Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright.Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.
Hoe overheerlijk zitten is het in de Midday Sun, al is het volgens de sterretijd amper 10:30. Pal boven de nok van het dak oogt de lucht blauw, al kan je het wazige, enigszins verstorende lichtgrijs niet wegcijferen. Wie ooit al de A5 naar Wirral nam weet dat een echte blauwe lucht zoveel intenser is. Hier is de azuurblauwe lucht uit onze kindertijd niet meer te aanschouwen. Ooit, wie weet ooit, misschien opnieuw, al zal nog veel water naar de zee moeten vloeien. Vandaag is het de vierde dag van oktober. Armand zal zeker vanuit zijn hemel mijmerend toezien, en zachtjes zingen: ‘Op de vierde dag van oktober, draaien de abattoirs gewoon door…’. Wie staat er stil bij de wereld dierendag? ‘De boer op het veld, hij ploegde voort, de oogst moet binnengehaald….’ De oogst? Voer, niet alleen voor melkvee, maar net zo goed voor dat ene stukje achterbil op het bord van hij die vraagt: ‘Werelddierendag, en dan?’ Witte wolken, volgen het Kanaal en drijven boven ons hoofd naar Oostwaarts gelegen binnenlanden waar Polen de stille roep van verdwaasde Brexiteers amper horen. Waarom zouden ze het zwarte goud rondbrengen in de UK? Voor een habbekrats kunnen ze zich nog steeds verwarmen aan een klomp bruinkool. Dat de eeuwige wolken die hier voorbij vlieden, straks nog net wat grijzer zullen ogen zal hen worst wezen op deze vierde dag van oktober, waarop helaas ook nu nog altijd de dieren niet kunnen praten. ‘De aarde is een grote bol met planten en met beestjes vol, en ze draait al heel lang in het rond….’ Mijnheer Beaufort laat via zijn buienradar ons weten dat hij vandaag maar kracht vier kan leveren. Dat hij na vijven (drie uur sterretijd) het wat milder aan zal doen op d’Aard in de Schellebelse meersen, waar de Galloways wachten op hun voer. Zij hebben geen weet van de vierde dag van oktober. De notelaar achter mij laat stilaan een voor een zijn harde ombolsterde vruchten los. Het is nog even wachten op alweer een lange winternacht. ‘De winter wordt lang, eenzaam en koud.’ Af en toe, veel te vaak, schopt de realiteit ons wakker, zoals ook een week geleden, toen de zon hoog aan de hemel, even verduisterde. ‘Je voelt je als een slak op wie het leven zout legt’….
Tot beton zijt gij verworden, gij rustpunt bij de ‘parijbossen’ Daar waar eens aan uw zijde de houtstoven ruimte zochten Recht voor ons een rij populieren, wachtend op de kap, Wachtend op een laatste tocht naar de ‘stekskesfabriek’ Union Match of een andere, kenden nog geen ‘benzinebriquets’.
Daar op die plek, waar ooit ene gruwelijke moord plaatsgreep, Een oude vrouw werd er gevonden, de daders nooit Daar kampeerden wij, lagen op onze dekentjes, te zomeren, Dronken ‘kalisjesap’, en aten uitgedroogde boterhammen, Tot de zon verdween in het westen achter de parijbossen.
Met onze meester trokken we door het bos naar Overimpe, Waar op een boerderij een wondermooie schooljuf huisde, De meester zag haar wel zitten, maar dat was niet wederkerig, In het piepkleine schooltje mochten we een uur mee aanschuiven, Op de boerderij kregen we een glas water van de pomp
In de verte stond de windmolen te wieken, een houten kot, Nog amper van tel, want ergens was wel een moderne maalderij Het leek alsof de houten reus ons wenkte, met zijn wiekende armen Laat was het al, en kinderen maakten plannen, voor de tocht Onderweg stak een koe onvoorzichtig haar kop door een hek
September ‘68, ik, wij, was(ren) zestien, jij was drieëntwintig, Kortgerokt, meterslange benen, altijd lachend, je was er voor ons, Jij maakte in amper een jaar, drie verloren jaren taal van Molière goed, Eeuwig dankbaar omdat ik Pantagruel en Docteur Laënnec kon achterlaten Jij leerde ons lezen en luisteren, de radio, de krant, frans uiteraard,
Hoe schoolmeesterachtig jong was je, de best passende lerares in de school, Fietsen in gedachten langs de beek Ottergem, oh ja de Ottergemse steenweg, Herinneringen, mei ‘68, amper achter ons, je leerde ons studie reizen, We lazen in Courrier-Sud, over Antoine, le mini-jupe en mini-football, Hoe vaak kwam ik je nog tegen, in het latere leven, nog altijd dankbaar
Jij was de beste juf die we ooit hadden. Vaarwel Geneviève, tot later.
condoleren: https://www.begrafenissen-bael.be/rouwregister/genevieve-clauwaert/1313/guestbook/ Met dank aan Herman van Loenhout, Lennaert Neigh, Urbain Servranckx en Wim De Craene voor quotes uit hun teksten. Kalisjesap: samenstelling, water, suiker, zoethout en zwarte drop. Stekskesfabriek: luciferfabrieken tussen Ninove en Geraadsbergen. Benzinebriquets: aanstekers waarin een lont was verbonden met benzine doordrenkte watte.
In de keuken raakte je niet meer. Even pauzeren op de koele vloer, op deze voor jou te warme dag. Als een vis happen naar voldoende adem. Je sprong nog een keer in de zetel, als vanouds, niets aan de hand. Je zette mij op het verkeerde been. Ik kon je nog wel even alleen laten met Arthur. Helaas heb je mij liggen gehad. Wou je echt geen afscheid nemen? Deze morgen streelde ik zoals vanouds je dikke buik, en sloeg je je kattenarmpjes om mijn arm. Maar de greep die ik anders voelde was er niet meer. Het was nog een streling in tegenstelling tot vroeger, wanneer ik je telkens waarschuwde je teennagels binnen te houden. Speels bleef je tot je laatste dag. Veertien jaar is te vroeg.
Veertien jaar geleden kwam je bij ons. Je leek op een Engelse korthaar, maar je was het niet. Nee je was een Blauwe Rus met een Aziatische inslag van een Siamees. Dankzij ons belandde je net niet in het asiel, waar je eerste baasjes je hadden willen droppen, omdat je niet ‘handelbaar’ was. En dat laatste toonde je ons zonder schroom: geen menselijke poot aan mijn lijf, zal je gedacht hebben. Waar was je beland? Bij Zjoef, ons andere kat, bij Modest de hond, die jou trachten te besnuffelen. Aandacht die je liever niet had. Je liet ons al direct zien dat we rekening zouden moeten houden met je karakter. Je ging over naar je typische verdedigingspositie. Breed uit, want breed was je, op de rug, de vier poten languit naar voren gestrekt, om onze handen, die we voor die eerste kennismaking hadden gehandschoend, te kunnen afweren. Onverwacht spoot je al het vocht uit je lichaam naar ons in een meter lange straal. OK. We wisten het nu wel, je was een katje dat niet aan te pakken viel zonder handschoenen. Maar je was blij met je nieuwe thuis. In de voortuin kijken naar voorbijrazende auto’s was het verste dat je je waagde. Voor de rest was ons huis en onze tuin jouw nieuw territorium. Lang duurde het niet, voor je besefte, dat je in een paradijs was aanbeland, waar iedereen het goed met je voor had. We groeiden naar elkaar toe, al hield je altijd Modest en later Arthur op pootafstand, al die keren met uitgestoken teennagels, ook al verboden we je dit, en leerde ik jou dat kat en hond samen in de zetel konden en mochten liggen elk aan zijn eigen kant, ik in het midden. Hoe heb ik genoten telkens wanneer je vanuit je mand in mijn richting keek en smekend vroeg: ‘kan ik op je komen liggen?’ Hoe hartverwarmend ontving je mij steeds weer na mijn buitenlandse molentrips die soms drie weken of meer duurden. Hoe je tegen mij aan kwam gekropen. Natuurlijk wel, tot gisteren, maar vandaag lagen we een laatste keer zij aan zij. Wie kon vermoeden dat het zo snel zou gaan?
Buiten regent het nu. Binnen regent het al twee dagen, sinds je afscheid nam.
Tears in heaven. Will I recognize you, when I see you? I miss my baby.
Het was laat op de avond die 24ste augustus, toen het nieuws via sociale media mij pas bereikte: Charlie is gone. Het zat er aan te komen. Wie de wereld van die mannen een beetje volgt, wist dat Charlie nooit zijn driepikkel zou hebben geleend aan een of andere Expensive Whino, wanneer zijn band de hort op trekt. Of we dit nu graag horen of niet, feit is dat ‘the dream over is’. Met drie zijn ze nu al, die ginder boven een bandje kunnen vormen: Brian, Stu en Charlie. Tachtig worden, het klinkt prachtig, maar is dat vandaag in deze tijd, echt oud? We verkijken ons aan gecorrigeerde foto’s op platenhoezen wanneer weer eens een McCartney, Dylan, Young of Stonesplaat ons verblijdt. Gisteren reageerde McCartney op het overlijden van Charlie vrij snel via een videoboodschap. Hij oogde naturel, baard van drie dagen, wallen onder de ogen, uitgedund haar, een blik van een achtenzeventiger. De blik die ik mij altijd zal blijven herinneren van mijn peter, toen ik paardje mocht rijden op zijn knie.
