Six days in May: dag 5

Wie naar Hay komt doet dit, of om er in de omgeving te wandelen, of om er naar boeken te zoeken, of om er aan het jaarlijkse literaire festival deel te nemen. Een gebeurtenis, die jaarlijks eind mei of begin juni, tienduizenden naar dit bergdorpje lokt, om er de crème de la crème van de literatuur te ontmoeten.

Ik ken intussen in het dorp enkele plaatsen die ik zeker wil aandoen. Ik mag zeggen dat ik er blindelings mijn weg kan vinden tussen de honderduizenden boeken, mocht dat nodig zijn. Overal staan ze, netjes gerangschikt per onderwerp of auteur. Op die manier kan ik jaarlijks een aantal shops skippen, omdat literatuur voor kinderen, poëzie en religieuze onderwerpen, mij niet onmiddellijk interesseren. Want geloof mij vrij, binnen een dag raak je nooit rond. Iets wat ik al herhaaldelijk heb mogen ondervinden.

Maar first things first, en dus rep ik mij naar Haystacks (what’s in a name?), want muziek prefereert nog steeds, en ik wil de nieuwe shop wal eens van binnenuit zien. Meer vinyl, en nog wat rekken met gewone literatuur, die hij overhield van de vorige eigenaar, en die hij nu probeert te slijten aan halve prijs. Uiteraard om de rekken nadien te kunnen opvullen met meer stapels muziek die nu nog liggen te wachten in een belendend achterkamertje. Ik browse door zijn wall of sound die helemaal opgevuld is met muziek cd’s. Wat ik er deze keer vind, zijn vooral luxe heruitgaven met extra bonus discs. ‘461 Ocean Boulevard’, ‘Band on the Run’, net als ‘McCartney 2’ behoren tot deze categorie. En uiteraard ook zeldzame dingen zoals de opnamen van Alexis Korner waarop Duffy Power zingt, daterend uit het begin van de jaren zestig. Een ‘net wat meer’ technisch boekje waarin de muziek van de Beatles wordt ontleed.

Mijn vondst van de dag, waardoor nu al deze dag niet meer stuk te krijgen is, wordt ‘The Old Hyde’ van ‘Deborah Bonham’, en dat zelfs nadat ik vaststel dat ik de cd reeds thuis heb. Deze versie, want het is wel degelijk een andere versie, heeft een veel mooiere hoes, beter tekstboekje, en als bonus een extra live CD, waarop ik onder andere de Zeppelin cover The battle of Evermore aantref.

Uit de ‘cheap section’ neem ik verder nog drie ‘Katherine Jenkins’ expanded cd’s. Zoals gewoonlijk krijg ik de hele handel aan een afgerond prijsje. Die gast weet hoe hij aan klantenbinding moet doen. We babbelen nog wat. ‘Klopt het?’ vraag hij, ‘dat je in Holland geen cd’s meer vind?’ Nu dat lijkt er mij toch wat over, al is alles uiteraard mogelijk. Bon ze hebben het hoofdzakelijk aan zichzelf te danken door Free Record Shop massaal te omarmen. Een keten die op enkele jaren tijd de, zogenaamde detailhandel heeft kapot geconcurreerd. Lees er het boek ‘Free’ maar op na van de intussen overleden van ‘marktkramer tot tycoon’ geworden eigenaar.

Op naar ‘Addyman’s’, een zaak die binnenin zou verfraaid zijn met het interieur van een Transcarpathisch kerkje. Ik merk het niet echt. Het boek over ‘Page’ merk ik daarentegen wel onmiddellijk op, net als een ander boekje waarin elke song van ‘Zeppelin’ wordt uitgelegd. Voor de rest zie ik er voornamelijk stuff die ik er ook al eerder zag. In een paar andere shops is dit net zo. Krijgen ze te weinig aanvoer? Zijn gedrukte boeken op de terugweg? Wie zal het zeggen.

Neem nu in ‘Hay Cinema’ waar een boek staat dat handelt over ‘Guns and Roses’, ‘The band that time Forgot’. Het ironische is dat uitgerekend dit boek er al enkele jaren staat. Geen hond die er in is geinteresseerd. Browsen door de honderden cd’s levert mij enkel een in een luxedoosje verpakte jazzcollectie op die door Jazz FM werd uitgebracht ter ere van de Beat Generation. ‘Kerouac’ declameert zelf in een vijftal stukken, tussen de nummers door van Coltrane, Davis en ander kort-na-oorlogse tijdgenoten.

Wie in Hay een beetje zoekt vindt er minstens wat over watermolens, of windmolens, of over de wolindustrie in Pembroke, waar Vlamingen ooit thuis waren rond 1330.

Tussendoor wip ik binnen bij ‘Shepherds’ voor ‘a pot of tea’ en een rozijnenbroodje uit de oven.

Mijn avondwandeling is een herhaling van de avondwandeling van een jaar geleden, maar dan wel in omgekeerde richting. Het weer is precies hetzelfde als toen. ‘Mijn bank’ staat er nog steeds, en de inspiratie om te schrijven vind ik er eveneens opnieuw.

In de ‘Blue Boar’ serveren ze nog altijd de beste vegetarische ‘Glamorgan Sausages’, en smaakt een ‘pint of bitter’ nog atijd even goed.

Voor de tweede avond op rij sluit ik af, dankzij VRT.nu met de ‘oergezellige heren Zinzen en Van Cauwelaert’ die de politieke avond evalueren samen met ‘Ivan De Vadder’.

Persoonlijk ben ik hier nog niet over Brexit begonnen. Ik geef ze liever zelf de kans om er eventueel wat rond te zeggen. En dat gebeurt amper. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen, dat ze er intussen wat beschaamd over zijn geworden.

Six days in May: dag 6, woensdag, 15 mei

Een toffe babbel met Sally terwijl ik afreken. Mijn bedenking van, vorig jaar lijkt min of meer correct. ‘Ze moeten als nieuwelingen nog een en ander leren’. En dat hebben ze gedaan. De man werd naar het achterplan verbannen, en Sally, is gegroeid in de job, en het valt zelfs niet meer op dat ze amper een jaar bezig zijn in deze B&B. Ze beloofde mij dat ze de volgende keer een single room voor mij zou bewaren. En ook hier kreeg ik hetzelfde identieke ontbijt als gisteren, maar bon hier kies je de ‘onderdelen’ wel zelf. Toch waren er ooit andere tijden, toen B&B’s nog niet zo gereglementeerd waren, en veel minder op mini hotelletjes leken.

We babbelen verder over honden, links rijden, woelige baren op zee, en nog wat dingen.

Het is bij tienen wanneer ik nog even Hay inrij, naar de shop met de ijzeren varkentjes, maar die ‘bietekwiet’ ziet het blijkbaar niet zitten om al om tien uur open te maken, of misschien maakt hij zelfs niet eens open op woensdag. Wie zal het zeggen?

Te ‘Abergavenny’, parkeer ik de auto op de parking van ‘Morrisons’, de supermarkt. Mag je twee uur gratis staan. Maar opgelet, ze filmen bij het in- en uitrijden je nummerplaten, en ze beloven je een aangepaste rekening bij de minste overtreding. Ik probeer toch maar niet of ze ook toegang hebben tot de Belgische nummerplaten. Tegenwoordig kan alles via het internet, en privacy zal in deze ook wel niet gelden.

Bij de markt koop ik enkele cd’s. Eentje waarop nummers staan van o.a. de ‘Four Rockets met een jonge William Souffreau’ en ‘John Woolley en Just Born’. Moet ik daarvoor helemaal naar Abergavenny reizen?

Staat die man er toch wel opnieuw zeker, hij die bij een vorig bezoek, een rist Beatlesprentjes aanbood. Heb ik er 59 van de 60, maar miljaar, welk ontbrak er nu ook alweer? Ik bel de ‘lady of the house’, en hoop dat ze er is, en dat ze de moeite wil nemen om uit te zoeken welk nummer ik nodig heb. Ik heb geluk. Na drie keer checken blijkt het om nr 45 te gaan. Lap zit er niet bij…

‘Wacht’ zegt de man, ‘dit zal je interesseren’, en hij toont mij een origineel verzamelmapje met Beatlesprentjes. ‘75 pond, maar het is niet volledig.’

‘Luister, ik ga geen onvolledige reeks kopen, omdat ik er amper eentje nodig heb. En mogelijks zit dat er zelfs niet eens bij’.

‘Mijn probleem is dat in mijn reeks echt maar een nummer ontbreekt.’

‘Fair enough’ kucht hij, en opent het plastiek omhulsel. Hij toont mij effectief nr 45. Ik bekijk het, ook langs de achterkant, en dan spreekt hij de magische woorden: ‘you can have it for a fiver’. Het is duidelijk dat hij mij in de tang heeft, maar wat kan ik doen?

Of ik koop alles voor 75 pond, en verkoop nadien alle dubbele door voor een prijs. Maar heb ik daar echt wel de tijd voor?

Ik betaal de vijf pond. Ik gelukkig, en hij gelukkig, want 100 procent winst voor hem. De prijs van 75 zal hij wel niet verlagen, omdat er nu een prentje minder in het pakket zit.

Buiten op een bank waar ik mijn net gekocht broodje eet, wordt ik besprongen door een hondje van een wat oudere man, die naast mij heeft plaats genomen en die spontaan een en ander begint te vertellen.

Wanneer je in je eentje een stadje als Abergavenny inloopt, en je wil enige conversatie, dan volstaat het een wat opvallende t-shirt aan te trekken, zoals deze waarop enkel te lezen staat: ‘To do list’, met een streep er onder en dan ‘Nothing’ er bij. Nogal wat vrouwen en ook mannen vinden dat best leuk, en wensten vooral dat zij dat ook konden zeggen. ‘Zitten die hier dan niet voor de fun in deze overdekte markthal?’, vraag ik mij daar bij af.

Zitten zij hier echt om het zout op hun patatten te verdienen? Dat lijkt mij er toch wat over. Is dit het echte Wales, waar ook ‘Odin Copper’ toe behoort, die elke dag Keltische logo’s op t-shirts strijkt in ‘Llanberis’ bij het ‘Slatemuseum’. Iets waar de toeristen enkel het mooie van zien. Ik denk hierbij ook aan ‘mijn goede vriend’ in zijn Haystack platenwinkeltje, dat elke dag van de week open is. That’s Welsh life.

Iets wat je je kan afvragen over de meeste winkeltjes in Hay, want je mag er komen wanneer je wil, ze zijn altijd open, behalve dan die Pipo met zijn ijzeren varkentjes.

Zeven dagen op zeven in een kleine ruimte zitten met je muziek, vinylplaten mechanisch opkuisen, Af en toe een cd’tje opleggen, en wat babbelen met de bezoekers. Vooral dat laatste moet wat zin geven aan zijn bestaan, bedenk ik dan.

Vandaag al meerdere keren bedacht dat we uiteindelijk maar een leven hebben om doorheen te fietsen. En dat wil je toch niet opsouperen aan eender welke dagelijkse zich steeds maar herhalende bezigheid? Kun je in dergelijk geval thuis, want hij woont elders, nog genieten van muziek? Een eigen collectie uitbouwen? I doubt it.

Bij WHSmith’ rits ik wat tijdschriften mee, die bij ons of moeilijk te vinden zijn, of er het dubbele kosten. ‘Mojo’, ‘Blues Matters’ en ‘Shindig’ mogen mee naar huis.

Ik laat het zonnige Abergavenny, ooit bezongen door ‘Marty Wilde’, de vader van ‘Kim’, achter mij. Wat is er trouwens van die hele familie Wilde, die niet eens zo heten, geworden? De jongste ‘Ricky’, ooit een kindsterretje, die zong over zijn ‘Longhaired Lover from Liverpool’, is naar verluidt producer geworden. Is Kim getrouwd, en heeft ze nu zeven kinderen, en zestien achterkleinkinderen, en breidt ze daar kousen voor? Het was leuker in de dagen dat ze zong over ‘Cambodja’, ‘Checkered Love’ en meer.

Bijna twee uur zet ik er op, langs heerlijke binnenwegen door bosrijke en bergachtige omgevingen, eer ik ‘Cheltenham’ binnenrijd, op zoek naar het derde kerkhof tijdens deze tocht.

Onderweg tijdens de rit door het ‘Forest of Dean’ luister ik naar de in de markthal gekochte CD met Belgische garagebandjes. Al zal ‘den John’ dat mogelijks niet zo graag horen. CD’tje met de b-kant ‘The place where she lives’ van de enige Four Rockets single. Een echte ‘Kinks’ doorslag, maar wel goed. John Woolley en Just Born staan er met twee nummers op: ‘Look and you will find’, en ‘You’re Lying’, beide nummers waarop de gitaar voortreffelijk werd gehanteerd, door een bierbrouwer uit Mere, die we toen kenden als ‘Jeff Stone’.

Recht toe recht aan langs one track roads rij ik van Abergavenny richting ‘Monmouth’, de poort van Wales, en kom ik ook langs ‘Rockfield’. De naam heeft origineel niets vandoen met rock muziek. Dat kwam pas veel later, toen er in dat landelijke stukje van de wereld studio’s werden geopend, waar o.a. ‘Queen’ neerstreek om er ‘Bohemian Rhapsody’ op te nemen. Ook ‘Bad Company’ verbleef er. En de alom gekende band ‘Tal Van Anderen’.

Brian Jones 3 juli 1969

Het ‘Cheltenham Cemetery’ zat nog niet bij mijn favoriete opgeslagen plaatsen in de GPS, en dus wordt het toch wat rondrijden, al herinner ik mij van enkele jaren geleden, dat het in de buurt van ‘Oxford Road’ lag, en dat treft, want al snel verschijnen er borden langs de weg, waar nu ook het crematorium op staat aangeduid. Ik rij het kerkhof op, met de auto, dat mag hier, en parkeer mij waar ik altijd al parkeerde op amper enkele meters van diegene over wie ‘Don McLean’ in 1972 zong: ‘and moss grows fat on a rolling stone’. De rechtopstaande steen ziet er nog even onderhouden uit als vroeger. Nieuw is dat er tegenover het graf een zitbank staat, die geschonken werd door: ‘members of golden stone’. Voor de steen staan bloemen, en achter de steen ligt nog altijd de plastieken doos, met memorablilia, en een agenda, waarin ook enkele komende gebeurtenissen staan, naast hier en daar een aantekening van een bezoeker. Niet zo veel, eigenlijk, en dat zal er allicht met te maken hebben, dat jongere fans, vermoedelijk niet zo bekend zijn met waar Jones vandaan kwam. In de agenda wordt een wandeling aangekondigd einde mei, maar er staat nagenoeg niets in over 3 juli, wanneer het precies vijftig jaar geleden zal zijn dat Brian Jones zijn tranendal verliet.

Alle drie de graven die ik bezocht, herbergen mensen die het gemaakt hadden, maar uiteindelijk toch niet van het geluk proefden dat daar bij hoort. Brian Jones, de enige oprichter van de ‘Rolling Stones’, zag ‘zijn’ groep uit zijn handen glippen, wanneer ‘Jagger’ en ‘Richards’, zo nodig in de voetsporen van ‘Lennon en McCartney’ wouden treden, om songs te produceren die ‘echt’ verkochten. Iets wat Blues en Rhythm en Blues in feite nooit deed. ‘Eric Clapton’ stapte om dezelfde reden uit de ‘Yardbirds’, om het commerciële te ontvluchten, en blijven op zoek te gaan naar de pure blues. Dat had Jones ook moeten doen, maar in plaats daarvan koos hij er voor, om het dan maar ‘op zijn manier’ te beleven, en de drank en drugs er maar bij te nemen, en dat tot op het ogenblik waarop ze niet alleen zijn band, maar ook nog eens zijn lief afpakten.

Jones moet zich al afgevraagd hebben wat al die auto’s die achter hem doorrijden te betekenen hebben. Zij volgen de wegwijzers naar de nieuwe kapel en het ernaast gelegen crematorium. Het kerkje waar ooit een ceremonie voor Brian werd gehouden, wordt niet meer gebruikt. Ik liep er ooit binnen tijdens een begrafenis, meer om er naar de wc te gaan, dan om de begrafenis bij te wonen. In die wc ruimte hingen vrij grote spiegels. Het was nog in de tijd van de eerste digitale fototoestelletjes, en ik bedacht dat het wel leuk zou zijn om een foto van mijzelf te maken via die spiegels. Het woord selfie was toen nog bijlange na niet uitgevonden.

Ik moet verder langs het van mijn jeugd. Boten wachten niet. ‘Jimi Hendrix’, ‘Alvin Lee’, ‘Joe Cocker’, ‘Al Wilson’, ‘Keith Moon’, allemaal hebben ze twee dingen gemeen. Ten eerste, spelen ze nu in het grote orkest, ergens in de hemel, op gouden gitaren, en eten rijstpap met gouden lepeltjes, en ten tweede speelden ze met zijn allen op het Woodstock festival. Een festival gehouden te Bethal, omdat het niet mocht in Woodstock, en de affiches waren al gedrukt, dat helemaal uit de hand liep, en dat dankzij de film toch wereldvermaard werd. In die mate zelfs dat men nu vijftig jaar later, een nieuw festival wilde organiseren ter herinnering. Maar zie dat loopt ook al goed fout en gaat dus meer dan waarschijnlijk niet door.

Voor mij vormt het een mooie link tussen Cheltenham en dat dorpje in de buurt van ‘Oxford’, waar zich het allereerste verhaal van detective ‘Morse’ afspeelde, langs ‘Woodstock Road’. ‘Churchill’ werd er geboren op ‘Blenheim Palace’. Een doeninkske van zowaar een vierkante mijl, dat ik ooit bezocht met zoon Bram.

Vandaag stop ik in het enige echte originele Woodstock voor mijn afternoon koffie. De vermoedelijk laat open zijnde tearoom eigenaar keert niet het bordje van Open naar Closed, wanneer ik er voor de deur parkeer. Dan maar naar cafe ‘The Starr Inn’, waar een vlammende rosse mij een grote Americano serveert voor 2.50. Ik werk mijn dagboek bij.

Met lichte vertraging cirkel ik rond Oxford, voorbij het Wolvercote Cemetery. Wolvercote dat via de ‘Wolvercote tongue’ figureert in een Morse verhaal trekt mijn aandacht.

Het is intussen zes uur geworden, en tot Dover heb ik nog 150 mijl te karren. Nog een korte stop langs de M25 bij de Cobham services, waar Starbucks mij een laatste koffie schenkt, en ik een laatste maal mijn mails check.

Net op tijd, rij ik het laatste stuk A20 tussen Folkestone en Dover, waar borden mij om de haverklap vertellen dat de A20 na de M2 gesloten is. In het kielzog van een grote truck negeer ik alle borden, en rij precies op tijd, alweer als laatste de boot op. Eenzaam en alleen wordt het ‘fish en chips’ in de foodcourt, waar de kok mij vraagt, of ik toch niet tot de freight drivers behoor. Dat zou voor hem net iets makkelijker geweest zijn, want dan hoefde hij zijn potten en pannen niet eens op te warmen. Freight drivers beschikken over een eigen restaurant. Later net buiten Calais rijdt de ene na de andere vracht voerder mij voorbij. Snelle jongens zijn het, en allemaal rijden ze in witte bestelwagens uit Roemenië en Polen. Ik vraag mij af of die ook moeten voldoen aan de rust en wachttijden waaraan de ‘grote’ truckchauffeurs’ gebonden zijn.

Het is half twee, UK time, wanneer ik na 1700,3 km mijn bed opzoek. Goodnight.