Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

Noord Wales 2015 Snowdonia

Wales Posted on 23 sep, 2015 15:47

Llanberis waar de trein vertrekt…

Llanberis ligt aan de voet van de Snowdon range. De aantrekkingskracht die er van uit gaat heeft uiteraard te maken met het speciale stationnetje van waaruit je met een treintje tot helemaal op de top van Yr Wydffa ofte Snowdon kunt sporen.

Langs de A5 vanuit Betws rij je halverwege door Capel Curig, een klein bergdorpje, waar je nog een kapel uit 1600 aantreft. Het is de eerste keer ooit dat ik merk dat de deur open staat. Een buitenkansje om hier even binnen te springen. Een duidelijk gepensionneerde man heet mij welkom en geeft wat uitleg. Hij toont mij enkele zaken waar je anders zo overheen kijkt. Bijv een toegemetselde zijmuur, waar boven de stenen nog een dwarsbalk zit van de vroegere ingang. Ik kijk wat rond, terwijl een vrouw op middelleuwse wijze, het hoofd wat gebogen, op een gitaar zit te tokkelen. Een privéconcertje. Blijkbaar is het kerkelijk leven er een aantal jaren geleden stilgevallen, waarna het verval zijn intrede deed. Tenminste tot enkele jaren geleden wat burgers opstonden met de bedoeling het minikerkje als erfgoed in ere te herstellen. Niet meer voor kerkelijke doelen, maar om het te conserveren en te tonen aan de mensen. Zonder subsidies uiteraard. Buiten op het eeuwenoud kerkhof, met uitgesleten zerken van ook al honderden jaren terug, maait een andere man het opgeschoten gras.

In Llanberis stap ik binnen in de honey tearoom voor een scone met jam en mijn afternoontea. In plaats van jam heeft men mij echte stroperige honing gegeven. Smaakt uiteraard nog lekkerder.

Bij het stationnetje kunnen de wachtenden in een klein bijgebouwtje een film bekijken over de verschillende locomotieven en treinwagons die gebruikt werden en worden om de passagiers naar boven te krijgen. Er zitten dieseltjes tussen, maar ook nog stoomlocomotieven, die dan halverwege water moeten bijtanken. Binnen in het station hangt een groot fotobord, van ene Ralph Ernest Sadler A.M.I.C.E. OBE, vooraanstaand ingenieur die heel wat werk heeft verzet voor de spoorwegen en in het bijzonder voor de Snowdon Railway, dit spoorlijntje. Na zijn dood in 1977 hebben ze treinlocomotief nr 7 hernoemd naar hem: Ralph Sadler. Een klein wistjedatje, maar toch, ergens bolt er dus een locomtief met de naam Sadler. Tussen de twee sporen ligt een derde extra spoor, met tanden. Deze zorgen er voor dat het treintje bij pech onmogelijk achteruit zou kunnen beginnen rijden.

Het loopt naar vijven; tijd dus om nog een t-shirt te kopen bij Odyn Copper, in haar winkeltje, bij het slate museum. Vandaag was het museum gesloten vanwege een “vakbondsactie” kon ik er op een aanplakbiljet lezen. Odyn Copper staat dagelijks in haar winkeltje waar ze op t-shirts van het merk ‘fruit of the loom’, een keltisch logo strijkt met haar strijkijzer. Dat ziet er best leuk uit, maar bedenk wel dat ik haar dat al jaren weet doen. Voor haar moet het bandwerk zijn, maar dan een soort bandwerk waarin een sociaal contact verweven zit. Hoe hou je dit anders vol, zelfs hier in deze omgeving?

De in en uitlopende toerist, die hier een keer in zijn leven komt, merkt dit niet. Een laatste familie leek maar niet te kunnen beslissen wat ze zouden kopen, terwijl ik voor de derde keer het winkeltje rondliep met een t-shirt in de hand. Het was overigens buiten alleraardigst weer geworden. De dame achter de toog, Odyn’s moeder, dat zag je zo aan haar trekken, wou maar wat graag sluiten om nog te genieten van de avondzon. Dat zei ze mij nog terwijl ze zich verontschuldigde voor het wachten. Nevermind.

Ik geniet nog een tijdje na op een bankje, voor ik de weg terug rij naar Betwys.

Het was er druk in Llanberis, en dat vanwege de Rat Race. Een loopwedstrijd, waarbij ook de Snowdon wordt aangedaan, heb ik begrepen. Geen kattepis dus. Ik zie net nog wat hijgende loopsters de laatste meters afleggen.

Vanavond nog een glas in de Stables en morgen….

Llangollen op zondag.

Net als de twee vorige jaren trek ik een zondag uit voor Llangollen, waar zich ooit enkele Ladies ophielden en waar nog jaarlijks een Esstedfodd wordt gehouden, maar die heeft nog nooit in miojn reisschema gepast. De boekenzolder boven het café is er nog, en dat zorgt toch weer voor enkele zeer intressante vondsten. O.a. een LP van de New Voudeville Band, de groep die gemanaged werd door Peter Grant. Grant zal zich later met een iet of wat hardere groep gaan bezighouden. Maar hij leerde zeker een stuk van de business met deze NV Band. En kijk eens aan een LP met een molen van Sid Lawrence Orchestra. De plaat mag dan Engels zijn, toch is het weer een afbeelding van een Hollandse molen.

Ik verdiep mij binnenkort ook in de geschiedenis van lokale middelleeuwse heiligen, dankzij een korte beschrijving. De beste vondst, zal toch wel de muziekgeschiedenis zijn die Palmer neerpende: ‘All You Need is Love’. Leesvoer voor de komende dagen.

Tea en scone in het witte theehuisje. Er zijn nieuwe eigenaren, die er al zingend rondlopen. Overigens blijkt dit theehuisje nu ook ’s avonds open te zijn.

Ik wandel nog wat rond bij de brug, stap de Corn Mill binnen voor een koffie en een internetconnectie, waarmee ik mijn mails kan checken. Wat ik later op deze zondagavond nog wat verderzet in de Stables in Betws-Y-Coed

Snowdonia

Dat ik nog een extra leven gekregen heb na mijn “straf” tijd in een werkcel mag hier in Snowdonia wel overduidelijk zijn. Zittend op een steen, even voor het halfwegpunt, met diep beneden mij het uitzicht op Llanberis. Het is vandaag een dag uit de duizend. Helder weer, hier en daar een wolk merkbaar aan de zeer verre horizon. De schapen op de groene flanken van de berghellingen koesteren zich in het zonlicht. Een frisse wind zorgt er voor dat het net niet te warm wordt. Af en toe komt er vanuit de vallei, of vanaf de top een treintje langs. Dieseltjes afgewisseld met stoomlocomotieven. De stoomlocomotieven zijn vaak meer dan 100 jaar oud. Wandelaars komen langs, uit het dal beneden, de ene iets bezweter en puffender dan de andere. Hier op deze steen is het prachtig toeven. Vooral de laatste mijl tot hier viel best mee. Het is het verdomde begin, de asfaltweg, die stijl naar boven klimt, die ja alle zin om aan de tocht te beginnen ontneemt. Enkel en alleen wilskracht is er nodig om je te laten doorzetten. Ook het genot om achtereenvolgens te genieten van het zicht op Moel Cynghorion, Foel Coch, Foel Gron en Moel Eilio helpt. En zeggen dat hier pas zaterdag nog een ratrace naar de top werd gelopen. Duidelijk iets voor afgetrainde Jaggeriaanse figuren, waar ik geen boodschap meer aan heb.

Beneden rechts in de vallei zie je nog restanten van huisjes van boeren, die ooit voor de Faenol Estate werkten. Meestal werkten ze in de mijnen, en hielden daarnaast wat kleinvee. Om en bij de 25 huishoudens woonden er ooit, zonder schooltje, wel met een kapel. Halverwege vorige eeuw begonnen de mensen weg te trekken uit Gwaun Cwm Brwynog zoals het “dorpje” heette, waardoor je nu enkel nog wat ruwwines ziet.

Was het tot nu toe wandelen, dan wordt het opnieuw klimmen eens je onder het spoorwegbrugje doorkomt. De treintjes rijden nu aan je linkerkant. Eindelijk zie je Halfway House opdoemen. Je bent dan halfweg, en de stairway to heaven ligt voor je. Vanaf hier wordt het een stuk steiler. Doel bereikt. Althans het doel dat ik mij stelde toen ik aan de tocht begon, maar het weer zit zo goed mee, dat ik besluit van nog een eind verder te wandelen. Om kort te gaan: eens je in de verte enkele toppen ontwaart, valt er niet meer te stoppen. De begroeiing mindert, het pad ligt meer en meer bezaaid met grote keien, en op een bepaald ogenblik wordt de zichtbaarheid herleid tot bijna nul. We zijn in de wolken. Ieder ogenblik kun je prachtige foto’s nemen. Snel zijn is wel de boodschap, want een vallei die je door een sneldrijvende wolk heen, beneden ziet glinsteren in de zon, is de volgende seconde alweer onttrokken aan het zicht. Er lopen nog enkele koppels verderop die zo te zien ook de klim naar de top wagen, al zit er weinig snee op hun gang. Ik zie enkel mijzelf nog als plots tussen de wolken een aantal grote zwarte vogels opduiken. Aasgieren wachtend op hun prooi? Het zijn gelukkig maar kraaien, maar toch wel van een bijzonder groot formaat. Na nog een doorgang onder de spooreweg: we lopen nu weer links van de sporen wordt het opnieuw een stuk lichter, en eindelijk ontwaar je rechts boven de top en het erbij gelegen stationnetje. De trap van steen en wolken ligt bijna achter ons.