Wordt het niet stilaan tijd dat we erkennen dat de droom voorbij is? Corona heeft duidelijk een grens bepaald. Er zal altijd een voor en na corona zijn. Onze rockgoden behoren tot het voor corona kamp. Jagger, de boekhouder, die zijn bedrijf zal leiden tot hij er bij neervalt is net weer d straat opgetrokken in Amerika, met wat de pers nog altijd de Rolling Stones noemt. Helaas zijn het eerder de Expensive Whinos , toegegeven nuchterder dan vroeger, die over de planken wandelen. Ik kan mij geen Stones voor de geest halen, zonder het drumstel van Charlie, zijn monkelend glimlachje, en zijn uitermate goed afgemeten slagen op de ezelsvellen.
Elke zomer van 1965 tot 1968 werd bepaald door Beatles en Stones muziek. 45-toeren singles waren belangrijk en bepaalden het succes van een band. Wie nu nog gelooft, dat je of Beatles- of Stonesfan ‘moest’ zijn, en dat een keuze onvermijdelijk was, heeft die dagen niet meegemaakt, of zat opgesloten in een of ander jongenspensionaat, waar een zwartrok de plak zwaaide, en er op vrijdagavond rituele verbrandingen werden gehouden met de boeken van Jan Cremer, humoradio’s en zwart vinyl van langharig werkshuw tuig.
‘Get off of my Cloud’, ‘Paint it Black’, ‘Let’s spend the night Together’, ‘Honky Tonk Women’, ze hebben allemaal iets gemeen: de intro’s van Charlie Watts die je onmiddellijk naar de keel grepen, en nog steeds grijpen, flink gesteund door de bass van de Wyman. Watts was een jazzman, en had geen nood aan vierenveertig trommeltjes en achttien cymbalen, om er zich achter te verschuilen. Ik herinner mij nog dat de kranten na een optreden in ons land schreven, dat ze amper konden geloven, dat Charlie echt drumde, en dat het niet om vooraf opgenomen tapes ging. Kortom een professional ten top. Zonder Charlie Watts zou het beeld van de Stones incompleet zijn geweest, en toch kon hij het zich veroorloven om geen deel te nemen aan de uitspattingen waarmee de anderen de ‘boekjes haalden’. In zijn vrije dagen, was hij thuis bij moeder de vrouw, al klinkt dat bijzonder melig, of zat hij in een of andere, toen nog rokerige club, de borsteltjes in de hand, te drummen bij een jazzband. Wanneer hij naar België kwam bezocht hij vrienden in de paardenfokkerij, een ander tijdverdrijf.
Charlie was de drummer waar Jagger en Richard toen nog zonder s, in hun begintijd, zelfs niet durfden van te dromen. Watts drumde ondermeer bij de band van Alexis Korner en Cyriel Davis, waar Jagger af en toe een liedje mocht kwelen. Brian Jones, de oprichter van de Stones kwam zonder een penny aan in Londen en verbleef regelmatig bij Alexis Korner, waar hij op de zetel mocht slapen, en zich vergapen aan Korner’s enorme collectie bluesplaten.
Het behoort tot de ‘dreamtime’ van zestig jaar geleden. De droom is voorbij. We kunnen niet meer naar de wei van Werchter, het Sportpaleis in Antwerpen, of de betonnen bunker van Vorst om er de Rolling Stones te bewonderen. Zonder Charlie Watts geen Rolling Stones meer. Het rollen van de stenen zal er nooit meer in zitten. Komen er nog platen? Dat zou kunnen, maar dan liefst in alle eerlijkheid onder de naam van de Glimmertwins of iets dergelijks. McCartney heeft ook nooit platen uitgebracht waarin hij pretendeerde de Beatles te zijn.
Vaak wordt beweert dat Charlie ooit Jagger op zijn plaats zette, wanneer die hem ‘my drummer’ noemde, met als tegenquote ‘Don’t call me ever again your drummer, you are my singer’ Juist of een broodje aap verhaal, het gaf in elk geval Charlie nog meer respect. Watts die die over een uitgebreide garderobe aan kostuums beschikte was de perfecte oudere Britse gentlemen geworden, die nog zeker tien jaar langer had mogen blijven genieten van een welverdiend pensioen. Alhoewel, bestaat dat eigenlijk wel, pensioen, in dat wereldje? Charly schreef geen hits voor de Stones…. hij maakte ze compleet. Hij zette de perfecte backbeat onder de vaak eenvoudige riffs en uithalen van Jagger en Richards. Ze mogen hem, Brian en Stu op hun beide knieën bedanken want zonder hen had de popmuziek van de jaren zestig er anders uit gezien. We will never forget August the 24th of 2021. Meer over de Stones en hun optredens is terug te vinden op:
Vandaag wordt Elsje 60, volgens haar profiel op Facebook. Als een van de eerste Rock Rally winnaars kan dit tellen. Op de radio wordt ze geheel ten onrechte ‘vergeten’. Is dit het effect van oud worden? Of meer het effect van van onze generatie die naar pensioen en weg van de radio wordt verbannen? België schiet vaak tekort wanneer het over ons erfgoed gaat. En dat zowel op materieel als immaterieel vlak.
Enkele jaren geleden mochten we Elisa Waut nog aan het werk zien. De babbel achteraf met de zangeres was mooi meegenomen. Lees meer.
De man met de zeis kun je niet tegenhouden. Altijd weer duikt hij op onverwachte momenten op. Afgelopen donderdag wordt weer een dag die we ons later zullen herinneren, precies omdat we nog zullen weten, waar we waren, wat we aan het doen waren op het ogenblik dat het altijd onverwachte nieuws kwam dat op zesentachtig jarige leeftijd de Keizer is vertrokken. Keizer Kamiel Sergant is vertrokken naar andere oorden op de derde junidag. In het Herdersemse rusthuis treedt de leegte in. Kamiel heeft een en ander meegemaakt in zijn leven, plezante momenten, maar ook momenten waar men liever niet aan herinnerd wordt.
Buiten Aalst en directe omgeving kent men Kamiel Sergant voornamelijk als Keizer Carnaval. In 67 ging de eer nog naar grote concurrent Jean-Paul De Boitselier, die ons in dat zelfde jaar een eerste echte carnavalskraker bezorgde met ‘Jongens van de Veirkemert’ gekoppeld aan Oilsjteneers Zemmen’. Kamiel werd drie keer tot prins gekroond in de gouden jaren zestig. Te beginnen in 1963, nadien nog een keer in 1966 en de derde keer in1968. Maar drie keer zou je kunnen zeggen, maar dat is geheel te wijten aan het feit dat hij vanaf 1969 de Keizerskroon mocht opzetten, voor de rest van zijn leven.
Kamiel zette Aalst, Oilsjt, sinds 1968 meer dan eens op de Carnavalsplaat, Te beginnen met ‘Oilsjt viert Carnaval’, ‘Oilsjt g’hetj men ert gestoelen’ en ‘Weir zen van Oilsjt’. Telkens weer bezong hij met veel liefde Aalst, De Eendracht, en de door hem opgerichte dansgroep de Kamillekes.
De Kamillekes waren een groep tienermeisjes die Kamiel begeleiden bij zijn optredens, als backing koor. In de jaarlijkse stoet kregen ze later een eigen wagen, en een prominente plaats ergens voorin.
Uit deze Kamillekes ontstaat later een vrouwelijke voetbalploeg die zal uitgroeien tot VC Dames Eendracht Aalst.
Het is best mogelijk dat je Kamiel Sergant kent omdat je op de Moorselbaan in het Fietsenpaleis, een velo kocht, waarop dan in sierlijke letters zijn naam prijkte. Kamiel hield er gedurende 35 jaar, vanaf 1964, een fietsenwinkel en werkplaats open. Ondergetekende erfde de fiets van zijn zoon, gekocht in het Fietsenpaleis, en rijdt er nog regelmatig met rond. Van het merk Prestige waar Kamiel later verdeler van was geworden. Ik herinner mij nog als de dag van toen dat we met enkele kameraden, we waren veertien of vijftien, zijn fietsenzaak binnen doken, op zoek naar een occasie koersstuur, om onze sportieve fietsen ‘om te tunen’ tot een echte koersvelo. ‘Nee jongens, vandaag heb ik er geen, maar kom volgende maand nog maar ne keer terug.’ Dat was Kamiel. Ik vond er uiteindelijk een bij Roger De Clerck, voormalig veldrijder, die ook al velo’s repareerde en daarnaast stoven en gas verkocht.
Maar Kamiel was veel meer, en betekende veel meer voor vele Aalstenaars. Met zijn vereniging ‘Mensen Helpen Mensen’ heeft hij zeer vele noden gelenigd. Hij stond open voor al wie het moeilijk had. Kamiel wist wat armoede was. Hij had als kind zelf genoeg armoede gezien. Kamiel is van 1935, zoals Elvis Presley, maar dit ter zijde, en groeide als kind op in de oorlog. Zijn speelkameraden hadden het niet breed. Ze woonden in de barakken op Mijlbeek. De ‘barakken’, waren noodwoningen die na de oorlog werden opgetrokken op de gebombardeerde oorlogsgronden van Mijlbeek, een wijk op ‘de rechterkant’ van Aalst. Noodwoningen die werden opgetrokken om de arme sukkelaars te helpen, die in de oorlog have en goed hadden verloren. Een paar jaar geleden vertelde Kamiel nog in het stadsmagazine Chipka, dat ‘soert niet bestaat’. Dit als reactie op het feit dat er vroeger werd neergekeken op een deel van de bevolking van de ‘rechterkant’ van de Dender. Voor Kamiel waren alle mensen gelijk. Dertig jaar lang konden mensen zich in een ‘huizeke’ langs de Moorselbaan bevoorraden met levensmiddelen die bijeengebracht werden door de vzw ‘Mensen Helpen Mensen’. Deze taak werd een vijftal jaren geleden overgedragen aan het OCMW. Kamiel was toen al 81.
Kamiel de zanger. Jaarlijks komen er tientallen cd’s uit gevuld met de meest diverse carnavals liedjes. Een ding hebben ze gemeen, de liefde voor het Aalsters dialect. Aalst kent tegenwoordig meerdere goede tekstdichters die zich toeleggen op het vinden van de meest spitsvondige refreinen. Ooit was het anders. Tussen 1967 en 1970 verschenen er amper enkele liedjes op vijfenveertigtoerenplaatjes. Een carnavalshit maakte je niet in je eentje op een zolderkamertje. Kamiel liet zich bijvoorbeeld bijstaan door het orkest van Octaaf Boone, trok naar een heuse platenstudio, en liet de nummers uitgeven via een ‘echt’ platenlabel. Onnodig te zeggen dat die plaatjes vandaag collector’s items zijn geworden.
Uiteraard was Kamiel naast Keizer en gevierd zanger van menig carnaval schlager ook presentator tijdens de vele Driekoningenfeesten, waarop de kandidaat-prinsen werden voorgesteld. We hebben vaak genoten van de professionaliteit waarmee hij elke Prinsenverkiezing steeds weer naar een hoogtepunt leidde.
Kamiel had de touwtjes strak in handen. Voor niet-Aalstenaars, Carnaval is een door en door ernstige aangelegenheid. Vergeet de VTM-beelden van jaren geleden, die er enkel op uit waren het gebral van ‘zogenaamde’ feestvierders te tonen.
Aalst Carnaval verdiende zijn plaats op de lijst van het Unesco, Immaterieel Erfgoed, wat ze daar in Amerika ook mochten van denken. Kamiel heeft meer dan een steen bijgedragen tot die erkenning. Het was zeker niet altijd voor de vuist weg, wat hij debiteerde. Wij zagen hem vaak genoeg achter het podium nog even zijn teksten doornemen. Het was daar dat hij mij ooit zei: ‘Gij zijt geen gewone portrettentrekker. Gij denkt na over wat ge doet.’ Een mooier compliment kan je niet krijgen wanneer je daar in die massa een origineel standpunt zoekt, om niet de zoveelste cliché foto te schieten. Bedankt Kamiel, dat deed meer deugd dan duizend likes op facebook.
Alle mooie liedjes eindigen, en met veel spijt werd zijn aankondiging in 2014 na de Popverbranding op dinsdagavond, ontvangen. Kamiel stopte met presenteren. De laatste tien jaar van zijn leven is hij af en toe door het oog van een naald gekropen. Toch leek hij onaantastbaar, tot donderdag, 3 juni, toen zijn dochters via Facebook volgende mededeling verspreiden:
“Met pijn in ons hart, laten we jullie weten dat onze pa, deze middag overleden is en vanaf nu, in het hiernamaals, zal voesj doeng”.
‘Doeme voesj’ (Gaan we door?) was zijn kreet die elk jaar tijdens weer opdook, waar hij aanwezig was. Wij hebben ze hem vaak horen roepen, na de presentatie, of voorstelling van de kandidaat-prinsen, op de Prinsenverkiezing zelf, of na het sluiten van het carnaval op dinsdagavond na de popverbranding.
Aalst wil Kamiel eren. Er werd een crowdfunding initiatief opgestart, voor de oprichting van een standbeeld. Komaan Stadsbestuur van Aalst, een standbeeld voor Kamiel, daar dragen jullie toch zeker de grootste steen aan bij. Toegegeven Kamiel werd al op 17 februari 2009 ereburger van de stad naast o.a. Valerius De Saedeleer, die zijn standbeeld kreeg op de Vismarkt.
Onze vorige koning Albert II benoemde Kamiel tot Commandeur in de Kroonorde.
Net nog geen juni, op deze eenendertigste dag van de ergste regenmaand in jaren. Vandaag verdrong de zon de volle supermaan van vier dagen geleden. Morgen mag het gras geknipt worden. De bijen hebben hun kans gekregen om in de bloemkelken te kruipen. Komen bijen eigenlijk buiten in de gutsende regen?
Vogels zingen in de notelaar van de buren achter onze veel te kleine tuin. Zingen vogels altijd dezelfde liedjes? Misschien gegeven ze die door van vadervogel op achterkleinvogel?
Brachten trekvogels hun wijsjes mee uit het verre zuiden, uit het donkere Afrika?
Dat de roots van de blues, de jazz, de rock en roll in Afrika liggen, dat is mogelijk. Maar ze liggen net zo goed hier, in mijn tuin, waar ik in een luie stoel geniet van het gezang van de vogels in de buurt. Dat mensen het gezang van de kleine gevederde vrienden gingen nabootsen, en daarbij met stokjes op een stuk hout klopten, omdat de marmiet toen nog niet was uitgevonden, zal dus ook wel kloppen.
Vandaag herdenken we de boer die drieënzeventig jaar geleden geboren werd in de buurt van Kidderminster. Een paar jaar geleden hebben ze ter zijner eer daar een koperen drumstel neergepoot, waarop John Bonham eeuwig mag blijven meppen. Al twee jaar niet meer in de buurt geweest, omwille van het coronabeest. Ik moet er dringend even langs op weg naar Snowdonia, waar mij meer dan een afternoon tea wacht.
Alternatief? Fietsen langs de Schelde op een luie maandagnamiddag, na een driedaags meer dan druk molenweekend. Zelfs de vrijdag gekregen tweede prik is al lang verteerd, na het beluisteren van enkele speeches van een spiksplinternieuwe deputé, en een vroegere Europese president. De haiku kregen we er gratis bij. Naar de tentoonstelling over molens moet u zelf komen kijken.
Aan een tafeltje wat verder op veilige corona afstand zitten vier mensen, twee koppels, wat bij te praten. Zij, die met hun aangezicht naar mij toe gekeerd zitten, hoor ik terloops vertellen, dat ze, hij negentig is en zij eenennegentig is. Ik nip van mijn duvel en verzink enkele ogenblikken in gedachten.
Ik lees in een in Cluj gekocht boekje, waarin een onderzoeker alle familienamen heeft bestudeerd die voorkwamen in die streek. De regio rond Sibiu die ooit Siebenburgen heette, en waar de bevolking uit Saksen bestond lag als een eiland in het nu huidige Roemenië. Al in 1411 en 1413 woonden daar Satlers en Sattlers. Blijft nu de vraag of zij van hier naar ginder trokken, dan wel dat de Saksische naamgenoten van daar naar hier kwamen. En zijn de Saddlers in Engeland en Wales ook van voormalige Saksische afkomst? Precies nog wat werk aan de winkel.
Breng nog maar een koffie, en bye the way, ook nog een gelukkig jaar wens ik Ingrid toe. Ik kreeg dit jaar de kans nog niet, omdat haar terras gesloten bleef, al die tijd. Hugo, uit mijn vroeger, werkend leven was er niet. Toch al aan het overzomeren in Spanje of mag dat nog niet?
Morgen opnieuw 24 graden, debiteert Sabine. Ik tel ze niet meer de dagen, dat laat ik over aan zij die nu voor mijn pensioen werken. Ik luister morgen weer naar het gezang van de vogels.
Fietsen tijdens de coronadagen, samen met de Moody Blues doorheen de parijbossen. Tuesday Afternoon, genieten van de warme zon, de paadjes rond de plassen volgen. Wegels met amper wandelaars, en toch het eenzame meisje tegenkomen dat weent, maar niet beseft dat ze wandelt precies op die plaats waar ooit ene gruwelijke moord plaatsgreep. Nooit opgelost, al bekende hier en daar wel eens iemand, stoer, tijdens een zattemansgewauwel, dat ze hem nooit hadden kunnen pakken omdat hij veel te slim was.
Daar standing at the crossroads waar Johnson nooit voorbijkwam, en wij o zo vaak het gevaar trotseerden, op onze dekentjes, het flesje kalisjesap bij ons, ligt vandaag macadam de boeren zonder paard met tractoren met metershoge wielen ter wille. De rij met metershoge populieren is verdwenen, waar we naar toe wandelden als zesjarige kleuters op weg naar een mogelijk lief van onze meester, die het helaas nooit zag zitten. Breath deep… another day spent… remove the colours from our side…. in a timeless flight.
De landweg kronkelt zich wijd omheen een watervolle toren, helemaal naar de molenbeekvallei die ons vroeger teergeliefde dorp netjes in twee zaagt.
Ik rij langs huizen van oude schoolkameraden die daar al lang niet meer wonen. De afgebroken schuur met hooischelf van Matthijs den bieruitzetter, waar we heimelijk op de schelf in het hooi sigaretten rookten. Een eertijds slijkerige weg loopt nu hemelsbreed langs een lang verdwenen restant van de tweede Wereldoorlog, waar oude amerikaanse legervoertuigen werden gestockeerd, naast vergane marktwagens, waar waarschijnlijk collefctioneurs nu voor in zwijm zouden vallen, mochten ze die nog kunnen restaureren. Helaas, de eenhoornige weg wenkt. De oude korte weg naar de stad Megretto waarlangs mijn vader o zo dikwijls op wolkjes liep, naar mother Mary. We takken af, we dalen af richting zeven koten op een rij, richting Gentweg. Ooit een smalle wegel met een dubbele functie. Kerkgangers uit de buurt de Sterre liepen er langs om goed hun pasen te houden. Keuterboeren duwden hun. Kruiwagens richting windmolen in de Dorpstraat. De molenbeek kruis je bij het Gentbrugsken of via de bredere Koebrug, tot daar waar de beek over tweehonderd meter werd gekanaliseerd. We hadden de vroegere lang vergeten Cottemweg kunnen nemen die de langswonenden nu kennen als Botermelkstraat, Allemansbos en Molenstraat. De wereld was vroeger eenvoudiger. De Koebrugstraat, ooit met de naam Jozef De Somerlaan bedacht maar nooit, en gelukkig maar, doorgetrokken naar het andere eind over de spoorweg. Kleine en Grote Zadelwegen voeren ons over de dorpsheuvel naar de vroegere praterij Nieuwerkerken, die we rechts van ons laten om via de Siesegem kouter naar het kasteel van Verdoemenis te bollen. Aalsters stedenschoon, maar helaas verkocht, en de tuin, waar ik menige middag doorbracht in de nillies werd ontoegankelijk verklaard. Wateringen met zijn verscholen huizen leidt regelrecht, of toch via het Roklijf naar de buurt waar ooit Sint Apolonia moet geregeerd hebben. Ik heb de keuze, of langs die straat waar in de jaren vijftig de noten voor het rapen lagen, of via de Red Sin City en de Meiboomweg terug de beekvallei in duiken. Ik kies voor het laatste, en stel vast dat Red Sin City volledig afgesloten werd. In de winter van ‘66 kon geen haag of poort ons tegenhouden en kropen we binnen in het geheimzinnige huis. Wij waren Pim Pandoer of Bas Banning. Nee we waren dertien.
De meiboomweg die nog al te lijden had van een als maar dikker wordende boom waardoor het dallenpad niet meer berijdbaar was heeft een oplossing gekregen. Het pad ligt nu om de boom heen. De molenweg ligt helemaal droog. De molen wacht op betere tijden en vooral op een nieuw rad, want het is erg gesteld met dit erfgoed.
De Kleine Steenweg mag er dan nog zijn, zijn bewoners zijn verdwenen. Lokes Dille, het hof waar Castro de wacht hield, het huis van Den Bakker, die op zijn knieën kroop na een paar trekken aan een John Thomas, ons Godelieveken de dochter van Staaf die zonder haar rokken op te tillen over de meterhoge omheining van hun weide sprong maar ons niet te stekken kreeg. Langs ‘t Ijzeren hekken waar de zon nog altijd schittert op het glas van de serres, voorbij bij Tistepee , waar ik al drie keer een ander huis heb weten staan, langs de verdwenen root, door de Goemanswegel. De weg kruisen, via de Groenstraat de Onegem in duiken. Sommigen zeggen de Honegem, anderen de Oonegem. Toen bestond globalisatie en eenmaking nog niet. Of misschien toch wel, want was de Honegem niet een ‘gemene meers’, waar iedereen zijn beesten samen mocht uitlaten? Er liggen turfputten verscholen, waar de doorsnee wandelaar niet langs komt.
Het park van Mesen in Lede nodigt uit tot schrijven.
Het jaar 2020 zoals het normaal zou zijn verlopen, kan eigenlijk samengevat worden door enkel de maanden januari en februari te overschouwen. Met recht en rede de enige maanden die verliepen zonder dat iemand zich zorgen maakte. Problemen waren er enkel voor de Chinezen, en dat schenen op dat ogenblik nog altijd onze tegenvoeters. Die periode bracht ons concertjes van Barbara Dex en Alfred Den Ouden. Aalst Carnaval ging door en we ontwaarden schitterende poppen van de Stones eb van de Beatles, al vielen ons ook enkele mieren op. Er was nog geen vuiltje aan de lucht, lat staan vuil in onze neus. Hoe het verder verliep in wat nu bekend staat als het rampzalige jaar 2020 leest u later meer. Ook de concerttickets voor McCartney, Fogerty en Eric Clapton liggen nog op het schap. Op de plaat en cd aankopen hebben we verplicht kunnen besparen. Zeker tijdens de lockdown. Zes weken lang geen enkele niet-noodzakelijke winkel, noch kringwinkel te bezoeken. De periode nadien mocht er dan weer wel zijn. Blijkbaar heeft lockdown geleid tot opkuis van zolders, kasten en jawel zelfs platenrekken. Artiesten zochten nieuwe wegen om zich toonbaar te maken aan hun publiek. Achter een micro voor hun voordeur, of voor een gemaskerd en verspreid publiek toen het nog even kon. Deze zomer stelde William Souffreau op die manier zijn nieuwste songs voor. McCartney liet zich verleiden in Sussex tot een derde McCartney solo plaat.
Emmylou Harris The very best of Heartaches & Highways 2,5
CD
7
Neil Young The Broadcast collection
1984-1995 9,99 BC
CD
8
Moody Blues at the Isle of Wight 1970
CD
9
John Prine In sprite of ourselves 2,5
CD
10
Bruce Springsteen on Broadway 2
CD
11
Tom Petty & the heartbreakers Greatest Hits 3
CD
12
Chicago Transit Authority 50th Anniversary Remix 12,99 7 5,25
CD
13
Whitesnake Unzipped 8,99 5 3,75
CD
14
Nils Lofgren I came to dance
Vinyl
15
Bobby Gentry’s Greatest!
Vinyl
16
Francoise Hardy Blues 1962/1993
CD
17
Katie Melua The Katie Melua Collection 2
CD
18
Les Paul Now! 2
Vinyl
19
Sharleen Spiteri Melody
CD
20
Imagine No John Lennon A tribute
CD
21
Al Di Meola the Manhattan years 3
CD
22
Wim de Craene (Dag Wim, Alles is nog bij het oude) 3
CD
23
George Thorogood and the Destroyers The Hard Stuff 3
CD
24
Dr Feelgood Stupidity
Vinyl
25
The Most Collection Volume 2
Vinyl
Een overzicht, waarbij cd en vinyl door elkaar. Vooral de novemberaankoop van een twintigtal albums van Nils Lofgren, Journey, Asia, enz… was een meevaller. Voor de rest zeer toe te juichen, het na 50 jaar verschijnen van de passage van Creedence Clearwater op Woodstock. De Rolling Stones die Goats Head Soup heruitgeven, en waarbij in de (dure) box ook het Brussels concert van 1973 werd gestopt. Lik mijn lipje. Ook Neil Young die een ooit niet uitgegeven plaat uit die tijd eindelijk laat verschijnen is de moeite. We hebben eindelijk Emmylou Harris echt ontdekt, mag ik zeggen. Heeft leeftijd daar iets mee te maken? Ik weet het echt niet. John Prine, nog net ontdekt via een ex-bibliotheek aankoop in Zottegem, vooraleer de man Covid-slachtoffer werd. Op 10 staat Bruce Springsteen. Het mag weer, omdat hij reflecterend over zijn eigen leven, eindelijk weer op en beter spoor zit. Zijn biografie ligt nog op de leesplank. Elf en twaalf heb ik meerdere keren meegenomen in de auto, gewoon omdat ze beregoed zijn.
1
Chris Barber in Hamburg Live in concert
Vinyl
2
Barbara Thompson’s Paraphernalia Live in London ‘A cry from the heart’ 3
CD
3
Eric Clapton Me and Mr Johnson
CD
4
Earl Bostic The Best of Bostic 0
Vinyl
5
Lonnie Johnson The complete Folkways Recordings
CD
6
Living Blues Rocking at the tweed mill
Vinyl
7
Ray Charles The birth of a legend
CD
8
Bobby Jaspar’s NW Jazz
CD
9
“Rounder Europe” Blues Revue
CD
10
Blue Blot YoYo Man
CD
11
Nat King Cole Route 66
CD
12
The Alley Gators Feet & Teeth
CD
Collectie jazz en blues weer mooi kunnen aanvullen me(t ondermeer enkele Britse top platen van Chris Barber en Barbara Thompson. Eindelijk Earl Bostic op vinyl gevonden.
Niet gerangschikt een lijst van veel te veel boeken, die ik ooit wil lezen.
Geografie
Trotter Berlijn
Historiek
De Monnik-manager Abt De Loose in zijn abdij t’Ename
Info
Tony Hawks Door Ierland met een koelkast
Roman
Jack Kerouac On the road the original scroll
Muziek
Stuurt Maconie Cider with the roadies
Geografie
Reisgids National Geografic Roemenie
Historiek
Philip Carr-Gomm De Druïden De herleving van een traditie
Info
Laurence J. Peter Raymond Hull Het Peter principe
Roman
Marc Didden Het verdriet van de mediawatcher
Muziek
Bruce Cook The Beat Generation
Geografie
Paul De waard Wereldwijzer Bulgarije
Historiek
Wim Blockmans/Walter Prevenier In de ban van Bourgondië
Roman
James Joyce Dublinners
Muziek
Charles Shaar Murray Jimi Hendrix kind van de regenboog
Geografie
Michelin Lannoo Met de Camper door
Europa
Historiek
Georges Duby De Kathedralenbouwers
Roman
Kristien Hemmerechts Mijn man de schrijver
Muziek
Marc Mijlemans Mijl op zeven
Geografie
Uitgave Bellevue Geuze-neuzen in Brussel
Muziek
Bob Dylan Chronicles
Geografie
Florin Andreescu Made in Romania
Muziek
Robert Shaw Classic Guitars
Muziek
Ted Gioia How to listen to Jazz
Muziek
Alexander Waugh Klassieke muziek leren luisteren en begrijpen
Muziek
Leo Blokhuis Het Plaatjesboek
Muziek
Erik Bindervoet & Robert-Jan Henkes Help! The Beatles in het
Nederlands
Jack Kerouac’s zeg maar de demo van zijn On the road. Het boek werd getypt, op een rol papier, vergelijk het met een rol, o zo populaire wc-papier van het afgelopen jaar. Gelukkig was deze koop slechts de weergave van die rol, en is het in boekvorm. Ex New Musical journalist nebadert Hendrix muziek toch even anders, en daardoor alleen al een must. Nog maar eens Mijl op Zeven en de Dylan Chronicles op de kop kunnen tikken. De wegwijzer voor Bulgarije had ik in 2021 moeten gebruiken, maar dat zal allicht 2022 worden. Deze zomer vaak gefietst en dikwijls Cider met de Roadies meegenomen, en nog een paar andere. Zeker toen we opnieuw op een bankje mochten gaan zitten, nadat de politiek haar absurde maatregelen wat had ‘af’gescherpt. Ook de Beat Generation lijkt zeer de moeite, en was de aanschaf waard. Ondanks corona en de gesloten winkels toch NIET overgegaan tot online hamsteren. En dat is maar goed ook, nu eindelijk de transportkosten worden doorgerekend. Och ja en op de valreep was er Brexit…. En hoe we dat ervaren, leest u volgend jaar.
Achteraf bekeken bestaat het leven uit een aan elkaar rijgen van gebeurtenissen. Sommige gebeurtenissen vinden plaats zonder dat we erbij zijn, of zelfs zonder dat wij er weet van hebben. Soms laten we ons misleiden door een of ander prul van een recensie van een of ander stuk onbenul in een of ander al even onbenullig week- of maandblad. Terzake: elke luisteraar van het nachtradioprogramma met Tineke op Veronica kende haar afsluit tune, Expecting to Fly, die ze leende van Buffalo Springfield. We wisten allemaal dat in Woodstock Crosby, Stills en Nash hun debuut maakten. Iets minder bekend was dat dwarsligger Neil Young had geeist dat hij niet zichtbaar in de film zou komen. Er waren er nog die dat liever niet hadden. CCR om ze niet te noemen. En dan een paar jaar later werden we dagelijks, op de radio, om de oren geslagen met Heart of Gold, door radiofiguren als daar zijn: Anthony, Prince Of Darkness. Zacht gevooisde muziek tussen het geweld van Zeppelin en Deep Purple en Pink Floyd. Kortom Neil Young stond in die jaren niet hoog genoteerd in mijn fan-lijst. Daar kwam in 1976 verandering in. En of daar verandering in kwam. De openbaring vind plaats op 25 maart in 1976. Amper zes dagen nadat ik de liefde van mijn leven tegen kwam. Had een en ander late geprogrammeerd geweest, het had helemaal anders kunnen gelopen zijn. In die dagen dweilden we op zondag- en zaterdagavond nog de discotheken af. Plaatsen waar je Neil nooit hoorde, want everybody was still Kung-Fu Fichting. Maar dankzij ‘de Rie’ liet ik mij overhalen om mee te gaan naar Vorst. We hadden met ons beiden nog maar pas naar het Koninklijk Circus bezocht waar we in Bad Company vertoefden, en nog enkel maanden eerder zagen we Status Quo. Nog zo een band waar ik in mijn eentje niet zou voor zijn buitengekomen. Zelden zo een op en neer gaande massa gezien als die avond in de betonnen Vorstelijke tempel.
Een dag na het concert kocht ik Zuma. En daar is het niet bij gebleven. Precies op 25 maart maakte ik kennis met Neil, die zowaar gitaar kon spelen. Tenminste dat schreef ik,neer in mijn toenmalig verslag. We stapten binnen in Vorst Nationaal beladen met herinneringen aan Helpless en Woodstock. Wat direct opviel was de massale opkomst. Er waren zelfs Canadese soldaten die gekazerneerd lagen in Duitsland, met een bus gekomen. Na een poos begon ik mij stilaan te realiseren dat Young iets meer bezat dan zijn ‘eigenaardige’ stem. Hij kon begot nog gitaar spelen ook. De songs uit Zuma en ander recent plaatwerk stonden als een huis. Een solied huis. Young startte met een akoestische set. Een man op een stoel met een gitaar, die wondermooie nummers bracht. The Needle and the Damage Done was er een van. Na de pauze trad Young voor het licht met Crazy Horse, en pootte hij een geluid neer, wat ik nog nooit had gehoord. Dat was pas een rockband. Ik eindigde de korte beschrijving met: ‘We geven grif toe dat we Young danig onderschat hebben. Muziek die je energie geeft. Young heeft er weer een fan bij.’
Ik zag hem intussen tien keer live, en de rist platen en cd’s is niet meer te meten. Wie meer wil lezen over mijn concertbezoeker of cd-recensies verwijs ik graag door naar:
Ik zou het bijna nog vergeten, maar vandaag vierde Neil Young zijn vijfenzeventigste verjaardag. We hebben nog veel Neil Young tegoed. Wij wensen de archivaris en vooral componist en muzikant Young nog veel mooie muzikale jaren. We komen elkaar nog wel eens tegen.
Vijf jaar geleden reageerde ik op een blog artikel van Ronny De Schepper, https://ronnydeschepper.com/2020/07/07/ringo-starr-wordt-75/ waar in een bijdrage over de 75ste verjaardag van Ringo Starr, de latere platencarrière van Ringo werd weggezet als: het vermelden niet waard. Toch wel zeer kort door de bocht.
Ringo was de eerste (lang voor McCartney, Rod Stewart, Bryan Ferry, enz…) die zich aan het vertolken van standards waagde op ‘Sentimental Journey’. Het was 1970, en Beatle zijnde (dat ben je voor de rest van je leven), moet je het toch maar doen. Een tweede uitstap leverde een behoorlijk prachtige countryplaat op. ‘Beaucoups of Blues’, is tot op heden behoorlijk onderschat. ‘Ringo’, het album, de enige soloplaat van een Beatle waarop de andere drie ook te horen zijn, was een voltreffer.
Starr beschikt niet over een engelenstem, en je bent er voor of tegen, net zoals je ook voor of tegen de stem van ene Keith R. Kunt zijn. Laat wij ons vooral op zijn drumkunsten concentreren. Zoals die bijv. Te horen zijn op Abbey Road.
Ringo was de laatste die de Beatles vervoegde. De andere Beatles hadden al eerder enkele keren met hem samengespeeld in Hamburg, en de keuze viel later op hem toen bleek dat Pete Best niet voldeed.
In een boek van Ian Inglius: The Beatles in Hamburg, wordt echter een ander verhaal verteld. Volgens wat deze auteur uit een gesprek tussen Bob Wooler en Brian Epstein citeert, zou de echte reden veeleer geweest zijn dat de 38 jarige Mona Best, moeder van Pete, een buitenechtelijke zoon kreeg van de 19 jarige Neil Aspinall vriend van Pete en de andere Beatles. Men wilde nog volgens deze auteur in het puriteinse Engeland een schandaal voorkomen.
Anyway…. Best was out, en Ringo was in, wat er ook van zij.
McCartney vertelde dan weer een ander verhaal tijdens de opname van Ringo in de Hall of Fame. Tijdens een optreden waarbij Ringo Pete verving, zou hij zo goed gespeeld hebben dat de anderen ter plekke beslisten helm voorgoed op te nemen in de groep.
George Martin heeft ook nooit toegegeven dat hij het was die Best niet goed genoeg vond. Gebruik van sessiemuzikanten was normaal in die dagen (denk maar aan Jimmy Page, en Big Jim Sullivan die op honderden hits van anderen speelden). En dat kan kloppen, want tijdens de opname van Love me do bracht hij een sessie drummer naar de studio. Hij was dus blijkbaar ook niet overtuigd van Ringo’s kunsten.
Dat de Beatles Ringo al lang kenden blijkt ook uit het feit dat ze elkaar dikwijls zagen bij Rory Storm thuis. Storm’s huis was een plaats waar heel wat Liverpudlian muzikanten samenkwamen. Ringo drumde in die dagen nog bij Rory Storm en de Hurricanes. Want… Alan Caldwell, de echte naam van Rory dus, had een zusje Iris, waar zowel George als Paul nog mee geweest zijn. Zij is het die ‘just seventeen was’, you know what I mean. Iris zal later trouwen met ene Shane Fenton, in de seventies bekend als Alvin Stardust.
Vele jaren later, na de Beatles, raak Starr aan de drank, en verliest hij zijn platencontract. Sinds 2000 herpakte heeft hij zich serieus herpakt. Zijn laatste platen werden dan ook weer uitgebracht op Capitol en Universal. ‘Liverpool 8’ en vijf jaar geleden ‘Postcards from Paradise’ zijn stuk voor stuk beter dan de brol die dagelijks uit mijn radio stroomt.
Nog dit: in zijn jeugd was Ringo, een zwak ziekelijk jongetje dat enkele jaren doorbracht in hospitalen, en daardoor veel van zijn schooltijd miste. Hij is wel goed op weg om de langstlevende Beatle te worden, want geeft toe, die 80 jaren zijn (nog) niet aan hem te merken.
Tijd om de terugweg aan te vatten. Moe maar voldaan, terug naar de bussen, via de landweg, over droge greppels. Opnieuw de stroom mensen volgen. Gevaarlijk om in de donkere nacht elkaar kwijt te raken. Wij keken nog geen klein beetje verbaasd hoe al die Engelsen netjes een rij vormden, aan de bushalte. Eens de zitplaatsen in de bus waren gevuld, vertrok die. Geen opeengepakte massa in het middenpad. Op die manier zagen we vier bussen vertrekken eer het onze beurt was. Bij het station stonden opnieuw ellenlange rijen aan te schuiven. We vleiden ons dan maar neer in het gras. Een vent kwam vertellen dat er in Stevenage een sleep-in was waar je gratis koffie kreeg. Het leek verleidelijk, maar wij dachten aan een boot die op ons wachtte de volgende dag, en een trein die ons naar Dover moest brengen. We sloegen het aanbod af. Het beste was om toch maar te beginnen aanschuiven voor de trein. Het was intussen half drie geworden en we mochten toch nog mee op die allerlaatste trein. Hier was het net iets minder gedisciplineerd dan in de bus. We namen plaats op de vloer in een postwagon. Een lugubere gedachte bekroop mij. Verre echo’s van mensen die ooit opeengepakt in dergelijke wagons werden vervoerd doemden op. In het verslag van New Musical Express plaatsten verslaggevers Steve Clarke en Angie Errigo als kop boven hun verslag: ‘All aboard for the Belsen express.’ Blijkbaar namen deze joernalisten dezelfde trein. Meer dan wat soezen zat er niet in. Half vier en we stapten het metro in bij King’s Cross. Alle hekken naar de persons waren dicht. Wat nu? We hadden nog een adresje bij van een tentenkamp in Londen, maar om dat nu uit te zoeken, of andere mogelijkheid, toch nog een hotelletje vinden, daar had niemand eigenlijk nog zin in. We deden dan maar zoals al die andere gestrande Britten, en zochten ons een plaatsje langs de muur ergens op de grond. Twee uur hebben we daar gelegen, half slapend, af en toe een oog dicht, en dan weer open. Achter mij hoorde ik op een gegeven ogenblik in het plat Antwaarps ene verklaren dat Zeppelin in Earl’s Court toch beter was geweest. Klokslag halfzes kwam er plots veel leven in de her en der verspreide lichamen. De hekken werden geopend, en mensen begonnen over ons heen stappend zich een weg te zoeken naar de sporen beneden. We zijn dan maar wat verder opgeschoven tot bij de telefooncellen, waar het iets malser liggen was, op de met plastiek noppen bezette grond. De ochtend, bracht ook de kou met zich mee. In een straat wat verderop vonden we een kleine tearoom, waar we ons tegoed deden aan iets wat op een ontbijt leek. We keerden onze zakken om en telden wat ons nog restte van dat rare Engelse geld. Enkele oude tantes hielden ons intussen angstvallig in het oog. Hadden ze medelijden, of begrepen ze er geen snars van? Wie zal het zeggen? We liepen de metro weer binnen en spoorden richting Victoria Station waar we de trein van 11 uur dienden te halen. Er was nog tijd over en dus liepen we het station uit, spreiden een kaart open op de grond, en hoorden plots een stem van een zich neerbuigende en meekijkende man, die ons de raad gaf om naar Buckingham Palace te wandelen. Hij hield zijn broek op met een eindje touw. Rare vent, maar heel vriendelijk. Dank zij hem zagen we nog het wisselen van de wacht. Onderweg, was er nergens een café open, die zondagvoormiddag. We kochten in een winkeltje nog een cola en wat boterhammen voor onderweg. De zon was weer van de partij, het beloofde een schitterende dag te worden, toen we voor de laatste keer in de rij plaats namen in Victoria Station. In de trein naar Dover haalden we een eerste stuk slaap in. Op de boot viel het behoorlijk goed mee. De zee was kalmer dan op onze heenreis. We verdeelden de platen die we gekocht hadden en die we in een koffertje, wat we om beurten droegen, nu voor de derde dag op rij meezeulden. Er zat nog een Grieks studentenkoppel in onze buurt waar we een gesprekje mee hadden. Zij gingen op vakantie naar huis via Duitsland en Oostenrijk, en zouden pas in Griekenland aankomen op dinsdagavond. We sliepen nog een uurtje, genoten van de kalme rustgevende zee. Niet te vergeten dat sedert we Londen verlieten, Martine opnieuw een aantal keren had moeten zweren dat ze haar paspoort had verloren. Bij zover zelfs dat ze in Oostende tegen de Vlaamse doeanier in het engels begon: “Sir I lost my pasport.” De man schonk er geen verdere aandacht aan. Om zeven uur namen Guido en ik de bus aan het station tot aan de Vijfhuizen. De laatste kilometer wandelden we te voet. Nog dezelfde avond sprong Guido op zijn Amigo’ke en konden de aanwezigen in den Amber genieten van ons verhaal. Mijn dag eindigde in de Oordegemse dancings, moe maar voldaan. Dit avontuur was voor herhaling vatbaar…
Twintig jaar later, enkele herinneringen: Hans
Zonder Hans hadden we waarschijnlijk ooit besloten om naar Londen te trekken, maar hadden we het plan meer dan waarschijnlijk nooit uitgevoerd. Zoals zovele plannen die jeugdige vrienden maken. We zijn nooit in de voetsporen getreden van Simon & Garfunkel, ook al knutselden we op een gegeven ogenblik in de sixties een song in elkaar. Het is te zeggen, we kregen wat tekst op papier, maar daar bleef het bij. Een vakantiejob die resulteerde in een gitaar en een bandopnemer, maar daar bleef het bij. In juni ‘75 toen we in den Amber tussen pot en pint besloten om naar Londen en Pink Floyd te gaan bekijken, ben ik er quasi zeker van dat het dankzij Hans was dat we het plan ook uitvoerden.
Telkens Hans en ik elkaar ontmoeten ging het over muziek en niets anders. Na Knebworth hebben we nog dikwijls samen de trein genomen naar Brussel, waar we ons dagelijks brood verdienden. We werkten op amper honderd meter van elkaar. Hij in de Zilverstraat, en ik in de Leopoldstraat. Allebei vlak bij de Muntschouwburg. Vandaar dat we elkaar vaak troffen in het Centraal station waar we de trein namen. In mijn leven ben ik nog een paar keer naar Londen geweest, waarvan slechts een keer met een muzikaal doel: 2007, de O2, en Led Zeppelin. Alles bijeen zal ik zeker twee keer rond de wereld gebold hebben aan de linkerkant van de straat in de rest van Groot Brittanië. Door het centrum van Londen amper drie keer. In de jaren tachtig met de auto de bocht nemen bij Hyde Park Corner, daar was de Périferique in Parijs klein bier tegen. Het was wel een stuk korter naar het noorden, dan via de North Circular Road. Vijf nachten heb ik geslapen in Londen, waarvan een in het Bina hotel, twee nachten in de buurt van Victoria Station, een nacht in een hotelletje dat gerund werd door sikhs, en een keer samen met Guido, Martine en Hans op de koude vloer van het King’s Cross metrostation. Dat metrostation is later nog dor brand getroffen. Vooral die gedenkwaardige nacht in King’s Cross, zal elk van ons de rest van ons leven bijgebleven zijn. Hans die verzot was op Jef Beck, Chris Bell en Robin Trower, bevond zich op de crossroads van zijn leven. Nog net geen twintig was hij toch al halfweg, en niemand die dat toen besefte.
In de trein hadden we het vaak over de vele keren dat hij nadien nog naar Londen was gegaan, en over zijn tocht naar Jamaica. Reggae was aan mij iets minder besteedt. Recent kocht ik al kringwinkelend een ceedeetje van Slagerij van Kampen, mij redelijk onbekend. Ik kocht het omdat het mij herinnerde aan de beginjaren negentig toen ik Hans tegenkwam in Opwijk, waar de Slagerij net had opgetreden. De blik in zijn ogen, toen hij lachte en riep: “Knap werk van die gasten”. Ons laatste gesprek vond plaats in het Aalsterse stadspark, tijdens een van de Parkconcerten, waarvan ik mij helaas niet meer kan herinneren wie er toen optrad. Het was bijna 1995, twintig jaar na Knebworth.
Hans ademde muziek, daarom draag ik de herinneringen aan dit weekend aan hem op.
Life, the best was yet to come, On the treshold of the big chill Together, friends, sharing lost dreams. Why are the good ones taken?
One day, we four slept the night away Lying on a floor in London’s King’s Cross tubestation Turbo jets flying low over green pastures. Remembering the sound of a heart beating,
Crowds gathering, a quadrophonic experience Travelling through the night, Like animals in a freight train wagon Still warm and tense inside,
Ears full of Echoes, meandering through the night. Why did noone hear his cry that Monday night? All alone on the dark side of the moon. Softly whispering along the far away sounds of Neil or Jeff.
Ochtend, na het kattenwasje togen we naar het eetzaaltje, waar ons een Engels ontbijt wachtte: eggs and bacon met wat rode bonen, geroosterd brood en English tea.
We hadden tijd, en wandelden via Earls Court, waar kort daarvoor Zeppelin nog optrad. Onderweg nog een Melody Maker gekocht, waarin ze het over het festival hadden. Onze volgende stap betrof Virgin. In Melody Maker vonden we het adres van Virgin Mail Order. Een taxi bracht ons naar Londen South Wharfstreet nr 10, en we hadden het kunnen weten. “You are here”, riep de taximan, en wij stonden voor een groot grijs gebouw, met een al even grijze deur waarop een plakkaat hing, met nog maar eens Mail Order er op. Een stom verzendhuis dus. Vandaag zou iedereen er om lachen, maar mail order is een begrip dat letterlijk werd uitgevonden door Branson en zijn Virgin firma. Nadien bleek dat er in 75 in Londen amper een winkel was van Virgin, en al de rest werd verstuurd vanuit dat stomme gebouw in die achterstraat waar wij nu stonden. Voor hetzelfde geld had die taximan ons ergens in een verre uithoek van de haven gedropt. Gelukkig bevonden we ons nog op loopafstand van de bewoonde wereld. Er was zelfs in de buurt een platenwinkel, waar ze tweedehands lp’s in de rekken hadden zitten. Free Live, in een kartonnen witte hoes, de Faust Tapes, de eerste twee van de Who heruitgegeven als dubbelaar en de eerste van de Byrds, werden er mijn deel. Het was nog geen middag en dus waren de cafés nog open. Bij een zwarte medemens dronken we iets. Het begon stilaan tijd te worden om met de metro terug naar het station te sporen. Onderweg nog een snack gegeten in een onooglijk klein etablissement. De treinen voor het noorden vertrokken vanuit King’s Cross. Er was zelfs een speciale trein richting Stevenage voor de festivalgangers. Amper 1,25 pond voor een ticket heen en terug. In de trein consumeerden we nog wat junkfood. Het was bij halfdrie toen we arriveerden in het station van Stevenage, waar we de bus op konden naar Knebworth. Van het busstation nog enkele kilometer te voet langs landelijke wegen, over droge greppels, naar het eigenlijke festivalterrein bij het kasteel. Onderweg, stond er een caravan opgesteld, waar we onze kaarten kochten. drie pond zeventig. We vervolgden de stroom volk tot bij het terrein. Zo moet het geweest zijn, langs de paden die naar Woodstock leiden. Voor en achter je zag je mensen stappen zo ver je kon kijken. We kwamen aan in de speeltuin van Freddy Bannister.
Freddy Bannister is Knebworth
Ik heb altijd al een boon gehad voort Freddy Bannister. Hij behoorde tot de categorie concertpromotoren waartoe ik bij ons Paul Ambach reken. Een totaal andere categorie dan deze waar de op geld beluste Schuur toe behoort. Iedereen heeft het alsmaar over het feit dat hier in België de beste festivals plaatsvinden. Dat is best mogelijk wanneer je het bekijkt vanuit het standpunt van de artiesten, maart dat is zeker niet zo bekeken met de ogen van de doorsnee festivalganger. Mijn beste festivals heb in beleefd in de UK, ondermeer dankzij Bannister.
De man is nog geen jaar geleden op 84 jarige leeftijd overleden aan de grote C. Na 1980 deemsterde het wat rond zijn figuur, en dat was onder meer ‘te danken’ aan Peter Grant, die andere grote uit het Britse concertseizoen, naar wie zelfs een management’s prijs werd vernoemd.
Bannister was in 1975 net de veertig gepasseerd, toen hij Pink Floyd naar de kasteeltuin bracht in de buurt van Stevenage.
Hij was de man die het Bath Festival, o.a. bekend van de legendarische Led Zeppelin optredens, uit de grond stampte. Het festival waar de latere organisator van Glastonbury de mosterd haalde.
Voluit heten die Bath evenementen het Bath Festival of Blues 1969 en het Bath Festival of Blues and Progressive Music 1970
Tussen ‘63 en ‘69 bracht hij naar het Bath Pavilion o.a. Gene Vincent, de Stones, Cream en de Beatles. Neem daar nog Hendrix, de Who, Pink Floyd en de Yardbirds bij en je hebt een palmares dat niemand anders kan voorleggen.
Het Bath festival trok in ‘70 reeds tussen de 150 en 200.000 man aan. Vergeet niet dat dit klein bier was tegenover de festivals die op het eiland Wight plaatsvonden en waar in navolging van Woodstock een halfmiljoen jongeren samenkwamen.
Van ‘74 tot ‘ 79 richt hij zeven keer een Knebworth festival in. Het zet hem op de wereld festivalkaart. Bannister haalde naast Britse topattracties vaak het kruim van de Amerikaanse Rock naar Knebworth: Lynyrd Skynyrd, Zappa, Captain Beefheart, de Steve Miller Band en zeker ook de Allman Brothers Band. Stuk voor stuk topacts die het ook bij ons in Den Amber goed deden, en tijdens de reünie party’s het nog altijd goed doen.
Dat het aan het eind van de jaren 70 ophield is geheel en al te wijten aan de twee optredens die in 79 plaatsvonden van Led Zeppelin. Het was Peter Grant die toen het onderste uit de kan wilde hebben en daarom eiste dat er twee weekends na elkaar een optreden van zijn band zou plaatsvinden. Helaas raakte dat tweede weekend niet volledig uitverkocht, en dat leidde tot een hevig dispuut tussen het Zeppelin management en Bannister’s firma Tredoar. Grant beweerde dat er veel meer tickets waren verkocht dan Bannister toegaf, en beweest dit zelfs met luchtfoto’s die hij had laten nemen van het festivalterrein, en waarop hij veel meer aanwezigen spotte dan Bannister. Hij haalde het pleit, en Bannister’s firma ging failliet. Wie had gelijk?
Bannister stond voor ‘een eerlijke prijs’ wat leidde tot ticketprijzen waarvan wij nu achterover vallen. Voor Pink Floyd en alle andere acts die dag (Roy Harper, Beefheart, Steven Miller, Linda Lewis, de Pythons) betaalden wij ter plaatse aan de kassa amper 3,70 pond.
Veel meer valt er te lezen in de in 2003 uitgebrachte autobiografie van Bannister.
Het concert
De eerste aanblik toen we het terrein opstapten waar Roy Harper & Trigger net hun set waren begonnen was er een van ongeloof. Hier kon Bilzen bij wijze van spreken tien twintig keer in. Voor het eerst zagen we 100.000 mensen op een hoop. Voorin geraken dat was uitgesloten. We zochten ons een plekje halverwege, niet zo ver van waar het geluid gemixed werd, en waar een hoge piloon stond opgesteld, waaraan een klein (twee a drie meter) vliegtuigje was bevestigd.
Onze plaats vormde geen probleem voor het geluid. Dit was immers het eerste concert waar quadrofonie werd toegepast. Quadro was totaal nieuw in die dagen en het zou in de toekomst alle stereospelers naar de achtergrond verdringen. Maar zoals zo dikwijls met uitvindingen van Philips of Sony, liep, dat verkeerd af. Op het festivalterrein stonden dus niet alleen naast het podium, maar op de vier hoeken van het terrein geluidsboxen opgesteld, om het quadrofonie geluid naar onze oren te sturen. Vanaf de piloon met het vliegtuigje was er eer kabel gespannen die naar het midden van het podium liep. Dat zal zeker een bedoeling hebben dachten we nog.
Later zal blijken dat Harper op Knebworth niet zijn beste concert weggaf. Wie Roy Harper een beetje kent weet dat hij eigenwijs kan zijn. Zijn set uit drie delen paste in feite niet op een festivalterrein van die omvang. Zeker niet omdat hij in het begin akoestisch speelde, en vervolgens zelfs strijkers en dergelijke meer op het podium haalde. Zijn nummers die eerder aanzetten tot weemoed dan vreugde, sloegen niet aan bij het publiek. Wat daarna volgde, elektrisch, met Trigger kon er beter door. Voornamelijk te danken aan het gitaarspel van Chris Spedding en de drumkunsten van Bill Bruford. Van Trigger die hem hadden begeleid op HQ uit 1975 werd later niets meer vernomen. Wat vrij logisch is, als je bedenkt dat het een band was die samengesteld was uit sessiemuzikanten, die snel na Knebworth andere aanbiedingen kregen.
Harper zat na HQ en de erbij horende toernee ongeveer aan de grond. De toernee sloeg een gat in zijn geldkist, en het album sloeg al evenmin aan. Wat hem in zijn aankondigingen tot enkele wrange uitspraken aanzette. Bovendien bleek later via de recensies in de muziekbladen dat hij nog net voor hij het podium betrad zijn caravan had kort en klein geslagen, omdat de taxichauffeur die hem bracht er van,door was met zijn podium outfit nog in de koffer. Enkele backstage medewerkers konden er hem nog net van weerhouden of een tweede caravan onderging hetzelfde lot.
Na Roy Harper was het de beurt aan Captain Beefheart en zijn Magic Band. Ik noteerde achteraf: niet slecht. Waarschijnlijk omdat ik in die dagen niet echt een fan was van Don van Vliet, noch van Zappa, uit wiens stal deze verkaste Nederlander kwam, die nog ooit de Nederlandse studio van Sjef Van Oekel deelde met, toen nog charme zangeres, Cindy (Nelson). Tijd om wat hotdogs te scoren. Op een van de kramen, waarvoor een rij van wel 100 meter stond aan te schuiven stond dat ze hamburgers verkochten. Bleek dat de Engelse hamburger helemaal geen hamburger was, zoals bij ons, maar een ordinaire curryworst. Andere landen, andere gebruiken, andere taal.
De Steve Miller Band begon zijn set met enkele boogie nummers, waardoor het publiek voor het eerst recht veerde. Living in the USA, Space Cowboy en meer gingen er vlot in. Achter de drums zat Doug ‘Cosmo’ Clifford de ex drummer van CCR.
In mijn geheugen staat vooral Stagger Lee gegrift, en uiteraard ook nog Rock’n Me, het laatste nummer voor hij afsloot met Come On in My Kitchen van Robert Johnson. Ik geef toe dat wij in die dagen Robert Johnson nog echt moesten ontdekken.
In de daaropvolgende pauze van een uur was het wachten op dat waarvoor we gekomen waren.
‘John Peel’ die samen met ‘Pete Drummond’ (beiden van Radio One) de presentatie verzorgde, sprak klokslag kwart voor negen de magische woorden: “We have now a lift off with the Pink Floyd”. Het werd stil, en al snel scheurden twee Spitfires over het terrein. Hoorde dat erbij? Was dit puur toeval? Iedereen staarde verbaasd naar de hemel, waardoor niemand oog had voor wat zich op het podium afspeelde, waar de heren intussen hadden plaatsgenomen.
Het was geen toeval. Het hoorde er bij. Dit is wat Freddy Bannister er over vertelt: ‘Ik was gevraagd om twee Tweede Wereldoorlog Spitfires te boeken voor de Floyd en ik had contact opgenomen met wijlen Neil Williams om ze te leveren’ vertelt de promotor verder.
Het was de bedoeling dat deze twee vliegtuigen zouden opstijgen op Luton Airport en stipt om kwart voor negen laag over de bomen zouden scheren om daarna recht de lucht in te schieten.
Bannister zat in zijn kantoortje achter het podium, aan elk oor een telefoon, om te coördineren tussen de controletoren van Luton en het podium. Het opstijgen van de vliegtuigen werd eerst met tien minuten uitgesteld, maar kon toch doorgaan. Bannister belde de sprekende klok om de timing in het oog te houden. Het duurde immers een aantal minuten eer de vliegtuigen vanuit Luton Knebworth zouden bereiken.
Freddy vertelt: ‘Net toen de pips van de sprekende klok gingen en de twee Spitfires achter het podium verschenen en met perfecte symmetrie omhoog trokken in een verticale klim, maakten de Rolls Royce Merlin-motoren het soort geluid dat de haren achter in je nek doet opstaan. Helaasook dat is rock’n roll’
En Oh My God, daar waren ze…. goddelijke klanken vervulden de wat koeler geworden avond.
In het eerste deel van hun set brachten ze drie gloednieuwe nummers. Ze openden met ‘Raving and Drooling’ en ‘You gotta be crazy’. Typische Floyd sound. Pas enkele jaren later zullen we die twee openers in een afgewerkte vorm leren kennen op Animals, als respectievelijk ‘Sheep’ en ‘Dogs’. De mannen achter de geluidstafel hadden ruimschoots de tijd gekregen om de knoppen af te regelen. Ik neem aan dat dit niet zo eenvoudig was met de quadrofonie opstelling. En er waren problemen met het geluid. Al voor het optreden hadden ze moeten sleutelen om de klank van het orgel goed te krijgen. De stroomgeneratoren en eigenlijk de volledige PA was niet direct voorzien op een festival van sterfelijke omvang. En orgels willen nogal eens valse klanken produceren, wanneer de stroomvoorziening niet correct is afgestemd. ‘Alquin’ had er in Bilzen ook ooit last van, en tapte dan maar stroom af bij een woonhuis van de buren. Wie naar een van de schaarse bootlegs (opgenomen vanuit het publiek) luistert hoort hoe op een gegeven ogenblik het concert bijna een minuut wordt stilgelegd tijdens die eerste nummers, en hoe Waters klaagt.
Het derde nummer dat op hun volgende album zou komen was gewoon goed: ‘Shine on you crazy diamond’. Een nummer opgedragen aan Syd Barrett.
Achter de Floyd hing een enorm cirkelvormig scherm. Er werd een enorme diamanten bol op vertoond. Je kent ze wel uit de discotheken. De draaiende bol leverde een weelde aan sterren op. Hoe donkerder het werd, hoe beter we de muziek begonnen te vinden, en hoe beter die ook werd. Het eerste deel zat er op, en ze hadden amper drie nummers gespeeld. Iedereen maakte zich op voor wat komen ging, want wie verslagen had gelezen over de afgelopen toer, wist min of meer wat we mochten verwachten. In de donkerte rondom ons begonnen stilaan hier en daar hasjdampen op te stijgen.
Zuiver quadrofonisch klonken plots van alle kanten de bekende hartekloppen die de Dark Side of The Moon inzetten. Op het scherm verschenen filmbeelden, die aansloten bij de muziek. Dit was het helemaal. We kregen DSOTM compleet. Een superb concert, zowel wat effecten als muziek betrof. Al hadden de stemmicrofoons wat beter afgeregeld kunnen worden. ‘Breathe’, de max, en dan ‘On The Run’, waarbij plots het vliegtuigje zich van de piloon losmaakt en traag maar zeker richting podium vliegt, waar het als het ware in het scherm explodeert. Een vuurwerk, en dampen van koud ijs wolken omkaderen de heren van de Floyd.
Dit was gewoon de max. Pink Floyd is het, schreef ik toen enkel dagen later. Ik denk dat we iets unieks hebben meegemaakt. “Yes, Knebworth happened” besluit een week later ook het verslag in Melody Maker. Tijdens ‘Any color you like’ was er wat improvisatie. ‘Money’ en ‘Us and Them’, waren het einde dankzij een ons onbekende saxofonist!st. Zelfs de engelenstemmen van de meisjes waren niet te versmaden. Tijdens ‘Brain Damage’ zagen we op het scherm een reeks foto’s van staatshoofden, begeleidt door gelach, en die nogal rare bewegingen maakten de revue passeren.
Stilaan werden hier en daar op het terrein vuren aangestoken (toen kon dat nog). Het einde zat er aan te komen, of toch nog niet. We hadden nog een bisnummer tegoed, en wat voor een: ‘Echoes’ uit het album ‘Meddle’. Volle 25 minuten gaven ze nog het allerbeste van zichzelf.
Kwart voor twaalf, precies drie uur later bleven we wat verweesd staren naar het podium. Vergeet niet, dat dit voor ons een eerste keer was, dat we dergelijk evenement meemaakten.
Meer info op:
Knebworth 1975 setlist
Pink Floyd
Sheep (Early version, known as “Raving and Drooling”)
Dogs (Early version, known as “You Gotta Be Crazy”)
Shine On You Crazy Diamond (Parts I-V)
Have a Cigar (with Roy Harper)
Shine On You Crazy Diamond (Parts VI-IX)
“The Dark Side of the Moon”
Speak to Me
Breathe
On the Run
Time
Breathe (Reprise)
The Great Gig in the Sky
Money
Us and Them
Any Colour You Like
Brain Damage
Eclipse
Encore: Echoes
Roy Harper + Trigger
Acoustic/Orchestra
Commune
Twelve Hours of Sunset
Another Day
Electric
Hallucinating Light
Referendum
Highway Blues
Too Many Movies
The Spirit Lives
Home
The Game
Grown Ups Are Just Silly Children
Steve Miller Band
Feel So Glad
Mercury Blues (K.C. Douglas cover)
Boogie Children
Freight Train Blues
Stagger Lee (Grateful Dead cover)
The Window
Living in the U.S.A.
Space Cowboy
Shu Ba Da Du Ma Ma Ma Ma
Rock’n Me
Come On in My Kitchen (Robert Johnson cover)
Captain beefheart & his Magic band
Moonlight on Vermont
Abba Zaba
Orange Claw Hammer
Dali’s Car
When It Blows Its Stacks
My Human Gets Me Blues
Alice in Blunderland
Beatle Bones ‘N Smokin’ Stones
Gimme Dat Harp Boy
Electricity
I’m Gonna Booglarize You Baby
Sam With the Showing Scalp Flat Top (Frank Zappa & Captain Beefheart cover)
Bij het begin van het eerste weekend van juli 1975, richtten we onze schreden richting Londen. De trein van tien voor acht in Aalst sloot precies aan op de boot die we in Oostende zouden nemen. Guido en ik werden door vader Cyriel met de auto naar het station gebracht. Onderweg pikte we Hans nog op. Martine zou direct naar het station gekomen. