijven toekijken naar de vervolgceremonie, waarbij al die jongeren stuk voor stuk werden gedoopt. (drie maal compleet ondergedompeld in het bad), en dat telkens onder luid applaus van de gehele kerkgemeenschap. Dit was toch wel een verschil met en week eerder. Hemel en aarde. Een uitstervende kerk, tegenover een nieuw geboren kerk. Toch heb ik niet echt deelgenomen. Het in massa prijzen van Jesus was er iets teveel aan. Er bekropen mij enkele gedachten en vragen, waarvan ik eerlijk hoop dat ze nooit uitkomen. Is dit de christelijk-vriendelijke versie van IS? Is het tegenwoordig zo makkelijk om jongeren achter een symbool te scharen? Dit was vreugdevol, en leuk, maar wat als een van de voorgangers oproept voor de zoveelste kruistocht, om het land van Jesus te bevrijden? Het is al zoveel eerder en al te vaak gebeurd.

Weten deze jongeren, hier in Cambridge, hoe de kerk in een aantal landen, zoals het onze, is omgesprongen met onschuldige jeugd?

Een jongere in Cambridge kan je moeilijk verdenken van over onvoldoende kwalitatieve hersenen te beschikken.

Laat ik besluiten met de vaststelling dat kerkgebouwen hier zij het in een modernere versie toch nog gebruikt worden, waarvoor ze werden in het leven geroepen. Dat erfgoed is hier alvast veilig gesteld. Hun molens integendeel, moeten het hebben van wat toegeschoven lottogeld, entoesiaste liefhebbers en hopen tijd. Maar ik stel vast dat ook dat werkt. In tegenstelling met ons land, waar iedereen op zijn achterste poten gaat staan omdat voortaan in ruil voor 80 procent subsidiegeld een privaat monument 300 uren moet opengesteld worden voor het publiek. Precies zoals momenteel in Wicken waar na jaren doorgezet vrijwilligerschap weer wordt gemalen en hoe….

Blijkt dan toch dat er over de plas behoorlijk wat vrijwilligerswerk wordt verricht in en om molens.

In Talgarth ontmoette ik een vriendelijke molenaar die mij vertelde, dat zij met een groepje van 20 personen, geheel vrijwillig dit molencomplex draaiende houden. Het kan dus. Al is er bij ons nog veel werk aan de winkel. Hoe breng je jan publiek massaal naar ons erfgoed? En hoe motiveer je vrijwilligers? Beiden groepen zullen moeten uit hun kot komen, en elkaar vinden in bijvoorbeeld de molen, want zeg nu zelf 300 uren per jaar zitten koekeloeren zonder publiek….

Tot volgende keer…..