Uiteindelijk kom je voorbij een laatste “staande steen”, die verwijst naar andere paden die vanaf hier allemaal ongeveer samenkomen. Hier komen de Pygtrak, het Pyg pad, en het Mijnwerkerspad samen met het door ons gevolgde Llanberispad. Rechts over de spoorweg zie jet Snowdon Rangerpad. dat omhoog kruipt van bij Bwlch Cwm Brwynog, om ook de sporweg te kruisen en ons pad te vervoegen. We zijn er bijna. Toch is het nog een kwartiertje wandelen.

“We made it”, gooi ik er nog 100 meter voor de top uit aan het koppel dat ik dan inhaal. “Nearly”, krijg ik weer, en inderdaad de laatste loodjes wegen nog zwaar door.

Over de kam wordt je beloond voor je klim met een zeer mooi uitzicht over Cwm Dyli en de meren beneden. Llyn Glaslyn en Llyn Lydaw. Ontwaar ook de heuvelkam van Crib Goch, een stuk van de gekende Snowdon Hoefijzerkam. Heb je geluk en trekken de mistige wolken open dan zou je van op de top maar liefst 18 meren en en 14 bergpieken moeten kunnen bewonderen. Heel soms zie je tot in Ierland, het eiland Man en aan de andere kant het Lake District.

Hoeveel foto’s werden hier al genomen? Apple’s Iphone zie ik nog het meeste rondom mij, boven bij de orientatietafel. Een hond staat wat lager te wachten op zijn baasje, en begrijpt er duidelijk te zien de ballen van. Wil ik nog een bakje troost vinden in het stationnetje dan is het ogenblik nu aangebroken, want over een goed halfuur sluit de keet.

Oops I did it again…. live from the top.

Heerlijk om dit neer te schrijven op het hoogste punt van de hoogste berg in Wales. Eindelijk na 10 jaar terug op de top van de Snowdon. En I did it the hard way. Niet met een van de fameuze treintjes, maar met mijn twee voeten. Over de blaren op mijn hielen zullen we het morgen hebben. Bijna vijf uur, en aangezet rond half twaalf. Genoeg stops gehad om prachtige plaatjes te schieten. Bovendien was mijn plan om toch maar tot halverwege te lopen. Maar het weer zat mee, de blauwe lucht en prachtige wolken lonkten. Nog eenmaal te voet naar de top. When I’m sixty three. De vorige tocht was geen pleziertje, het was meer een: dit moet ik kunnen. Ik wil bewijzen dat… ik op 53 dit nog aankon. De leeftijd waarop mijn vader het hoekje omging. Toen heb ik vanaf halverweg tot de top in nevels gewandeld. Beter van steen tot steen gestrompeld, doorweekt van het zweet, en de koude mist, gehuld in een plastic regenjasje. Maar ik haalde het. Ook al was die tocht vooral een uyitdaging. In tegenstelling tot vandaag. Nu werd het een wandeling. Een prachtige wandeling, waarbij je uiteraard meer dan eens op je adem trapt, want zeg nu zelf, wandeltochten van 15 km staan niet meer dagelijks op mijn agenda. Maar ik kan het ma, ik kan het… ’t is al goed Jan De Wilde.

I wish I was a sculpture, but then again no, I wish I was a painter to paint my masterpiece here and now, dacht ik nog voor het halfwegpunt, zittend op mijn eenzame steen, onwetend van de komende prachtige uitzichten, die ik zowat voor het eerst mocht aanschouwen.

En dan is ook nog een weg terug.

Ik moet aan de afdaling beginnen wil ik voor donker beneden zijn. Vijf uur dus. Time for coffee, stairways to heaven, maar dan naar beneden naar Llanberis. Tijd om daar na te genieten. Nog even de shop rondneuzen, en we zijn de pijp uit. Met een beker koffie nog in de hand begin ik aan de terugweg. Die beker zal ik een heel eind mee moeten dragen, want nergens maar ook nergens langs dit pad staat er ook maar een vuilnisrecipient. Overigens er ligt ook helemaal niets langs de kant. Dit is het meest nette pad ter wereld, neem dat van mij aan. Het kan dus.

Ik loop al heel snel terug in de wolken. Ook al vlieg ik niet, hoe wolken er van binnen uitzien heb ik hier op Snowdon al meerdere keren gezien. Net nog boven op de top een regenboog gefotografeerd, beneden mij. Voor alles blijkt er een eerste keer te bestaan. De cafétaria sloot even na vijf, wat dus maakt, dat ik zowaar de laatste ben die de afdaling nog maak. Op een zonnige maandag in september is het er overigens rustig. Ook de treintjes zitten niet echt overvol, zie ik wanneer ze langsrijden. Wie echt denkt dat je Snowdon moet mijden omdat dit een toeristenval geworden is kan ik geruststellen. Om te beginnen betaal je voor de parking vlakbij 7

ponden, en de prijs van een treinkaartje heen en terug serveren ze pas nadat je 27 pond per persoon hebt betaald. Je kan natuurlijk ook in het dorp gratis parkeren, maar dan breidt je je wandeling sowieso uit met 2 km heen en terug naar het begin van het Llanberis pad dat leidt naar Snowdon. En een wandeling kost niets tenzij sleet aan je schoenen. Het is overigens geen kattepis om de tocht te ondernemen, want je hebt voor onderweg drank en eten nodig. Minstens een sweater, die je al snel uittrekt tijdens het stappen, maar die je boven op de top weer best kunt verdragen, vanwege maar 7 graden. Ook een regenjasje is geen overbodige luxe voor onderweg, al was dit vandaag echt niet nodig. En uiteraard wil je de gehele Snowdon op foto vastleggen, en dus sleep je een Nikon, een I- pad en -phone mee. Samen goed voor enkele kilo’s.

Uitkijken naar de Snowdon Lily leverde niets op. De schapen vreten ze waarschijnlijk op. Al kwam ik toch wel wat Lily’s tegen onderweg. Wat hebben vrouwen met Snowdon? Schapen, loslopende koeien, paarden allen deelden ze mijn pad naar beneden. Vergis u niet, maar dalen gaat uiteraard sneller dan stijgen, maar toch, een glissando heb je zo uitgevoerd. Vandaag is het gelukkig droog, en mijn recent gekochte blue suede shoes zitten stevig aan mijn voeten.

Op het laatste stuk van de weg terug kan je in de verte aan de einder de grootste hydro electriciteitscentrale uit Europa niet missen. Water wordt vanuit een meer via ondergrondse buizen aangevoerd om opok al ondergronds 6 turbines aan te drijven. Hret water komt terecht in een meer, llyn Peris, van waaruit het weer naar boven wordt gepompt om opnieuuw, enz….

Het is kwart voor acht, wanneer ik terug op vier wielen zit…. en wat zei je?

Oh ja “pap”, ik kan het nog net uitbrengen.

Deze dag spaart mij enkele doktersbezoeken uit. Want zeg nu zelf, wat is het verschil tussen, in een dokterscabinet, met draden aan je lijf, wat op een fiets zitten trappen, en al wandelend eventjes 1000 meter hoogteverschil overbruggen op amper 5 kilometer?

Laat ik toch de Stichting van het Hart, nog maar wat steunen. Die mannen verdienen het, en daarbij in hun kringwinkels liggen vaak mooie tweedehandscd’s.

Ik kan nog een tijdje mee, en dat is de hoop die weer doet leven…. zegt men toch.

The day after: Betws-Y-Coed en Llanwrst

De blaar op mijn hiel valt erg mee, ook al heeft ze de grote van een flink tienfrankstuk, voor wie zich dat nog herinnert. Ook de wat stijve kuiten zijn te harden. En we krijgen opnieuw een zonovergoten dag. Tijd dus om in Betws, mijn vorige week ontdekt wandelpad, langs de samenvloeing van de riviertjes over te doen. Terloops wandel ik de Toerist Info binnen, en vraag aan de bevallige dame achter de comptoir naar de juiste locaties van de oude watermolens. En inderdaad pal naast de rivier, achter een hek loopt een weg. Een plaatje op het hek meldt mij dat het een ‘Private Road’ betreft maar dat zal wel voor motorvoertuigen bedoeld zijn. Links zie ik een gebouwtje met vermelding Royal Oak Farm. Dit moet de molen geweest zijn. Het rad is verdwenen. Een rad, waar overigens bijna enkel mee geboterd werd. De echte graanmolen van Betws stond aan de overkant van de rivier langs de Molenstraat. Mill Street zoals de straat vandaag nog heet.

In Llanwrst bij Barnardo’s loop ik weer binnen en dat levert een Paul Weller CD op. Wat verder naast de kerk fotografeer ik eindelijk de Almshuisjes, en loop er ook de kerk binnen om een foto te snappen van de graftombe van Llewelyn The Great.

Ik sta geparkeerd over de brug in de buurt van Tir Hwyn, waar wat ouderen de namiddg aan het verbollen zijn op een grasplein waar je biljart op kan spelen. Ik zal het maar houden op de Britse tegenhanger van het Franse, ook bij ons gespeelde, jeu de boulles. Straks nog wat genieten bij de Conwy van deze eindeloze september vooravond.

Een echt patattenweertje. Weet je wel, de dagen dat we patatten rooiden, samen met mijn Peter op de kouter langs de ree. De grond was er droog, stoffig, en het was er vooral heerlijk om er gewoon te zijn. Ik zocht er vooral naar patatten met aanhangsels. Wie zich iets kan voorstellen bij wat ze indertijd opstuurden naar Armand Pien weet waaarover ik het heb. Foto’s van mijn jeugd.



Noord Wales 2015 Chester net over de grens

Wales Posted on 15 sep, 2015 13:18

De weg naar Chester.

Je zou dit een jaarlijkse bedevaart naar Chester kunnen noemen. Zeker omdat ik er toch weer voor een stukje ‘ecclescake’, een ‘flapjack’ en een ‘pot of thee’ de St. Peter’s Church binnenloop. Nog maar enkele jaren geleden was dit een verplichte pitstop, omdat dit de quasi enige locatie was waar enkele afgedankte IBM pc’s je de mogelijkheid boden om op het Internet te raken. Nu is er zoals bijna overal free wifi. Al frequenteerden we al enkele jaren ervoor een van de eerste internetcafes in Liverpool. Dat was pas prehistorie. De dagen dat we het nog met een emailadres van dma, ofte de stad Antwerpen moesten zien voor elkaar te boksen. Hier in de kerk, die netjes in twee gescheiden is: een deel voor de kerkdiensten, en een commercieel deel, met standjes en dus ook een cafetaria, stond ooit tussen beide gedeelten een piano, waar een oude man van negentig overheerlijk muziek op ten gehore bracht. Hij kwam er blijkbaar regelmatig spelen tot het einde van zijn dagen. Een jaar later was hij er plots niet meer. Dat schijnt het leven te zijn, horen we zo vaak zeggen.

Tijd voor enkele reguliere stops in de straat die naar Hoole leidt, waar zich de meeste kringwinkels bevinden. Deze keer goed voor Bryan Ferry’s laatse uitstap in de croonerswereld, ook een dubbelaar met voor elk jaar sinds 1967 een gecoverde song, om het 40-jarig jubileum van, Radio One te vieren. Heerlijk om ook eens Lola of Band on the Run te horen in een aangepaste versie door een band van tegenwoordig. Tegenwoordig is hier dan ook bijna alweer tien jaar geleden. De CD trapt af met Flowers in the Rain, een originele song van de Move, waar ook Radio One indertijd haar carrière met startte. Zij hadden toen na het verdwijnen van de piraten, op Caroline, radio Lux 208 na, en voor de komst van commerciële radio de ether voor hen alleen. Mooie jaren, tot een of andere nieuwbakken directeur beslistte: we draaien niets meer dat stamt uit de tijd voor 1990. Een klef idee dat later ook navolging kreeg bij Studio Brussel, en hele horden echte muziekliefhebbers het behang in dreef. Keith Richards haalde nog maar eens de kranten door te verklaren dat hip hop en dergelijke niets van doen heeft met muziek. En gelijk heeft hij. We kijken uit naar zijn nieuw album dat later deze maand verschijnt, en waaruit de pre-single zeer veel belooft. Klinkt als de beste Stones song sedert 1969. Keith don’t go, zong er ooit iemand. Nee blijf ons verblijden met muziek en krasse uitspraken.

Een ceedeetje van Blur met een overzicht van hun carriere en een extra live opgenomen bonus-cd in Wembley in 99 mag ook mee.

De auto even ophalen, met de bus, op Wrecsam Road, de Park en Ride carparking, waar ik hem in de voormiddag nog achterliet. Na drie uur kan je op de centrumparking vrij parkeren. Het licht zit goed om foto’s te maken vanop de omwalling die helemaal rond Chester loopt. Je komt voorbij heel wat Romeinse overblijfsels, prachtig geconserveerd. De Romeinen hebben hier behoorlijk goed huisgehouden. In de letterlijke zin van het woord dus. Chester heette in die dagen Deva. Je herkent er nog steeds het kaarsrechte stratenpatroon uit die dagen.

Het begint lichtjes te miezeren. Een meisje met een wondermooie stem zingt alleen voor mij. Iedereen zoekt een eetgelegenheid op.

Tijd voor wat fish & chips bij Witherspoons, een omvangrijk uitgaanscafé, waar je achterin rustig een en ander kunt verorberen. De fish & chips, worden er op vrijdag aan voordeeltarief geserveerd. En dan ook nog een dikke pint inbegrepen op Fish Friday. Ik hoor een wat oudere man aan het tafeltje naast mij tegen zijn overbuur babbelen in het Antwaarps. Wat ze precies zegden, zou iets te flatterend overkomen, dus dat slaan we maar over. Tijd voor een babbel tussen landgenoten. Vakantiegangers in Chester, die van daaruit Noord-Wales bezoeken. Net omgekeerd van wat ik doe.

Nog anderhalf uur naar mijn slaapverblijf. Karren door de donkere nacht langs de A55. Dat het GPS meisje mij via een kortere weg wil sturen, negeer ik deze keer. De wegen in Wales, en dan zeker de smallere wegen, zijn schaars verlicht, en geloof me vrij, maar Welshmen zijn dat gewoon, en ze razen bij wijze van spreken dan ook door de nacht. Gelukkig ken ik de weg van Conwy, eens je de A55 snelweg afkomt, ondertussen al behoorlijk goed. Ik ken er elke bocht, en op de duur raak je het ook gewend steeds te schakelen tussen groot- en dimlicht. Want een tegenligger verblinden dat doe je niet.



Wales 2015 Noord de eerste dagen

Wales Posted on 10 sep, 2015 21:43

Het wordt in een trip doorrijden tot Rynys campsite bij Betws-y-Coed. Om tien over zeven kom ik er aan zetten. Er staat een Belgisch koppel op mijn plaatsje van vorig jaar, maar dat vormt geen probleem. De grote drukte is hier voorbij. Vandaag zijn de meeste weekend toeristen vertrokken, en morgen is het september…. We babbelen wat. Zij spreken mij aan in het frans, nadat ze mijn nummerplaat zien. Waarom? Ze blijken uit Overrijse te komen, en kennen perfect nederlands. Toch zijn het dus alweer verfranste vlamingen. Even niet aan denken, want ze hebben Wales ontdekt via onze TV kanalen en een vorig jaar geprogrammeerd toeristisch programma. Promotie werkt dus toch….

Tijd voor een koffie in de Stables. Het is alweer een jaar geleden dat ik mijn stamcafé hier bezocht.

Llanwrst marktdag.

Dinsdag, het mag dan al markt zijn in Lede, ook hier in Llanwrst houden ze een minimarktje. Een paar kramen, met wat groenten en fruit, en zelfs kramen met de klassieke huishoudartikelen. Llanwrst is maar een kleine plaats langs de Conwy. Vroeger vermoedelijk gekend via de koekendozen waar vast en zeker het Tu Hwint ir Bont huisje zal opgestaan hebben. Dit overgroeid huisje pal naast de brug over de rivier trekt heel wat fotografen aan. Al is en blijft het eigendom van de National Trust, en kan je met de foto’s dus eigenlijk geen kant op zonder problemen met rechten en dergelijke.

In de tearoom zelf kies ik voor een scone met jam en een pot thee. Aan het tafeltje naast mij komt een koppel gepensioneerden plaatsnemen. Aan hun gesprek te horen zijn het ‘aftasters’, dat mag duidelijk zijn. Een oudere man (weduwnaar, gescheiden?) op zoek naar een nieuwe metgezel. Mocht iemand het mij vragen, dan zou ik enkel zeggen: dit wordt nooit wat. Babbelen over koffie, en over een teloor gegaan winkeltje, opgevreten door een belendende supermarkt. Nee dat lijkt mij niet de basis om iets op te bouwen. De dame krijgt dan nog telefoon van haar zoon, die vermoedelijk op hete kolen zit thuis. ‘Oh je bent niet uit werken’ hoor ik haar repliceren. My god, het moet erg zijn om dergelijke verplichte nummertjes op te voeren, op zoek naar, ja op zoek naar wat?

The Pretenders

Vanochtend scheen de zon, en vond ik eindelijk de tijd om heerlijk in de zon, een intervieuw met Chrissy Hynde in de Sunday Times te lezen. Een van de foto’s bij het artikel werd in België genomen in 1996. La Hynde ziet er behoorlijk uit, met haar blonde haar, en haar 63 jaren achter de kiezen. We zijn even oud en dat schept een soort van band…. je kan maar pretenderen, zeg ik altijd.

Chrissy wordt geintervieuwd naar aanleiding van het verschijnen van haar autobiografie. Let wel autobiografie, en dus niet biografie. Daar staat ze nog al op, op het feit dat ze haar verhaal zelf heeft geschreven en het niet liet schrijven door een ghostwriter. Blijkens dit intervieuw een keiharde story. En spijt heeft ze! Zeker van de meeste uitspattingen waar ze aan deelnam. Om te beginnen vertelt ze dat ze dit niet had kunnen schrijven toen haar ouders nog leefden. “Hebben haar kinderen (van Ray Davies en Jim Kerr) het al gelezen?” Ze denkt van niet. Overigens vroeg Davies haar om uit het verhaal te worden weggelaten, wat door de uitgever niet werd geapprecieerd, en dus schoof ze hem er toch maar weer tussen. Ze was er nooit met getrouwd. De ambtenaar vond dat ze maar later eens moesten terugkomen…. Bijna was ze in haar Engelse begindagen als illegaal getrouwd met Johnny Rotten. Die had het haar beloofd, kwestie van haar aan papieren te helpen, maar door een of andere tv-uitzending waar de Pistols de boel op zijn kop zetten, werd Rotten plots door de Britse pers de hemel in gecatapulteerd. De deal ging niet door, en dan maar gekozen voor Sid Vicious. Helaas was het gemeentehuis gesloten, en de volgende dag kon Vicious dan weer niet. Het ging niet door. Na haar vijf jaar met Kerr, trouwde ze nog eens voor vijf jaar, maar ook dat liep op de klippen, en nu leeft ze single. En zit ze niet te wachten op de eerste de beste bedgenoot. Toen haar ooit een medepassagier aansprak, die ze overigens niet lustte, antwoordde ze op de vraag: “What are you doing”, met “Spending my allemony money”. Het gesprek stopte.

Ze zweert ook alle drugs, zelfs booze en sigaretten af, en zet voor de gelegenheid alle feministes tegen zich op, door te verklaren dat wanneer je als griet, zichtbaar dronken en met uitdagende kleren rondloopt, je het zelf hebt gezocht wanneer je wordt aangerand. Nog steeds, een felle griet, die geen blad voor de mond neemt. Zo moesten er meer vegetariers en dierenliefhebbers zijn. Een bio om naar uit te kijken.

Treffriw: de molens

Op zoek naar weer een watermolen. Eentje waar ik de buurt al een paar jaar naar heb afgeschuimt. Een Nederlandse molenvriend, goed bekend met Wales, zette mij op een avond toen we nog ergens in Roemenië verbleven, op het goede spoor. De wereld zit tegenwoordig in een doosje, met een appeltje er op ter herkenning. Via googlemaps en -earth zoemden we ginder in op een watermolen langs de weg ergens in Treffriw hier te Wales. Carol van de campsite, waar ik gewoonlijk verblijf had mij een paar jaar geleden al gezegd dat ze daar in de buurt ergens een groot rood waterwiel had opgemerkt. Inderdaad, een eindje boven de Woollen Mill van Treffriw, langs een one track road tref je deze molen. Vaak zal daar niemand langs komen, en de overbuur kwam dan ook even poolshoogte nemen, wat ik daar zo al wou uitvreten. Het wiel zag er nog behoorlijk nieuw uit. Het gebouw is wel een ander paar mouwen. Het dak is verdwenen, en de muren, gelukkig uit natuursteen houden nog wel even stand. “Zal hier nog iets mee gebeuren?” probeer ik. “Ik zal proberen het dak te dichten, zodat het gebouw niet verder achteruitgaat.” “Zit er nog enig machinewerk binnenin?” Hij knikt, maar wanneer hij wat later de deur opent, zie ik enkel een hoop puin, en lijkt het mij onmogelijk dat daar tussen ook nog maar een molensteen zou liggen. “Jouw molen?”. “Nee van de overbuur, de oude molenaar, maar ik heb hem beloofd om het dak te dichten.” Het ingevallen schaliedak was nog vastgemaakt met houten bouten, zo blijkt. Ik begrijp ook dat schalies duur zijn, en dat hij maar een arme hardwerkende boer is. Ik neem afscheid en nog wat foto’s van het wiel. Blijkbaar heeft de molen zelfs geen naam, want hij kent er geen. Voeg deze site maar toe aan de lijst van ten dode opgeschreven watermolens. Dit komt echt niet goed, zelfs dat voorlopige dak zie ik er nog niet opliggen. “Kom over een paar jaar nog maar eens terug, en je zal zien,” krijg ik nog mee als afscheid.

De woollen mill in Treffriw zelf is andere koek. Bij ons zou men dit dan ook niet klassificeren bij molens, maar bij fabriekjes. Het gebouw zelf dateert maar van 1970 en staat op een lokatie waar zich meerdere molens bevonden. Het geheel nu maakt nog steeds gebruik van water van de rivier, maar wel op een gemoderniseerde wijze. Kort samengevat verloopt het proces nu als volgt: via een 300 voet lange pijp wordt water aangevoerd, dit kolkende water wordt via een turbine omgezet in electriciteit. Met deze electriciteit worden dan alle weefgetouwen en andere machines voor het spinnen aangedreven. Om de paar uur worden er demonstraties gegeven, en kan je het gehele proces volgen, hoe er vanaf de wol van het schaap, draden ontstaan die dan weer worden gesponnen en verweven tot beddedekens die je in het voorste deel van het gebouw in de zeer grote shop kan kopen. Tussenin zit ook nog een tea-room. Dit is precies het soort van bedrijf, want dat is het, dat ontbreekt in Aalst. Aalst was toch een toonaangevend stadje op het gebied van dit soort activiteiten. Waar zijn ze heen onze erfgoedfabriekjes langs de Dender, uit de dagen van Daens. Indertijd trok men voor de film naar Polen, omdat nergens nog werkende weefgetouwen bestonden. Wales zal duidelijk niet bekend geweest zijn bij de mannen uit het Daens team die voor lokaties en requisieten dienden te zorgen.

Ik vraag de wever of hij dit werk verricht als vrijwilliger, dan wel of hij dit doet voor een loon. “Man, ik wil op het eind van de maand betaald worden, en dan liefst nog zoveel mogelijk” krijg ik als antwoord. De folder leert mij dat dit nogsteeds een familiebedrijf is. Handwerk dus met hulp van de uit industriële revolutie voortgekomen technieken. Een keer in de week komt er nog een mevrouw spinnen op de echte oude wijze, in het gebouwtje naast het tuintje waar een scala aan bloemen en planten groeien waarmee je draden kan kleuren.

De eerste beelden van de Daensfilm, waar dat jongetje onder de gevaarlijke weefgetouwen kruipt, komen hier echt tot leven. Een bezoek meer dan waard.

Avond in de Stablesbar. Food, drinks, en via provider gratis toegang tot het internet. Je moet wel even registreren, vermoedelijk omdat ze je dan later zouden kunnen bestoken met publiciteit. Maar dat is buiten de waard en mijzelf gerekend. Ik registreer in dergelijke gevallen doorgaans met jefken@ikke.net of iets anders van dergelijke strekking. Iedere avond die ik hier zal terugkeren om mijn mails te checken wordt ik navenant begroet met ‘Welcome back Jefken’. Je zou voor minder glimlachen. Overigens in Duitsland zou dit niet werken, want daar stuurt men je een inlogcode op het ingegeven e-mailadres, waar je 24 uur lang mee kan rondstoeien. One Europe, of toch nog niet helemaal….

Bedgelert – regen tot 13 uur- weer van den hond….

Wie North-Wales bezoekt, moet zeker afzakken naar Bedgelert. Gelegen aan de voet van de Snowdon in het Snowdon National Park. Het is maar een klein plaatsje, maar je kan er bijvoorbeeld wandelen naar o.a. een toeristisch uitgebate goudmijn. Jawel in Wales werd ooit goud gedolven.

Wandelen langs het riviertje, rondsnuisteren in de toeristische winkeltjes. McCartney, de Beatle, deed dit ooit, en ontdekte dat de schepper van Rupert The Bear hier nog ooit woonde. Onze Paul maakte nadien een tekenfilm, en schreef een nummer rond het figuurtje. De foto indertijd genomen in het winkeltje hangt er helaas niet meer. Vermoedelijk heeft de eigenaar de foto niet doorgegeven aan zijn opvolger.

Natuurlijk bezoek je Bedgelert ook voor zijn storie. Bedgelert betekent niets meer of minder dan het bed van Gelert. Gelert was een hond. Hij heeft er nu een paar honderd meter buiten het centrum, in de weiden, zijn graf en standbeeld. Mocht het van mij afhangen, ik zou het verhaal een ondertitel meegeven: behoedt je voor perceptie en het fatale lot.

Het verhaal van Gelert wordt nog elke dag geschreven in het dagelijkse leven. Tussen vrienden, kenissen, op het werk, overal waar mensen samenkomen, en vooral in situaties waar de ene meent te moeten oordelen over de andere.Volg het verhaal en oordeel zelf.

Gelert de hond van heer Llewelyn wordt opgedragen om huis, have en goed, en ook het zoontje van zijn meester te bewaken tijdens zijn afwezigheid. Dit gaat goed, tot zekere dag Llewelyn bij valavond terugkeert en zijn zoontje hem niet komt tegemoetgesneld roepend: “papa, papa”. Het is stil wanneer Llewelyn het huis nadert. De deur staat wagenwijd open. Hij roept maar krijgt geen gehoor. Plots ziet hij Gelert in de woonkamer liggend op de grond, helemaal onder het bloed. Toch springt de hond recht, komt kwispelend op hem toegerend, maar Llewelyn is te hevig ontdaan. Dit kan niet waar zijn. Hij grijpt zijn zwaard en steekt Gelert, die zieltogend neervalt.

Llewelyn loopt verder het huis in, de trap op, waar hij weggedoken in de slaapkamer plots zijn zoontje ziet, helemaal weggekropen in een hoek, sidderrend en bevend, en niet in staat ook maar een woord uit te brengen. Midden in de kamer ligt een bebloede dode wolf. Gelert, de hond heeft in een gevecht op leven en dood, de wolf gedood, en het zoontje van zijn meester gered.

Maar helaas…. Llewelyn kan de tijd niet meer terugdraaien. Gelert redde het niet…. het zoveelste slachtoffer van perceptie….

Jaarlijks komen hier duizenden mensen langs om Gelert’s graf te bezoeken, en er even stil te staan, in gedachten verzonken.

In het kerkje hangt een replica van een schilderij van Rubens. De kruisafneming, waarvan je het origineel kan zien in de Lieve Vrouwekerk te Antwerpen, waar ik overigens nog nooit ben binnengeweest. Shame on me. Een paar jaar geleden was ik hier in dit kerkje nog getuige van een plaatselijk trouwceremonie.

Wat verder was tot vorig jaar Lyn’s tearoom. De naam is veranderd, maar de tee is er nog steeds goed. Af en toe viel er wat druilerige regen. Regen waar je eigenlijk niet nat van wordt. De druppeltjes zijn dermate klein en vallen ver uiteengespreid. Door de warme temperatuur drogen ze op van zohaast ze iets raken. Zelfs je kleren worden amper nat. Reden dat je zo vaak Brtitten in de regen ziet lopen, zonder paraplu, of regenjas.

Betws-Y-Coed – waar rivieren samenvloeien.

Het antiekmarktje in de kerk levert twee Beatlesgerelateerde boeken op. In Hamburg, is een met harde kaft uitgevoerd fotoboek, met voldoende tekst om het verhaal over de Beatles te completeren. Het andere boek is eerder een social study over de muziek in Liverpool. Samen 8 pond, en dat is geen geld, voor dit materiaal. In de Toerist Info koop ik straks nog een oud boekje over Betws, waar overigens nog twee molenfoto’s in staan. Het ligt er in de aanbieding voor amper 1 pond. Een van deze molens zou zich achter dit Tourist Info punt gesitueerd hebben. Ik probeer dit te traceren, maar helaas kom ik langs het wandelpad langs de rivier ook maar nergens iets tegen wat op een vervallen of geconverteerde molen zou kunnen duiden. Morgen, of straks toch eens navragen. Maar dit paadje alleen al is een vondst. Bij de samenvloeing van het riviertje met de Conwy rivier is het rustig vertoeven op een wat gammele bank. Het kaartje van Alison Bradley, een lokale schilderes, noemt dit punt: ’the meeting of the waters’.

Zeker dit en toch ook wel het wat frisse weer zorgden er voor dat ik hier een tijdje helemaal zat. Ik kuier uiteindelijk terug via het eeuwenoude kerkje, neem wat foto’s, en wandel voorbij de shops terug richting brug.

Bij de brug werden grote borden aangebracht waarop een soortement gasboetes worden vermeld voor al wie nog van de brug springt, in het water zwemt, en dies meer. Is hier misschien een ongeval gebeurd? Jarenlang zagen we hier jongeren zichzelf vermaken door steeds weer van deze brug in het water te springen. Heeft heer Regelitius ook in Wales zijn intrede gedaan?

Jazz in de Stables met Jazz Rag – en een vleugje Chaucer.

Even over zeven zoek in een plaatsje voorin bij het minipodiumpje in de Stables. Tijd voor een 12 inch pizza, een stevige pint en wat muziek. Wales is toch immers het land van song of niet soms? Zoals elke donderdag speelt ook vandaag weer Jazz Rag er twee sets. Het muziekrepertoire is wat anders vanavond, want hun drummer heeft verstek gegeven. Ook de organist ontbreekt. In de plaats hebben ze een banjospeler mee, wat het geheel een wat meer tradjazz feel geeft. Al blijven klarinet, trompet en de trombone van Maurice toch weer de toon aangeven. Mijn oor wordt gestreeld door enkele nummers van Armstrong.

Tussenin probeer ik wat in de inleidende studie over Chaucer’s Canterburry Tales te lezen. Het boekje bevat onder meer per verteller, er zijn er tweeëntwintig, een vertaallijst van het middelengels naar het huidige Engels. Wat daar vooral bij opvalt is dat Chaucer heel wat oud nederlandse woorden gebruikte. Soms vaak erg West-Vlaams aandoende woorden. Chaucer blijkt van oorsprong van franse afkomst te zijn. Zou het kunnen dat dit uit het frans-vlaams gebied was, of was in die dagen het gewone engels nog dermate doorspekt met vlaamse woorden? In elk geval verkasten zijn ouders pas naar Engeland toen hij een jaar of tien was.

Om het verhaal wat te plaatsen nog dit. In feite gaat het om tweeëntwintig vertellingen die ruwweg samengepakt het onderwerp van een weddingschap uitmaken. Chaucer die vertrekt op bedevaart naar Canterburry sluit zich ergens in een cafe aan bij een groep bedevaarders. De waard daagt hen uit om straffe verhalen te vertellen onderweg, en de beste krijgt….

Chaucer neemt in feite op zijn tocht de bijna gehele maatschappij mee, met uitzondering van edelen en werkmensen, die zich of niet kunnen vrijmaken of zich niet wensen te mengen tussen de gewone luitjes.

Onder de 22 zijn maar enkele vrouwen. O.a. de lady van Bath. Verder loopt er een smid, een baljuw en uiteraard ook een molenaar mee. Vaak vertellen ze verhalen waarin ze de andere proberen in een minder mooi daglicht te stellen. De reden dus dat je niet het verhaal van de molenaar moet lezen om iets te weten te komen over molens of molenaars, maar wel het verhaal van de baljuw, de reeve. Ook de volgorde waarin de verhalen gebracht worden weerspiegelt de rangorde in de maatschappij. Van minder belangrijk tot machtig. Het leger, de kerk, de heersende macht enz… de molenaar blijkt in die dagen een belangrijk heerschap te zijn want hij komt als laatste aan de beurt, na de baljuw. Hoe kan het ook anders, de molenaar beheerste immers de wind en het water, en de dorpelingen waren doorgaans verplicht om hun graan te laten malen op ‘zijn’ molen.

Terug naar de Stables voor meer Jazz. Ook dit jaar leveren de raffle tickets die verkocht worden ten voordele van een of ander kankerfonds mij geen teddybeer, fles wijn of doos chocoladebonbons op. Maurice vertelt mij nog dat er volgend jaar weer een nieuwe CD uitkomt. Ik moet dus terugkomen. Zeker volgende week, tijdens mijn laatste avond in Snowdonia.



Wales 2015 Zuid en Midden

Wales Posted on 06 sep, 2015 22:14

Vlaamse migranten.
Vandaag is er te Carew een demonstratie van strijdende Tempelridders bij het kasteel. Daar waar je ook nog de enige getijdenmolen te Wales treft. Een imposant gebouw, reeds meermaals bezocht, en dus deze keer niet aan de orde. Wel een wandeling rond de rivier en spaarvijver. Ik wandel op de terugweg langs de Vlaamse shouw aan de kant van de weg in een zijstraat. Een merkwaardig gebouw, wat je bij ons ondanks de naam helaas niet zal terugvinden. Zelfs niet in Bokrijk. Genoeg reden dus voor de geschiedkundigen hier om te twijfelen of deze schouwen wel degelijk hun naam danken aan de Vlamingen die hier de streek bevolkten na 1100 en 1300. Deze schouw heeft binnenin twee kleine ovens. Tot in de jaren twintig in gebruik door de buurt. In de laatste oorlog gebruikten enkele buren deze ruimte als schuilkelder tegen het Duitse luchtgeweld.

Dat de Vlamingen hier ooit thuis waren leidt geen twijfel. De vele voorkomende dorpen waarvan de naam eindigt op tun of ton verwijzen nog vaak naar Vlaamse immigranten. Wiston genoemd naar Wizo the Fleming. Tancredston verwijst naar ene Tancred, zoals reeds eerder opgemerkt. En er zijn er nog meer. Ook in St Florence kom je een dergelijke schouw tegen, maar daar staat ze wel nog vast aan de gevel van een gebouw. St Florence met haar Flemish Court Road is een andere verwijzing naar mijn en uw voorouders, beste lezer.

Een merkwaardig stukje land. Omstreeks 1790 probeerden de fransen hier nog een invasie te regelen. Ze kwamen met een kleine troepenmacht aan land in de buurt van St Davids, maar stelden snel vast dat ze geen poot hadden om op te staan. Ze gaven zich over. Dat moet de laatste keer geweest zijn dat er een buitenlandse troepenmacht voet aan wal zette op de Britse eilanden. In Tenby, het aan de kust gelegen havenstadje hebben ze een Noord en een Zuidstrand, die afgezien van een hoekpunt in elkaars verlengde liggen. Mij zijn buiten dit merkwaardig aardrijkskundig fenomeen waar twee tegenovergestelde windstreken bij elkaar liggen enkel de West-Vlaamse oost- en westkusten bekend. Hier zetten dus 700 jaar geleden met zekerheid West-Vlamingen voet aan wal….knipoog. Tenby is de verengelste, of was het toen nog vervlaamste naam van het Welshe stadje Denbigh-Y-Pisgod.

Claire Taylor swingt.
Theetijd in een café op de hoek, waar een prachtige zwartwit jazz foto aan de muur hangt, en een bord aankondigt dat er elke donderdag en zondag livemuziek wordt gespeeld. Vanavond met ene Claire Taylor, en vorige week nog met Ellaguru uit Tenby.

In afwachting van deze Claire ga ik op zoek naar enkele watermolens in de streek rond Fishguard. Eentje te Dinas ligt helemaal beneden een heuvel, waar ik dus enkel via ‘walk a mile in my shoes’ geraak. Geen uithangbord, ziet er erg privé uit, maar ik waag mijn toch op het terrein. Het waterwiel en ander uiterlijk begint wel te vervallen. Zonde. Bovenal een molen om sprookjesachtige plaatjes van te schieten. De voorkant kan je vanaf de weg fotograferen, het wiel niet daar moet je aan ’tresspassing’ voor doen.

Bij de tweede molen, Nant-Y-Coy niet ver van Haverfordwest, kan ja achter het molenrad via een pad de rivier volgen en genieten van de natuur. Op een bordje hangt er: “Beste wandelaars laat je sicateurs aub thuis”. Terugkeren kan je door ‘meadowland’ zeg maar weiden, via een aantal uitlegborden over de natuur, tot je weer uitkomt aan de andere kant van de molen. Dat zag die andere wandelaarster niet die mij vriendelijk vertelde dat het pad ophield. Niet dus. In de tearoom, een veel te kleine koffie gedronken, met een al even mini scone erbij.

Ik eindig mijn zondag, het is opnieuw beginnen regenen, met een stevige pint of bitter in Carew in de Carew Inn, waar intussen Claire Taylor haar optreden is begonnen. Alleen is ze. Uitgerust met een paar krachtige RCF speakers, op een standaard, en een daaraan gekopelde mixingdesk en Ipad. Het meest minuskule PA (Public Address) system wat ik ooit zag, maar het klinkt behoorlijk, en ze kan nog zingen ook. Haar repertoire behelst Abba, Fleetwood Mac, en recentere chartdingen, waardoor ze een aantal kids voor haar, op de geïmproviseerde dansvloer, in het tentje meekrijgt. De rest luistert amper. Je leest wel eens verhalen over dergelijke café optredens, waar een artiest dan wel ervaring opdoet, maar genieten? Ik durf het te betwijfelen. Ik, wisselde nog enkele woorden met deze artieste uit Swansea over haar mixertje en wenste haar verder succes toe.

Molens, ridders en Valerius De Saedeleer

Vandaag reizen we voornamelijk, ook al gaat het maar over pakweg 300 kilometer. Mijn klein huis op de camping verhuist naar het noorden, bij de poort naar Snowdonia.

Onderweg, toch nog in het zuiden pik ik enkele watermolens mee, ik moet er toch quasi langs. Te beginnen met het National Wool Museum in de buurt van Newcastle-Emlyn. Ook hier draait een “show” waterwiel om te tonen hoe het vroeger was. Binnenin tref je nog wat oude wielen en gerecupereerde balken aan , maar daarmee houdt het op. De machines worden hier electrisch aangedreven. Dit museum is vooral van belang voor wie het proces van het weven wil leren kennen, en uiteraard voor wie van musea houdt.

In de buurt bevindt zich nog een watermolen in Cenarth. Deze molen kan bezocht worden, is nog intact, maar werkt niet. De molen vindt voornamelijk aantrekkingskracht in het feit dat hij zo schilderachtig is gelegen. Van de overkant van de rivier kun je er over het watervallende water heen schilderijtjes schieten, zelfs met een Iphone. Wat ik reeds meermalen deed. Deze keer neem ik een serie met de Ipad. Modern times have arrived.

Amper tien kilometer veder bevinden zich de restanten van de Saint Dogmaels abdij. Beneden in de straat bij het riviertje tref je ‘Y Felin’, de watermolen die ooit aan de abdij toebehoorde. Het is er druk in de smalle straatjes. Er staan auto’s geparkeerd langs alle kanten. Hier nog een gaatje vinden wordt een hele heksentoer, maar gelukkig ken ik de kleine straatjes voorbij de molen beter, dan alle dagjestoeristen die hier vandaag neerstrijken. Geen probleem dus. Vandaag is het hier extra druk, vanwege de augustus bank holliday, en de Middelleeuwse markt die hier voor de gelegenheid wordt gehouden. Blijkbaar een jaarlijks weerkerend fenomeen vertelt Michael Hall, de molenaar mij. Hij zit buiten op een klein muurrtje tegenover de molen te zonnen. Wij hebben iets gemeen. We zijn namelijk allebij penningmeesters. Hij van de Welsh Mills Society, en ik van Tims, Het Molenforum Vlaanderen, Oost-Vlaamse Molens, en nog wat andere vzw’s. Uit zijn collectie oude Melins, het tijdschrift van de Welsh Mills Society, koop ik er nog eentje voor de collectie.

De Middelleeuwse markt is wat ik er van verwachtte: een aantal standen met veel handvlechtwerk, en kleren die net zo goed uit de hippie tijd kunnen stammen. Al snuif ik niet de geur van de jaren zeventig. Twee vrouwen en een man, ver in hun sixties, brengen er sfeervolle folkmuziek. Een in zakkenlinnen geklede vrouw vertelt waarom er geen bevers meer zijn aan een groep om haar heen zittende kinderen. Ik moet verder, weg uit het zuiden, door Midden Wales naar het noorden, helemaal naar Betws-Y-Coed. En hoe je dat uitspreekt is voor een volgende les….

Onderweg, stop ik in een onooglijk dorpje net voor Aberystwyth, die andere universiteitsstad aan de kust in Wales. Rhydyfelin ligt geheel modern te zijn, rechts van de weg, maar links richting Afon Ystwyth, zak je af naar de rivier die haar naam gaf aan Aberystwyth. Aber betelkent niets meer of minder dan monding. Een rivier waar slechts een oud schooltje, of was het ooit nog een kerkje staat. Er naast staat een huis, Tyn-Y-Lon genaamd, al moet ik vaststellen dat het naamplaatje er niet meer ophangt. Hier verbleef honderd jaar geleden onze stadsgnoot Valerius De Saedeleer. Hij woonde er tussen 1915 en 1922. Op de vlucht, hoe actueel kan je zijn, voor het geweld uit het oosten. Samen met nog enkele andere Latemse kunstenaars waren ze gevlucht, met hun hele hebben en houden, De Saedeleer met zijn vrouw, vijf dochters en zijn oude vader, naar St Anna Ter Muiden net over de Nederlandse grens vlakbij Sluis. Nederland deed niet mee in de Groote Oorlog. Van daaruit werd dan later een overtocht geregeld, eerst naar Londen, en later dus naar Wales. De gezusters Davies zorgden over de plas voor de opvang van deze vluchtelingen. Vaak lees je dat Valerius er niet gelukkig was, er niet kon aarden, en er zijn draai niet vond om te schilderen. Klopt dit? Misschien wel gedeeltelijk, maar zeker niet volledig. Een aantal jaren geleden bezochten wij nog een tentoonstelling in Cardiff met zijn werken uit de Welshe periode. Helemaal niet slecht. Er werd toen een aan gepaste catalogus verkocht. Dat hij niet in 1918 terugkeerde heeft te maken met het feit dat hij een leerstoel ambieerde aan de Univ in het vlakbij gelegen Aberysthwyth. Toen dit uiteindelijk niet lukte in 1922 keerde hij terug naar Vlaanderen. Hij woonde er nadien te Etikhove in een villa van de Thienpont’s, die hij geheel in stijl Tynylon doopte. Daar hangt het naambord nog wel langs de weg. Zijn Welsh verleden lag hem dus toch nauwer aan het hart dan meestal wordt verteld.

We verlaten Mid-Wales en karren door naar de bergen van Snowdonia.



Wales 2015 Zuid

Wales Posted on 03 sep, 2015 17:33

Tenby by night
There is no love more sincere than the love of Food staat hier pal boven mij op een draagbalk te lezen, in deze eeuwenoude pub in Tenby. Een koffie met een lotus sepculoosje, twee Lakeland melkcontainertjes en wat zakjes suiker. De doodgewoonste dingen zong men vroeger wel eens in Nederland, maar hier, kreeg ik eerste een blik van weet jewel. “Een koffie sir”, zei de beelschone deerne achter haar toog. “yep just a regular coffee”, gooi ik daar dan gewoonlijk tegenaan. “Dat moet ik even checken”. En jawel de koffie werd ergens achterin klaargemaakt, vermoedelijk in de privekeuken. Anderhalf pond, een prijs die ze ook achterin eerste ging checken. Niet echt gangbare prijs. Hier wordt dus duidelijk, toch in dit cafe, amper koffie verkocht. Er komt geluid uit het behang van een af andere jonge Britse band,een jonge Oasis, of toch Beatles geinspireerde band. Behoort tot het beste wat ik dit jaar al hoorde. Ze blijven hier talent zat hebben. Hoe is het mogelijk. Geboren worden in een verkeerd land, wanneer je muziekliefhebber bent…. bedoel ik. Het was ongeveer zeven uur toen ik het gekende bordje Denbigh Y Pisgod voorbij reed. De Pisgod heb ik niet gezien, en de regen al evenmin, maar de laatste paar weken regende het hier meer dan gewoonlijk. Resultaat een wat wakke campsite, waar de eigenaar liever niet teveel auto’s ziet overheen karren. Mag ik mij gelukkig prijzen, dat ik over de jaren heen met dit koppel toch een vriendelijke relatie heb uitgebouwd, waardoor ik toch een stek mocht innemen. Vier nachten en evenveel dagen om hier in Pembrokeshire rond te kijken.

Tenby by day – een beetje geschiedenis.
Deze Zuid-Westelijke punt van Wales, kom je wel eens tegen omschreven als Little England Beyond Wales. Dit heeft te maken met het feit dat hier voornamelijk Engels wordt gesproken, en weinig of geen Welsh. Een symbolische lijn verdeelt Wales hier in het zuidwesten in twee taalgebieden. Taalgrens zouden wij iets dergelijks noemen, maar hier heet dat de Landsker. Klinkt een beetje als scheur in het land. Het zou best wel eens kunnen dat dit woord nog uit onze taal stamt, want de Flemings hebben hier meermaals voet aan wal gezet. Al een eerste keer in 1100. Weet dat ook al in 1066 in het spoor van Willem de Veroveraar hele horden, of beter families Vlamingen meevochten. Dit door het feit dat Willem getrouwd was met de zus van de Vlaamse Graaf.Een nog belangrijker aantal Flemings streek neer omstreeks 1320, en volgende jaren. Wie zijn geschiedenis nog een beetje kent weet dat toenertijd in de dagen van Jakob van Artevelde, de Britten de wolhandel hadden stopgezet. Artevelde die gast op de vrijdagmarkt in Gent, die met gestrekte arm richting Engeland wijst. Geen wol meer naar Vlaanderen, en dus konden de Vlaamse wevers ook geen laken meer terug de plas over sturen. Maar de Engelse koning was niet voor een gat te vangen, en de koning lokte (hoe deed hij dat eigenlijk) heelder Vlaamse families de plas over om daar dan maar te komen weven. Owen een Britse schrijver bezoekt in de jaren 1600 deze streken en rapporteert, dat er nog over deze Flemings wordt gesproken en zelfs dat er nog Vlaams wordt gesproken. Hier vlakbij Tenby in Saint Florence vind je nog de Flemish Court en andere straten en zelfs schoorstenen die aan onze aanwezigheid herinneren. Ere wie ere toekomt, en dus huldigen we bij deze Wizo the Fleming die in Wiston een mottekasteel bouwde, en wat verderop het stadje Haverfordwest stichtte. Bij de restanten van dit kasteel wordt zijn geschiedenis uitvoerig belicht op toeristische borden. Ik ben hem nooit tegengekomen in mijn schoolse geschiedenisboekjes. Zeer ten onrechte. Overigens ook Tanckert niet. (Voorouder van de Danckaerts?). En alsof dit nog niet voldoende is heeft Tenby nog een link met België. Net voor de haven ligt het kleine eilandje Caldy. Vanuit Tenby haven kan je er dagelijks om de 20 minuten heenvaren, behalve op zondag. Zeer veel valt er niet te beleven, tenzij je van rust en wandelen houdt, en even ingetogen een abdij wenst binnen te lopen. De cistercienzers, trappisten, die er nog zitten hebben dit te danken aan de paus en de abdij van Chimay. Toen nu meer dan 100 jaar geleden de abdij droogviel en er niemand meer was, stuurde men er Waalse monikken heen. Op die manier zou dit katholiek erfgoed niet in handen vallen van de Church of England. De moniken maken er o.a. parfums die je overigens in een winkeltje in Tenby zelf ook kan kopen.

Tenby – boeken en muziek.
Het winkeltje ligt net om de hoek van het meest onooglijk boekenwinkeltje dat je je maar kan inbeelden. Betreden op eigen risico hangt er op de deur. De patron zit doorgaaans buiten op een stoel, want echt, je kan er omzeggens niet meer in, zonder hier of daar een stapel boeken om te stoten. Morgen toch maar weer proberen. Dale’s Music shop is van hetzelfde laken een pak. Ook daar blijft het moeilijk draaien en keren, al viel het deze keer nog mee. Dale vroeg een paar keer naar mijn interesses, maar ik hield het bij blues. De nieuwe Georgie Fame, die eigenlijk, van 62 dateert hadden ze nog niet, en de gitarist van EllaGuru die er ook aan de kassa zat vond Fame al evenzeer een aimabel man. Daar wordt nu naast zijn live at the Flamingo nog een Live at ergens anders, in een opgekuiste versie van uitgebracht. Blijkbaar duiken regelmatig tapes op uit kelders of vanop zolders die daar jaren lagen te stoffen. Ik las net nog dat men Georgio Gomelski er van verdacht dat hij misschien altijd wel ergens een of andere taperecorder moet bijgehad hebben. In de namiddag blijft het droog, en zit er een prachtige molenwind, terwijl ik langs het standbeeld van Albert, de man van Queen Victoria wandel. Wat lager loop ik het Lifeboat gebouw binnen. Een echte lifeboat van het modernste type ligt hier paraat om uiyt te rukken mocht het nodig zijn. Op een aantal panelen wordt hety heldhaftige leven van de mannen die zich met dit reddingswerk bezig houden uit de doeken gedaan. Langs de southbeach kant is het best leuk om wat op een bankje te zitten beschut tegen de wind. Een vrouw, een bankje verder waarschuwt mij dat er af enn toe van onder de banken naar de struiken al eens een rat de oversteek maakt, en inderdaad ik mocht er zelf ook enkele observeren.

Saint David’s – een bedevaart langs enkele molens.
Vannacht nog wat vlagen, maar nu ziet het er veel belovend uit. Ergens tussen Fishguard en St. Davids ontwaar ik een van die bruine toeristische borden, waarop ze behoorlijk groot Woollen Mill hebben neergepoot. Zeker de afslag waard, want ik ben er al een paar keer langs gereden, telkens op de terugweg van St; Davids en dan is deze Solva Woollen Mill uiteraard gesloten. Het hek voor het loopbrugje is dan dicht waardoor je niet tot bij het gerestaureerde wiel kan komen. En nu dus wel. De molen zelf, eigenlijk een weeffabriekje, stelt niet zoveel voor. Een gebouw in natuurstenen waarop een golfplatendak werd aangebracht. De weefgetouwen staan zelfs niet meer in het molengebouw zelf, maar in een er naast gelegen vrijstaand gebouwtje. Ze worden ook niet meer aangedreven door waterkracht. Een tweetal weegfetouwen waarop nog dagelijks tapijtjes en dergelijke worden gefabriceerd bevinden zich binnenin. Ik las op een bord dat er op zaterdag niet wordt gewerkt, maar toch was er iemand bezig. Er staan verder nog enkele leuke kleinere toestellen. Een sokkenweefgmachientje, en een soort van handspinmachine compleet in koper uitgevoerd. Aan de muren hangen duidelijke platen met foto’s en begeleidende teksten. Binnenin het eigenlijke, vroegere molengbouw zit nu een kleine shop en tearoom. Daar zie je dan nog een van de resterende wielen op de molenas draaien. Bovenin zit nog een stang met wat overbrengingswielen, maar daarmee is de kous af. Ik maak nog enkele foto’s van het gerestaureerde waterwiel. Een restauratie waarvoor ze zelf instonden, zonder echte financiële tussenkomst van overheden of dergelijke. Het gebruikte eikenhout was dan weer wel een gift van een gulle sponser en ook lokale collegeschool had meegewerkt bij het aanbrengen van het ijzer rond het wiel. Goed vijf kilomerter verder vind ik nog een plaatsje op een overvolle parking bij de toch wel zeer landelijke kathedraal van Saint David. Twee heren die net vertrekken en vermoedelijk mijn Welsh t-shirt konden smaken lokken mij weg van het parkeerticketmachientje. Zij vertrekken, ik mag hun rersterende tijd (de rest van de dag) opgebruiken. 3,5 pond in de pocket, al zal in de abdij toch weeral een of andere gift of boek aan mijn portefeuille knagen. Een varkentje in marmer bijvoorbeeld, om moeder de vrouw te plezieren.Een zich vooral drukdoend voorstellend heerschap staat bij de ingang van de kathedraal, en stormt gelijk op iedereen af, die binnenwandelt met een fotostoestel in de aanslag. Een Ipad is hem duidelijk nog niet bekend. Fotograferen mag, maar je krijgt dan wel een papier in je handen gestopt tegen een ruilprijs van 2 euro. Bezoek is vrij maar een donatie van een paar pond is wel aangewezen. Blijkbaar kost het onderhoud enkel en alleen al 2.300 pond per dag. Wat mij er aan herinnert, dat bij mijn vorig bezoek twee jaar geleden, het behoorlijk warm was, ik een short droeg, met een gat i!n een van de zakken. Ik heb toen op zijn minst voor drie extra ponden bijgedragen, stelde ik naderhand vast. In een van de kapellen zit een jonge vrouw god weet welke gunsten af te smeken van Sedilia. Ze ziet er duidelijk niet echt goed uit. Overigens is dit een van die heilige plaatsen waar je eens in je leven moet geweest zijn. Toegegeven het is er een pak rustiger dan in alle andere mekka’s of trinity’s, of weet ik veel welke andere heilige plaatsen, op deze wereld samen. Wie als Brit hier tweemaal in zijn leven kimt, heeft het equivalent gescoord van een reis naar Rome. Ook de heilige Thomas Beckett heeft hier zijn kapel. In een van de zijgebouwen kan je een thee drinken eventueel aangevuld met een scone en jam. Hapt heerlijk weg voor iets meer dan vijf pond. Ook hier spendeer je dus een aanzienlijke meerprijs ten voordele van de kathedraal. Britten vinden doneren overigens zeer normaal. De National Trust, eigenaar van half Engeland, Wales en Schotland, bouwde haar bezittingen op via giften, weggeschonken erfenissen enz. Een systeem van erfgoedbeheer waar onze minister van erfgoed ook heen wil, alleen is het hem niet bekend of vlamingen evenveel zullen willen spenderen. Mij lijkt het vooralsnog dat er een zee ligt tussen de mentaliteit van de doorsnee Brit en Vlaming. Letterlijk, maar evenzeer figuurlijk.Halfzes, tijd voor een bak koffie. Twee pond, en naar ik schat zit er in de tas eveneens het equivalent van twee pond, pakweg een halve liter of zo. Bij ons gebruiken ze dergelijke tassen enkel en alleen voor soep. Bon, dit kan dus een uurtje schrijven worden, want helaas biedt de wifi mij enkel toegang via BT openzone, en dat is betalend. Was BT nog maar een overheidsbedrijf. Helaas moet dus ook bij hen de kassa rinkelen. E-mails lezen zal dus nog een paar uur worden uitgesteld. Net nog langs een van mijn ijkpunten geweest. Uptown, in het minuskule stadje zitten behoorlijk wat toeristsche winkeltjes, maar de bookshop valt daar niet onder. Nog steeds dezelfde oude heer die er ahter de toonbank staat. Hij kan mij ook deze keer niet verder helpen met mijn zoektocht naar windmolens, of naar vlamingen die hier aanlanden nu bijna 700 jaar geleden. Ik struin dan maar wat rond, vind toch een lokaal heemkundig blaadje met een foto van een molenpostkaart. De man zelf heeft er een veel betere versie van in een boek dat hij niet te koop wenst aan te bieden. Een ronde stenen molen die ze ongeveer 100 jaar geleden verbouwden tot hotel/restaurant. Een draak van een omgeving. Blijkbaar is er nu een nieuwe verbouwing gepland, door een of andere schatrijke Brit die het onding kocht. “Terug een molen?” probeer ik. Het antwoord was iets in de trant van “Dat zingt je de koekoek” maar dan in het Engels. Helaas ook hier loopt het al eens mis met erfgoed.



Wales 2015 Oost deel twee

Wales Posted on 01 sep, 2015 22:27

Takin’ a trip up the hills to Abergavenny.


Het regent niet, maar van een echt brandend zonnetje om heerlijk onder te liggen kunnen we nu ook weer niet spreken. Ik pas mijn oorspronkelijke plan lichtjes aan omdat het woensdag is en er 25 km verder in Abergavenny een indoor antiek en brocantemarktje doorgaat in de overdekte markthal, waar net als drie maanden geleden nog steeds varkens aan touwtjes in de lucht hangen. Animals a la Pink Floyd. Het marktje levert mij een Eepeetje op van Monty Sunshine, met in zijn begeleidend trio ook Lonnie Donegan. Niet prijsgetekent. Hoeveel? vraag ik. Achthonderdvijfennegentig pond zegt de man terwijl hij mij recht aankijkt om daarna in de lach te schieten. Ja, ik zie graag reacties van mensen… je mag het hebben voor een pond. Oef…. ik moet toch heel even verbouwereerd hebben gekeken.

Nog wat kringwinkels afgestruind. Hier gaat het meestal om goede doelen shops, zoals Oxfam, Cancer Research, Heart enz….

Mijn pond parkeergeld is ongeveer op, en het loopt tegen twaalven. Aanzetten dus voor een tripje naar Hay-on-Wey, gelegen op de grens van Engeland en Wales, maar toch nog net in Wales. Het allereerste boekensdorp ter wereld, want meer dan een dorp kan je dit bergstadje nauwelijks noemen. Toch vonden hier zowat 30 boekhandelaren een onderkomen. En zeggen dat het verhaal begon door een man, die na zijn studies in Londen terugkeerde, een winkeltje opende, en breedsmoelig verkondigde dat hij de gehele wereld naar Hay zou laten afzakken. En hij heeft nog gelijk gekregen ook. Zelfs Bill, jawel Clinton, maakte hier zijn opwachting om er een literaire speech af te steken. Richard Booth, oprichter en zelfverklaarde King of Hay (hij kroonde zichzelf koning op 1 april) heeft er nog altijd zijn shop. Zijn medewerkers starten naderhand hun eigen shops en nu na 50 jaar is Hay een begrip in de wereld. In Redu, een vergelijkbaar Ardens bergdorpje, volgde men al snel zijn voorbeeld, en thans vind je dar nog heel wat shops, vaak opengehouden door Nederlanders. Ook zij hebben hun Bredevoort.

Op de weg er heen volg ik een smalle weg over meer dan dertig kilometer tussen heggen. Gelukkig moeten alle autobestuurders wel ergens aan het werk zijn, al kan het ook zijn dat ze hier niet het geld hebben voor auto’s want ik kwam er bijna geen enkele tegen. Dit zijn de wegen die je zou kunnen omschrijven als ‘ezels-bruggen-wegen’. Komt er een tegenligger dan stelt zich meteen de vraag: wie er achteruit zal rijden, tot bij het eerste eilandje, om dan langs elkaar heen te maneuvreren. Vaak liggen die zijstroken een paar honderd meter uit elkaar, wat een bijkomend probleem schept. Een zucht van opluchting is dan ook op zijn plaats, wanneer ik eindelijk Hay binnenrij net beneden de cinema (nu boekenmagazijn). De tocht door de Black Mountains verliep goed. Vooral de laatste vijf km laveren tussen schapen en ander vee, met voor en achter adembenemende landschappen was terecht een must.

Hay-on-Wey

Toegegeven, de laatste jaren zijn er in Hay wat minder shops, maar toch ook niet noemenswaardig veel minder, zeker wanneer je dit tegen de achtergrond van het alomtegenwoordige Internet bekijkt.

Ik weet intussen welke winkels je best eerst aandoet. Waar zich de schappen bevinden met molenboeken, waar muziekliteratuur netjes uitgestald staat, waar je tijd hebt om te kijken, welke winkels eerst sluiten, en waar je nadien nog terecht kan zelfs tot 19 uur. Ik loop toch maar weer eerst binnen in de Haystack muziekshop bij het kasteel. Er liggen boeken, maar hier kom je vooral voor de cd’s of het vinyl. Untitled in dubbeluitvoering van de Byrds en de Decca songs van Lulu laat ik niet liggen. Voor de rest zit er deze keer tussen de blues maar matig materiaal. Ik mag nog even tussen zijn new arrivals kijken, maar dat lijkt mij toch weer te recent materiaal. Bij mijn laatste doortocht lag er een boek over The Who voor het venster, en dat is natuurlijk al lang de pist in. Blijkt nu ook dat, niet enkel Robert Plant regelmatig Hay bezoekt, maar dat ook Pete Townshend hier al gesignaleerd werd. Ze gebruiken beiden dezelfde artiest die voor hen hoezen ontwerpt. Plant toert momenteel de wereld rond, dus hem zullen we hier dit jaar niet ontmoeten.

Bij Shepherds bestel ik traditionbeel een scone met jam en ‘a pot of tea for one’. Het hapt lekker weg, en je hebt er ’s middags genoeg mee gegeten, om de verdere dag door te komen, en ook niet al te veel tijd te verliezen.

In mei lag er boven in een winkel een lading Beatlemateriaal: singels aan 5 pond, en een pak Monthly’s. Ze liggen er nog. Blijkbaar vinden de jeugdige fans hun weg niet naar deze heerlijke zolder, of liggen de prijzen aan de hoge kant? Boeken over de geschiedenis van de Britse blues in het Londen van de jaren zestig laten mij niet onberoerd.

In Hay Cinema bieden ze een pocketuitgave van de Stones 50 aan voor 2.99. Een weggeefprijs, ook al is het maar gedrukt op papier dat nogal op krantenpapier lijkt. Te laat voor een koffie in de Granary waar ik graag kom, want daar gaat de deur al om zessen dicht.

Monmouth in de avond bij een pizza. Een echte volgens de kaart, zoals die 25 jaar geleden naar hier kwam samen met de Italiaanse vader van het restaurant. Ze zijn er vriendelijk en ze hebben er Wifi en dat is een pluspunt.

Raglan Castle.


Snel de shops langs in de hightstreet in Monmouth. De auto parkeer ik naar goede gewoonte voor een uurtje langs het Offa Dyke pad, wat hier voor alle duidelijkheid een straat is. Net buiten het stadcentrum, over de oudste middelleeuwse brug hier te vinden in Wales. De brug en de toegangspoort staan meestal afgebeeld op toeristische folders met foto’s over Monmouth.

Raglan castle. Dit kasteel uit de film ‘The song remains the same’ is een bezoek meer dan waard. Een goed bewaarde ruïne met een overvloed aan grote uitlegborden in het Welsh en het Engels. De tijd dat dit grenskasteel de beide landen uit elkaar moest houden ligt ver achter ons. Raglan werd al in 1640 vernietigd, tijdens de troebelen tussen de koningsgezinden en de republikeinen van Cromwell. Overigens een kasteel waarbij niet alleen de achtkantige toren, maar nog heel wat andere dingen behoorlijk veel franse trekjes vertonen. Vaak lees je dan ook dat wat je ziet uniek is in Britain. De beide adellijke stichters van dit complex hebben op hun reizen in Frankrijk hun ogen meer dan gebruikt. Hoe zeggen ze dat weer? Beter goed gestolen dan slecht gemaakt. The song remains the same: ook daar bleef het lied hetzelfde. Ik maak er een twee uur stop van. Hoe vaak heb ik niet in Mitchell Troy verbleven, in de buurt van deze prachtige plek? Hoe dikwijls bolde ik Wales uit via Abergavenny, telkens weer langs dit kasteel, zonder er ooit te stoppen. Bij deze dus rechtgezet.

De weg van Raglan naar Tintern, of beter het Garminmeisje, voert mij terug langs kilometers one track roads, afgezoomd langs beide zijden met heggen. Je zou denken: levensgevaarlijk om daar te snoeien, maar ik zie een voor mij rijdende camion, die de volle wegbreedte nodig heeft en die zorgt er wel voor dat alle uitstekende takken gesnoeid worden.

Over abdijkatten en toch weer molens.

Heel katachtig beweegt ze door Abbey Mill tearoom. Haar haar is overduidelijk gitzwart gekleurd. Wat opvalt door haar witte gezicht. Een natuurlijke rooie? Mogelijks. Deze catwoman draagt haar t-shirt wel erg spannend, in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het woord. Door haar sneakers hoor je haar nauwelijks stappen. En eigenaardig hoe ze beweegt. Met haar toch iets te x-achtige benen, en haar kontje dat ze net iets te opvallend naar achter duwt. Het wekt de indruk dat ze misschien in haar jeugd iets heeft voorgehad. De nauwsluitende zwarte broek verhult echter het geheim. Je kwam ze indertijd wel eens tegen, deze zwartuitgedoste poppen, langs onze kust toen daar weer eens een Seasidefestival plaatsvond. Het haar tot in de hals reikend met een typisch afdakje waar o.a. Paul Young ook al uit die tijd een patent op bleek te hebben. Ik neem nog maar een stukje van mijn millwheel teacake. De tearoom met de ernaastgelegen toeristische kunstshops, ligt op wandelafstand van Tintern Abbey. Naast de parking ligt een smalle brug waarlangs je de berg op kan, helemaal tot bij Devils point. Een plekje geliefd bij fotografen, omdat je van daaruit prachtige luchtfoto’s van de ruines van de abdij kan maken. Van op de straat is er geen beginnen aan, en kun je slechts enkele muurrestanten vastleggen. Hier bevinden zich de bronnen van de Arthurverhalen, of beter Arthurlegendes. Jawel ook de grote King Arthur is een echte Welsman. Hij zou ergens in een kloof tegen Snowdonia in een kloof met heel zijn leger zijn verdwenen. Straffe verhalen.

En scheen de zon volop, en was het genieten op een bankje tegenover Raglan castle, dan valt nu de regen opnieuw bij bakken uit de lucht. Een hond zoekt een droog plekje binnen, en de zwarte kat ziet hem niet, struikelt, en kan nog amper op haar rechtervoet steunen. Maar genoeg tijd gespendeert hier. Ik schiet nog enkele plaatjes van het molen waterrad, en koop enkele Melin’s in Stella’s bookshop.