Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

De ‘Antwerp Affair’: deel 1

Forever Young Posted on 17 okt, 2018 12:45

Dit had net zo goed kunnen heten: uit een dagboek geschreven in 1973, herfst 45 jaar geleden.

We laten ‘68 even voor wat het was en springen voor heel even vijf jaar verder, of dichter als u wil, in de geschiedenis.
Terugblikken naar een tijd, waarin een smartphone, nog met een omvlochten katoenen draad vastgekluisterd zat aan de muur, en doodgewoon telefoon werd genoemd. Meestal een zwart bakelieten toestel, met dito hoorn. Gelukkig bestond er in die dagen toch al een ‘mobiele’ variant, het zogenaamde ‘telefoonkotteke’, dat je her en der in steden vond, en waarin je voor vijf frank drie minuutjes kon praten. Niemand kon vermoeden dat er ooit iets als een GPS zou worden uitgevonden. Neen wij bedienden ons van een groot vel papier waarop iemand straten en dorpen had getekend, precies zoals Mercator ons dat dik vierhonderd jaar eerder had geleerd. Een ‘landkaart’ heette dat. En ja een auto had in die dagen vier wielen, maar dat wist u al….

Kortom ‘tools’ die ons de komende dagen en uren zouden van pas komen. Het was een tijd waarin ik leerde, dat er voor elk probleem een oplossing bestaat, als je maar even nadenkt, en vooral nooit panikeert….

Thuis hadden we in die dagen geen auto, en ook geen telefoon. Handige spullen om te communiceren en om je te verplaatsen, zoals nog zal blijken.

Neem nu het feit dat ik de band Kracker nooit heb zien spelen. Daar bestaat een heel goede reden voor. Ooit bezochten zij ons land, en ik had er zelfs een kaartje voor. Of ik er iets aan heb verloren weet ik op dit ogenblik nog steeds niet, maar ik heb een stil vermoeden dat de band daar nooit heeft van wakker gelegen. Kracker is al lang vergeten, of toch niet helemaal, want ik vind er het volgende over terug op Wikipedia.

Kracker was volgens Wikipedia een Amerikaanse band die bestond van 1972 tot 1976. Zij waren via Jimmy Miller in contact geraakt met Jagger en Richards die hen, bij het uitkomen van hun tweede LP, wereldwijd (met uitzondering van Amerika) signeerden voor hun nieuwe label. Zij waren de eerste band op het fameuze Rolling Stones label.

We duiken in het verleden naar het najaar van 1973, nu alweer vijfenveertig jaar geleden. Enkele gebeurtenissen in de aanloop naar half oktober van dat jaar.

Zeventien oktober is de geschiedenis ingegaan onder de naam: ‘Brussels Affair’. Een titel die verwijst naar een legendarisch ‘Rolling Stones’ optreden dat pas in 2011 op CD verscheen, en tegenwoordig al helemaal niet meer te verkrijgen is. Niemand besefte op dat ogenblik in 1973 dat de Stones, in die bezetting, met de meer dan uitstekende bluesgitarist Mick Taylor, aan hun voorlaatste concert waren begonnen.

Zelf beleefden wij twee dagen ervoor onze ‘Antwerp Affair’. Een impressie….

Voor wat nu heet: de grootste rockband uit de geschiedenis, kon je tot een maand voor het concert kaartjes kopen…. in een muziekwinkel. Je kan je afvragen of het Internet echt wel gelijk staat met vooruitgang.

Zaterdag 15 september 1973

Uitgaan. Met Herman wat gediscuteerd, over uur van vertrek. Er zou ons een gast van Sint Lievens Houtem oppikken. We zouden dan doorbollen naar Sint-Lievens-Esse, maar… die knul kwam er niet door en wij zijn ten slotte maar naar de Leeuwerik gegaan. Er kwam daar een popgroep. Ik wist niet goed wat ik er moest van denken, en feitelijk kon het mij, geloof ik, ook geen barst schelen. Er was niet al te veel volk, maar toch. Er speelde een groepje jonge gastjes, niet te progressief, maar toch nogal heavy. Lange langzaam zwaar drijvende nummers. De sfeer in de Leeuwerik vond ik wel goed. Er stond zo’n progressieveling te springen. Ze had een zwart pulletje aan, en een jeans die haar blote buik liet zien.

Zondag, 16 september 1973

Vandaag Nieuwerkerken kermis. Vanavond hadden we toch maar besloten van tot acht uur te wachten, en zie die kadee kwam er nu wel door. We zijn dus toch met hem samen naar Nieuwerkerken gebold, waar veel volk was. In ‘t Antieksken (de vroegere Las Vegas), met nieuwe inrichting, nu iets klaarder was het veel te warm. Vandaar naar de Buxy en zoals gewoonlijk nadien naar d’Hoeve. Daar was het nog het beste van allemaal. We zaten er van een pintje te genieten, en het optreden van de Stones kwam ter sprake. We voelden er allemaal wel voor. De anderen gaan morgen zien of er nog kaarten zijn. Ik zag Martine daarna achter in de zaal, en daar ging ik een babbeltje mee slaan. Erwin, een collega van het werk stond er ook met een pintje. Ik gaf nadien zelf nog iets, ook voor Marie-Paul. Eddy Corthals gezien,en dat was lang geleden. Martine was er weer in, en zij gooide weer met papiertjes. (Hier komen we later nog op terug).

Maandag, 17 september 1973

Vanavond kwam Herman. Ze hadden kaarten gekocht voor 15 oktober: 230 ballen. Dankzij die gast van Houtem, want wij zouden daar vermoedelijk nooit echt werk van hebben gemaakt. We spreken later nog wel verder af.

Zondag, 23 september 1973

Kermis Lede. Van den Os naar de Lelie, en naar ‘t Brouwershuis. Daar draaide Jo Blo plaatjes: the Master Blaster.

Zaterdag, 6 oktober 1973

In Aalst in de Madelon kwam de Radio Noordzee Mobiele discotheek. Nadien nog binnengewipt bij Van der Elst, waar DJ Wando terug draaide.

Zondag, 7 oktober 1973

Gisterenmiddag kwam er daar ene zeggen dat er in de garage van Landsheer een autootje stond. Ik ben even gaan zien. Een okerkleurige Fiat 128 voor 40.000 ballen. Frans DB was er niet, en dus besloot ik om er nog even over na te denken, en morgenavond nog eens binnen te stappen.

‘t Was al door halfnegen toen ik naar Mere (kermis) bolde. ‘Clarck Richard’ was er net enkele rock and roll nummers aan het doorjagen. In de ‘Mascotte’ nog even geweest, en na halfnegen bolde ik naar ‘Dido’. Daar was redelijk veel volk.

Maandag, 8 oktober 1973

Vanavond dan binnengestapt bij Landsheer en dat bakje eens goed bekeken. Ziet er tof uit, en Frans DB kan ik wel vertrouwen, al was het maar omdat hij nog familie is. Beslist. Belastingen inbegrepen wordt het 47.000 frank. Frans ging morgen contact opnemen om eens te kijken voor een verzekering.

Dinsdag, 9 oktober 1973

Verzekering afgesloten bij een zekere Bosman. Die tiep zou alles opsturen en mogelijks zou ik tegen zaterdag al een plak kunnen hebben, maar de auto zelf zou ik pas volgende week hebben volgens de garage. (En dat zal een cruciaal gegeven blijken in deze verdere kleine geschiedenis).

Woensdag, 10 oktober 1973

Welk effect gaat dit geven? Opnieuw in een auto kruipen. (Ik had sinds mijn rijopleiding in juli geen auto meer bestuurd.)

Zondag, 14 oktober 1973
Waar we toen naar luisterden.

21 Status Quo – Caroline

19 Manfred Mann – Joybringer

18 Dave Edmunds – Born to be with you

15 Bryan Ferry – A hard rain’s gonna fall

14 First Choice – Smarty Pants

12 The Rolling Stones – Angy

9 Pink Floyd – Money

8 Adriano Celentano – Prisencolinentia

7 Dr John The Nighttripper – Right Time Wrong place

6 The Sweet – Ballroom Blitz

5 The Troggs – Feels like a woman

4 Golden Earring – Radar Love

3 Hudson Ford – Pickin’ up the pieces

2 Medicine Head – Rising Sun

1 Wizzard – Angel Fingers

Vanmiddag vlug op pad, want er viel te bestellen, tijdens de Radio Atlantis (*) Drive-in show. Mike West en Joop Verhoof deden het niet slecht. Redelijk veel volk, maar er werd niet genoeg gedronken. Herman morde ook al. Nog even tot in het Wanzeels Moleken gebold, en nadien naar huis, met een tot morgen, want dat zou de ‘big day’ worden.

Foto’s: Joop Verhoof, onderaan(+) en Mike West. Later bij Mi-Amigo

The Antwerp Affair, The Rolling Stones in België: deel 1.

Maandag, 15 oktober 1973.

Om drie uur gestopt op het werk, en even na vier uur thuis aangekomen, en verdorie, even later kwam de moeder van Herman er aan om te melden dat die knul van Houtem had getelefoneerd met de boodschap dat zijn nonkel was overleden, en hij dus niet naar het concert zou gaan. Stom, stom en wat nog meer? Herman zal in Gent staan wachten, en van niets weten. Nu ja, tot daar aan toe, het is voorbij. Een kans die nooit meer terugkomt.

Op gemak wat gegeten, en dan bedacht ik dat Dirk op maandag een uur vroeger thuiskomt vanwege zijn avondles. Ik wachtte hem op, en vertelde hem het voorval, opperde dat hij die kaart eigenlijk zou kunnen overnemen van die kadee van Houtem. Maar gek genoeg, kende ik in feite die tiep van Houtem niet eens. Dirk was toch tot op zeker hoogte geïnteresseerd. ‘We zullen zien’, zei die, ‘tracht eerst aan Herman zijn telefoonnummer te geraken’.

Ik op weg naar de moeder van Herman die mij vertelde, dat zij geen rechtstreeks nummer had. Enkel een telefoonnummer van de vrouw die het studentenhome waar Herman verblijft verhuurt. Ook had zij een nummer van Focquet, de gast met de overleden nonkel, en de kaart op overschot.

Op naar Dirk en van daaruit naar Gent getelefoneerd. Die vrouw herinnerde zich gelukkig wel wie Herman was, en ze beloofde om even tot op zijn kot te gaan zien. We hadden haar het nummer van Dirk gegeven waar Herman ons zou kunnen bereiken. Hopelijk was Herman niet direct van school naar het Zuid gegaan, zoals we hadden afgesproken, want dan zou die vrouw hem nooit aantreffen.

We lieten vervolgens het nummer van de ‘Lelie’ achter bij Dirk thuis en vertrokken naar de zaal, waar de discobar van gisteren nog stond van de Radio Atlantis dag.

Het was intussen zeven uur geworden, en het begon er sterk naar uit te zien, dat alles toch nog in het water zou vallen. Ook de discobar van Atlantis stond nog. Dirk begon boven, zijn spullen uit elkaar te halen. Plots was er beneden telefoon voor Dirk. Whaaw, snel naar beneden, waar Dirk de ‘onderhandelingen’ startte met Herman. Ik zat er aan de toog nog wat te babbelen met Marina, de cafédochter, die ook wel wou meegaan. Dirk stelde voor dat Herman naar ons zou toekomen, naar het station in Lede, om dan van daaruit gezamenlijk bij Focquet te bollen in Houtem om dat ticket.

Einde gesprek. Herman zou ons na 10 minuutjes terugbellen. We probeerden Focquet in Houtem te bellen. Bezet. Een minuutje later nog bezet. Een halve minuut later belde het dan toch, maar niemand nam de hoorn op. Verdomme, nog meer tegenslag. Wat nu gezongen? Herman belde terug. Ook hij had geprobeerd, en geraakte er eveneens niet binnen.

Bon, wij togen terug naar boven, en braken verder de installatie af. Nog een laatste poging. Geen gehoor. Finito.

Als de nood….

We stonden nog even te praten, en dan was er plots terug telefoon. Het was Herman die eieren voor zijn geld koos, en zijn ticket voor een woekerprijs aan Dirk wou verkopen. Hij belde vanuit een openbare cel, en had dus niet veel tijd. Zij debatteerden over 10 frank of zo, tot de drie minuten van Herman in de telefooncel op waren, en de lijn werd verbroken.

‘Hoe komen we snelst in Gent?’ vroeg Dirk. We waren direct op weg. Nog een geluk dat we aan Herman nog snel hadden kunnen zeggen dat hij naar ‘t Vosken aan Sint Baafs bij de KVS moest komen. Een plaats die ik kende vanwege een bezoek met de school aan de KVS voor het toneelstuk ‘Vrijdag’ van ‘Hugo Claus’.

We hadden geluk: hij stond er. Snel de kaart overhandigd, en Herman droop af, vloekend, onze Houtemmenaar verwensend, die er in de eerste plaats had voor gezorgd dat we besloten om naar de Rolling Stones te gaan. Ik wist niet goed of ik mij op dat ogenblik nu goed of slecht moest voelen, omdat Herman uiteindelijk niet meekon….

Op naar de oprit van de E3, met 57 km voor de boeg. Het was al enkele minuutjes na acht uur….

Kracker stapt het podium op, en wij zijn er (nog) niet….. en nu weet u waarom.

Vervolgt in: The Antwerp Affair, The Rolling Stones in België: deel 2.


Voetnoot:
(*) Radio Atlantis was een kort leven beschoren. Adriaan Van Landschoot huurde voor 3 maand het schip Mi-Amigo van Caroline. Helaas bleek ”iemand” na die drie maand meer te willen betalen voor de huur van het schip. Een wafelbakker uit de streek van Halle.



Uit een dagboek geschreven in 1968: Grote vakantie, augustus.

Forever Young Posted on 25 sep, 2018 19:36

De laatste jeugdvakantie.

De zomer was niet te vergelijken met de Summer of Love van een jaar eerder. Daarvoor kregen we net, een ietsjepietsje, te weinig warme dagen. Samenkomen aan de Puitenvijver, bij Dizjeken, of gewoon aan de Hoek op de Kleine Steenweg zat er nog steeds in. De ‘af en aan’ verhalen met de wapperende rokjes bleven zich in het begin van augustus herhalen. Maar daar kwam halfweg de maand verandering in. Niet van die aard, dat wij het op dat eigenste ogenblik beseften.

We waren net gestart met ons ‘uitgaansleven’. We liepen enkele kermissen af, en richtten ons voor de rest van het jaar op de pas geopende dancing Sun Valley (*), op Steenberg, in de toenmalige gemeente Bambrugge. Een plaats die door jongeren uit de omliggende gemeenten al gefrequenteerd werd in de tijd dat onze ouders zelf nog aan hun uitgaansleven moesten beginnen. Het was een site waar je als jongere kon leren zwemmen, stiekem je eerste pinten drinken, en om het hoekje gluren en genieten van prille koppeltjes die hopelijk de weg toonden naar hoe je ‘een en ander’ moest aanpakken.

Dat eerste weekend van augustus, was voor ons legendarisch, omdat het zowat de allereerste keer was dat we echt op stap gingen. Ons uitgaansleven was begonnen. R. had nog wat moeite om thuis toestemming te krijgen om mee te bollen naar Erondegem kermis. Zijn gezaag zal wel geholpen hebben vermoed ik, want hij mocht uiteindelijk wel mee, al kreeg hij een ‘thuiskom uur’ mee. We begaven ons naar zaal Claudia, waar we aangekomen al onmiddellijk de klanken van Baby Come Back tot buiten hoorden weerklinken in de zwoele zomeravond. Cras Tiki speelde er. De zanger bleek de leraar wiskunde van W. te zijn. Wist ik toen veel, dat die band eigenlijk een vernieuwde versie was van de Sonny Boys uit Mere. Het allereerste balorkest, dat ik ooit zag spelen. Ik moet toen ongeveer een jaar of elf geweest zijn na doe proclamatie in het zesde studiejaar. In de Claudia (de Klok van vroeger), zetten wij onze eerste stappen op de dansvloer, dankzij een kusjesdans. De week er op reden we, via het jeugdheem, waar het maar stil was, naar Sun Valley. Een echte dancing, waar je binnen mocht, vanaf zestien mits aanschaf van een lidkaart.

Dit was nog de tijd waarin de juke-box prominent aanwezig was, en je zelf kon bepalen welke muziek je wilde horen, wanneer je tenminste vijf frank liet schuiven.

Nog dezelfde maand ontdekten we, dat zelfs in onze buurt een super juke-box te vinden was, waar platen instaken van Shorty Long (Here comes the Judge) en Sly and the family Stone (Dance to the Music). Die 21ste augustus nam W. ons mee naar een nieuwe café/dancing, Ter Vaerent, vlak bij de Ronde Vijver. In de loop van de week trokken we er opnieuw heen samen met de meisjes. Amper een paar jaar later zullen wij daar opnieuw samenkomen om er het prille huwelijksgeluk te vieren van R. en A. die daar voor het eerst in elkaars armen vielen. Maar laat ik vooral niet te ver vooruitlopen op het grillige pad dat doorheen onze jeugd liep. Helaas overleed de patron vrij snel, en werd de zaak verder gerund door de dochter en haar aanstaande. Een dancing is het nooit geworden, wel een feestzaal. Ik heb er jaren later, zelfs nog een blauwe zaterdag gespeeld, met de discobar, voor de leden van Vlierzele Sportief.

Sweet little sixteen, of was het vijftien of veertien?

De meesten van ons waren in augustus 68, net zestien geworden. Enkelen hadden nog maar net de kaap van vijftien gerond. Kortom we situeerden ons met zijn allen tussen de dertien en de twintig. Een wereld van verschil wanneer je tussen tien en twintig jaar oud bent. Wij die zoals reeds gezegd onze eerste stappen richting kermissen en dancings zetten situeerden zich tussen vijftien en zeventien. De meisjes uit de buurt, die nog maar goed veertien waren, hadden het te stellen, met schoolfeesten, theatervoorstellingen, een of andere zanger(es) die een of ander katholiek zaaltje aandeed, of een avondje uit met de ouders, naar bijvoorbeeld de Heemfeesten.

Als er zich al ‘wereldschokkende’ gebeurtenissen hebben afgespeeld die augustusvakantie, dan ws het tussen 15 en 23 augustus. Dat er in de wereld rondom ons, allerlei heftige zaken plaatsgrepen, daar lagen we minder van wakker. (De Russen die met hun tanks Tsjecho-Slovakije binnenrijden bijv.)

Alles concentreerde zich rond de Heemfeesten die elk jaar doorgingen op de terreinen van het jeugdheem, toen nog Berg en Dal, en de KSA. Drie dagen feesten in een tent, op de muziek van Marva, the Blue Diamonds, met hun overbekende Ramona, of Anneke Soetaert. Ik heb overigens nog altijd, God weet waar, de handtekeningen liggen van deze Nederlandse Indoband.

Het waren ons eerste Heemfeesten waar we heen trokken. De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen, en het gaf bovendien de gelegenheid om ons ongestoord op een dansvloer te wagen. R. had plots zijn zinnen gezet op A. die het weer eens had uitgemaakt met V. Wat niemand van ons verwachtte, was dat aan het einde van de week, na een bezoek aan Ter Vaerent, dit nog lukte ook. In de dagen tussen 15 augustus, de eerste heemfeestdag, en de zondag, waarop de feesten werden gesloten probeerden we nog het duo L. en Lut. te versieren in de Brekkenaar, een baantje dat parallel liep met de Puitenvijver, en waar vooral meikeverhagen ons aan het zicht onttrokken. L. en Lut. wandelden wat doelloos langs de Kleine Steenweg. We spraken af in de Brekkenaer. “Gij pakt L. he,” zei R. nog. Wij langs de Bossestraat, en zei via de Kleine Steenweg. Tot rond vier uur hebben we er staan babbelen, eer we ‘probeerden’. “Ge moet u zo niet haasten”, zei ik tegen haar, en lei men arm om haar heen, maar ik kreeg een ‘nee’ te verwerken. “Nee, want ik ga nu met P., en mocht hij dat te weten komen. Anders direct hoor”. “En daarbij, het heeft al eens af geweest”. Ik hield haar staande. “Nee laat mij gaan”. Eigenlijk was ik, achteraf bekeken, vooral blij en opgelucht, dat ze toen niet wou….

We sloten de Heemfeesten af samen op de dansvloer, waar A. met ons lachte omdat we toch zo onhandig dansten. Het was D. die toen als eerste met Lut. danste. Na elf uur stonden wij, P., R., ik en A. met ons vieren bij elkaar op de dansvloer te babbelen. L. was al naar huis. Los dansen (djerk) en praten. Discussiëren over het feit of het haar van A. nu blond dan wel donkerblond was. Over voorliefdes voor Italiaanse jongens. Aan het einde, als was het een troostprijs, danste ze toch met R., nadat ze hem eerst naar het hoofd slingerde, dat hij maar bij Lut. moest gaan.

Grappig eigenlijk, maar de eerste keer dat we met ons ‘dagelijks vakantiegroepje’ samen op een dansvloer stonden, en ons amuseerden, was in feite meteen ook de laatste keer. Enkele dagen later al sloeg Cupido toe, en speelde hij zijn vermaledijde spel, met twee van de actoren van die avond. Daar werd een deel van onze jeugd vertrappeld, zonder dat we dit zelfs ook maar enigszins doorhadden.

Achteraf bekeken, begrijp ik nog altijd niet waarom de jeugd in die dagen zo bezeten was om zich, zo jong nog, toch al te willen binden. Zat het in de genen, en was het een nawee van twee oorlogen? Ik herinner mij nog goed dat wie in die dagen na zijn vijfentwintigste nog ‘los’ liep, over de tongen ging. Een buurmeisje verkeerde met een ‘jongeman’ van 29 jaar. De buren waren er van overtuigd, dat hij haar aan het lijntje hield.

Studieplanning had daar zeker met te maken. Ook al zaten de meesten van ons in humaniora of en technische A2, niemand in de buurt maakte op zijn vijftien plannen om vier jaar of langer universiteit te gaan volgen. Op een uitzondering na zijn een aantal in A1 richtingen beland. En die ene was voorbestemd door zijn vader en ‘heer oom’, pastoor, om in die kerkelijke voetstappen te treden, wat overigens niet is gebeurd.

Achteromkijken is uiteraard steeds gemakkelijk, en nog veel eenvoudiger wordt het om nu te besluiten, hoe het anders had gekund. Om maar te zeggen: ‘was ons kat een koe geweest, we hadden haar kunnen melken onder de Leuvense stoof’. Ik bedoel maar….

Een zomerse avond ergens begin september in 2018. De setting: een heerlijke pub in Chester, waar een bende jongelui van om en bij de achttien samen ‘dineren’, converseren en lol maken. Wij zijn daar nooit aan toe gekomen. De tijden waren anders. We kregen ‘raad’ van Dizjeken, over hoe we de ‘meiskes’ moesten aanpakken. Dizjeken die in 1920 even oud was als wij waren in 1968. Dizjeken die de eerste 5 jaar van zijn leven nog onder Leopold II leefde. Ziedaar honderd jaar in een notendop. Het leek er op of de toenmalige jeugd probeerde om zo snel als mogelijk het evenbeeld te worden van hun ouders….

Misschien ligt er toch een verklaring bij wie we waren, waar we vandaan kwamen, en hoe onze ouders toch een stichtend voorbeeld zijn geweest. In de buurt van de Letsjestiejeweg en de Kleine Stiejeweg, waar wij opgroeiden, waren vijfentwintig tot dertig jaar eerder heel wat van die ouders ook al aan het opgroeien tot tieners. In een aantal gevallen bleven broers en zussen nadat ze trouwden zelfs naast elkaar wonen, op een stuk patattenland dat ze kregen van hun ouders.

De oudste bewoners die ik mij nog levendig kan voorstellen, waren Pieje, die vermoedelijk De Winne heette, Dizjeken, de oude man, waar ik mij even de naam niet meer herinner, uit het ijzeren hekken wat verderop, die bij Fientje om een doos ‘suikertiejenen’ kwam. Suiker Tienen, want was er eigenlijk andere suiker te verkrijgen? Bij Irma & Meng, ben ik nog mee om melk geweest, in hun oude huisje, dat nadien nog als stal heeft gediend. Wanneer, om zeven uur ’s avonds, de koeien gemolken waren, trok je naar Irma voor een nog warme kan melk. In de winkel drie huizen verderop werd bloem en suiker verkocht, om er de avondpap mee te bereiden. Nog in de jaren vijftig bouwde hun zoon Leon een nieuw huis naast het oude, en trokken ze daar mee in. Het was de tijd dat de hele buurt zijn melk kwam halen, toevallig net voor ‘Schipper naast Mathilde’ begon, en Irma over te weinig stoelen beschikte. Wat dan aanleiding gaf, bij de buren, tot het meebrengen van de eigen stoel.

Op de Kleine Steenweg huisden Lokes Dille en Sjalen in een klein boerderijtje, met stallingen en hooizolders. In het langgerekte huisje zat rechts een winkeltje, en links kon je nog naar de kantine. Sjalen de oude winkelier, en echtgenoot van Dille, kwam enkel in de winkel om kaas te snijden. Zijn specialiteit. Hij maakte gebruik van een oude bajonet, om de kaas in ‘schellen’ te snijden, zoals hij alleen dat kon. Hun kinderen woonden aan de overkant van de straat, en die hun kinderen zaten dan weer bij ons in het buurtschooltje.

Wat verderop in dezelfde straat woonde de oude vader van Ernest en Jerom. Ward Blondeel woonde om de hoek amper honderd meter verder. Hun zoon en dochter, de ouders van V, bouwen wat verderop. Alles raakte op de duur volgebouwd, nu ook hun kinderen de open ruimtes hebben ingenomen.

Grootouders die wij als kind nog hadden gekend. In onze ogen waren het stokoude mensen, die nog spraken van: ‘ginder aan de krunkelom’ wanneer zij een bocht bedoelden. Wij konden ze moeilijk uit elkaar houden, want ze kleedden zich behoorlijk eender. Vaak nog op klompen, een zwarte floeren broek, een werkmanshemd, en daarover een al even floeren onder- of bovenvest met korte of lange mouwen. Ofwel sjiekten ze pruimtabak, ofwel smoorden ze een pijp. Allemaal woonden ze op een klein boerenhof, met een redelijke voortuin, en een boomgaard vanachter. Niemand, of toch bijna niemand scheen zijn hofstede gelijk met de straat te bouwen. Allemaal hadden ze wel wat land en enkele meersen waarop een koe rondliep. Ik ben er quasi zeker van dat geen van hen ooit ergens in loondienst is geweest. Ze leefden van wat ze hadden, en dat moet genoeg geweest zijn, aangezien ze toch wat eigendom hadden. Van de hofsteden waarop ze woonden is er recent nog een tegen de vlakte gegaan. Er resten nog twee woningen van voor 1900, zij het dat ze allebei ooit werden gerenoveerd.

Maar wat ik eigenlijk wou verklaren, is dat ook de kinderen van die oude generatie, niet verder keken dan hun neus lang was, en zich een lief zochten op een van de boerderijtjes uit de buurt, met als gevolg dat er onder onze generatie in de buurt behoorlijk wat neefjes en nichtjes woonden. Van sommige, die dezelfde familienamen hadden, wisten we zelfs niet of ze van elkaar familie waren. Vermoedelijk zullen ze wel in vroegere generaties familiebanden gehad hebben.

En wie, zoals mijn eigen vader en enkele buren langs weerszijden van ons huis, daar waren aangewaaid, kwam doorgaans ook maar van een naburige wijk. Van aan ‘De Sterre’, of van aan ‘de Bossestraat’, of van op ‘Den Onegem’. Vaak getrouwd met een meisje uit een aangrenzende buurgemeente. Mensen ontmoeten elkaar op de jaarlijkse kermissen, of tijdens een of andere Vlaamse Kermis. In Erpe sprak men jaren na datum nog altijd van de Vlaamse Kermis rond het kasteel op de ouden berg, aan ‘de Kat’. De Kat die in feite Dorpstraat heette, maar om god welke reden de kat werd genoemd, net als overigens de Rooseveltlaan, die iedereen nog altijd ‘het wijwater’ noemt.

Vandaag heeft iedereen de mond vol over die vermaledijde lintbebouwing waar we vanaf moeten, want onleefbaar, gevaarlijk, en de open ruimte hebben we toch zo broodnodig.

Het klopt dat er vijftig jaar geleden nog rustig werd gebouwd, daar waar lappen grond lagen. Langs de andere kant, was onze buurt, in feite een langgerekt dorp, zonder kerk. Je kon er voor nagenoeg alles terecht.

Ooit waren er op de Kleine Steenweg alleen al een stuk of zeven cafés. In 1968, waren er nog drie langs de Leedsesteenweg. De laatste ‘kantine’ waar je terecht kon op de Kleine Steenweg, was bij Lokes Dille. Voor de rest hadden wij in de buurt, een beenhouwer, twee kleine kruidenierswinkels, waar je bij de ene fort bonnen kreeg bij een aantal producten, en bij de andere dan weer bonnen van Waeslandia. Ook eten voor duiven en kiekens was er te krijgen. Verder beschikten we over een kleermaker, een boer waar je terecht kon voor melk en eieren, een andere kleine boer, die melk, eieren en honing aan de man bracht, en die ook je bomen kwam snoeien. Mijn moeder deed af en toe ‘kleinschalig’ mee door een bordje met teveel aan eieren voor het venster te zetten. In Rikkes huizen kwam op een gegeven ogenblik een konijnenkweker wonen, en wat hogerop langs de andere kant woonde een tijdje een schoenmaker.

Zoals je ziet hadden wij alle levensnoodzakelijke dingen waar en mens van leeft. Tussen de huizen, en vooral achter de huizen zat je onmiddellijk in de weiden, waar veldwegels en andere kleine baantjes nog vaak werden gebruikt.

Maar vergeet ik in mijn analyse ook niet het feit dat we met zijn allen producten waren van ‘ons katholiek Vlaanderen’? Ik verbaas mij er over hoe we nog bijna wekelijks op zaterdagavond of zondagmorgen ons ‘ter kerke’ begaven’, meer uit gewoonte dan uit overtuiging. ‘Iedereen’ deed dit toch? Af en toe behoorlijk ergerlijk zoals toen die keer toen er weer eens een Brief van de bisschop werd voorgelezen waarin stond: “Dat ge uw kinderen beter niet naar heidense scholen”, rijksonderwijs bedoelde hij, “mocht sturen”. Komaan zeg.

Quasi alle jongeren uit de buurt werden tot de leeftijd van acht jaar ‘opgeleid’ in het buurtschooltje ‘De Kindertuin’ dat gelegen was langs de Bossestraat en de Krevelhoek. Een onafhankelijk schooltje dat wel sterk aanleunde bij het katholiek onderwijs. De kinderen van het eerste en tweede studiejaar zaten samen in een klaslokaal. De zogenaamde ‘grote en de kleine kant’ zoals dat toen wel meer voorkwam. Het schooltje was gemengd, en er was maar een speelplaats. Ik herinner mij niet meer, of jongens en meisjes effectief gescheiden die schooltijd beleefden. In ieder geval kwamen nagenoeg alle kinderen nadien ofwel in een college ofwel in een nonnenschool terecht. Terugblikkend blijk ik zowat de uitzondering geweest te zijn, die via het rijksonderwijs steeds in een gemengde klas zat. Behalve dan tijdens mijn drie atheneum jaren tussen ‘64 en ‘67. Maar dat maakte ik ruimschoots goed door mij vanaf september ‘66 in te schrijven in de ‘Zondagschool’ van de Handelschool. Waar ik vanaf ‘67 ook dagonderwijs volgde.

Jongeren gescheiden opvoeden, daar is men reeds lang van terug gekomen. We weten intussen ook al een tijdje, dat iets verbieden, op jongeren doorgaans de verkeerde uitwerking heeft. Het onbekende, het verbodene, wordt er alleen maar aantrekkelijker door.

Niet te verwonderen dus dat de meesten onder ons, meisjes zagen als te veroveren prooien, en dat je met de jacht maar beter vroeg dan laat kon beginnen. Dat dit ons leven ging beheersen, beseften we zelf niet. Gelukkig zijn de tijden veranderd.

Music maestro, please

Al van bij het begin van de maand vernamen we dat er een nieuwe Beatlesplaat zat aan te komen.

Op radiogebied zou zeezender Caroline weer gaan uitzenden, deze keer van op het eiland Man, tenminste indien het proces dat ze voerden met de Britse overheid voor hen gunstig zou evolueren. Indien het niet goed afloopt opteerden ze voor uitzenden vanop een Nederlands schip. In afwachting luisterden wij dan maar naar Duw op de Knop, een BRT zondagmiddag programma, of zette een van de vrienden het venster open, en de radio keihard aan op BBC 2 voor ‘Pick of the Pops’ (de BBC top 30). Nog enkele BRT programma’s die ik dat jaar beluisterde waren Patapoef en Afternoon Beat. Op 14 augustus noteerde ik: ‘ganse dag thuis radio geluisterd, o.a. naar Adje Bouwman’s top tien. Vandaag zou radio Marina beginnen uitzenden. Niets gehoord.

Ik kocht tussendoor nog steeds maandelijks Muziek Express, iets waar ik mee gestart was in oktober ‘64, en las verder de TTT bladzijden van Humo bij G. of R. Een van de nummers waarvan ik de tekst overpende die maand was ‘Last night in Soho’ van Dave Dee, en consoorten.

Augustus 1968 betekende ook: de Beatles die eindelijk na een half jaar een nieuwe plaat op de wereld los lieten. Iedereen verwachtte deze keer toch wat meer dan hun vorige jaren vijftig pastiche, wat ‘Lady Madonna’ al bij al was. Hun laatste echte LP dateerde van meer dan een jaar geleden. Ook al was de dubbel EP Magical Mystery Tour fantastisch om bij te overwinteren.

En waren het niet de meisjes die ons bezighielden, dan maakten we o.a. plannen, die nooit uitkwamen, om bijv. met een beatgroepje te starten. Regende het dan was het lezen in avonturenromans: de musketiers van Dumas, of een ingebonden boek dat, ‘het geheimzinnige kasteel’ heette en dat ooit in weekoplagen was verschenen, en dat ik op de kop tikte op de oude markt in Aalst. Romantiek ten top. De vader van R. leende mij een setje gangsterromans, die nog dateerden uit de jaren vijftig, en waarin het Chicago van weleer als achtergrond fungeerde. Leesvoer, voor die ogenblikken waarop ik de rest liet barsten, omdat ze weer eens mussen gingen dood schieten. De Frie schafte zich een tweeloop aan, en dat moest worden uitgeprobeerd. Get werkte want er sneuvelde zelfs een ruit bij Baziel, driehonderd meter verderop. Not my cup of tea.

We bleven dagelijks bijeenkomen op de Kleine Steenweg, of meer en meer bij Dizjeken, die ons met alle mogelijke raad bijstond wanneer de ene of de andere weer eens bot ving op het liefdespad. Want af en aan dat was nog steeds de bijna dagelijkse regel. Iemand merkte op dat Sybille terug was en regelmatig aan de Puitenvijver zat. Sybille was de Duitse griet van het vorige jaar die weer bij Valerie logeerde. Ook H. was terug uit Vlassenbroek, precies op tijd om zijn herexamens af te leggen.

En hoe dikwijls zijn we rond halfoogst niet langs ‘t Hoeksken gewandeld, waar Baziel met zijn huisgenoten aardappelen rooide? Het viel op, in zoverre dat M. de zus van A. ons toeriep: “Wat hebben jullie hier verloren?”, waarna wij snel doorbeenden, via de Ree, naar de Lange Root.

Tot slot.

Op persoonlijk vlak werd ik op diezelfde dag dat Hey Jude uitkwam, 23 augustus, bijzonder hard met het leven geconfronteerd. Madame Jeanne, mijn nicht, maar ook ons aller kleuterjuffrouw van het derde kleuterklasje op de Krevelhoek, kwam er aan, om te melden dat Roger haar broer dood was. 40 Jaar geworden. Het was een man waar ik naar opkeek, omdat hij zich toch voor een stuk over mij had ontfermd, nadat ik zelf jaren eerder mijn vader verloor. Hij was het ook die mij de eerste keer auto liet rijden, met zijn VW kever, toen ik amper een jaar of vijftien was. (**)

Die drieëntwintigste dag van augustus, lees ik nu, noteerde ik nog wat over de mij onbekende grootvader die al vertrok in 1911 toen mijn vader net negen jaar was. Een man waar ik zelfs nooit een foto van heb gezien. Over een tante die ik eveneens nooit heb gekend, en over nog enkele andere broers die ook reeds waren vertrokken.

‘s Avonds gingen we op rouwbezoek, en werd ik aangeduid, om de volgende morgen nog enkele andere familieleden te verwittigen. Twee nichten, die er het hart van in waren.

Een familielid verliezen, van amper veertig, werpt een schaduw op je verdere leven, want…..

Het was nog tijdens de Heemfeesten, dat D. mij er opmerkzaam opmaakte dat ik de avond ervoor bijna naast Leo B. stond, en er niet had tegen gesproken. Dat leek mij straf, want ik had, kort na 1960, een jaar lang op dezelfde schoolbank gezeten als Leo. In het vierde studiejaar leerde ik deze ‘vluchteling uit onze Congo’ vrij goed kennen. De gast die ons leerde wat quicha quacka en nog meer van dat fraais betekende. En… jawel hij was weinig veranderd, zag ik de avond nadien, toen we opnieuw kennismaakten. Slechts enkele jaren later bleek nogmaals eens dat je het lot niet kunt tarten, en dat niet elke keuze die je maakt ook de goede is. Hij behoort, nu samen met nog drie andere, naast wie ik ooit op de schoolbanken zat tot een engelenkoor dat hopelijk nog dagelijks geniet van ‘The Great Gig in the Sky’.

De laatste vakantiedagen hielden wij Dizjeken gezelschap, en trokken we gewoontegetrouw naar de markt, waar we Camiel en C. tegenkwamen, of liepen we langs bij P. thuis, waar ze in de garage, tijdens de laatste vakantiedagen in ‘de vijf putten’ aan het schieten waren, met de marbels (knikkers).

Afscheid van de laatste vakantie die nog net de brug vormde tussen onze kindertijd en de volwassen wereld die al te ras naderde.

Life goes on.

Waar we van genoten hebben in augustus 1968.

Tommy James & the Shondells – Mony Mony.

The Crazy World of Arthur Brown – Fire

The Equals – Baby come back

Sly & the Family Stone – Dance to the Music

Shorty Long – Here comes the Judge

The Beatles – Hey Jude

The Beatles – Revolution

Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich – Last night in Soho

Dusty Springfield – I close my eyes, and country to ten

En iets minder genoten van Heintje die zich met zijn ‘Ich Bau dir ein Schloss’ maar liefst negen weken bovenaan de Veronica top 40 nestelde.

(*) Op de achterkant van de lidkaart stond een regelement waaruit we kunnen concluderen dat het zaaltje eerder uitgebaat werd als een vzw. Je moest 16 zijn, om er in te mogen. Ouders mochten binnen, zonder lidkaart, maar zij dienden het gastenboek te tekenen. Je kon er enkel op zon- en feestdag terecht vanaf 17 uur. Het bijhebben van de persoonlijke lidkaart en identiteitskaart was verplicht. Wie ze ‘voortgaf’ of onrust stookte werd geschrapt ion de club. Je onderwierp je aan het reglement, en bestuursvergaderingen bijwonen mocht. 5Zou ooit iemand dit hebben gedaan)?

Als laatste artikel vermeldt de lidkaart, dat het doel was de danskunst aan te leren en te beoefenen en dat er geenszins politieke opvattingen aan te pas kwamen, en dat er geen winst werd beoogd. (Al heb ik toch bij dat laatste mijn bedenkingen….)

(**) zie op ditzelfde blog mijn verhaal over Volkswagens.



Uit een dagboek geschreven in 1968: Grote vakantie, juli

Forever Young Posted on 23 aug, 2018 19:00

Wat mij in eerste instantie is opgevallen, bij het doorfietsen van dit papieren stukje verleden, is dat wij ons op een scharnierpunt in ons leven bevonden. Grote vakanties waren in de jaren ervoor, ‘66 en ‘67 al wat minder, belevingen van onze late kindertijd, terwijl wij in ‘68 ‘probeerden’ volwassen te zijn. Wat helaas een totale verkeerde beleving is, maar dat wil je als zestienjarige niet horen. Stiekem roken en stoer doen tegenover de meisjes, en langs de andere kant toch nog rondtoeren met gepimpte fietsen, en in bomen klauteren.

Zestien zijn, niet meer schoolplichtig zijn, verder studeren, afstevenen op DE grote vakantie. Vrienden die net wat minder presteerden op school, werden tijdens de eerste vakantieweek ‘gestraft’, waardoor ze even niet op straat verschenen, het schouwtoneel van onze jeugd. Ouders houden doorgaans niet lang vol, want welke elke ouder wil constant zeurende tieners om zich heen?

Onze buurt.

Bossestraat: Foto terug te vinden op de website van Heemkundige Kring Erpe-Mere.

Onze ‘grote vakanties’ speelden zich doorgaans af langs de Kleine Steenweg en de Bossestraat. Niet zozeer straten, maar wel wijken. Een aantal onder ons woonde al een leven lang langs de kortbij gelegen Ledesteenweg. De steenweg heette toen nog zo, tot een of ander onverlaat, bij de grote fusie van gemeenten vond, dat het maar eens moest gedaan zijn met verouderde en dus foutieve gespelde straatnamen. De Sevecootstraat werd plots Zevenkootstraat. Een wijziging die ons volledig ontgaat. Ook Ledesteenweg klopte niet en dat werd van de ene op de andere dag gewijzigd in Leedsesteenweg worden. Overigens zit dit niet zo heel ver naast de dialectbenaming die toch nog altijd gebruikt wordt in het dagelijks taalgebruik: Letsjestiejeweg…..

Tijdens de vakantie van ‘68 kregen we er plots een afspraakplaats bij langs deze Ledesteenweg, voor het huis van Pitterzen Dizje. De man heette officieel Désiré V. W. Een man die er de meeste van zijn volwassen jaren al woonde. Geboren in 1904, en gebouwd in 1930, of daaromtrent. Een huis dat toen 30.000 frank kostte. Iets wat in 68 was opgelopen tot 300.000 frank. ‘Jullie zullen nog zien dat een huis 3.000.000 frank gaat kosten’ bezwoer hij ons. En of hij gelijk heeft gekregen, want zeg nu zelf 75.000 euro voor een huis, zijn we daar al niet een tijdje voorbij geraasd in ons drukke leven?

Dinsdag, 16 juli 1968, Yvan Vaughn en Dizjeken.

Wij pikken er een dag uit die naar later blijkt als “historisch” mag omschreven worden. Dinsdag, 16 juli: Markt met Cremer en C.. ‘s Avonds bij Dizjeken gestaan. Hij vertelde verhalen over kludden en andere spoken.

Een dag waarop ik mijn ‘Yvan Vaughn’ moment beleefde. Mijn wat? Dit moet even uitgelegd worden aan de toevallige lezer, die niet zoals wij, het leven van de Beatles dag aan dag volgde.

Ergens in juli 1956 op een schoolfeest bij de kerk van Woolton, een voorstadje van Liverpool, treden die dag de Quarrymen voor het eerst live op. John Lennon en zijn maten uit de buurt hadden een skifflebandje gevormd, in navolging van hun idool Lonnie Donegan, die met Rock Island Line de schaarse radiogolven beheerste. Precies op die dag kwam Paul McCartney samen met een vriendje, Yvan Vaughn, de groep bekijken. Vaughn was de gezamenlijke vriend van de beide muzikanten in spe, die elkander daarvoor nooit hadden ontmoet.

En zo trok ik die dinsdagvoormiddag met V. naar de markt in Lede, waar wij enkele schoolkameraden van V. tegen het lijf liepen. Cremer had ik al eerder leren kennen via de schoolfeesten, maar C. die was nieuw. En net als bij Lennon had V. mij al een paar keer verteld, dat C., net als ik zelf zowat “opgegeten” was van muziek, bands, platen, en alles wat daarmee te maken had. Het klikte van bij die eerste ontmoeting. We waren op 14 dagen na precies even oud, en waren al een jaar of vijf verzot op de hitlijsten die via de radio tot ons kwamen. Beatles, Stones wat minder, Bee Gees, en verder de hele reutemeteut die daar op volgde. Zelfs in onze Guilty pleasures (Suzy, Rein De Vries, enz…), ontdek ik jaren later gelijklopende smaken. Ons paden liepen vaak in verschillende richtingen, maar even zoveel keren verzeilden we terug op dezelfde weg, zoals die avond van 9 december 1980, waarop we samen treurden om het verlies van Lennon. We reden regelmatig in hetzelfde groepje naar (verschillende) scholen. We kochten zonder het te weten, dikwijls dezelfde platen. Een paar jaar later trouwden we met een week verschil, zonder het van elkaar te weten, en gingen we op visite bij mijn schoonzus, waar C.,…. een buurman van was geworden. We ontdekten dat we nagenoeg dezelfde jobs uitoefenden, zij het dan wel bij concurrerende instellingen. In de jaren 80 liepen we bij elkaar over de vloer, pasten we op elkanders kinderen, en reden samen naar Rock Torhout, en nog een aantal andere concerten. We liepen op dezelfde dagen rond op de Lokerse Feesten, toen dat nog echt Feesten waren, en er nog echt muzikanten van het kaliber van Tom Rush, Townes van Zandt, Tom Robinson, Leon Redbone en Roger Chapman, aantraden.

We verloren elkaar opnieuw uit het oog, tot facebook er aankwam en C. de groep Musicologen startte. Vanwege teveel gehakketak ging ook dat voorbij, en nu kabbelen we rustig verder op de golven van C.’s Music Corner.

Diezelfde avond resideerden we voor het eerst op de oprit van een van onze overburen. Wie de eerste stap gezet heeft in de toenadering tussen de jeugd en de toen 64 jarige ‘oude man’, want dat vonden wij echt, is helaas niet meer te achterhalen. Het gebeurde dan ook 50 jaar geleden, en dergelijke informatie stokkeer je als tiener niet in je hersenpan. Toch zal ik mij die eerste avond met Dizjeken blijven herinneren. Het was bij valavond, na een zomerse dag. De mist hing als een kleed laag over de weiden. Je kon nog amper het honderd meter verder gelegen ‘Geyters bosken’ ontwaren. ‘Daar durven jullie nu niet meer naartoe’ vond Dizjeken. ‘Nee’ zei die ‘want je zult gepakt worden van kludden’. Dat werd leuk. We bestookten hem met vragen over vroeger, over ‘zijnen tijd’, toen je ‘kludden’ moest dragen op je rug, wanneer je ‘s avonds laat, langs onverlichte wegen, nog alleen naar huis durfde te gaan. Niet dat de steenweg waar wij woonden in 1968 beter verlicht was. Iedere 50 meter een betonnen staak, met om de twee staken, eentje met een heel klein lichtpeertje. Om het licht wat ‘breder’ te laten schijnen zat er boven die peertjes een witte gelakte komvormige schijf. Er waren trouwens jongens die aan de hand van een zelfgemaakte ‘mik’ (katapult) met kiezelstenen die lampjes en al wat er rond zat, zagen als regelrechte schietschijven. Een stuk te schieten doelwit. Zo blijkt toch maar weer dat kattekwaad, en vandalisme van alle tijden is.

Dizjeken, een filosoof.

Al snel bleek dat Dizjen vooral geïnteresseerd was in hoe de jongens en meisjes uit de buurt om elkaar heen fladderden. Hij genoot er van, wanneer hij weer eens iemand pijlsnel met de fiets een klein weggetje zag induiken. Het moet zijn, dat het hem voldoening schonk, en dat meer dan waarschijnlijk hij een stukje van zijn eigen jeugd zag herleven.

Dizjeken behoorde net als mijn eigen vader tot die generatie, die twee oorlogen had meegemaakt, maar te jong was om deel te nemen aan WOI (14 in 2018) en te oud om nog opgeroepen te worden voor WOII (36 in 1940). (*)

Gaandeweg, kregen we die zomervakantie, en ook in de tijd die er op volgde, regelmatig flarden te horen over wat hij in zijn leven had meegemaakt.

Dizjeken stamde uit een oud boerengeslacht, met nogal wat broers en zusters, waarvan enkelen, ongetrouwd bleven samenwonen. Eigenlijk zetten ze nooit de stap naar de twintigste eeuw. Ze leefden eenvoudig toen, in hun boerderijtje, in een bocht langs de weg, weggestoken achter een dikke meikeverhaag. Ellentriek hadden ze niet nodig. Ze leefden van hun land. Den Dizjen was dan wel getrouwd, ook hij leefde sober, en afgezien van wat filosoferen zagen we hem nooit werken. Al vroeg in de ochtend stond hij voor zijn hekken, een kop koffie in de hand, de steenweg af te turen. Hoe dikwijls ben ik wakker geworden, en hoorde ik hem door mijn open venster, in die zomerse ochtenden een of ander liedje neuriën. Hij stond daar dan op zijn klompen, met zijn gelapte broek, en gestopte mouwen. En toch werd er over hem verteld, dat hij bijzonder rijk was, en dat hij elf eigen huizen bezat, naast het zijne, die hij allemaal verhuurde. Het klopte wel dat hij soms maandelijks met zijn grote zwarte fiets “ergens” heen reed. Huur innen? Wie zal het zeggen?

Wat wel bekend was, bij onze ouders, was dat een van zijn bezigheden er uit bestond, om stroman te spelen op diverse openbare verkopingen van gronden en huizen. Men vertelde dat hij zich daar dan af en toe “in riep”, waardoor hij dan weer iets moest verkopen, om de nieuwe koop te bekostigen. Nu ik er goed over nadenk: was hij in feite in zijn eentje een soort van immokantoor avant la lettre. In lede naast de huidige Colruyt, langs een smal baantje, bewerkte hij een lap grond, waarop hij een kleine “lochting”uitbaatte. Patatten en tomaten op een roe, zoals we leerden van Yvan Heylen.

Hij beweerde bij hoog en laag dat hij kon autorijden. Iets waar wij van dachten, dat dit nooit tot zijn wereld kon behoren. En toch, ergens in het Gentse, zou hij, samen met zijn vrouw Bertha, ‘gediend’ hebben op een kasteel. Zij in de keuken, en hij als chauffeur voor een of andere graaf of baron. Wie wat en waar zijn we nooit te weten gekomen. Ook niet of hij ooit echt achter het stuur van een auto zat.

Enkele jaren later zal hij op een avond, voor ons, al zijn kasten open trekken. Ze puilden uit van nieuwe nooit gedragen sokken, pullovers en ander kleren, nog in het plastiek verpakt. Wij stonden er bij en keken er naar, met open monden. Was het dan toch waar dat dat hij er warm in zat? Mogelijks wel, want begin jaren zeventig, nog geen jaar na het overlijden van zijn Bertha, stonden de vrouwen bij wijze van spreken aan te schuiven voor zijn hekken. De kinderloze man, probeerde ze een voor een uit, maakte zijn keuze, en verkaste naar Oostende, waar hij strandwandelingen maakte, en verder leefde tot hij een eind in de tachtig was, en voorgoed uit ons leven verdween.

De maand in dagen.

Maandag, 1 juli: rotdag, verveeld.

Dinsdag, 2 juli: we (Cremer, ikzelf en G.) spraken af op de markt te Lede, om in de namiddag samen naar Wetteren te rijden om er samen te gaan zwemmen.

Woensdag, 3 juli: met G. naar de beenhouwer. De namiddag doorgebracht op de Kleine Steenweg, babbelend over A. en L.

Donderdag, 4 juli: Pret aan de Puitenvijver. J.-P. zette de band plat van L. haar fiets. Niemand wou haar helpen met de fietspomp. ‘s Avonds met V. langs de Onegem gewandeld.

Vrijdag, 5 juli: schuurpapier gekocht om ons poort af te schuren. A. zou naar het schijnt niet meer buiten mogen.

Zaterdag, 6 juli: Regendag. Naar de avondmis met Cremer. Hij zal eens afkomen.

Zondag, 7 juli: naar beenhouwer. V. gaat vanavond naar Lize Marke, in Erpe. Ik luister thuis naar de radio. We (R. W. en ikzelf) besluiten om toch naar Lede naar zaal Lelie naar een tienerbal te gaan. Niet veel zaaks. Orkest van dienst waren de New Spirits uit Lede/Smetlede.

Maandag, 8 juli: R. zwom in de puitenvijver.

Dinsdag, 9 juli: Met V. rondgewandeld op de Leedse markt. Omdat er in de namiddag meisjes waren aan de Puitenvijver, toonde R. er zijn kunsten, tot hij er in donderde.

Woensdag, 10 juli: ons poort gedeeltelijk afgeschuurd. L. en A. waren ook vandaag aan de Puitenvijver. Avond regen.

Donderdag, 11 juli: naar de Aalsterse bib. Gesloten, vergeten dat het feestdag was, en dat de stadsdiensten op die dagen vakantie hebben. Thuis dan maar eigen boeken gesorteerd.

Vrijdag, 12 juli: enkele boeken geleend van Felix, de vader van R. Gangsterromans over het Chicago gangsterleveb, waarin dubbelgangers en Al Capone opduiken. Vandaag trouwde W. VB., de broer van A.

Zaterdag, 13 juli: Naar de markt in aalst Markt met V. Nog een witte jeansbroek gekocht.

Zondag, 14 juli: vandaag werd er een koffietafel georganiseerd voor de pas getrouwde W. VB.

P. verzuchtte, ‘Was ik maar meegegaan’. Op de Kleine Steenweg met D. en W. rond gehangen.

Maandag, 15 juli: G. kreeg het idee om een club te stichten. Een jaarlijkse gewoonte, waar wij ons nu net iets te oud voor voelden. Het gaf wel aanleiding om met ‘ons club’ stiekem ergens te gaan roken.

Dinsdag, 16 juli: naar de markt met Cremer en C. ‘s Avonds bij Dizjeken gestaan. Hij vertelde verhalen over kludden en andere spoken.

Woensdag, 17 juli: ‘s Namiddags op bezoek bij familie. Mijn achternicht B. heeft een serieus lief. Ze is pas 17.

Donderdag, 18 juli: met de ‘club’ op onze crosser (een oude gepimpte fiets) naar de turfputten. We kochten onder ons vieren een pakje sigaretten.

Vrijdag, 19 juli: naar Lede om een nieuwe fietsband. R., R., G., ikzelf en N. fietsten naar het Schuiteplas (eigenlijk de Ronde Vijver, maar Dizjeken noemde dit zo). ‘s Avonds gingen we ‘schieten’ met karbuur, bij Antoine voor zijn trouw. 20 frank gekregen en enkele pilsjes. Ik geloof dat mijn rechts trommelvlies gesprongen is.

Zaterdag, 20 juli: ‘s morgens nog voor Antoine zou vertrekken gingen we alweer schieten. ‘s Namiddags thuis naar de radio geluisterd. L. vertelde ons dat zij drie dagen naar de Heemfeesten mag gaan.

Zondag, 21 juli: we gingen naar Aalst naar de oude markt. ‘Baby Come Back’ staat nu al voor de derde week op nr 1 in Engeland. Van mijn tante Annaïs kreeg ik nog een uurwerk dat zij bij hun uitstap naar Zeeland hadden meegebracht. Vandaag was het kermis op het Sevecoot.

Maandag, 22 juli: wandeling gemaakt langs de turfputten.

Dinsdag, 23 juli: op familiebezoek geweest naar Mere.

Woensdag, 24 juli: Ik stel een Top 60 samen. Turfputten met G. waar we sigaretten hebben gerookt. ‘s Avonds lieten we een draak (vlieger) op in de weide voor de deur van A. P. gaat terug met L. en zat vanavond met haar aan de molen.

Donderdag, 25 juli: sigaretten gekocht. met R. in de bomen geklommen achter ons in de ree. Meer om een mooie uitkijk te hebben.

Vrijdag, 26 juli: Vandaag opnieuw naar dezelfde boom van gisteren. J.-P. en Lilian nog gezien.

Zaterdag, 27 juli: Tommy James met Mony Mony op nummer 1. Vergadering aan Dizjeken. Hij gaf commentaar op de meisjes, en vertelde ons ‘hoe we een en ander moesten aanpakken’.

Zondag, 28 juli: tot 3 uur bij Dizjeken geconverseerd met V. en C.

Maandag, 29 juli: vandaag naar de Bossestraat en later bij Dizjeken.

Dinsdag, 30 juli: mark Lede. Aan de Sarma gebabbeld met Dizjeken. Hij raadde ons aan ‘hen ne kreem te betalen’ wilden we succes hebben. In de namiddag met G. naar Steenberg gefietst. Er is daar veel veranderd. Er staat nu een dancing aan de andere kant van de vijver, en het klein cafeetje is afgebroken. V. gaat terug met A.

Woensdag, 31 juli: A. is met vakantie. Rond zes uur een stortbui. Het heeft water gegoten. P. en V. maken afspraak voor zondag ergens in de bosjes achter Loos.

(*) https://nl.m.wikipedia.org/wiki/België_in_de_Tweede_Wereldoorlog

Vanaf 10 mei werden meer dan 300.000 jonge reserverekruten opgeroepen om zich naar de Westhoek en later naar Frankrijk te begeven. Deze zogenaamde CRAB’s waren tussen de 16 en 35 jaar en kregen het bevel om zich naar Zuid-Frankrijk te laten evacueren. Naar schatting 150.000 kwamen daar terecht, maar toen had België reeds gecapituleerd. In augustus 1940 keerden de jongens terug naar België.



Een Bokken Story

Forever Young Posted on 07 aug, 2018 13:52

Den bok is dood.

In elk geval klinkt het goed als titel, maar het is niet geheel de waarheid.

Vandaag rij ik op de N9 ter hoogte van het kerkdorp Oordegem voorbij een hoop stenen die daar als een laatste relikwie nog even zullen liggen, voor wat eens deel uitmaakte van onze jeugd, nu zowat 45 jaar geleden.

Oordegem was halverwege de jaren zeventig een “place to be” op zaterdag en zondagavond. Plots verschenen en enkele dancings langs de steenweg, daar waar de lokale bevolking het eerder had te stellen met enkele dorpscafé, die je nauwelijks baancafés kon noemen.

Foto google streetview
Al waren er toch enkele bij die tot ver in de omtrek gekend waren. Op een gegeven ogenblik zakte het team van Echo met Bob Van Bael af naar het café Den Bok. Echo was er steeds voor te vinden om de meest merkwaardige gebruiken van de Vlaming te registreren. Vaak gebeurde dit met een knipoog, iets waar Jan Van Rompaey zeker de hand in had. Foto de standaard

Het café mocht dan wel bij den Bok heten, normaal gesproken was er afgezien van een geportretteerde bok geen dier te bekennen. De eigenaar haalde zijnen bok slechts te voorschijn wanneer weer eens iemand hem een trappist trakteerde. En of dat steeds dezelfde bok was? Wie zal het zeggen? In elk geval was Michel Van Den Bosch nog veel te jong in die dagen, en had hij meer dan waarschijnlijk nog nooit gehoord van Oordegem, laat staan van een café met bierdrinkende bokken. De tijden veranderen, en den bok is samen met het levende visjes drinken, (niet enkel in Geraardsbergen, maar ook in Sint-Lievens-Essen) verbannen naar de folklore. Den bok, het beest, mocht vanaf 2008, toen het café sloot en werd verkocht zijn nadagen doorbrengen in recreatiedomein De Brielmeersen in Deinze. De Standaard berichtte er zelfs over op 7 oktober 2008, onder de titel: ‘Bok zal nooit meer drinken’. We lazen verder in hetzelfde artikel: “Een stuk Vlaamse herberggeschiedenis verdwijnt allicht voorgoed in Oordegem. Eigenaars-uitbaters Nicole Van De Vijver en Eddy D’Haeseleer zagen het niet meer zitten om het café met de drinkende bok nog langer open te houden. Ze verhuisden naar West-Vlaanderen en stellen het café te koop.”

Het huis waar de laatste vijftig jaar café Den Bok werd uitgebaat staat er nog. Wat nu recentelijk werd gesloopt is de enkele tientallen meter verder gelegen voormalige dancing Bokkestory.

Foto google streetview

Nog in 2001 berichte het Nieuwsblad op vier augustus, dat er bij het schepencollege van Lede een aanvraag was ingediend om de Bokkestory om te vormen tot een speelzaal. Iets wat niet is doorgegaan.

Dat zelfde Nieuwsblad berichtte op 22 september 2004, dat de zaak voor drie maand dicht ging nadat er bij een inval van de politie heel wat drugs gevonden werden en er tegen de zaak al talloze klachten waren binnengekomen over lawaaioverlast. De Leedse burgemeester Geert Grepdon liet de zaak toen voor drie maanden sluiten. Wie daar in de late jaren negentig nog kwam zal zich dit etablissement vooral herinneren als een housedancing. Wij lazen zelfs ergens dat men bij razzia’s zich schuil hield in de kelder.

In 2009, in oktober heropent de zaak nog maar eens, maar deze keer onder de naam La Luna.

Vijvenveertig jaar terug in de tijd geworpen.

Dancing Bokkestory, “de nieuwen bok”, hebben wij vooral gekend in de periode ‘72 tot ‘77. Een “normale” dancing in die dagen, waar je enkel in het weekend terecht kon. Samen met de wat lager gelegen dancing Popcorn, die al snel na een overname werd omgedoopt tot “Jacky’s Club” zorgden zij er voor dat elk weekend de jeugd uit de regio gelegen tussen Gent en Aalst afzakte naar Oordegem.

Tijdens de fameuze autoloze zondagen in 1974 ben ik er ooit nog met de fiets heen gereden.

Café den Bok werd door de week opengehouden door een, in onze ogen, al wat ouder koppel. De echtgenoot, gewezen bokser, Clement Van De Vijver was daarnaast ook taxichauffeur. In het weekend hield moeder de vrouw samen met haar dochter(s) de dancing open. Een paar vaste garçons voorzagen je er van het nodige bier. In die dagen kwam de muziek tot ons via een schuin tegenover de toog, bij de wc’s, opgestelde juke-box. Mud, Demis Roussos, the Sweet, Wizzard, ELO, Neil Diamond, enz…. vrij commercieël spul. Voor soul en aankomende disco afgewisseld met popcorn-muziek trok je naar de Jacky’s Club. Rustig een pint verteren kon je doen in de Sultana, een gewone café, aan de overkant van de steenweg, schuin tegenover de Bokkenstory.

Ik betwijfel of we ooit een volle avond hebben doorgebracht in dancing Bokkenstory. Wij kwamen daar, op een niet afgesproken uur, samen en eenmaal er voldoende gasten aanwezig waren trokken we verder naar andere oorden, om pas in de kleine uurtjes opnieuw te landen in den Bokkenstory, waar ze op dat ogenblik ons vaak liever niet zagen komen dan wel, zeker wanneer Willy zijn reactiesnelheid ten overstaan van de zwaartekracht van de aarde begon te testen door uit zijn ene hand een volle pint te laten vallen, om ze dertig cm lager opnieuw vast trachten te grijpen met zijn andere hand. De smile op zijn gezicht sprak boekdelen, zeker die enkele keren dat het lukte. De uitdrukking op het gezicht van de patrones achter haar toog wil je niet kennen. Alleen al uit haar ogen schoten vuurgensters. Waarschijnlijk een normale reactie na vaak meer dan twaalf uur in touw te zijn geweest. Meestal duurde het dan ook. Niet lang of we werden samen met nog wat andere overblijvers buiten letterlijk naar buiten geschuurd. En dan….. dan was er nog altijd ‘het Dravershof’ in ‘Streimeers’, maar dat is een ander verhaal.

De herinnering aan de Bokkenstory is vooral de herinnering aan een hoop gasten waarmee we toen de wereld, of beter gezegd de dancings in bijna heel Oost-Vlaanderen verkenden.

Het is onder andere dankzij Willy en zijn maat de Fred, dat ik mij tot diegenen mag rekenen die ergens in 1975 de nu legendarische dancing ‘Popcorn’ in Vrasene bezochten.

Onze twee nieuwe maten trokken doorgaans tijdens de vroege zondagnamiddagen op zoek naar nieuwe oorden, waar iets te beleven viel. Naast de ‘Popcorn’ waren ook ‘Terdoest’ en de ‘Karrekiet’ in Waregem niet te ver voor hen. Dancings langs de Kortrijkse Steenweg en in Merelbeke, waarvan ik de namen vergeten ben, leerden we op die manier kennen.

Al hadden we toch voornamelijk vanuit Oordegem enkele vaste stekken waar we je ons kon vinden. De dancings langsheen het Donkmeer: ‘de Ranch’, ‘de Five Dollars’, de drie aan elkaar vastgeklonken dancings: ‘Shanghai’, ‘Donk’s Pub’ en de ‘Kabarka’, de ‘Twenty-one’. Vooral ‘het ranchken’ viel mee. Stel je voor: een compleet in hout opgetrokken gebouw. Ook brandveiligheid bestond niet in dien tijd. In de Kabarka, die naar verluid binnenkort ook plat zou gaan, was het flaneren tussen de vissersnetten. Je waande je er als het ware in een boot.

Een tweede lokatie voerde ons naar Hekelgem waar dancing de ‘Stones’ en dancing ‘El Gringo’ de trekpleisters waren. Tegenover dancing ‘El Gringo’, naast ‘de Kleinen Beer’ stond ‘Fons Matthijs’, een ex-zwaantje, en later uitbater van een boxclub, met zijn frituur. ‘De kleinen Beer’ mocht dan wel de naam hebben van een dancing, het was eerder een plaats voor verliefde koppels, die op franse slows zachtjes over de dansvloer flaneerden. Ik kan het weten, want ik heb er ooit nog een avond gedraaid.

De erachter gelegen ‘Groten Beer’ was dan weer wel een echte dancing, zij het voor een ‘ouder publiek’. Niet echt ons kopje thee.

‘El Gringo’, was een van die plaatsen waar ‘de Voodoo’ later ‘Irish Coffee’ groot werden.

De derde stek die we meest frequenteerden was ontegensprekelijk het landelijke buitendorp Sint-Lievens-Essen. Je kon er van ‘‘t Kelderken’ in het centrum te voet naar de dancings ‘De Truweel’ en ‘De Witte Hoeve’. Voor de betere muziek kon je terecht in de ‘Discovaria’ later nog omgedoopt tot ‘Lennon’.

Het was in deze Discovaria, dat ik ooit een van de laatste concerten van ‘Wim De Craene’ zag, toen zijn begeleidingsband enkele ex-Irish Coffee leden telde. In het daaropvolgende weekend verongelukte de betreurde ‘Paul Lambert’ de toetsenist, tijdens de terugkeer van een optreden.

Stuk voor stuk zijn het legendarische locaties waarover meer valt te vertellen. Sommige locaties zijn er nog: bijv. ‘t Kelderken al is het geen dancing meer. Van De Truweel rest nog de gevel, waarachter een compleet nieuw gebouw werd gepoot. De Witte Hoeve is wat nog rest.

Waar zijn ze gebleven de plaatsen uit onze jeugd? Waar zijn ze gebleven, al diegenen met wie we onschuldig pot verteerden, zoals Boudewijn De Groot zo mooi zong?

De Rie, met zijn Renault Dauphine, en zijn broer, Paul van achter de kerk te Zonnegem met zijn Simca, de Cois met het VW busje dat diende om de arbeiders van en naar de Volvo te brengen en waar hij chauffeur van was, Remi, Knijf, de stalen glimlach, Nicole M. en haar broer Ivan, Willy (de kleinen) en de Fred, de trapist-drinkende vriendinnen uit het Gentse: Martine en Brigitte.

Opnieuw sloopt men een stukje van onze jeugd.

Dancing Bokkestory is gelukkig nog te bekijken dankzij het niet upgedate Google Streetview’. Wat komt er in de plaats? Een drie, of vierlagen appartementsgebouw, voor de overlevenden?

In het Laatste nieuws van 18 juli van 2018 lezen we: “Dat we momenteel toe zijn aan de sloopwerken, maar dat er tegen 2020 werk gemaakt zal worden van een nieuwe apotheek en acht flats.”

Foto google streetview

Foto het laatste nieuws



Uit een dagboek geschreven in ‘68 (juni – examenstress)

Forever Young Posted on 01 jul, 2018 00:11

Juni 1968: dansen is nog steeds onze regel niet.

Zondag, 2 juni 68. Breugelfeesten met de Silver Stars in de Pax. V. danste met de dochter van Cesar. Wij raakten niet verder dan wat ge“djerk” op ‘Police on my back’ van de Equals.

Maandag, 3 juni 68. Bij R. plaatjes opgenomen.

Dinsdag 4 juni 68. L. vertelde ons dat A. er was op attent gemaakt, dat ze tijdens het schoolfeest met een jongen liep.

Donderdag, 6 juni 68. Robert Kennedy. (Zie: Uit een dagboek geschreven in ‘68 (juni: de eerste week)).

Zaterdag, 8 juni 68. 1e uur examen godsdienst. 49 op 60. Vandaag regende het toch wel op de feestdag van Medard. Dus dat betekent: 6 weken regen te verwachten, wanneer we de boeren mogen geloven.

Zondag, 9 juni 68. Leekermis. Naar den Os geweest en niet gedanst.

Heb ik vandaag op school geleerd?

Maandag, 10 juni 1968. De examens zijn begonnen. Vandaag Frans en Meetkunde.

De volledige week zullen we in de voormiddag examens hebben, en wordt het blokken in de namiddag.

Juni, de maand waarin de zomer van start gaat. Een evidentie, net als het voor jongeren een evidentie is dat er dient geblokt te worden en dat er een rist examens voor de deur staat.

En dan de daaropvolgende vakantie explosie, en de eerste stappen in het uitgangsleven.

Al kan dat op de leeftijd van 14 tot 16 jaar nogal verschillend uitvallen. De ene zit al in “het hoger middelbaar”, terwijl een andere nog het diploma lager middelbaar moet binnenrijven. Weer een andere is via het schoolse waterval systeem (dat er nog altijd is) in een technische richting terechtgekomen. Het blijft er spartelen om niet te verzuipen, wat uiteindelijk bij een enkeling toch gebeurt.

Neem daar nog bij dat quasi de voltallige jeugd uit de buurt verspreid zat over tenminste acht scholen. Over pluralisme en vrije schoolkeuze viel niet te klagen in de dagen. Drie verschillende scholen alleen al in Lede, en vijf in ‘t stad. Aalst. Scholen uit het katholieke net natuurlijk in de meerderheid. Bekijken we Lede: in de Messine enkel voor grieten, dacht ik toch, hadden ze geen bovenbouw. In Lede kon je enkel in Stella Matutina als meisje een volledige humaniora volgen. Aan de overkant van de straat was je als jongen goed tot 15 voor algemeen lager secundair of 16 wanneer je technisch/beroeps koos. Een vierde school, ‘de vijver’, behorend tot het rijksonderwijs, bood identiek onderwijs aan jongens en meisjes als het college. Jongens en meisjes zaten er wel in gescheiden klassen.

A. & L., en ook V gingen er elk afzonderlijk, naar een van deze scholen.

Vrijdag, 14 juni 68. Vandaag niets gedaan voor mijn 3 examens van morgen. Dactylo, Nederlandse correspondentie en boekhouden. ‘s avonds kwamen we bij elkaar op de Kleine Steenweg, waar we elkaar de laatste nieuwtjes vertelden.

Zo kreeg V., die ook al 15 was geworden tijdens een beroepsorienterend gesprek, al meteen een preek, die hij niet verwacht had en waar hij zich niet meteen goed bij voelde. V. hoorde namelijk tijdens dit gesprek dat, indien hij zo verder deed, hij nog amper 40 procent zou halen.

Genoeg om hem te laten verklaren dat hij de ganse vakantie niet meer zou buitenkomen. Was ook hier vader of moeder uit de sloffen geschoten?

A. beweerde dat ze zeker van school zou veranderen. Iets wat mee ingegeven werd door een eindejaarsbabbel met de ouders. A. zo bleek reed volgens een van de juffen naar school samen met de jongens. Ze werkte goed mee, maar zat vaak te dromen in de klas, en het zou helpen mocht ze of haar haren kort laten knippen, of tenminste bijeenhouden in twee staartjes…. dat schoolfeest waar ze met ‘de witten’ liep (zie een vorige aflevering) was dus duidelijk een stap te ver, op een glibberig pad waarop ze zich waagde. (Ze zal uiteindelijk ook haar hoger humaniora diploma halen op dezelfde school, vermoedelijk ook onder druk van de ‘ouderlijke macht’).

Zaterdag, 15 juni 68 Laatste schriftelijke examens.

Zondag, 16 juni 68 ‘s namiddags met Robert en R. naar de processie. Het was kermis in Lede. R. scharrelende zich daar nog een dwaze mokkel op. Hij durfde niet mee naar den Os. A & L zagen we nog terwijl ze in de rups zaten.

Maandag 17 juni 68. De mondelinge examens gaan van start. Deze week wordt het in de voormiddag blokken en in de namiddag examens afleggen. Vandaag Nederlands.

Dinsdag 18 juni 68. Een ganse dag blok voor examen Wiskunde. ‘s Namiddags wandelde ik tot aan mijn eerste schooltje.

Woensdag 19 juni 68. Wiskunde was gemakkelijk.

Donderdag 20 juni 68. ‘s Morgens Frans geblokt. Op 10 minuten buiten.

En daarna begon voor mij de grote vakantie…. Afgezien van enkele uurtjes om de schoolboeken binnen te leveren, en het ophalen van onze uitslag hoefden we ons niet meer te vertonen op school.

Vrijdag 21 juni 68. Thuis boeken gekaft. Boeken binnengegaan.

Nadien met S. naar het Atheneum om mijn diploma Lager Middelbaar Onderwijs. De verdere namiddag reden we nog langs enkele platenwinkels. Vandaag ook mijn antwoord ontvangen van Rudi’s Club.: je kan er lid van worden, mits je een briefje van 20 frank opstuurt.

Twee zaken: ik heb vaak verkondigd dat ik na juni 1967, geen voet meer in het Koninklijk Atheneum heb gezet. Dat klopt dus niet, want het was dus pas op 21 juni precies 50 jaar geleden dat deze ‘historische’ dag zich voordeed.

Boeken kaften? Dat doe je toch aan het begin van elk schooljaar. Niet dus aan de Handelschool. Was dit ook een kronkel van de directeur, of kwam dit nog voor? Ik weet het in elk geval niet.

Het zat zo: in het rijksonderwijs kon je makkelijk ieder jaar boeken huren aan ongeveer 10 a 20, procent van de prijs. En aangezien die boeken na vijf jaar, of versleten, of verouderd waren, betaalde dit zich op die manier makkelijk terug. Nul operatie dus voor de toenmalige Belgische staat. Enkel boeken die je meerdere jaren nodig had kocht je dus zelf. Maar dat beperkte zich tot een atlas of een dik algebra boek (in de lagere humaniora). Het rijksonderwijs was niet bekend met doorverkoop handel onder de leerlingen. Maar we hadden het toch over kaften van boeken? Inderdaad, onze school zorgde er voor dat je aan het begin, in september, een stel netjes gekafte boeken ter hand werd gesteld. Als je geluk had erfde je de boeken die het jaar daarvoor in meisjeshanden hadden gezeten, want netter kon niet. Maar dat betekende ook dat je, je aan het einde van het schooljaar, door het kaftproces heen diende te werken. En dat werd gecontroleerd, want ik schreef toen die 21ste juni: ‘Ik moest er twee herkaften.‘

Verder met het onderwijs in onze regio.

W. en P. zaten al een jaar in de A2 in Aalst op de RTS (de Rijkstechnische school). H. versleet zijn broek aan het ‘Groot college’ ( Sint Jozefscollege), waar ze hem uit weg zouden pluggen om hem te droppen ergens in Sint-Niklaas in het kleine seminarie. Iedereen was er van overtuigd, dat hij op de wereld was gezet om priester te worden, vanwege reeds vanaf het derde studiejaar Groot College. Helaas zal de geschiedenis er anders over beslissen.

Voor de jongens was het ‘klein college’ in Aalst het logisch vervolg op het college (Sint-Maartencollege) van Lede Voor de meisjes was het vervolg op de Stella logischerwijze ‘de dams’ (Dames van Maria). Je herkende ze van ver in hun groene plooirokjes. Spinoggerokjes (spinazierokjes) zoals ze in de volksmond werden genoemd.

En dan was er uiteraard nog in Aalst het KAA (Koninklijke Apen Academie), ofte Koninklijk Atheneum Aalst, met als tegenhanger het Lyceum voor juffrouwen. Enkel uitzonderingen werden toen toch al getolereerd, in die afdelingen die te klein waren om ze in beide scholen aan te bieden. Latijn-wetenchappen bijvoorbeeld, of iets met Grieks. Hierdoor zag je in het Atheneum jaarlijks twee of drie meisje, en in het Lyceum was het dan net andersom.

En last but not least had je ook nog ‘het oord des verderfs‘ de RHHS (Rijks Hogere Handel School), in Aalst beter gekend als ‘dandelschoel’. Een school waar ik in 1967 terecht was gekomen…. om enkele leraars te ontvluchten van het Atheneum.

Nu ik kende de Handelschool reeds sinds september ‘66 toen ik mij daar inschreef aan de zondagsschool, om er mijn frans bij te spijkeren, via de Assimil methode. De lessen kregen we van een leraar die zelf in de week geen les gaf aan de Handelschool, en die als hobby diepzeeduiken beoefende. Aan hem heb ik het te danken dat ik, in die dagen al, de tekst van Adamo’s Inch Allah verstond.

Mijn beste herinneringen aan leraars situeren zich overigens allemaal rond deze school, die later bekend stond onder de naam Horihan (HOger Rijks Instutuut voor Handel met Normaalafdeling). Een hele mondvol, maar dat mocht best want het was in die dagen in aalst de enige school waar hoger niet-universitair onderwijs werd gegeven. Overigens ook de enige school waar ik vijf jaar lang ben gebleven, tussen mijn 15de en mijn 20ste.

De school onderscheidde zich van andere scholen, door de ‘vrijheid’ die je er genoot. Een school waar je mocht roken (ik weet het… klinkt nu niet meer zo hip), en waar je nooit hoefde in een rij naar een klas te lopen. Kortom, de enige school waar in plaats van een scholierenmentaliteit een studentenmentaliteit heerste. In de A6A1 hadden ze dan ook een verkozen studentenleider. Een paar daarvan zullen later uit mijn eigen klas komen.

En toch waren ook daar nog eigenaardige gebruiken in zwang. Je had er een vaste klas, n tegenstelling tot bijv. Het atheneum waar je met je hele hebben en houden na elk lesuur door de gangen mocht zeulen naar die klas waar je dan weer les had. Niet de leerlingen hadden daar een klas, wel de leraars. Op de RHHS mocht je slechts verklassen naar een lokaal voor scheikunde, of naar het taallabo. Dat laatste was een in die dagen ultramodern uitgerust klaslokaal opgedeeld in afzonderlijke boxen, waar je plaatsnam, een hoofdtelefoon opzette, en de op bandjes opgenomen oefeningen uitvoerde. De juf kon met iedereen afzonderlijk meeluisteren, en slapen in de les, was dus niet aan de orde. Op elk ogenblik kon haar stem in je oren schallen, om je te verbeteren. Op school was een technieker aanwezig, alleen al voor dit taallabo. De broer van F. Met wie we later nog regelmatig jeugdhuis Dido zullen bezoeken.

Een andere ‘eigenaardigheid’ betrof enkel de meisjes. Zij waren verplicht een allesbedekkende lange schort te dragen. Vergelijkbaar met de schorten die de schoolmeesters in de jaren stillekens droegen wanneer ze voor de klas stonden.

Gelukkig was er omzeggens geen leraar of -es die er aan tilde wanneer de meisjes hun schort in de gang, aan de kapstok lieten hangen. Enkel wanneer er weer eens iemand in de klas opmerkte dat ‘den directeur’ over de speelplaats richting klaslokalen wandelde, stoof al wat rokken aanhad, de gang in, grabbelde de schort vast, schoot die in sneltreinvaart aan, om nog half verwilderd plaats te nemen in hun bank.

Die schorten werden overigens vaak gedragen tijdens de examenperiode, en daar was een hele goede reden voor. Gedurende het jaar dienden de ‘ruggen’ dikwijls, als tijdverdrijf, als schetsblok. Daar bestond toen geen naam voor, maar vandaag zou men het graffitti noemen. Namen van geliefden, hartjes, make love not war slogans, enz… en daarin verweven kon je al eens het vlijde postulaat van Euclides tegenkomen of een derdemachtsworteltrekking. Dingen die we nodig hadden tijdens de examens…. Schorten werden soms ook gebruikt als afleidingsmiddel, en vooral tijdens de examens, als bildekker. Joke droeg doorgaans elegante broeken, maar tijdens die examens showde ze toch vaak haar elegante dijen, en de daaropgeschreven stellingen of jaartallen die ons van pas kwamen, in die warme junidagen. Oh heerlijke zomerse juni dagen, daar op die bank achter Joke en Jenny.

En dan…. kwam er plots een einde aan de schorten. Een jongen uit een hogere klas, die het absurde inzag van een regel, die toch amper gevolgd werd, schreef in het schoolblad een prachtig, ironisch, verhaal over een ‘scortengebod uit 1580’. De week daarop besliste de directeur die, de ironie machtig was, dat schorten voortaan niet meer hoefden. (*)

Het was een tijd, waarin men in het rijksonderwijs nogal wat veranderingen doorvoerde. Elke nieuwe minister van onderwijs wilde zich toen profileren,. Iets wat blijkbaar niet erg veranderd is na 50 jaar. Er kwam een regel die toeliet dat vastbenoemde leraren hun overplaatsing konden vragen om dichter bij huis les te geven. Iets waar gretig op in werd gegaan. Voor onze school, wel een ramp, want er waren behoorlijk veel jonge nog niet benoemde leerkrachten. Door die verdringing zijn er heel wat ‘uitgetreden’ uit het onderwijs, en bijv. verkast naar de banksector, waar ik ze later wel eens tegenkwam. Wie weigerde, zoals onze Aalsterse lokale leraar geschiedenis mocht dan in een opengevallen gat plots Engels en Nederlands onderwijzen, wat hem niet zinde. Uiteindelijk belandde hij voor x jaren in zijn carrière in Oostende, meen ik mij te herinneren. Ik kwam hem later nog wel eens tegen als sportverslaggever op atletiekmeetings, toen onze kinderen op weg waren naar een sportcarrière die niet helemaal uit de verf is gekomen.

De enige school in Aalst, waar niemand uit ons gezelschap ooit, terechtkwam, en die mogelijks nog wat vrijer omsprong met haar schoolgaande jeugd was de Academie. Dat was echte iets voor drop-outs. Ik bedoel maar, daar kwam je thuis niet zomaar mee weg.

Zeer recent las ik het boekje van Cas Vander Taelen waarin hij op zoek gaat naar ‘Het kostuum van zijn Overleden vader’, die hij nooit gekend heeft. Een man die ooit 1 jaar eerder dan ‘68 nog lesgaf aan diezelfde Handelschool. Cas bezoekt de school en staat wat verbouwereerd naar de onaangename ingang te kijken vlakbij een grote betonnen parkingvlakte. Wel Cas, ik kan je gerust stellen: die ingang is nooit de ingang geweest waarlangs wij de school betraden. In de jaren 50 en 60, stond aan die kant nog een hoge bakstenen muur, met hoge bommen ervoor. Bomen die in september hun ‘propellertjes’ verloren en die lieten neerdwarrelen op onze koer. Elke dag even na 11 uur kwamen over die muur talrijke katten de koer op geslopen op weg naar de keuken, waar ze vast en zeker op hun wenken werden bediend. Aan de rand van die koer bevond zich een bordes tegen de regen, en bevond zich ook een wcblok. Het was daar dat gedurende de speeltijden dat de jeugd bijeentroepte in minirok en beatlehaar, en sigaretten rookte. Ik meen mij nog goed de aankomende Aalsterse jonge muzikant JVDS, haren tot op de schouders, te herinneren.

De ingang van de school bevond zich op de Keizerlijke Plaats (Keizerlijk Plein), naast de ingang van de ‘werkbozze’ (RVA). Via een houten poort liep je naar binnen. Links in dat statige herenhuis, bevond zich de kamer van de portier (een broer van René Van der Speeten, bekend van radio en TV), en een bureau verder de kamer van de directeur. Met zicht op de doorgang naar de koer, bevond zich de leraarskamer. Via enkele glazen deuren kwam je daarlangs en kon je je fiets achterlaten in een van de fietsenrekken. Wij slaagden er ooit in in ons jeugdig entoesiasme na een studiereis om met onze fietsen een van die glazen deuren te rammen. Het kon niet snel genoeg gaan, die korte sprint, vanaf het fietsenrek naar de cafés in de er tegenover liggende Korte Nieuwstraat. Recht naar de Monopole, een stamkroeg wat verder gelegen dan Den Amber (maar was die er al in 68?).

Die nieuwe ingang langs de Keizershallenparking is veel later gekomen, in een tijd dat een aantal containerladingen werden vervangen door een nieuwbouw. De Hansdelschool explodeerde, wat leerlingenaantallen betrof, in de jaren zestig, vanwege de naoorlogse babyboom. Met als gevolg een gebrek aan infrastructuur. Een turnzaal was er niet, enkel een ouderwetse schuur, waar je je kon omkleden om buiten, vaak in de vrieskou, basket of valley te spelen. Een refter was er wel, maar ook die was te klein, waardoor er in schiften werd gedineerd. Dit had voor gevolg dat een aantal klassen les kregen tot 12 uur 50, en pas in de namiddag dienden te herbeginnen om 20 na 2. Je fietste in alle rust op en neer naar huis, en kon leuke radioprogramma’s meepikken die anderen nooit te horen kregen.

De afdeling Boekhouden, die ik had gekozen ‘omdat er slechts een jaartje steno werd gegeven’ en al helemaal geen Duits, had per week slechts xx aantal uren les. Dit leverde op dat je doorgaans op dinsdag en donderdag al om 3 uur en 10 kon stoppen. E2n dat in een tijd dat de colleges en technische scholen verplichte uren studie mee organiseerden en de toenmalige jongeren tot 5 uur op de schoolbanken hield.

De Handelschool, voorwaar een paradijs…..

Zeg maar… de pre-vakantie in juni 68.

Zaterdag, 22 juni 68. Deze morgen vlammendste slecht weer. Samen met de moeder van R. inkopen gedaan. Met Robert en PDN bij ons op straat nog gebabbeld.

Zondag, 23 juni 68. P.L. kwam en vroeg ons om mee te gaan naar de Messine. L., en Lutgarde en Marie-Therese uit Lede gaan daar naar school. Het feest was bijna afgelopen. Toch nog de werkjes van de meisjes bewonderd. Nadien naar de Volkskring nog geweest. P. vertelde dat zijn broer vroeger bij A. thuis ging biljarten. Hij vroeg om mee te gaan om daar ook te gaan biljarten, maar dat durfde ik dan toch weer niet.

Maandag 24 juni 68. Het zomerhuisje een bezoek gebracht. (Lees: fruit gaan plukken zonder dat het mocht).

Dinsdag 25 juni 68. Naar de markt met moeder. We kwamen A. tegen met het haar netjes in een staartje, en met witte kousjes tot onder de knie. Ze zette een perfect heiligen gezicht op. Met Robert nog staan discussiëren.

Woensdag 26 juni 68. Met S. naar Nieuwerkerken en Mere. Hij kreeg daar van een of andere knuppel nog een radio. Nadien daarmee naar JDN die het ding ging proberen te repareren.

V. zou graag vakantiewerk doen.

Donderdag, 27 juni 68. Gras gemaaid, en nadien naar stock Americain samen met S.

Vrijdag 28 juni 68. Ik moest om 10 uur op school zijn voor de proclamatie. Gelukkig geen enkele buis en 70 procent. Ik kreeg nog een boekje over Mozart. V. is er ook door en heeft dus nu ook zijn diploma Lager Middelbaar. A. beweert nog altijd dat ze naar Aalst zal naar school gaan.

Zaterdag 29 juni 68. G. heeft nog bij mij gestaan. H.S. heeft twee buizen, L. heeft een buis op nederlands. ‘s Avonds bij Dizjeken (Desiré) aan zijn muur gezeten.

Zondag 30 juni 68. V. beweert dat hij van gans de vakantie niet buitenkomt.

‘s Avonds gingen we uit in Aalst, R. en ik, waar we op Dré en de Winne botsten. We gingen eerst naar Ons Huis, en daarna naar de MGA zolder in de Schoolstraat recht tegenover Cinema Palace. We gaven het meisje dat er bestelde 7,5 op tien, vooral voor haar benen. (#Metoo daar hadden wij nog nooit van gehoord. EDS). Ze vroeg ons of we al een lidkaart hadden, kwestie van veilig te zijn, mocht de politie langskomen. We tekenden het gastenboek, waarbij R. tekende met een valse naam, vanwege zijn ‘nog geen zestien’ zijn. Ze zouden onze lidkaart naar huis opsturen. Terug naar Ons Huis waar we een mooi meisje 8/10 gaven, en bestudeerden hoe ze danste.

En toen begon de vakantie pas echt…..

(*) dit gebeurde niet in 68, maar vermoedelijk in 69 of 70.

De Voorpost | 17 november 1978 | pagina 18



Uit een dagboek geschreven in ‘68 (juni de eerste week)

Forever Young Posted on 05 jun, 2018 15:04

Juni 1968, de eerste week.

Mei 68 is de geschiedenis in gegaan als een van die ankerpunten waar historici, de overjaarse linkerkant, en zij die maar wat graag geloven dat “wij” toen alles hebben veranderd, naar teruggrijpen, om er rond een nieuw kampvuur over te discussiëren.

Wanneer ik weer eens een jonge gast ontmoet die met tranen in de ogen naar ons opkijkt omdat wij “de golden sixties” echt meemaakten, dan kan ik het toch niet nalaten om hem er op te wijzen, dat het inderdaad de moeite was om dat te beleven: dagelijks op TV beelden uit Vietnam van uitgemoorde dorpen, zesdaagse oorlogen in het midden-oosten, betogingen in Parijs, de Tsjechen die plots Russische tanks door hun straten zien rijden, en beelden uit Amerika waar de ene dag de zwarten betogen voor meer burgerrechten en de volgende dag opnieuw een Kennedy wordt neergelegd.

Op zes juni noteer ik dan ook het volgende:

Senator Bobby Kennedy werd gisteren neergeschoten. Ik ben er diep van onder de indruk. Hij is ten eerste al vader van 11 kinderen, en tweede een mens die streed voor de vrede. Hij werd gisteren neergeknald. Even later kwam het bericht dat Bobby overleden is. Het was een schok voor de gehele wereld dat deze 42-jarige vredesmens van de aardbodem is verdwenen. Hij volgde zijn broer in de dood. Nu blijft er enkel nog Edward Kennedy.
‘s Avonds bij R. nog naar een film gekeken over het leven van Robert Francis Kennedy.

Het is bijna niet te geloven: eerst John Kennedy, later Martin Luther King, en nu Robert Kennedy.

Dat dit gebeurde precies aan de vooravond van de eerste verjaardag van de zesdaagse oorlog uit 1967, zal later genoeg vragen opwerpen.

In het najaar van 68 opent in Lede een nieuw jeugdhuis zijn deuren: De Leeuwerik. Een herinnering aan die tijd blijven de foto’s van deze drie mannen aan de wand, waar je langs moest op weg naar de wc. Tussenin hing een tekst:

‘There are those that look at things the way they are, and ask why? I dream of things that never were, and ask why not?’ Robert Kennedy.

Sirhan_Sirhan, de moordenaar, leeft nog, zit een levenslange gevangenisstraf uit, maar verschijnt om de vijf jaar opnieuw voor paroolrechters, in functie van vrijlating. In 82 verklaarde hij zelf dat zijn motieven ingegeven waren door de Palestijns-Israëlische kwestie. Tegenwoordig houdt hij vol dat hij zich van de periode 68/69 niets meer herinnert omdat zijn hersenen in die tijd “geprogrammeerd waren” en dat de gebeurtenissen naderhand gewist werden…..

Wie er meer over wil lezen kan terecht op: https://en.m.wikipedia.org/wiki/Sirhan_Sirhan



Uit een dagboek geschreven in ‘68 (Mei ‘68)

Forever Young Posted on 31 mei, 2018 18:26

Mei 68: radio- en dansproblemen. Photo: © Marc Riboud

Inderdaad, wat mei 68 betreft, hadden we voornamelijk te kampen met alles overstelpende problemen die zich afspeelden rond de dansvloer. Op onze eigen kamertjes hadden we oude niet meer gebruikte radio’s gesleept, die we met man en macht opnieuw probeerden aan de praat te krijgen. Op zoek naar radiolampen, afschermkappen voor die lampen en antennes.

Ons uitgaansleven beperkte zich in mei 68 tot het bezoeken van schoolfeesten in het naburige Lede, waar de meisjes uit de buurt school liepen. Schoolfeesten waren er genoeg: het college had er eentje voor de lagere school en eentje voor het middelbaar. Idem voor de meisjes die naar Stella Matutina gingen, waar ze zelfs nog in een apart gebouw een snit en naad afdeling hadden.

En dan was er nog de Messine. Een school in het vroegere kasteel van Mesen (thans “gerenoveerde” gevelruïne). School voor juffrouwen. Zelfs ex-burgemeester Anny Demaght van Aalst liep er ooit school.

De meisjes uit onze buurt werden belaagd door wat rijpere gasten uit andere buurten, die zich al op een dansvloer waagden. Iets waar wij helaas nog niet hadden bij stilgestaan, maar wij zwoeren dure eden dat daar verandering in zou komen.

Ik maakte geen enkele notitie over de toestand in Frankrijk. Uit mijn herinnering weet ik wel dat wij dat volgden via radio en nieuwsflashes op TV. De opgeworpen barricades staan mij nog zo voor de geest. Maar bij ons was die strijd maanden eerder gestreden, toen wij op de straat kwamen voor Leuven Vlaams. Vermoedelijk waren we toch nog net te jong om de volledige impact te kunnen inschatten van wat zich in Parijs afspeelde. Overigens werd begin juni dit nieuws behoorlijk snel verdrongen door alweer een Kennedy, die werd neergelegd.

Voor de samenvatting van wat zich in Parijs afspeelde heb ik maar wat graag beroep gedaan op het “onovertroffen” Wikipedia. Lees dus met een grove korrel zout.

De tegenstelling tussen mijn eigen schrijfsels en besognes in mei 68 kunnen niet groter zijn dan wat er zich afspeelde 300 km zuidelijker.

——————————

Dag na dag

Woensdag, 1 mei

Geprutst aan de radio en een antenne geplaatst. Robert was nu met een meisje die hij wijsgemaakt had dat hij Robert Greeny heette en dat hij in de Aquariusstraat op nummer 5 te Londen woonde. Hij sprak er enkel Engels mee.

Donderdag, 2 mei

A & L sturen ons kaartjes vanuit Geraardsbergen waar ze op stap waren met de VKAJ werking. Om het minder te laten opvallen bij iedereen thuis, hadden ze naar P. R. V. en mijzelf op de kaartjes elke keer als afzender een van onze namen meegegeven. Ik kreeg dus een kaartje van R. en hij een van mij.

Stuyver kan aan nog een stuk of vier oude radio’s geraken vertelt hij ons.

Parijs: 2 mei de universiteit van Parijs (nu Paris Nanterre Uni) wordt gesloten.

Vrijdag, 3 mei

De kaartjes kwamen vandaag overal aan, behalve bij mij, omdat ze de familienaam van mijn moeder hadden gebruikt, in plaats van de mijne. Overigens de ma van V. had direct door uit welke hoek de wind waaide.

Parijs: 3 mei 1968 Studenten van de Sorbonne campus van de University of Paris (vandaag Sorbonne University) in Paris komen samen om te protesteren tegen de sluiting van Nanterre.

Zaterdag, 4 mei

We reden naar de stock americain in Aalst omdat we hadden gehoord dat ze daar okazie radiolampen hadden.

‘s Avonds nog de bliksem bestudeerd.

Zondag, 5 mei

Schoolfeest op de Stella. A. mocht er show geven in haar witte rokje en haar korte witte kousjes. Cremer en Beelaert uit de klas van V. van het college stonden nog een tijdje bij ons. Later stelden we tot onze grote verbazing en verbijstering vast dat A. aan het handje liep van “de witten”, een opgeschoten slungel van de Keiberg. Een indringer op ons territorium. Dat was het. Even tevoren hadden ze nog samen gedanst.

De teerling was geworpen. Dansen zou onze regel worden, want wij wilden toch wel bij al die meisjes onze kansen veilig stellen. V. zwoer krachtig dat hij op de Breugelfeesten zou dansen. Hij kon makkelijk praten, want hij had twee oudere zusters, waar hij in de leer kon.

Parijs: 6 mei de nationale studentenvereniging Union Nationale des Étudiants de France (UNEF)—de grootste studentenbond in Frankrijk op vandaag—en de bond van universiteitsproffen riepen op om te protesteren tegen de invasie van de politie op de Sorbonne. Meer dan 20.000 studenten werden op de been gebracht.

Ook de Hogeschool studentenverenigingen riepen op tot deelname.

Dinsdag, 7 mei

Het afspraakje had maar een half uur geduurd ontdekten we, wat ons toch enigszins gerust stelde, en er kwamen nog schoolfeesten aan.

Parijs: 7 mei Alle studenten sluiten zich bij elkaar aan net als een groeiend aantal jonge werknemers.

Bij de Arc De Triomphe eisen zij:
-Dat alle criminele tenlasteleggingen tegen studenten zouden vervallen.
-Dat de politie de universiteit zou verlaten.
-Dat de autoriteiten de universiteiten van Nanterre en Sorbonne opnieuw zouden openstellen.

De onderhandelingen werden afgebroken en de studenten keerden weer naar hun campus, na een “fake news” bericht waarin werd aangekondigd dat de regering had besloten tot een heropening van de uni’s. Ze stelden enkel vast dat de politie nog altijd de universiteiten bezette. Dit stak bijna het vuur agan de lont bij de studenten.

Woensdag, 8 mei

Dag van de Vrede en dus geen school. Niemand gespot op de Kleine Steenweg, en dus reed ik rond zeven uur tot aan de molen. Daar stond ik dan vanop het bruggetje de mooie natuur en de prachtige erbij horende hemel te bewonderen. De natuur begint er prachtig uit te zien met al dat groen. Toen ik mij omdraaide om terug te rijden, moest ik wel naar de achter mij al bewolkte hemel kijken. Het is net alsof ik een mooie tijd van mijn leven heb doorgebracht, en nu in de harde werkelijkheid terugkeer, mijmerde ik bij mezelf.

Ik ben dan toch maar op huis aan gereden, om nog een boekje te lezen en bedwaarts te trekken.

Donderdag, 9 mei

A & L aan de deur gehad met kaartjes voor Unicef.

Vrijdag, 10 mei

We maakten met ons jaar een studiereis naar de luchthaven van Zaventem. Andere scholen maakten een jaarlijkse schoolreis. Bij ons lag dat anders. Wij maakten elk jaar een drietal kleinere studie uitstappen.

Behoorlijk spectaculair om zo in een hangar naast een Boeing 707 te staan, de motoren horen op gang komen, om het gevaarte traag zien naar buiten te taxiën, om het daarna te zien opstijgen om tenslotte te verdwijnen achter de wolken.

Op de terugweg, ondanks ons gezaag toch nergens meer gestopt.

Parijs: 10 mei opnieuw massabijeenkomst aan de Rive Gauche.

De Compagnies Républicaines de Sécurité verhinderde dat zij de rivier zouden oversteken. De studenten richten barricades op, waarna zij ‘s nachts rond 2:15 door de politie werden aangevallen. Negociaties liepen nadien weer op niets uit. Honderden werden er de rest van de nacht gearresteerd. Radio en TV berichten over de schade

Er vielen beschuldigen als zou de politie zelf deelgenomen hebben aan de rellen via agents provocateurs (uitlokkers), door auto’s in brand te steken en Molotov cocktails te gooien.

Het hardhandige optreden van de regering bracht een golf van sympathie teweeg voor de stakers. Dichters en zangers sloten zich aan bij de beweging. Zelfs buitenlandse Amerikaanse artiesten sloten zich aan.

De grootse linkse vakbonden, de Confédération Générale du Travail (CGT) en de Force Ouvrière (CGT-FO), riepen op tot een eendagstaking met demonstratie op 13 mei.

Zondag, 12 mei

R. en ikzelf fietsten met Robert en Paul mee naar jeugdhuis ‘Berg en Dal’. We vonden het daar machtig, en ze speelden er nog de goede laatste nieuwe platen ook.

Parijs: 13 mei Met meer dan een miljoen marcheerden ze door Parijs. De politie bleef uit het zicht. Eerste minister Georges Pompidou kondigde persoonlijk aan dat de aangehouden studenten zouden worden vrijgelaten en dat de Sorbonne zou worden geheropend.

Dit leidde er niet toe dat de studenten ophielden. Integendeel ze werden nog actiever.

Bij de heropening van de Sorbonne bezetten de studenten de campus, en riepen de plek uit tot een autonome “volksuniversiteit”. De publieke opinie volgde initieel, maar keerde zich toch snel tegen hun leiders, die op zich op tv gedroegen als onverantwoorde utopisten die de consumenten maatschappij wilden vernietigen.

In de erfopvolgingen weken, werden ongeveer 401 actiecomités opgericht om de grieven tegen regering en maatschappij te noteren inclusief het Sorbonne Occupation Committee.

Dinsdag, 14 mei

Na school op de Kleine Steenweg de tijd verpraat. Discussie over wat nu wel de lelijkste meisjesnamen waren. V. opteerde voor Marie-Thérèse. Daar waren we het niet mee eens.

Parijs: 14 mei werklieden bezetten fabrieken, te beginnen met een zitstaking bij Sud Aviation tegen Nantes. Vervolgens werd een onderdelenproducent van Renault bij Rouen bezet, wat zich verspreidde naar Renault te Flins in de Seinevallei en het voorsteedse Parijse Boulogne-Billancourt.
Donderdag, 16 mei

Radio uiteengehaald en opnieuw in elkaar gezet.

Parijs: 16 mei: werknemers bezetten nagenoeg 50 bedrijven

Vrijdag, 17 mei

Cremer wordt 17 vandaag. Met de fiets bij Vijverman voor een nieuwe ketting en een stel tandwielen.

Parijs: 17 mei reeds meer dan 200.000 stakers.

Er volgt een sneeuwbaleffect en de dag er op zijn er al 2 miljoen stakers, en dat loopt verder op tot 10 miljoen in de daaropvolgende week. Ruwweg twee derde van de werkende bevolking.

Als neveneffect proberen vakbonden tijdens die stakingen hun eisen op tafel te leggen voor o.a. het optrekken van het minimumloon met 35 procent en verhogingen voor andere werknemers met 7 procent.

Zaterdag, 18 mei

Aan de kerk (avondmis) verkochten de meisjes Rerum Novarum, plaatjes. V. zijn moeder wierp ons nog toe: “Jullie hebben dat zeker niet moeten betalen?”

Ze nodigden ons terloops nog uit om zeker naar het college te komen.

Zondag, 19 mei

Collegefeest. De meisjes dansten tango (eigenlijk slow) onder elkaar. Aan ons hadden ze immers niets op dat ogenblik. Ook al hadden we maar wat graag onze armen rond het meisje met het rode minirokje geschaard.

Donderdag, 23 mei

Naar het schoolfeest van de coupe geweest (de snit en naad afdeling van Stella Matutina). Dat was uiteraard om de al, wat oudere Magda aan het werk te zien.

W. reed niet mee. Die was met een nieuwe opgedoken gast (uit de wat verderop gelegen serres) naar het jeugdheem gegaan. Het ging om een zekere D. iemand waar ik ooit nog naast zat in de kerk, toen we een jaar of tien of elf waren en verplicht naar de “lering” moesten. (catechismus ter voorbereiding van onze plechtige heilige communie). Dat duurde overigens maar enkele weken tot ik overschakelde naar de kerk in ons eigen dorp.

Zaterdag, 25 mei

Naar de avondmis. Cremer vertelde nog dat hij het donderdag aan eentje had gevraagd, en dat het enige resultaat was dat ze hem uitgekafferd had.

Zondag, 26 mei

De radio van V. stond nog bij JDN, en zou niet meer te maken zijn. Dus toog ik met V. daarheen met de bedoeling van hem een schermkap voor een radiolamp af te kopen. Wel een uur lang hebben we daar over geruzied (onderhandeld?).

Na halfvijf vertrokken naar het schoolfeest van het college, via een omweg langs Smetlede kermis. Op dat schoolfeest heb ik uiteindelijk V. een pint betaald voor die schermkap. De rest van de tijd hebben we bestudeerd hoe dat slow dansen nu precies in elkaar zat. Zelf waagden we ons niet op die dansvloer. Die “wittekop” danste er met allerhande meisjes. V. riep nogmaals uit: “Goe weten. Volgende week dans ik op de Breugelfeesten.”

Er staat na deze dag een dubbele rode lijn in het DB. Zestien worden moet toch wel enige impact gehad hebben.

Parijs 25 en 26 mei

Bij de Grenelle akkoorden op het Ministerie van Sociale Zaken wordt een minimumverhoging van 25 procent voor de laagste lonen en een gemiddelde verhoging van 10 procent op tafel gelegd. Dit werd verworpen door de bonden, enj de staking ging verder.

De werkende klasse en de top intellectuelen waren solidair in hun eisen voor een grote omslag voor wat betreft de rechten van werknemers.

Maandag, 27 mei

Van alle kanten gelukwensen gekregen op school.

Parijs: 27 mei De UNEF verzamelt 30 tot 50.000 mensen in het Stade Sebastien Charlety op een zeer extreme militante bijeenkomst waar de val van de regering werd bepleit, en er werd opgeroepen voor nieuwe verkiezingen.

De socialisten zagen een opportuniteit om zich op te werpen als compromis tussen De Gaulle en de Communisten.

Parijs: 28 mei Francois Mitterand van de Federatie van Democratisch en socialistisch Links verklaarde “dat er geen staat meer was” en dat hij klaar was om een nieuwe regering te vormen. In 65 haalde hij 45 procent van de stemmen bij de presidiengtsverkiezingen.

Parijs: 29 mei Pierre Mendès France verklaarde eveneens dat hij klaar was om een nieuwe regering te vormen. In tegenstelling tot Mitterand wou hij wel in zee met de commun isten.

President De Gaulle stelt een vergadering van de Ministerraad uit. In alle stilte verwijderd hij ook zijn persoonlijke documenten uit het Élysée Palace. Aan zijn schoonzoon Alain de Boisieu laat hij weten: “ Ik wil ze de kans niet geven om het Elysee aan te vallen. Het zou te betreuren vallen mocht het tot bloedvergieten komen in mijn persoonlijke verdediging. Ik heb besloten om te vertrekken: niemand valt een leeg paleis aan.”

De Gaulle weigert ook Pompidou’s verzoek om de Nationale Assemblée te ontbinden, want hij vreest dat de Gaullisten bij nieuwe verkiezingen zouden kunnen verliezen.

Om 11 uur zegt hij tegen Pompidou: “ Ik ben het verleden, jij bent de toekomst. Ik omarm je.”

De regering laat weten dat de Gaulle naar zijn buitenverblijf vertrokken was in Colombey-les-Deux-Eglises. Volgens geruchten zou hij daar zijn afscheidstoespraak gaan voorbereiden.

In werkelijkheid vloog de presidentiële helicopter niet naar Colombey. Hij vertelde eigenlijk niemand waar hij heen ging.
Vermist voor meer dan zes uur. Pompidou riep uit: “Hij is het land ontvlucht.“ Deze “verdwijning” en het niet doorgaan van de ministerraad sloeg de fransen met verstomming.

Men bereidde zich voor op het ergste. Documenten werden verbrand, en sommigen dachten aan het bewapenen van de eerste minister. Geld afhalen bij banken werd moeilijker. Benzine voor personenauto’s werd schaarser.

Wat de Gaulle echt deed, was hulp zoeken bij de legertop in het Duitse Baden-Baden in het franse militaire hoofdkwartier bij generaal Jacques Massu die hem prompt aanraadde terug te keren naar Frankrijk.

Donderdag, 30 mei

We kregen vandaag van twee gasten uit de A6A1 een proefles. Die mannen volgden een zogeheten D-cursus op school, en wij van het eerste jaar werden opgevoerd als proefkonijnen.

Ik bedacht dat ik dat later ook wel zou willen doen.

Parijs: 30 mei De teruggekeerde Gaulle (naar Colombley) laat de Ministerraad dan toch doorgaan. Zijn familie bleef wel nog enkele dagen in Baden-Baden.
Deze episode uit de Gaulles presidentschap werd pas bekend in 1982.

De politie verwachtte 50.000 betogers onder leiding van CGT (het waren er 4 à 500.000) en die marcheerden door Parijs al zingend: “Adieu de Gaulle”.

De Parijse politie vermeed alle geweld. Later zullen de communisten verklaren dat ze niet uit waren op gewapende opstand en dat er slechts 2 procent extremisten deelnamen.

Stel dat er een revolutie was uitgebroken: hoe keken de fransen daar naar?

Uit een kort erna gehouden onderzoek blijkt dat 20 procent de revolutie zou gesteund hebben, 23 zou tegen geweest zijn, en 57 procent zou zich uit de voeten gemaakt hebben. 33 procent zou militair ingrijpen hebben bevochten, en slechts 5 procent zou dit gesteund hebben. De meerderheid zou zich hebben gedeisd gehouden.

Parijs: 30 mei om 2:30 ‘s namiddags overhaalt Pompidou de Gaulle om de regering te ontbinden, en op te roepen voor nieuwe verkiezingen. Twee uur later laat hij weten niet te zullen aftreden. Verkiezingen zijn voorzien voor 23 juni.

Hij draagt alle werknemers op om opnieuw aan de slag te gaan, om de noodtoestand te voorkomen. De regering had gelekt dat het leger aan de poorten van Parijs stond.

Onmiddellijk daarna marcheerden 800.000 aanhangers over de Champs-Elysées met de nationale vlag. Een door de Gaullisten reeds op voorhand geplande march. De communisten leggen zich neer bij de verkiezingen. De dreiging van een revolutie was voorbij.

Gedeeltelijk overgenomen uit Wikipedia: https://en.m.wikipedia.org/wiki/May_1968_events_in_France



Uit een dagboek geschreven in 1968 (deel 3) – Paasvakantie

Forever Young Posted on 19 apr, 2018 22:46

Paasvakantie 1968.

Ik reed rond kwart over een naar school. Aan de beek stond R. een mooie rat te bewonderen die daar als een mes door het water kliefde. Ik leer nu op mijn kamer. Stukken interessanter. Ik kan er steeds de mooie natuur bewonderen. Ik zou den bak moeten in orde krijgen. (radio gekregen van R. die ooit toebehoorde aan zijn grootvader: Rieken de Plekker).

Op school liep alles gewoon zijn gangetje. Spreekbeurt Nederlands, gelukkig een week uitgesteld, wegens afwezigheid van Martine, de lerares Nederlands.

Carnaval kwam en ging in Aalst en Lee, en wij beleven ons concentreren op de meisjes uit de buurt. Al snel bleek dat de ene zijn vis wat beter bakte dan de andere, en dat wat allemaal zo doodernstig bleek, nu vijftig jaar later toch maar wat kalverliefde bleek. Al zal voor enkelen, niet zoveel later, zoals zal blijken, daar pijnlijk verandering in kwam. En toch, we weten nu…. dat niets voor eeuwig is.

Ook in 1968 werd het eerst lente en pas daarna Pasen. Een wetmatigheid als geen ander.

Terugblikken op de lente van 68, en kijken naar de frisgroene nog ontluikende natuur leert mij, dat ik zoveel jaren dit aan mij heb laten voorbijgaan, vermoedelijk in de wetenschap: everything that dies baby, someday comes back, om het met B. Springsteen te zeggen.

En toch als er in het leven iets te betreuren valt zijn het de vele jaren in de gevangenis van een werkomgeving. En te beseffen, dat het anders had gekund….

Neem nu zondag, 24 maart, een typische dag als elke ander of toch niet…..

Een typische dag waarin we doelloos rondfietsten op zoek naar de meisjes uit de buurt. Van het voetbalpleintje van café Fonteintje naar de Molenstraat. Van de Molenstraat naar het jeugdheem, waar men kort daarna de naam van ‘Berg en Dal’ nog zal omvormen naar ‘Dido’, dit nadat Bosteels (een priesterzoon uit een Aalsterse kousenfabriek) de parochie had verlaten voor het naburige Lede. Het waren de begindagen van de opkomst van de jeugdhuizen. Kort daarop liet dezelfde priester, nu kersvers onderpastoor geworden, ook daar een jeugdhuis bouwen en gaf het de al even prozaïsche naam ‘Leeuwerik’. Legendarisch enkel en alleen omdat niet zoveel later de Voodoos er zouden spelen.

De jeugd sprak gewoon over ‘het lokaal’ wanneer ze er heen gingen. Overigens dit Berg en Dal (Dido) had niet direct bij alle lagen van de bevolking een even goede naam. Sommigen hadden het over een duister hok, waar amper een lampje brandde, en waar dingen gebeurden die ze zelfs, in die dagen, niet zouden hebben durven biechten. Weet je wel de Golden Sixties waarin Armand zong over Blommenkinders en waar Boudewijn De Groot Nacht en Ontij voorbereidde. Als de rook om je hoofd is verdwenen….

S. moest met zijn ouders naar het ‘lof’ in de dorpskerk. S. was nog jong en zoals dat heette voorbestemd om net als zijn heer-oom die beeldhouwer-priester was in diens voetstappen te treden. Wat wij toen niet beseften, was dat dit helemaal zijn bedoeling niet was, en dat hij koppig als een ezel, er later ook voor zorgde dat het niet gebeurde. Zelfs al werd hij als interne naar het klein seminarie in Sint-Niklaas gestuurd.

Dat ‘lof’ werd overigens behoorlijk snel afgehaspeld, want amper een half uur later vervoegde S. ons al. R., S. en ikzelf hadden A. en L. zover gekregen dat ze richting Groenstraat reden, waar uiteraard geen geschikte hoek noch kant te vinden was, en de onderneming op niets uitliep.

Daar is de lente, daar is de zon…

Maandag, 25 maart 1968.

De lente liet zich duidelijk merken. Na school bewonderde ik onze hof, die er beter bij lag dan ooit. Nog een es omgezaagd.

Woensdag, 27 maart 1968

Nog steeds dat mooie lenteweer. In de namiddag reden we naar Steenberg, naar de vijver, waar die supergrote ‘groeistenen’ lagen. (*)

Om de een of andere reden kaartten we er na over onze tocht naar Hofstade (bij Mechelen) die we tijdens de grote vakantie in 1967 hadden ondernomen. Wij, dat waren R. en ikzelf en verder W., Marcel en André. Marcel en André waren met het idee komen aanzetten tijdens onze eerste vakantie met een echte werkervaring. Maar dat is een apart verhaal waard. (**)

Donderdag, 28 maart 1968.

‘Het weer zoals het nu is kan ik met geen woorden beschrijven’, concludeerde ik toen.

In de uit beton opgetrokken gebouwen van de staatschool was het om te stikken.

‘s Avonds speelden we Russisch kamp met Magda en Olga. Helaas reeds allebei RIP.

Vrijdag, 29 maart 1968.

Nog steeds: the weather.

Zaterdag, 30 maart 1968.

Grond omspitten in de tuin.

Zondag, 31 maart 1968.

Verkiezingen. Benieuwd wie gaat winnen!

(EDS: Dat ik het nergens heb vermeld wie uiteindelijk de ‘gevallen’ VDB opvolgde, laat zien, hoe weinig, of niet politiek geëngageerd we waren).

Wij speelde ‘katje verbleekens’ (verstoppertje). Een kinderspel, dat we nog wel eens plachten te beoefenen zeker wanneer het andere geslacht aanwezig was, en mee deelnam. R. profiteerde er nog al van door met M. te verdwijnen op de schelf van ‘Sjalen van Lokes Dille’.

Het werd al te snel donker….

Donderdag, 4 april 1968.

V. kwam even langs toen ik aan het graven (spitten) was. ‘t Is af sprak hij’. Ik wist onmiddellijk dat hij doelde op A. Dt zou de situatie in de buurt aanzienlijk kunnen veranderen, bedacht ik, toen met quasi zekerheid.

Vrijdag, 5 april 1968.

Vandaag op de Kleine Steenweg vertelde R. over school, maar hield daar toch snel over op toen zijn jongere broer plots aan kwam zetten. Wat wij wel wisten, maar blijkbaar zijn directe omgeving niet, was dat hij slecht boerde op school, en daardoor bij gasten zat, die wij als bijna kleuters beschouwden. Al zal hij het later in het leven, zoals dat heet, nog bijzonder goed op zijn pootjes vallen.

Zaterdag, 6 april 1968.

Een aantal gasten hebben met de post een kaartje gekregen dat ze zich moeten aanmelden bij de BOB in Aalst. Uiteraard dat dit het gesprek van de dag was. Zelfs M. had een ‘uitnodiging’ gekregen, terwijl zij geen betrokken partij was. Een gast, R., die ze later ‘de pater’ noemden en die daar dikwijls was geweest, kreeg geen uitnodiging.

Wat was er aan de hand? In een naburige wijk had een gast de garage thuis ingericht als ‘privéclub’ met de nogal prozaïsche naam van ‘Snokkersclub’. (EDS: blijkbaar bestond ironie toen ook al). Het betrof een soortement mancave avant la lettre, met schaarse verlichting, zachte oude versleten zetels, en verkoop van drank. En dat kon de BOB niet tolereren, en vermoedelijk ook de buren niet.

Iets dergelijks kwam wel meer voor in die dagen. Sommigen, zoals in Hofstade, reikten zelfs een lidkaart uit, en hoopten daarmee de dans te kunnen ontspringen, maar niets gekaart.

Het verhaal deed al snel de ronde dat het om ‘zedenfeiten’ ging.

O. een boerenzoon was bij de eersten die opgeroepen werd door de BOB. ‘Trek het kort’, zei hij, ‘want ik moet mijn beesten nog gaan voederen’. ‘Hoeveel lampen branden daar?’ snauwde men hem toe. ‘Als de deur openstond en de zon scheen, was het daar klaar, en als de deur toe was brandden er zeven lampen,’ diende hij hen van repliek.

Later nooit nog wat van gehoord. Of er ooit voor de ‘uitbater’ wat gezwaaid heeft is mij niet bekend. In elk geval heeft er naderhand boven de toegangsdeur jaren lang een basketring gehangen, en is er bij mijn weten nooit meer iets geschonken in die garage. Al blijft de herinnering trugkomen, telkens ik er op een zomerse dag langs fiets.

Zondag, 7 april 1968.

Begin van de paasvakantie. In die dagen was er op zaterdagvoormiddag nog les tot ‘s middags.

Naar mijn platen geluisterd.

Ik volg de natuur nu bijna op de voet.

Dinsdag, 9 april 1968.

Op de markt kwamen we C. tegen, een gast uit Lede die in de klas bij V. zat. ‘s Namiddags zakte hij af naar de Kleine Steenweg. We speelden een tijdje voetbal.

(EDS: later in dit verhaal zal ook ene C. opduiken, waarmee ik bevriend werd. Wij waren en zijn nog steeds zeer grote muziekfanaten, met een vrij gelijklopende smaak. Het verhaal lijkt o zo erg, op dat van ene Yvan Vaughn, V. in ons geval, die als gemeenschappelijke kameraad twee uit verschillende scholen afkomstige voor elkaar onbekende personen samen brengt (John en Paul in dat geval)).

Woensdag, 10 april 1968

Kluiten kleinen in de tuin.

Nu het vakantie was liepen A. en L. net als wij dagelijks op de Kleine Steenweg. Zoekend en aftastend. R. verklaarde dat hij er nu werk ging van maken, maar toen de confrontatie zich opdrong, reed hij opzettelijk met zijn fiets in de haag, om op die manier wat achterop te geraken. En ook ons duo bracht extra meisjes uit Lede mee, vriendinnen van school. We kwamen wel te weten dat ze zondag, met Pasen, naar de Bossestraat zouden komen. Naar de jaarlijkse Schoolkenskermis. (***)

Donderdag, 11 april 1968.

Patatten geplant.

Plannen maken over hoe we eventueel een Sachs motortje op onze crossers zouden kunnen monteren. Het was vooral R. die bezeten was door motoren.

‘s Namiddags opnieuw naar Steenberg getoerd.

V. en S. gingen naar de Witte Donderdagmis.

Met V. nog gebabbeld over onze voorkeuren voor meisjes. Lange haren, dat was het waar we voor vielen, en zo liepen er niet teveel rond in de buurt.

In het nieuws: een of andere halfgare nitwit had drie eenden koelbloedig afgemaakt.

(Goede) Vrijdag, 12 april 1968.

Van wie we het geleerd hadden om aan meisjes punten te geven, weet ik echt niet meer, maar ik verdenk sterk R. In elk geval A. kreeg zeker 8,5.

Omdat het plan van die Sachs motor ver boven onze mogelijkheden lag, hadden we besloten, om speelkaarten aan de spaken van het wiel te bevestigen met wasspelden. Tijdens het rijden maakte dat een nogal klepperend geluid.

We beseften pas hoe onnozel we bezig waren, toen de meisjes ons voorbijfietsten. De houten wasspelden lagen snel aan de kant. R. had V. een afspraakje laten regelen met L., en dus die twee verdwenen, elk in een andere richting om elkaar ergens in ‘Den Brekkenaar’ terug te vinden. A. bleef handig uit de buurt, door zich te verschuilen bij een bevriend koppel van haar ouders dat in de de buurt woonde.

Uiteindelijk dropen we allemaal, teleurgesteld af, richting huis.

Zaterdag, 13 april 1968.

Naar Aalst naar de markt, en ‘te biechten’ bij de paters van Sint Job.

Nog wat kleren gekocht. Een broek en een hemd. Vooral dat hemd was ‘de rage’. Een Mao hemd (****) in, als ik het mij goed herinner, fel groene kleur. We leken in die dagen wel heel erg op Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick en Tich. Althans wat het scala aan kleuren betreft.
Deze keer moest R. helpen bij het patatten planten.

Zondag, 14 april 1968.

Al vroegen in de ochtend, stond R. voor de deur, om zijn Mao hemd te showen. We reden naar de beenhouwer, luisterden verder die voormiddag naar de radio.

‘s Namiddags bewonderden wij o.a. het vogelpikken per fiets, en even later het bakschieten per fiets. Helaas vergane volkssporten. A. en L. verschenen op het toneel in gezelschap van een kozijn van L. en die liep te pronken met de mantel van A. rond zijn schouders. Voor V. werkte dat als een lap op een rode stier. En dat liep toch weer niet goed af. We hadden ons van dit weekend duidelijk wat anders voorgesteld.

(*) stenen waarin zich nu nog altijd restanten van schelpjes bevinden. Ooit kwam de zee tot daar. En wie zweet, komt ze ooit haar plaats terug opeisen, as we niet opletten.

(**)Lees: ‘Mijn intens korte ervaring als meubelmaker’.

(***) beschreven in ‘Verbooden scens te scieten’.

(****) Mao hemden. Helaas is hierover op het internet niets, maar dan ook niets terug te vinden.



Uit een dagboek geschreven in 1968 (deel 2)

Forever Young Posted on 19 apr, 2018 01:34

Twee dagen is het nu al schitterend mooi weer. Alles komt in bloei. Veel te vroeg, want de ijsheiligen liggen nog op de loer. Alles komt terug. De geschiedenis herhaalt zich, want ook vijftig jaar geleden beleefden we in die week na pasen heerlijke tijden. Pasen viel in 1968 op 14 april, en de week daaropvolgend beleefden we de paasvakantie. Nog altijd doelloos dagen potverteren, en ons bekommeren om wapperende rokken.

Wanneer ik vandaag door ons dorp rij, zie ik de jeugd bij elkaar troepen, jong en zoekend. Het lijkt nog steeds een beetje ‘dorp’ zoals Wim Sonneveld het ons voor zong. Terug naar het land van Xanadu….

Uit een dagboek geschreven in 1968 (deel 2)

Voor de duidelijkheid ‘lichtjes’ aangepast aan de thans vigerende spellingsregels…

Woensdag, 17 april 1968

Vanmorgen ben ik om een uur of tien opgestaan. Ik ben nog bij de beenhouwer geweest. Meer valt er over de voormiddag niet te melden.

Vanmiddag kwam R. mij halen; de sukkel was met zijn crosser. Ik nam de mijne ook maar. We zijn zo voor de grap naar de turfputten gereden. Ik zou liever eens naar de zavelput gereden zijn, dan hadden we nog kans dat we langs A. konden passeren.

Later op de middag zijn we bij W. gegaan. Met die zijn we dan toch langs de zavelput gereden. Ik werd er helemaal week van, zo prachtig was het daar. R. was daar natuurlijk direct: ‘Zijn we verder jong’? Het is daar een machtig zicht. De ganse natuur zien. Ten slotje zijn we dan toch doorgereden. Op de Kleine Steenweg hebben we daar rondgetoerd. R., V. en ik. Plots zag ik A. en L. uit de richting puitenvijver komen. Ik zei niets en de anderen merkten het pas toen ze de straat op kwamen. Ze trokken naar ‘t winkelken; dat was om V niet te moeten voorbijgaan.

Toen ze meenden terug te komen bleven ze ginder ten slotte op straat staan. Ik zei dan tegen V.: ‘Toon eens dat je naar huis rijdt, ze zullen wel langs hier komen’. Hij deed het. R. ging binnen om een pullover. Ik stond daar en ja ze kwamen. Maar natuurlijk V. kwam terug en ze stapten maar verder. V begon in een rondje te rijden. ‘En straks als ze hier zijn rijd ik hun broek uit’ zei die. Ze hadden namelijk een lange broek aan.

‘Als ge niet stopt rijd ik u omver,’ en ik reed terstond op hem in. Hij moest een zwenking maken.

R. was intussen buitengekomen en ik stond bij hem. V. reed nog steeds rondjes tot vlak voor A.’s voeten.

Toen ze voorbij waren riep hij hen nog na: ‘Is’t een broek met bretellen?’. Ik was vlammendste kwaad op hem. Ik zei een ganse tijd geen stom woord meer tegen hem. Ik ben hem toen beginnen uitmaken voor een zeveraar, een onnozelaar. Die vent kan nu eens geen vijf woorden zeggen zonder te zeveren.

Ik ben nog kwaad op hem. Omdat hij er na die bretellen affaire nog andere stampen in gaf.

‘Gij pakt het toch verkeerd aan’ zij R. ‘Als gij terug met haar zou willen meegaan dan zul je ‘t anders moeten aanpakken,’ zei R. nog.

‘Wel’ was zijn antwoord. ‘Ik ben er toch een paar weken mee geweest en jullie zullen d’r nooit mee meegaan, want ze wilt er geen meer uit de gebuurte.’

‘Ken jij haar tot in haar binnenzakken?’ Vroeg ik hem. ‘Ja’ gaf hij ten antwoord.

Dat maakte mij nog woedender. Ik kan hem niet meer uitstaat. Op de duur ben ik maar gaan eten.

Toen ik terug naar de Kleine Steenweg reed waren ze daar allebei een toertje aan het rijden, terwijl A. en L. er voorbij reden. Ik vond hen dwaas, en R. durft hen niets te vragen. Op een gegeven moment waren ze naar de root(*) gegaan. R. en ik vlogen er achter aan. S. volgde.

‘Zeg als ge ze vastpakt,’ begon hij, maar we schoten in een lach. S. die moet je bezig horen. Hij kan zich dan nog zo beestig slecht uitdrukken. R. en ik reden hen na. S. durfde niet uit schrik dat ze hem thuis zouden zien. En toen reed R. doodgewoon voorbij. Wat kon ik doen als volgen? Ze konden mij ook zien van thuis.

We hebben later op de Kleine Steenweg tot 9 uur wat staan praten met A., d.N., R., J.B. en W.

A. en L. zijn daar geel zeker nog een keer of acht voorbijgereden.

(*)de lange root. Een oude langwerpige vlasput waar ooit vlas werd in geroot.

The legend of Xanadu

You’ll hear my voice
On the wind cross the sand
If you should return
To that black, barren land
That bears the name of Xanadu

Cursed without hope
Was the love that I sought
Lost from the start
Was the duel that was fought
To win a heart in Xanadu

Now no footsteps leave their traces
Only shadows move in places where we used to go
And the buildings open to the sky
All echo with the vultures cry as if to show
Our love was for a day
And doomed to pass away
In Xanadu
In Xanadu
In Xanadu

What was it to you that a man lay down his life for your love?
Were those clear eyes of yours ever filled with the pain and tears of grief?
Did you ever give yourself to any one man in this whole wide world?
Or did you love me and will you find your way back one day to Xanadu?

You’ll hear my voice
On the wind cross the sand
If you should return
To that black, barren land
That bears the name of Xanadu

In Xanadu
In Xanadu
In Xanadu

Songwriters: Alan Blaikley



10 maart 1968

Forever Young Posted on 11 mrt, 2018 12:12

Wat betreft 10 maart las ik wat volgt in het Blommenkindersdagboek op het dagelijks iets degelijks blog van Ronny De Schepper. (*)

Iedereen aanwezig. Hebben door het slechte weer ons met platen spelen moeten tevreden stellen. ’s Avonds zijn we gaan wandelen. Door het vinden van een voetballetje hebben we ons nog goed vermaakt ondanks het feit dat het niet veel op specialistenvoetbal trok. Ook was er onenigheid over het al dan niet gaan naar KSV Temse-Gerda.

Dat het geen al te bijster mooi weer was die dag kan ik beamen. Lees even mee.

10 maart 1968

Wakker geworden en ineens beseft dat het zondag was. Blijven liggen, omdat we toch al de dag ervoor nar de kerk waren geweest. In de voormiddag miezerde het. In de namiddag ging R. met Lutgarde naar de Palace. Om twee uur moest hij aan het station zijn, stond er in de brief die hij van haar had gekregen. Daar stond o.a in dat ik mee mocht, maar daar had ik geen zin in. ‘s Avonds zou R. naar de turnkring gaan. Bij mij rijpte halvelings het idee, om naar een toneelopvoering te gaan in Erpe. In de namiddag druppelde het miezerig. Op de Kleine Steenweg was geen kat te zien, behalve A & L. De ganse namiddag thuis gezeten. Ik verveelde mij en Ik vervloekte de dag. Rond 18 uur naar de Engelse hitparade geluisterd op Radio Two op de lange golf.

Met een, ‘ik ga vanavond naar de Pax’, trok ik de deur achter mij dicht. Er zullen wel bekenden genoeg zijn. En zijn die er niet dan kan ik nog altijd rechtsomkeert maken. Zelfs bij Stuyvers maakten ze zich klaar om te vertrekken zag ik nog. Aan de Vijfhuizen bolde F. mij voorbij met achter in de auto het onafscheidelijke duo A & L. Aangekomen zag ik de fiets van V. staan. Nog even mijn haar in de plooi trekken, terwijl de anderen aan kwamen gelopen. Ik moest eerst nog stomweg betalen, en daardoor verloor ik de anderen met een voorverkoop kaartje even uit het oog, maar geen nood want ik kreeg van het duo al direct te horen: ‘ga maar rechtdoor en daarna sla je links af.’ V. had een plaatsje gehouden voor mij.

Over het toneel vermeldt ik hier tussen haakjes, dat dit machtig geslaagd was.

Het mag duidelijk zijn, dat wij meer geïnteresseerd waren in de pauzes tussen de verschillende acts, waarin wij een luchtje gingen scheppen, en A & L probeerden te versieren.

Zij wandelden richting speeltuin net voorbij het klooster, en V. zei: ‘Kom ga je mee?’ De Stuyvers dorsten niet, en V. en ik sloegen als echte groten onze arm om de schouders van de meisjes, en naar ik mij herinner gaven we enkele snelle onhandige kusjes, en vertoefden voor de rest van de avond in hogere sferen. Vermoedelijk ook de reden dat er van de toneelopvoering niet veel is blijven hangen. (EDS)

Bon, het miezerde dus vandaag precies vijftig jaar geleden.

Ook Zaki kijkt terug.

Ik kocht onlangs een boek over ondeugendER oud worden, van een zekere Jaques Dewaele, al gaf hij het niet uit onder die naam. Tja wie kent hem nog? Zaki blikt terug, of beter kijkt naar zijn tijdgenoten van vandaag, en betreurt het dat wij, ja ook ik, stilaan behoren tot die generatie waar vooral op neergekeken wordt door het jonge grut.

Het boek lijkt wel een verzameling blogteksten.

In de inleiding krijg je als lezer al onmiddellijk wat goede raad mee, voor op je verdere leesreis. Hij stelt: “ik kan nu rustig advies geven, want ik heb het zelf niet meer nodig.” En vervolgt met een tweetal adviezen: reis altijd in eerste klas, anders doen je kinderen het. Tweede advies meer bepaald voor de mogelijke jongere lezers: respecteer de ouderen, ze moesten afstuderen zonder Google en Wikipedia.

Voldoende interessant om over te gaan tot de aankoop van dit werkje uit 2016. Ik had het zelf niet beter kunnen formuleren. Er gaapt een kloof tussen al wie in luiers liep na pakweg 1995 en zij die datzelfde voorrecht hadden begin jaren vijftig. Born in the fifties zong Sting ooit met de Police ergens in het tussentijdperk.

Zaki heeft het er overigens ook een paar keer over, dat de jeugd helemaal niet beseft, dat de oudjes van nu, opgroeiden met Beatles en Rolling Stones. Dat zij het waren die de deuren naar de nieuwe wereld waarin alles wat toen nog verboden was hebben opengegooid. De generatie die nu tegen de 65 aanschurkt liep in 68 door de straten met de bedoeling om de Walen de toegang te ontzeggen aan onze Leuvense universiteit.

Het was die generatie die naar het eiland Wight trok, omdat Woodstock te onbereikbaar was. Het was die generatie die er voor zorgde dat uiteindelijk Playboy in de winkels werd verkocht met blote covers, ontdaan van strategisch geplakte stickers.

In die tijd moest je nog 15 zijn om Kobeke van Ernest Claes te mogen lezen. R. Met zijn lezerskaart van veertienjarige werd prompt teruggestuurd toen hij het boekje op de toonbank van de Aalsterse bib deponeerde. De redding kwam er stilaan toen films als Barbarella met een jonge Jane Fonda opdoken in de bioscoopzalen, en er op de Londense podia zelfs musicals als Oh Calcutta verschenen…..

Het is die generatie, onze generatie, die in veel interessantere tijden leefde, veel strijdvaardiger was, waar nu door de jeugd, die zich afvraagt wie Paul McCartney was, al te vaak wat meewarig op wordt neergekeken.

Je ziet ze inderdaad niet in reclame, niet in hippe tijdschriften, niet in flitsende praatprogramma’s, omdat deze wereld beheerst wordt door een generatie jongere narcisten die zich dansend rond dezelfde vijver vergapen aan zichzelf.

Die generatie die zelfs niet weet hoe een eenvoudig pensioenstelsel als het onze werkt, en nu al moord en brand schreeuwt over hun oude dag, die hun nooit gegund zal worden. Althans dat is wat zij vandaag denken. En uiteraard wat ook elke meeloper op sociale media maar wat graag bevestigt. Met degelijke nitwits, die bovendien ook nog onze wetten bepalen, leven we in een gevaarlijke tijd. Misschien is een van de stellingen in het Zakiboek nog niet zo’n slecht nieuws. Hoe meer geld er nodig zal zijn voor de vergrijsde als maar langer levende horde oude raven, hoe minder men zal kunnen uitgeven aan, legertuig, en hoe dichter de oude hippies bij hun idealen uit de sixties zullen komen: wereldvrede.


Uit een dagboek geschreven in 1968.

Het jaar begon op een maandag precies zoals dit jaar 2018, vijftig jaar later. Citaat: “ Wat ik over deze dag te schrijven heb is niet veel bijzonders”. “Het was een nieuwjaarsdag zonder wit tapijt” voegde ik er nog aan toe…. Nu 50 jaar, na datum, kan ik enkel concluderen, dat dit niet de meest literair hoogstaande openingszin was waarmee ik indertijd in een ‘cahier de brouillon’ een aanvang nam met het noteren van wat er zich in mijn leven, en omgeving, afspeelde. Een beetje vergelijkbaar met het Blommenkindersdagboek op het blog ‘dagelijks iets degelijks’ van Ronny De Schepper. (*)


Eeuwig jong in de Molenstraat.

Een prachtige naam die de tijd mooi samenvat, en omdat 1967 al achter ons ligt en dus die Blommenkinders al bezet zijn, hou ik het op….. Forever Young in Mill Valley. De Molenstraat die bijna aansloot op de Kleine Steenweg, een buurt waar we vaak vertoefden. Aan de ingang van de vroegere villa, van de Aalsterse familie De Wolf-Cosijns, toen gekend als hotel Cottem, lagen aan de toegangspoort twee grote ronde arduinen stenen, die we vaak gebruikten als zitbank. Daar kwamen we vaak samen.

Een greep uit het leven van toen.

Een typische dag zag er als volgt uit: in de voormiddag met kameraden naar de dinsdagmarkt in het naburige Lede fietsen, om er ‘naar de meisjes te kijken’. ‘s Namiddags luisterden we dan bijv. naar plaatjes die de vader van R. had opgenomen op een Sierra bandopnemer.

Er van dromen om zelf een gitaar in elkaar te knutselen, wat doenbaar leek, na het bestuderen van een bouwplan in een boek van de serie Jongens en Wetenschap. Het resultaat kwam in de buurt van wat tegenwoordig een cigarboxguitar heet.

Wapperende rokken.

Ontdekken van de andere helft van het universum, zoals Lennon dat later zo mooi omschreef. De ene interesseerde zich net iets sneller dan de andere aan wapperende meisjesrokken, en mooie benen die voorbijfietsten op minifietsjes. Eigenaardig genoeg hadden wij daar nooit oog voor gehad en plots als uit het niets verschenen ze in de nadagen van de Summer of Love.

Zoals in het leven van V die zich in 1967 bij het begin van de grote vakantie ter gelegenheid van Sevecootkermis een lief opscharrelde. Dat liep vlot in het begin, althans toch voor twee dagen, tot de jongere broer van Marleen VDB, het thuis ging vertellen aan haar moeder, die prompt op haar brommer sprong, en de buurt kwam onderzetten, haar betoog eindigend met de ferme zinsnede: “en wat als er kinderen van komen?”. Tja wat wil je wanneer betrokken partijen zelf maar 13 of 14 zijn? Het was uit… zo ging dat toen.

Er werd wat “afgetast”, letterlijk en figuurlijk in die dagen. Vaak erg onhandig, want er was nog geen internet om ons “op te voeden” of voor te lichten met handige plaatjes of filmpjes.

Voor onze voorlichting zorgden we zelf zoals die keer in de Molenstraat aan de Cottemmolen waar we regelmatig samenkwamen om er over alles en nog wat te palaveren. De watermolen lag aan het einde van de Molenstraat, daar waar nu het natuurgebied solegem Honegem begint. Zekere dag had R een condoom bij zich dat hij van een vriendje op school had gekregen. Waarschijnlijk zal dat toen de eerste “capote Anglaise” zoals dat toen nog heette geweest zijn die we aanschouwden. Omstreeks dezelfde tijd vergaapten we ons aan de plaatjes in een weggegooide Ciné. De tijden zijn veranderd.

De Handelschool

Het was de tijd dat jongens en meisjes nog behoorlijk gescheiden werden gehouden in het schoolleven, en zeker in het katholieke net.

De kameraden waren allen, op een half jaar na, ongeveer even oud, waardoor het kon dat de ene een jaar hoger of lager zat op school. We zaten verspreid over verschillende scholen. De ene in een katholiek college en anderen in het ‘staats’ onderwijs. Allemaal zaten ze op jongensscholen, behalve ik.

Zelf was ik de uitzondering op de regel, en de enige die op een gemengde school zat, deels bewust en deels onbewust, omdat mijn pad nu eenmaal zo gebeiteld werd door enkele elkaar opvolgende leraars frans in de lagere humaniora aan het Aalsterse Koninklijk Atheneum. Daar kon het in de derdes, het eerste jaar van het hoger’ alleen maar fout lopen bij ‘de spek’, een man waarvan de naam mij nu ontsnapt. Om dan toch maar in dezelfde richting te blijven doorgaan was er enkel de mogelijkheid van de beruchte Handelschool in dezelfde stad. Ik kende deze gemengde school al omdat ik er in september 66 een jaar zondagsschool aanvatte bij een onlangs overleden leraar, die we vooral aan het lijntje hielden door hem te laten vertellen over zijn duikervaringen in de Middellandse zee. Op de duur bleef ik op zondagochtend vaker liggen dan dat ik naar zijn verhalen ging luisteren, al moet ik, zeggen dat we van die man toch behoorlijk wat frans meekregen. Mijn belangrijkste herinnering blijft hoe hij ons in lyrische bewoordingen warm maakte voor de toenmalige plaat van Adamo, Inch Allah, de zesdaagse oorlog, het Palestijnse vraagstuk, en ons de tekst echt deed beluisteren. Waarvoor nog altijd dank.

Een van de constanten in dit leven zal toch wel voor eeuwig muziek zijn, en dat was vijftig jaar geleden niet anders….

In die dagen werkte ik aan een Beatles “scrapboek”. Een project waarvoor ik quasi alle Muziek Expressen van de drie jaar ervoor an flarden knipte. Een aantal volleblad foto’s eindigden overigens ook aan de slaapkamer muren. Herstel van de collectie zou dezer dagen niet enkel moeizaam verlopen via talrijke bezoeken aan gespecialiseerde platen en muziekbeurzen, maar overigens ook behoorlijk weghappen in de portemonnee.

Tussendoor lid geworden van de Beatlesfanclub, en in de bib het boekje ‘Wij zijn de Beatles’ van Billy Shepherd (**)meegenomen om er een spreekbeurt uit te distilleren voor de les Nederlands. Alles verliep toen nog op het ritme van de snelheid van het postwezen. Elke dag in spanning naar de brievenbus hollen, om vast te stellen dat de lidkaart er nog niet was, en toen ze dan toch eindelijk kwam, bleek dat er nog een pasfoto op moest, wat weer enkele dagen duurde. Toch iets anders dan eender welk online lidmaatschap waar je de dag van vandaag een muisklik van bent verwijderd.


En dan was er nog de dagelijkse portie radio.

Het exemplaar in onze huiskamer dateerde uit 1956. Het was een SABA. Een exemplaar waarin je bovenaan onder een klep ook nog een platenspeler vond, ook al van stevig Duitse makelij. Een eenvoudige Dual, maar toch eentje waarbij je het element in de toonarm 180 graden kon omklikken, zodat de arm was uitgerust met of een zware naald voor 78 toerenplaten, of een dunnere naald voor 45 of 33 toeren. Jawel 33 toerenplaten moeten dus in Duitsland in Villingen in het zwarte woud waar alles vandaan kwam al voorhanden geweest zijn. Mijn ouders hadden voor de combinatie meer dan 8000 frank opgehoest, wat toen een fortuin moet geweest zijn. Gelukkig was er een doos bijgeleverd met drie 78 toerenplaten: Bobbejaan Schoepen, Ray Franky en het Trio Cortez.

Pas in de nazomer van 66 kocht ik een eerste 45 toerensingle: yellow Submarine, van hoe kon het ook anders, de Beatles. Een single in een groen papieren hoesje, zonder foto, gekocht in de Unic te Lede. Ik zie het uitstallen nog zo voor mij, aan de rechterkant bij het binnenkomen. De Unic is er allang niet meer, het gebouw nog wel, en je kan de plaats nog steeds gaan bewonderen, al staan er nu andere dingen uitgestald, gewoon omdat het een Bel & Bo is geworden.

De radio was voorzien van een FM band, iets wat je toen ook al niet op een doorsnee radio aantrof. Verder was er uiteraard het traditionele groene oog, dat je enigszins kon helpen bij het afstemmen op een of andere verafgelegen post. De afstemschaal daar kon je geen steek op gaan, want dat was een opsomming van Duitse, en andere achter het ijzeren gordijn gelegen onbekende steden. Brussel stond er nog wel op al was het met twee puntjes op de u. FM ws vooral interessant omdat je daar AFN kon opvangen. Amerikaanse radio voor de soldaten in Duitsland, en zijn tijd behoorlijk vooruit. Lange golf was enkel goed voor BBC twee en dan nog enkel op zondag vanaf 18:00 uur wanneer ze de top 20 platen draaiden. Middengolf leverde al die wondermooie muziek op de piratenstations. De golflengten veranderde je door een van de gele drukknoppen in te drukken in een rij die min of meer op een reep witte melkchocolade leek.

Op dat toestel was er met die middengolf een eigenaardigheid. Daar waar op de doorsneeradio links op de afstemschaal radio Veronica op 192 lag, kon je bij ons verder naar links in de 180 meter band. Wanneer je met de rode naald door het stukje afstemschaal tussen 180 en 190 bewoog dan doken daar in de begindagen van 1968 plots radiostations op uit de onmiddellijke omgeving. Het bleek om vooral jonge gasten te gaan, die voor zichzelf een zender hadden in elkaar geknutseld, en daar onderling met elkaar met communiceerden. Dus eigenlijk programma’s hoorde jen daar niet. Het was veeleer een CB avant la lettre, of straffer nog een vorm van chatten zoals we dat nu kennen van het internet. Die gasten opereerden onder tal van verschillende benamingen. Eentje noemde zich Elektron, een andere heette Venus of Vibrato, Atlanta en Halifax.

Ik herinner mij nog de avondlijke spanning, wanneer ik door dat afstemgebied scrolde: zouden ze er vanavond zijn, en zouden ze iets te vertellen hebben. Na enkele avonden was het duidelijk dat die gasten zich voornamelijk ophielden in en rond Aalst. Op een gegeven ogenblik bleek er zelfs eentje mobiel te zijn. Uiteindelijk duurde dit alles bijeen amper enkele maanden, en al snel bleek dat een van die mannen een incognito figuur van de RTT (later Belgacom en nu Proximus) te zijn, waarna het voor de rest van de tijd oorverdovend stil werd in dat hoekje van de radio. Nog niet zo lang geleden kwam ik al kringwinkelend de overbekende Jaak tegen, en om de een of andere reden hadden we het over oude radio’s en specifieke eigenaardigheden met die radio’s. En… hij beweerde een van die mobiele gasten te zijn geweest, al situeerde hij ze een vijftal jaar later. We weten intussen al dat het geheugen mensen vaak parten speelt wanneer het om vroeger gaat, en we weten ook dat het geschreven woord in dergelijk geval uitkomst kan brengen.

Hoe vaak heb ik nadien in februari niet met de naald het gehele spectrum van de afstemschaal doorlopen, op zoek naar het geluid van de op 3 februari gestrande Mi Amigo, het zendschip van Radio Caroline. We weten nu waarom het ophield, en hoe chaotisch het er aan toeging in die laatste dagen van de enige overgebleven zeezender.

Heel even terugspoelen naar….

De tweede januari sloot ik af met enkele oefeningen op mijn mondmuziek: proberen de begintune van de Marseillaise te spelen. Wij kenden dit uit de intro van All You need is love van de Beatles, de uit de vorige zomer daterende single. te spelen. Verder dan die poging ben ik overigens nooit geraakt in het bespelen van een instrument. Beluisteren van instrumenten daarentegen…..

‘All you need is love’ maakte deel uit van een beginnende vinyl collectie die ik toen nog makkelijk kon overzien, en waarvan ik niet kon vermoeden dat ze vijftig jaar later nog steeds zou aangroeien.

Driekoningen, 6 januari, een zaterdag, en in die tijd dus ook nog een halve schooldag, het leven van de jeugd, was toen nog hard…. een marteling om de les godsdienst en daaropvolgend twee uur bijzonder boekhouden uit te zitten.

Met de fiets naar school betekende bijv. ook dat je in het geval van een lekke band, onder de middag, het hele eind te voet naar huis kon lopen. Snel iets achteroverslaan en met een oude rerservefiets terug naar school karren. Welke jongere zou dit vandaag nog doen?

10 januari en het sneeuwde.

15 januari… we kregen opdracht op school om ons te voorzien van de benodigde bankdocumenten voor de les van praktijkboekhouden. Snel naar een paar banken lopen voor een setje wisselbrieven, cheques, warranten en andere ingewikkelde toestanden. ….we gingen met ons vieren naar de Kredietbank om documenten. Ik had het gevoel dat ik hier later ook eens zou zitten…. schreef ik toen letterlijk. Hoe helderziend kan je zijn? Later in de Bank van Brussel waren we van de kaart bij de aanblik van de nog vrij jonge receptioniste, een jaar of twintig, met een stel benen om u tegen te zeggen…. Wow, onze hormonen moeten toen duidelijk opgespeeld hebben.

Leuven Vlaams: de grote stakingen.

Woensdag 17 januari. Het viel niet mee in de klas, en dat was vooral te danken aan die “ros”te van frans. Zal het ooit nog goed komen met de taal van Molière?

Maandag 22 januari. Die van frans werd met de dag kwader. Het lag zwaar op haar maag dat er zich in Leuven iets roerde, en dat men het vooral tegen de franse taal en Franstalige studenten aan de Leuvense universiteit had gemunt.

Woensdag 24 januari. De spanning stijgt in Leuven, waar de studenten duidelijk niet meer akkoord zijn met de Walemannen.

Donderdag 25 januari. Afkondiging op school: morgen staking.

Vrijdag 26 januari. Vandaag was het staking. Ge zoudt de markt in Aalst moeten gezien hebben. Geelzeker 5000 leerlingen waren er. We konden niet binnen in de school. Betogen, zitstakingen. Nadien liepen we de cafeetjes af. Monopole, Las Vegas, de Baccara (***). In den Baccara kwam ik B, mijn achternicht nog tegen. Leuven Vlaams, alle Walen buiten riepen we toen.

Zaterdag 27 januari. Nog altijd staking. Op TV de laatste aflevering van Voyage to the bottom of the Sea.

Ondanks dat er was aangekondigd dat er nog een volle week zou gestaakt worden, stopte de staking op dinsdag, en dat leverde ons thuis in de brievenbus een afwezigheidskaart op.

Woensdag 31 januari. Loos had zich twee moto’s gekocht.

Vrijdag 2 februari. Weer staking op school.

Zaterdag, 3 februari. Rond een uur of zes thuis nog wat plaatjes gedraaid.

Maandag 5 februari sneeuw

Dinsdag 6 februari: zwarte dinsdag. De studenten leggen alles plat. ‘S avonds op de radio geluisterd naar Patapoef.

Woensdag 7 februari: de regering Van den Boeynants is gevallen. De studenten hebben gewonnen.

Vrijdag 9 februari: de les boekhouden begin een half uur nadat ze eigenlijk had moeten gestart zijn. Noot: we hadden een pas afgestudeerde lerares die zoals dat heet “ geen hand kon steken aan haar klas.

Recenseren, het blijft een kunst.

Wat volgt moet zowat mijn allereerste recensie zijn die ik ooit neerpende. Voor verbetering vatbaar.

Zaterdag 10 februari: Magical Mystery Tour (****) wordt uitgezonden op de Nederlandse TV. Gekeken bij R want die hadden antenne op het dak staan en konden dus over de grenzen heen tv kijken.

….Twee ticketjes a.u.b. Dank u wel. Ringo, waarom gaan we daar nu mee op stap? Ach zaag niet zo, tante Jessy. Toen uncle Jack nog leefde, maakte je zo geen ruzie, en zet je niet telkens neer…..

Het begin van een merkwaardige beatlefilm, die heel wat negatieve kritiek kreeg. Maar dat kon ons jonge beatlefanaten niet deren.

I am he, as you are me, and we are all together. I am the eggman, I am the walrus, googoogejoob.

En nog een hoop doldwaze scenes….

Er kwam een vent op het toneel die Elvis imiteerde. Toen die goed en wel aan het zingen was verscheen een stripteasedanseres op het toneel, die zich stuk na stuk begon te ontkleden. Dat was machtig. Ook de uitvoeringen van Blue Jay way en your mother should know, en die prachtige bus: the Magical Mystery Tour, volgden.

Dit was dan het verhaal. Veel meer valt er niet over te vertellen. Het was eigenlijk niet samenhangend. Eindigen deed ik nog met een kwotering. 7/10. Hun vorige film Help! Kreeg een 8/10.

Verder spoelen naar:

Zondag11 februari: naar de cinema FBI contra de blauwe Lotus.

Zondag18 februari: mijn eerste scheerbeurt (nat zoals dat hoorde in die tijd). Cinema Feestpaleis: Guns of Navarone. R zijn vader vond dat we dat meesterwerk moesten zien. In Engeland vangt de zomertijd aan.

Woensdag 21 februari. R zaagt thuis voor een brommer. Zelf zaag ik voor een bandopnemer.

Vrijdag 23 februari: we spreken af om samen met R en een paar schoolkameraden naar Karnaval te gaan met de bus. Karnaval schreven ze in die dagen nog met een K ipv een C.

Maandag 26 februari: voor het eerst binnen in zaal Korenbloem bij Van der Elst waar een grote foto van James Dean aan de muur hangt, en waar we in een kusjesdans doken.

Dinsdag 27 februari karnavalsdinsdag: een flop; bijna geen volk. Terug naar de

Korenbloem, de zaal achter het cafe van Van der Elst en later togen we nog naar de Krocht.

Donderdag 29 februari… het jaar schrikkelt…. zich een dag.

Vervolgt…..

(*) Wanneer ik RDS zijn Blommenkindersdagboek lees, kan ik enkel vaststellen dat ons vriendengroepje zich weinig anders gedroeg dan eender welk ander groepje of dit nu in Erpe dan wel in Temse was. Lees meer bij http://ronnydeschepper.com

(**) Billy Shepherd schreef hdet allereerste boek over de Beatles. Later verscheen nooit meer iets van hem. Vermoedelijk omdat Billy Shepherd niet bestond en Brian Epstein opdracht gaf aan Neil Aspinall (latere directeur bij Apple) uit de Beatlesentourage om een boekje te schrijven onder een pseudoniem. Wie googelt naar Shepherd komt terecht in het ‘Paul is dood’ verhaal en de meest extraordinaire theorie over de vervanging van Paul in 1966, na een auto ongeluk. De Beatles grijpen wel meer terug naar de naam Billy, o.a. op Sgt. Pepper waar Billy Shears opduikt.

(***) 10 plaatjes die in de jukebox van den Baccara staken.

Status Quo Pictures of matchstick men

The Bee Gees World

The Beatles Hello goodbey

The Beatles Magical Mystery Tour

The small faces tin soldier

Amen corner bend me shape me

John Fred and his playboy band Judy in disguise

Engelbert Humperdinck am I that easy to forget

Georgie Fame ballad of Bonnie and Clyde

Meest gedraaid in die dagen the Equals met Hold me Closer, de a-kant van Baby Come Back.

(****) Magical Mystery Tour, in tegenstelling tot de eerste twee films van en met de Beatles was deze bedoeld voor het kleine scherm en niet voor de bioscoop.



Ik was vijftien in….

Forever Young Posted on 31 dec, 2017 01:28

Was 1967 alleen maar rondlopen met bloemen in je haar?

Nog eenmaal terugblikken op het magische jaar 1967, al was zoals verder zal blijken 1967 toch nog meer dan rondlopen met ‘bloemen in je haar’.

Iedereen beleeft in zijn of haar jeugd wel een scharnierjaar. Een jaar waarin je bijv. van school verandert, of een jaar waarin je voor het eerst een cafe binnenstapt, een jaar waarin voor het eerst merkt dat ‘the other half of the sky’ ook bestaat. Een jaar waarin je voor het laatst nog echt lekker lui van een vakantie kan genieten, of waarin je ontdekt dat een vakantiejob als een hel kan overkomen (meubels polieren bij P. De Neef bijvoorbeeld). Wanneer je vijftien bent duren grote vakanties nog eeuwig, zeker wanneer je nieuw speelgoed ontdekt. In ons geval was dat de ‘puitenvijver’ dichtbij de Kleine Steenweg. Een jaar eerder had men een lokale poel gekend als puitenvijver omgevormd tot een echt grote rechthoekige vijver, met de bedoeling daar later vissen in te kweken. Een vijver met een diepte van ongeveer een meter en een lengte van meer dan vijfentwintig meter vormde voor ons de place to be. Wij hadden er plots een gratis zwembad bij, vijftig jaar eerder dan de moderne nitwits die zich een zwemvijver aanleggen in hun tuin. Redders? Komaan met de meer dan 50 jonge gasten die er op de heetste dagen van de zomer vertoefden redden we ons zelven wel, althans dat dachten wij toen toch. Wilfried D. Was de eerste die opperde om daar te gaan zwemmen, waarop Paul D.W. Naar huis slenterde, stiekem zijn zwembroek van de waslijn nam, die daar nog hing van een daguitstap naar de Wetterse Warande, en riep: “Komaan gasten, waarop wachten jullie”. Hij was de eerste die de sprong waagde, tenminste dat dachten wij. Wisten wij veel dat elke ochtend om vier uur daar baantjes werden getrokken door een bakker (lid van de ijsberen) en zijn personeel.

Pal voor de vijver was een paar jaar eerder een man komen wonen, die af en toe naar Duitsland reed, om er autowrakken op te halen (Mercedes), die hij dan in een garage helemaal uit elkaar haalde en omtoverde tot de mooiste tweedehands wagens. De keuring bestond toen nog niet. Niemand schonk daar aandacht aan, maar waar de jeugd wel aandacht aan schonk was Sybille, een Duitse blondine van 17 of 18 die daar haar vakantie kwam spenderen, en die zich in het splinternieuwe “zwembad” regelmatig van haar beste kant liet bewonderen. Een babbel zat er niet echt in want zij sprak geen gebenedijd woord Nederlands, en ons Duits was zo goed als ons Pools, om maar met iets te vergelijken.

Rond de puitenvijver, lag hoog opgehoopt de uitgegraven aarde, waarop stilaan wat begroeiing was ontstaan. Ideale plekken om er zalig nietsdoend te genieten, of plannen te beramen, of gewoon te turen naar de lucht waarin wij de overvliegende vliegtuigen telden en catalogeerden. DC10, Caravelle, Boeing enz… Sommige dagen wanneer je geluk had spotte je zelfs de Rode Duivels, en regelmatig knalde er al eens eentje door de geluidsmuur. Een zoon van een van de lokale boeren vloog met een Flying Boxcar van het leger, en talrijk waren de kleine vliegtuigjes die opstegen op het Aalsterse vliegveld De Kluizen, en die een vlag met daarop een reclameboodschap meevoerden. Ze maakten reclame voor Set (sigaretten), of iets anders. Weet je wel: newspaper taxi’s appear on the shore…. het was 1967.

Een van de breaks tijdens onze luie dagen aan de vijver, gebruikten wij om naar Hofstade Bad te fietsen. Een idee dat was ontstaan tijdens onze drie en een half dagen durende werkperiode bij P. De Neve. Marcel C. en een gast van Hofstade, die daar eveneens werkte hadden de tocht al eerder gemaakt. Vijftig km ver, pedaleren langs eindeloos lange steenwegen, van thuis via de Moorselbaan, over Opwijk, verder naar Londerzeel, Vilvoorde en van daaruit richting Mechelen.

Het domein was toen nog ongerept en ongeschonden, en vooral zanderig. Wat vooral is blijven hangen, waren de eindeloos lange terugtochten die eeuwig schenen te duren. Dat hele eind fietsen na een vermoeiende dag, waarbij wij amper de tijd namen om iets te eten woog bijzonder zwaar door. Twee keer, die zomer, ondernamen we de tocht. Vooral het vliegtuigen spotten was een succes, want om de haverklap vloog er wel een of ander lijnvliegtuig uit Zaventem boven onze hoofden, iets wat wij uitermate fantastisch vonden. Vijftig jaar geleden bestond er nog geen geluidsprobleem rond opstijgende en landende vliegtuigen. De tijden veranderen.

Was 1967 dan alleen maar muziek en potverteren? Uiteraard niet. Nog dit jaar herdacht men de vijftigste verjaardag van de onzinnige brand in de Brusselse Nieuwstraat. Het was een regenachtige dag toen die dag.

Uitgerekend dezelfde dag waarop het nieuws voor het eerst doorkwam dat men op 14 augustus onze radio wou afpakken. De dag waarop de Innovation afbrandde. Nog nooit hadden wij een voet op Brusselse bodem gezet. Het bleef dus bij beelden op tv, en de dagen er na wat foto’s in de krant. De ‘sociale media’ die ons dit onheil meldde heette toen Paula, de moeder van een van een schoolkameraad.

Wij denken nu wel dat wij in de meest barbaarse tijden ooit leven, maar ook toen waren we slechts enkele dagen verwijderd van de zesdaagse oorlog in de Sinaaiwoestijn. Israël werd voor ons jonge gasten plots een werkelijkheid. Ik herinner mij nog als de dag van toen, dat enkele wat oudere gasten zich al verkneukelden, omdat ‘ze opgeroepen’ zouden worden om naar ginder te trekken om daar orde op zaken te gaan stellen. Dit terwijl hun moeders naarstig suiker en zeeppoeder aan het hamsteren waren. Zij beseften iets beter tot wat dergelijke conflicten konden leiden, want zij hadden nog de ‘laatste’ oorlog echt meegemaakt. De tijden zijn fel veranderd: hamsteren doen we niet meer, en praten over een conflict houdt op wanneer een volgende mafketel een verkeerde uitspraak pleegt, of een losgeslagen stuk ongeluk zich met een zelfgemaakte bom naar de 72 mooiste maagden schiet.

April 67 lag al wat achter ons, en dus waren we het al gewoon geraakt, dat in Griekenland de kolonels de plak zwaaiden. Che Guevara had nog wat te leven, toch tot oktober. Intussen vloog half Oostmalle, frituur incluis, door de lucht vanwege een nooit geziene wervelstorm in ons land. Bij onze zuiderburen in Martelange was het dit jaar precies vijftig jaar geleden dat een camion bestuurder tijdens een afdaling de pedalen kwijt raakte.

Een greep uit het jaarverslag van de Nationale Bank over 1967.

‘De lagere groei die de Belgische economie vertoont, was in 1967 duidelijk merkbaar in bedrijvigheid, werkgelegenheid…. ‘Het particuliere verbruik schijnt slechts in geringe mate te zijn gestegen: de beslissing tot het bouwen van woningen was minder talrijk dan tijdens het voorgaande jaar (1966 nvdr). Het verloop en de verschuiving in de aanwending van de besparing der gezinnen deden de financiële actieve bijzonder sterk aangroeien, nl met fb 68,4 miljard voor de eerste 10 maanden van 1967, tegen 51,5 miljard voor de opvereenstemmende periode van 1966.

Een en ander had tot gevolg dat de financiële instellingen aanzienlijk ruimer middelen ter beschikking kregen.

Vanaf juli vertoonde de kredietvrager voor bedrijven een daling.

De stijging van de rijksschuld was voor het gehele jaar merkelijk groter dan in 1966.

Conclusie: Op het eerste zicht lijkt er in 50 jaar niet echt veel veranderd. Op 31 maart 1967 werd een volmachtenwet gestemd. En alsof dat nog niet genoeg was werden we in 1967 geregeerd door worstenmaker VDB (Paul Vanden Boeynants).

In Aalst verscheen de eerste carnavalsingle van Prins Jean-Paul (De Boitselier): Oilsjteneers zemmen (*). De tekst handelt o.a. over de eerste minifietsen die opduiken in het straatbeeld, en over de invoering van de eerste blauwe zones die het parkeergedrag van de Aalstenaar moeten regelen.

En toch zullen de meeste mensen bij 1967 vooral denken aan Eddy Merckx die wereldkampioen werd.

Tom Simpson stuikte om een toen onverklaarbare reden in elkaar op de Mont Ventoux. De ver van ons bed show kregen we dagelijks op TV. Elke avond beelden van Vietnam, waar Lynden Johnson (Kennedy’s opvolger) steeds meer jongeren heen stuurde. Al kon je dit afwisselen met af en toe een cinemaatje mee te pikken: keuze uit Bony & Clyde, The Graduate, You only live twice.

En nu?

2017 ligt achter ons, en zo ook deze herinneringen aan 50 jaar geleden. Op naar 2018, waarin we terug kunnen blikken op het woelige jaar 1968. Een jaar waarin studenten de macht grepen of dat was althans wat ze dachten…..

———————————————————————————————

(*) Oilsjteneers Zemmen (Tekst 1967 Jean-Paul De Boitselier)

Nen echten Oilsjteneer es toch nen toffe kadei

Mor e pakt ni geiren zen vraa mei op cafei

Want komt’n loot tois en zen vraa wacht’em doeid van de vauk

Ten eit’n nog wel wa beldj, mor tein een kroigt’n giejn sprauk

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

Onzen berremiejster verdikkert mor altиd miejr

Nog een betjen en e kaan in zen kliejren nemiejr

Na goj’e nimmer zing per otto goon nor zenne bureau

Ge gotj em zing roin op azoei ne kleine veilo

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

As baagrond eit ons stad nog e schoein pleksken vroi

En door komt na een hois ver ouderlingen boi

Ze zochten nor ne goeie noom in diene zjaar

Ze goon het na hoeiten rusthuis de patat bar

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

Oilsjt eit gelиk in Brissel, ge wetj oe dat’goot

Na oeik een blave zone in d’iejn en d’ander stroot

Mor een etj giejne schrik as a schoif ni goed een stoot

Want ’n helft van ons poliesje een wetj zelf ni hoe dat goot

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem



“Verbooden scens te scieten”

Forever Young Posted on 17 apr, 2017 13:21

“Verbooden scens te scieten”

Zo stond het er, om en bij de vijftig jaar geleden. Het stond op een plakkaat achter in het schietkraam op Schoolkenskermis, en de boodschap was duidelijk voor iedereen. De man in de schiettent had liever niet, dat er loden kogeltjes uit de geweren in zijn richting werden afgevuurd.

Elk jaar met de paasdagen was het kermis in de Bossestraat te Erpe, en kwam een familie foorkramers afgezakt naar het pleintje aan het begin van de Kromgrachtstraat, voor de boerderij van Verhoeven. Indien ik mij goed herinner kwamen ze uit Oosterzele en deden ze voornamelijk kleine buurtkermissen aan. Vijftig jaar en meer geleden waren er alleen al in ons dorp een stuk of vijf dergelijke kleine wijkkermissen: Onegem, Sevecoot, Statie, Bossestraat, Vijfhuizen. Allemaal kermissen met verschillende foorattracties. Langsheen de Kattelinestraat stond zelfs een autoscooter. Op de grens van Erpe en Aalst aan de Sint Appoloniastraat vierden ze “kappelleken dingdong” kermis, ter ere van Sint Appolonia die er in tegenstelling tot vandaag voor zorgde dt je verlost werd van hevige tandpijnen.

De kermis in de Bossestraat moet er al geweest zijn lang voor de oorlog, en was gekoppeld aan het lokale schooltje. Vandaar dan ook de naam Schoolkenskermis. Het schooltje bestond van 1928 tot ver in de jaren 70. In 1978 werd er, lezen we in de Voorpost van 17 april 1992, een echt jubileumfeest gehouden, waarbij er zelfs een heuse paaseiereenworp vanuit een sportvliegtuigje werd georganiseerd. Men gooide niet met echte paaseieren, maar dropte enveloppes met briefjes er in. Helaas zorgde de opgestoken wind er voor dat de omslagen overal terecht kwamen behalve op het daartoe bestemde voetbalveld.

Ik zie nog de affiche uit 68 voor mij met als titel Veertig jaar Schoolkenskermis. Het is vooral de periode tussen 65 en 68 die in ons geheugen is blijven hangen. Het was de periode waarin men de kermis nieuw leven inblies door het organiseren van allerlei gezelschapsspelen. Zakkenlopen voor kinderen, vogelpikken en bakschieten vanop de fiets, mastklimmen, en dies meer.

Twee cafés fungeerden als gangmaker voor deze bezigheden. Voor het vogelpik en bakschieten vanop de fiets reeds men toertjes langs Bossestraat, Gentse Steenweg, Dr Germain de Vosstraat en de Boskouterstraat. Van café Fonteintje, van de Sleeuwagens, naar café de Welkom van Agnes, voorbij café Dolfijn en het Breugelhof. Rond de watertoren zou je kunnen stellen, alleen was die watertoren er in die dagen nog niet. Die kwam pas in de beginjaren zeventig.

De ingezeepte mast stond opgesteld aan het Fonteintje: een hoge staak, met er bovenop een fietswieltje waar men aan touwtjes allerlei kleine prijzen had vastgemaakt. Een hele heksentoer om tot boven te klimmen.

In het paasweekend werd er een koers, vermoedelijk voor beginnelingen, georganiseerd. En wij die er onze laatste puberteitsjaren beleefden hingen rond het kermispleintje, waar de “foorkraam moeder” het molentje draaiend hield. Vader hield de schiettent open, en de zoon mocht een “altijd prijs bij Jantje van Parijs” tafelrad bedienen. Bruingebrand waren ze, en hun gitzwart haar schitterde in de zon. Ik denk er nog steeds aan wanneer ik weer eens een plaat van Django Reinhardt opleg.

Op het pleintje stond vooraan het molentje, daarachter hun woonwagen. Rechts langs de kant stond het schietkraam opgesteld. Voor de muziek, op de molen hadden ze een handvol 45 toerenplaatjes, die meermaals de revue passeerden. ‘Like a Rolling Stone’ van ‘Bob Dylan’, en ‘I’m a believer’ van de ‘Monkees’ samen met ‘Adamo’ springen opnieuw in het geheugen.

Later organiseerde men op maandagnamiddag een heuse stoet met verkleedpartij en al. Iets wat uitgroeide tot een lokaal karnaval. De laatste jaren werd alles gereduceerd tot een rommelmarkt, zoals je ze overal tegenkomt.

Op dinsdag of woensdag nadat de kermis was vertrokken zochten we de platgeschoten loodjes die op de grond waren gevallen onder het schietkraam, om ze thuis op de kachel samen te smelten tot een stuiver, waarmee we dan in de zomervakantie naar het “tapke” stuiverden, op de Kleine Steenweg aan de Hoek, dicht bij de Puitenvijver, maar daar bestaan dan weer andere verhalen over.

Schoolkenskermis zoals het ooit was, zal wel nooit meer terugkomen. Geen enkele van die kermissen trouwens, want waar zijn de buurters gebleven? Zij die ’s avonds op een stoel voor hun deur de toestand in hun buurt, hun wereld, bespraken. Eén café is er nog overgebleven. Winkels, bakkers, kappers, kolenhandelaars, allen behoren ze tot de geschiedenis van de Bossestraat en de Sterre.

Het schooltje waar ikzelf overigens vijf jaar van mijn kindertijd heb doorgebracht (tussen 1955 en 1960) was eigenlijk een privéschooltje. “Afgestudeerde” kinderen werden nadien doorverwezen naar de Gemeentschool voor jongens of het Klooster voor meisjes. Het schooltje zelf maakte geen deel uit van die “grote scholen”, het was er geen afdeling van.

Het ontstaan er van kunnen we ons nog nauwelijks voorstellen. Emilie Smekens (Verhoeven) gaf tot in 1928 les in het Klooster bij de nonnen, tot de dag dat ze in het huwelijk trad met Jef Verhoeven. Trouwen betekende in die tijd nog dat je als vrouw je boeltje kon pakken, want dat kon niet in het katholieke onderwijs. Overigens ook bij andere instellingen waaronder banken gold deze regel nog tot diep in de jaren zestig. Maar Emilie moet een katje geweest zijn dat je best niet zonder handschoenen aanpakte, want ze stampte een eigen schooltje uit de grond. Het gebouw “De Kindertuin” is reeds lang afgebroken. Het stond naast het nog bestaande woonhuis van de Verhoevens. Van de tuin hadden ze een speelkoer gemaakt, en om de regen te trotseren werd er een bordes aangebouwd. Later, in 1954, toen er meer kinderen kwamen groeide het schooltje tot het “in mijn tijd” kinderen kon opvangen vanaf de kleuterklas tot het tweede studiejaar. Vanaf 1960 kwam daar zelfs nog een derde en vierde studiejaar bij. Na de oorlog werd een tweede gebouw opgetrokken langs de Krevelhoek, thans verbouwd tot woning. Ik was er kind aan huis toen het nog een laagbouw was met slechts twee kleuterklasjes. Het eerste en tweede kleuterklasje zaten we bij juffrouw Christian, die van Overimpe afkomstig was. In het derde kleuterklasje bij Madame Jeanne (zij was mijn oudere nicht) leerden we verder matjes weven, tekenen op een lei enz…

En dan mocht je naar de grote school langs de Bossestraat, bij meester Etienne, de toen nog piepjonge zoon van Madame Emilie, die net zijn legerdienst achter de rug had. Twee jaar zaten we in hetzelfde klaslokaal, eerst aan de kleine kant, enj daarna aan de grote kant. De kant waar de witte bank stond met daarop de contoleblaadjes van de sommen die we moesten maken.

Het schooltje was gemengd, dat wil zeggen er zaten jongens en meisjes samen, uiteraard niet in dezelfde bank. Dat zou nog net iets te revolutionair geweest zijn. Van mijn zeventien jaren op de schoolbanken heb ik amper vijf jaar in een klas gezeten met enkel maar jongens. Een hele prestatie in vergelijking met de meeste andere leeftijdsgenoten.

Wanneer ik er nu op terugkijk, en net als de Amerikaanse schrijver Robert Fulghum, er van overtuigd ben, dat al wat je leert, je reeds in de Kindertuin leert, besef ik dat dit privé schooltje veel heeft bijgedragen tot onze kritische mensontwikkeling. Wij lazen ‘Oki’ en ‘Taptoe’, twee Nederlandse schoolblaadjes van behoorlijk hoog niveau, ipv de heiligenverhaaltjes in ‘Zonnekind’ of ‘Zonneland’ van een of andere pater uit Averbode. Toegegeven, de meester had een kort lontje, en hij gebruikt zijn handen soms op een meer of minder hardhandige wijze om de leerstof tot in onze geesten te dirigeren. Al was het in de jaren er na niet beter, waar schoolmeesters zich bedienden van regels en meterstokken, en dat niet enkel om er afstanden met te meten, als je begrijpt wat ik bedoel.

Ik herinner mij dat wij geen rekenboek, noch echt leesboek hadden. Daar maakte ik pas kennis mee vanaf het derde studiejaar. De Bossestraatkinderen zullen zich zeer zeker de “sommekes” op lange kartonnen strookjes herinneren, of de fiches met daarop geplakte teksten om ons het leren lezen bij te brengen. Aan de deur hing een kaart met daarop het alfabet, en wat verder aan de andere kant van het bord hing een zelfgemaakte kaart met de moeilijkere tweeklanken. Was dit anders dan in een normale gemeente- of kloosterschool, waar vermoedelijk wel al in een eerste en tweede leerjaar echte schoolboekjes werden gebruikt? Ik weet het niet, maar het systeem ‘Verhoeven’ heeft gewerkt, want ik ken er heel wat uit die tijd die het tot ingenieur of zelfs directeur hebben gebracht.

Van november tot pasen brandde de kachel. Een duvel, met een meterslange stoofbuis die ergens in het plafond verdween.

Madame Emilie heeft de 40ste verjaardag van het schooltje in 1968 niet meer meegemaakt. Ze overleed al op 4 januari van dat jaar. Bidprentje

In januari 2008 besteedde het blad van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere uitgebreid aandacht aan de geschiedenis van het schooltje.



Volkswagens: een trip down memory lane….

Forever Young Posted on 20 dec, 2015 17:06

Paasmaandag. Voor het eerst in jaren reed ik niet naar de Bredevoortse boekenmarkt ergens diep ver weg in de Achterhoek van Nederland. Dat is bij de Duitse grens waar in april nog menig paasvuur wordt aangestoken. Gasboete… nooit van gehoord mijnheer.

Ik besloot om eindelijk eens poolshoogte te nemen bij de Scheldehappening te Schellebelle. Terug in de tijd. Naar die dagen dat het woord sjoemelsoftware nog diende gelanceerd te worden.

Het miezert, en ik ben snipverkouden. Een winderig tochtje op de speciaal ingelegde boot tussen Schellebelle en Uitbergen laat ik voor wat het is. Bewaren voor later, voor wanneer Pasen nog eens echt in de lente valt. De reguliere veerboot neemt mij mee over de Schelde naar het cafe aan de overkant. Het is er lekker warm, en ik bekijk de wat miezerige foto’s die ik net nog schoot van een serie oude karretjes op het plein voor de kerk. Een Volkswagentreffen, met een overzicht van wat VW zoal geproduceerd heeft. Hippe hippybusjes, verroeste vehikels, twee kevers die wij indertijd V53 doopten, omdat ze vanaf 1953 niet meer werden geproduceerd. Te herkennen aan de kleine achterruit die uit twee delen bestaat, en de uiklapbare richtingaanwijzers. Een van beide is zowaar getuned, en heeft in feite niets meer vandoen met het originele erfgoed. Een echte Johnnybak heeft men er van gemaakt. De andere oogt nog meer naar hoe het er origineel moet hebben uitgezien. Een mooi vervolgkarretje uit 1956 staat in de buurt van de Johnnybak. Een prachtige gele ex-bundespost bus staat er karakter uit te stralen.

Voor de rest ontwaar ik er nog de leuke Karman Ghia, de bouwdoos VW waarvan de naam mij nu even ontsnapt, maar waar er ooit een van in ons buurdorp reed. En ook een beige break, uit ergens begin van de jaren zeventig.

Neil Young publiceerde pas een boek over zijn leven, waarbij hij als leidraad de auto’s de revue laat passeren die hem op zijn pad vergezelden. Over elk van die echte oude bakken vallen leuke anekdotes te lezen.

Volkswagens: ik heb er zelf nooit een bezeten, maar heb er wel drie herinneringen aan.

Een terugblik op mijn jonge dagen in relatie tot het fenomeen Volkswagen.

Ik kan mij, in onze buurt, geen garage herinneren waar Volkswagens werden verkocht, noch buren of wie dan ook die er een hadden. Tot het moment dat een kozijn er zich eentje tweedehands aanschafte, had ik ze geen blik gegund. Zijn overbuur die altijd aan fietsen en later aan brommers had gesleuteld, hielp hem het beestje te onderhouden. Daarvoor deed hij ook al het onderhoud van het onooglijk klein Renaultje dat voornamelijk werd gebruikt voor familieuitstappen en ‘de lange reizen’ naar zee. Let wel dergelijke reizen verliepen meestal met een tussenstop om het autootje de nodige tijd te geven om wat op adem te komen. Meer dan zestig kilometer per uur zal hij wel niet getuft hebben, want ik herinner mij nog dat de zee eind jaren vijftig zeer ver lag…. op zijn zachtst uitgedrukt. In 1967 was mijn kozijn dus overgeschakeld naar VW. De gekende kever, een witte, van het type dat ik mij onmogelijk kan herinneren. Zelf was ik vijftien. Tijdens een dagje familiebezoek had hij nog iets te regelen in Erondegem, in een tegelbedrijf. Ik mocht mee. Aangezien wij thuis zelf geen auto hadden, waren dat in die dagen echt mee te nemen buitenkansen om eens in een auto te zitten. Op de terugweg, net de Zandstraat uit, parkeerde hij de auto langs de Steenweg, keek naar mij, en zei: vooruit nu is het aan jou. Ons Bea rijdt ook al af en toe, en zij kan dat al heel goed. Ons Bea was op zijn minst vijftien maanden ouder dan ik, en dus al bijna zeventien….

Veel uitleg had ik niet nodig, want de basishandelingen herinnerde ik mij nog van toen ik een jaar of elf of twaalf was. Op de lagere school waar ik zat hadden we een schoolmeester die ons dingen leerde, waar ik hem nu nog op beide knieën wil voor danken. Een tuin omspitten bijvoorbeeld, en hoe je daar aan begint. Mijn eerste zwartwitfoto’s heb ik toen zelf ontwikkeld dankzij die schoolmeester, in een donkere kamer die we zelf hadden ontworpen in een leegstaand lokaaltje van de school. De lokalen zijn overigens pas met de grond gelijk gemaakt. Op school hadden ze een VW busje voor het leerlingenvervoer, en het was in dat busje dat de meester ons allen leerde hoe je een auto startte: sleutel, choke, en dan die pedalen…

Ik had er dus toch wel vertrouwen in dat ik dat zou kunnen en welke vijftienjarige wil afgaan als een gieter? Bovendien moet ik toegeven dat onze eindbestemming amper een kilometer verder lag langs dezelfde steenweg. Rechtdoor rijden dat zou wel loslopen. Maar…. waar ik niet had over nagedacht, was dat hij zijn garagepoort had laten openstaan, en toen wij onze eindbestemming naderden hij de alweer magische woorden sprak: rij maar binnen…. Toch even een stressmoment, maar het lukte. Ik vermoed, al herinner ik het mij niet meer, dat mijn schakelkunde niet verder dan tweede vitesse zal geraakt zijn. Ik had echt vertrouwen in die man, en hij zou mij zeker verder op dat pad begeleid hebben, maar helaas in augustus van negentienachtenzestig was ik mijn maestro en kozijn voor eeuwig kwijt.

Mijn laatste verblijf in een volkswagen dateert van 1973. En verblijf dient letterlijk genomen te worden, aangezien het een overnachting betreft. Dirk, alweer een kameraad, had zich een auto aangeschaft. Een tweedehands VW break. Een echt jaren zeventig model. De vorige eigenaar had er pech mee. Op een dag kletterde de hagel zo hard op het dak, dat het compleet geblutst was. Om het te herstellen had men de deuken er zo goed en kwaad als mogelijk uitgehaald, en er bovenop een deklaag gespoten, om alles wat te camoufleren. Het leek enigszins op de chappe die gebruikt wordt om vloeren met aan te leggen. Nogal bobbly.

We besloten om met die auto naar Jazz Bilzen te bollen via een ommetje over Machelen ergens langs de Kortrijkse Steenweg. In een dancing, die daar al lang verdwenen is werd Radio Atlantis boven de doopvont gehouden. Het piratenradio vehikel van Adriaan van Landschoot, die nadien bekend werd door zijn handel in hemden en t-shirts. Radio Atlantis was geen lang leven beschoren, en werd al snel vervangen bij het publiek door Radio Maeva, van die andere ondernemer. Die van de wafels.

Een dj verwelkomde het Atlantispubliek, en vermoedelijk zullen we er een glaasje op gedronken hebben, maar echt veel is daar niet van bijgebleven in de kamers van mijn geheugen. Laat in de avond zetten we aan naar Bilzen, dat in die tijd nog aan het einde van de wereld lag, want eens Brussel en Leuven voorbij was het karren langs onze nationale N wegen. Ter hoogte van Tielt Winge reed Dirk een langs de steenweg gelegen stukje weiland op. We bevonden ons op een goede 100 meter van de eerste huizen en winkels van het dorp stelden we vast bij het krieken van de volgende dag. Dirk en F. sloegen een tentje op, en Herman en ikzelf deelden het achterste stuk van de auto. Met neergeslagen achterbank konden we ons net volledig uitstrekken op een luchtmatras of slaapzak. Tenminste voor mij pastte het. Herman had wat langere benen, en sakkerde dus de volgende ochtend dientengevolge iets meer. Wat ik mij er nog van herinner is dat het dak ook langs de binnenkant er behoorlijk wobbly uitzag, tot de zandman mijn ogen dichtstrooide. In zover was dit mijn eerste uitstap naar Bilzen, waar we overigens maar konden blijven tot in de late namiddag, omdat Dirk ’s avonds nog andere plannen had. Hij was voornamelijk fan van Golden Earring die er die dag het beste van zichzelf gaven. Enkele jaren eerder weigerden ze om op te treden omdat de geluidsinstallatie in hun ogen te primitief was, of toch iets dergelijks. Iedereen zat er trouwens ook te wachten op de magische jump van de drummer, die trampolinegewijs over zijn drumstel heen zou springen. Iets wat hij dan ook deed. Tusen het publiek zagen we al snel wat cafégangers uit het naburige Aalst, en enkele Zoms en Bies. Eentje wist zich te versieren met een klod mayonaise in het haar. Het had iets, en ik besloot ter plekke dat ik het jaar daarop, op eender welke wijze, drie dagen zou aanwezig zijn. En dat gebeurde, niet dankzij een VW, maar een Fiat 128. Dat is een ander verhaal.

Heb ik dan echt maar drie keer in een VW gezeten. Ik zou liegen als ik zeg, dat ik nooit door een rijkswachter werd uitgenodigd om even plaats te nemen aan zijn tafeltje achter in een VW-busje. Gelukkig altijd voor een zeer kort intermezzo. Nooit meegevoerd, ook niet door die andere lieve chauffeurs met hun VW-ambulances. Een dergelijke stop wil ik nog vermelden. Het gebeurde enkele dagen voor kerstmis, of was het nieuwjaar in 1968, langs de Oudenaardse Steenweg te Bambrugge. Wij waren net de donkere weg uitgefietst die liep vanaf dancing Sun Valley naar deze steenweg. Ik reed achter mijn maat, om het iets minder te laten opvallen dat het licht op mijn fiets stuk was, maar geen ontkomen aan. Een van die dienders had het gemerkt. Afstappen, en de vw-bus in. De ene man gebruikte een typemachine, terwijl de andere mij aan een verhoor onderwierp. Niet dat dat veel inhield. Het ging voornamelijk om het uitwisselen van obligate gegevens, zoals naam, adres, enz… Tot de man vroeg: merk van het rijwiel?. Ik kan mij voorstellen dat niet elke fietser dat zomaar weet, maar ik kende het wel. Ik was eigenlijk zelfs wat trots op de naam van mijne velo. “L’hirondelle mijnheer”. “Ier….wat”? Ik probeerde nog eens: “L’hirondelle”. Weer kwam er een: “Hoe zegde”? “L’hirondelle, in het nederlands: de zwaluw, mijnheer”. Geen verdere vragen.

Ik kwam er vanaf met een waarschuwing, en moest nadien mijn fiets na herstelling ergens bij de dienders gaan tonen.

De volgende morgen las ik op het pv dat ik meekreeg, dat mijn fiets van het merk: de zwaluw was…..

En dan was het dus hopen dat de diender waar ik mijn fiets na de herstelling moest gaan tonen een tweetalige zou zijn….

Volkswagens, je komt ze nog her en der tegen…. zoals die paasmaandag in 2015 te Schellebelle.



De noten van mijn jeugd.

Forever Young Posted on 30 okt, 2015 18:48

Oktober, okkernoot.


Terwijl ik op het terras in een najaarszonnetje van mijn Lavazza nip, fietst Moniek langs met haar ellenlange eindeloze blote benen, waar je zonder meer onder de noten mee kan slaan. Ik weet ook wel, dat dit een uitdrukking is die stilaan uit de tijd dreigt te raken, maar ieder normaal mens kan er zich zo wat bij voorstellen. En het leert ons dat noten vooral hoog in de bomen hangen.

Ik heb iets met noten. Behoren noten overigens tot datgene wat wij doorgaans met de benaming fruit betitelen? We hebben het nu over de gewone dagdageljkse walnoot die vanaf september de marktkramen siert. Als het tot het fruit behoort, dan mag het van mij vanaf nu in de top drie van door mij meest geliefde fruitsoorten. Je hebt er wat aan. Je kan er niet zomaar bij. Niet zomaar van genieten. Er is om te beginnen de bolster. De ‘sloester’ heette dat toen ABN nog moest worden uitgevonden. Dat denk ik toch tenminste, want waarom spraken wij anders van ‘noten sloesteren’? Na het ‘sloesterern’ moet de noot nog gekraakt worden, en dan blijft er nog dat dunne vliesje, met zijn, althans bij verse noten, op vers sperma lijkende kleur. Een vliesje dat, indien je het niet verwijdert, later hard wordt, en een eerdere bittere smaak geeft aan de noot. Pas nadat ook dit laatste vliesje is verwijderd, en je het nootvlees uit de verschillende nootcompartimentjes hebt bevrijd, start het genieten. Wie aan de noten zit, terwijl ze nog gebolsterd zijn verraadt zich door bruingekleurde vingers. Het mag duidelijk zijn, een noot geeft zich niet zomaar gewonnen.

Notenbomen kunnen zeer oud worden, en vooral zeer hoog. De kruin van notenbomen groeit in de zomer dicht en vormt op die manier een optimaal natuurlijk zonnewerend dak. Onze voorouders wisten dat. Zij planten notelaars in de buurt van hun huizen en stallen. Zij omzoomden er hun weiland mee. In de zomer konden de koeien er onder schuilen voor de regen, en bij kortstondige hittegolven, die in onze streken, zij het zeldzaam, toch wel durven voorkomen, zorgden de notelaars voor verkoeling. Is het je al opgevallen, dat je zittend onder de notelaar, doorgaans weinig of geen last hebt van vliegen, muggen of andere vliegende kleine mormels? Waarschijnlijk is het de geur die deze zoemers afschrikt.

Noten, nuts, de angelsaksen gaven er meerdere betekenissen aan. Wanneer iemand nuts roept maakt men vaak de connotatie met wel zeer edele noten, al hadden ze er in Little Britain om maar iets te zeggen ook een paar rondlopen. Chestnut mare en chestnut trees, woorden die de prachtigste herfsttaferelen oproepen. Beelden die we vast willen houden, al was het maar om de alles kalende winter op afstand te houden.

Ik heb iets met notelaars. Althans dat is wat ik na jaren observatie constateer. De notelaars waren er al in mijn jeugd, en zij betekenden vooral een tijdshouvast. Bij het vallen van de eerste noten, brak de tijd aan van terug naar school. Toch wel heerlijke dagen, vooral die eerste weken, waarin je werd ondergedompeld in een vat vol met nieuwe ervaringen. Nieuwe schoolboeken, die al na enkele dagen waren verslonden, kameraadschappen met vriendjes die weer werden verdergezet, na enkele maanden vakantieonderbreking. De minder felle zon, en de zachtere avonden, de geur van gerooide patattenvelden, ook dat was september. In ‘Take me back’ beschrijft Van Morrison het zo mooi:

‘Way, way back, way back

When you walked, in a green field, in a green meadow

Down an avenue of trees

On a, on a golden summer

And the sky was blue

And you didn’t have no worries, you didn’t have no care

You were walking in a green field,

In a meadow, through the buttercups, in the summertime

And you looked way out over, way out

Way out over the city and the water

And it feels so good, and it feels so good

And you keep on walking.’

Einde citaat. Morrison mijmert verder over de zachte avonden waarbij Radio Luxemburg de beste muziek speelt… Een ervaring die mij terugvoert, langs de meers van Geyter, doorspekt met pissebloemen, boterbloemen en madeliefjes, zoals je nu enkel nog ziet in Transilvanië. De verharde ree uitwandelend, langs de met bomen afgezoomde lange root, voorbij het bosje, langs de meers van Jef Verhoeven, waar vooraan notelaars stonden. Jef de man van madamelie, en de vader van onze meester, liet er zijn Brabants trekpaard lopen. Madamelie die eigenlijk Emilie heette. Probeer als kleuter, rechtspringend naast je bank, maar eens te roepen: ‘Dag Madame Emilie’, wanneer zij weer eens op het onverwachts binnenkwam. Een authoriteit die toch ons buurtschooltje, De Kindertuin, gestart had kort na de oorlog, en waar nadien haar zoon Etienne, ons kabouter noemde, en ons leerde lezen en schrijven. We werden er opgevoed volgens de leermethode: ’the hard way’, en dat mochten sommigen al eens ondervinden na bijvoorbeeld een namiddagje schoollopen achter de haag. Madame Emilie dus, en dat kwam er dan in koor uit als ‘madamelie’, of alleszins toch iets dat daarop leek.

Terug naar de notelaars. Zelfs bij ons in de tuin stonden er, helemaal aan het eind. Wij woonden in die dagen, bij wijze van spreken, met onze neus op een drukke steenweg. Toch konden we rust vinden in onze hondermeter diepe boomgaarden, achter onze huizen. Speelterreinen waar ongestoord kwattekwaad kon worden bedreven. Tenminste als er geen overijverige boer al vloekend en scheldend kwam aangestormen.

In het najaar hadden die tuinen last van een teveel aan overtollig regenwater. Kwam de winter vroeg zoals in de winter van ’65 toen ‘Day Tripper’ en ‘Eight Days a Week’ hoog in de hitparades stonden, dan vroren al die natuurlijke ’tuinvijvers’ dicht. Omgetoverd tot enorme ijsvlaktes, waarop het heerlijk glijden was. Niemand schaatste, maar we hadden wel een ijskot, waarmee we op die tuinpoelen en vijvers rondschoven, tot een of andere ongeruste vader bepaalde dat het ijs te dun was geworden.

Langs de boerderijen van een jeugd.
Enkele jaren eerder werd ik voor een paar weken uitbesteed bij een tante op de boerderij, en het is dankzij alweer de noten, dat ik nu nog weet dat dit begin oktober moet zijn geweest. Mijn moeder moest naar het hospitaal voor een tijdje, en plots werd een van mijn kinderboekjes ‘Tiny op de boerderij’ wel heel reëel. Meisjesboek? Ach wat ik wou het hebben voor de prenten van koeien, schaapjes en andere dieren die er zo lief in waren afgebeeld. De tweede keer dat ik enkele weken in een ander dorp woonde bij een van de vier zusters van de mama. De herinneringen aan deze periode doken recent op na het lezen van de biografie van Julia Baird, John Lennon’s halfzus. Een paralelle wereld. Ook Lennon had vier tantes, die zich het lot van de kinderen van hun zuster sterk aantrokken. En in Strawberry Field in de buurt zullen zeker ook notelaars hebben gestaan.

Ik ging er die paar weken naar een wijkschooltje, waar ik terecht kwam bij een schoolmeester, die amper op honderd meter van ons huis woonde langs dezelfde drukke steenweg. Meester Geyter, een reus van een vent, wiens taak het eveneens was de kinderen te leren tellen en lezen.

Tante nam mij ’s morgens mee langs de Paternosterstraat, terwijl ze de koeien naar de weiden op de Honegem bracht. En langs die Paternosterstraat was er ergens een droge gracht waar, vroeg in de ochtend, de noten voor het rapen lagen. Gevallen van overhangende takken. Ik zie de gewelfde kasseiweg en het tussen de kassei en de gracht gelegen gaanpaadje nog voor mij.

In diezelfde week maakte ik ook mijn eerste geboorte mee. Midden in de nacht begon plots een koe te kalven, en het liep mis. Het kalfje zat verkeerd, en er diende man en macht gebruikt te worden, om dat kalf uit de moeder te halen. Een en ander moet met de nodige paniek en geroep gepaard zijn gegaan, want ik werd er zowaar wakker van. Ik sloop aarzelend naar beneden om te kijken wat er aan de hand was. Dat werd niet geapprecieerd, en ik vloog terug naar boven. De volgende dag maakte ik in een klein notaboekje, op ruitjespapier, een tekening van wat ik had gezien. Een tekening waar ik zelf de ballen van snapte. Sexuele voorlichting bestond in mijn kindertijd nog niet. Die zou ik pas een jaar later krijgen van een achterkozijn, achter in de tuin bij Chalas, waar R. aan mij en N. een en ander vertelde. Maar ook dat was nog een verhaal vol met gaten. In die dagen sprokkelde je informatie bij elkaar waar je kon. Het plaatje werd pas compleet ingekleurd tijdens een van mijn grote vakanties, bij een andere kozijn, in het Blauwbos. Rond dezelfde tijd dat we onze eerste sigaret rookten in het bosje van Suske Lievens.

Op het erf van mijn grootvader stonden verschillende notelaars. Langs de kleine boerderij liep een kouterbaan. Die ligt er trouwens nog altijd, in tegenstelling tot de boerderij die afgebroken werd. Het geheel lag op zeker vijftig meter van de hoofdstraat. Die kouterree liep verder tot aan de beek en de spoorweg, waar ze ophield. De ‘malroute’ van Oostende naar Brussel. Tweehonderd jaar geleden zal die boerenweg vast en zeker doorgelopen hebben naar het volgende dorp. Spoorwegen hebben nu eenmaal de onhebbelijkheid van vooral kleine wegen te negeren. Langs die weg had mijn grootvader nog een stuk land waarop hij aardappelen en bieten oogste. Op een dag kwamen we voorbij het hek, en zagen hoe een paar nonkels op de heel oude manier planken aan het zagen waren uit een boom. Een notenboom? De ene stond boven op een verhoog waar de boomstam op lag, terwijl de andere op de grond stond. Met hun beiden hanteerden ze een grote lintzaaag. Vergane glorie die nog af en toe in Bokrijk gedemonstreerd wordt, en waar je voor de rest naar Roemenië voor moet, waar dit nog dagelijkse plattelandskost is.

Ook hier bij mijn peter lagen in oktober de noten op de grond.

De Graanmarkt.

In de tijd dat de Beatles doorbraken in ons kleine kikkerland, werd ik geconfronteerd met noten van een heel ander alooi. Oktober 1964, en dus het geknipte moment moet onze leraar muziek gedacht hebben om ons te laten kennismaken met Bach, Beethoven en gebalkte vijflijnige schriftjes. Veel verder dan enkele hele en halve noten en wat solsleutels zijn we nooit geraakt. Het verschil met de Yeah Yeah, die ons echt raakte was te groot. En ook al deed ‘de lonken’ nog zo zijn best, hij kreeg de noten, op misschien een uitzondering na, niet aan ons verkocht. Met zijn Gents accent kon hij wel prachtig vertellen, en toen hij hoorde dat ik nog even in de klas zat bij meester De Geyter, van enkele alina’s terug, vertelde hij mij dat ze familie waren. In tegenstelling tot De Geyter, een boom van een vent, was ‘de lonken’ eerder kort afgezaagd. Maar dat kon, want ze waren schoonbroers. De man kwam dus regelmatig in onze buurt, maar ik moet toegeven, dat vermoedelijk wegens mijn matige zangkwaliteiten hij mij nooit thuis is komen opzoeken.

Wordt vervolgt…



« Vorige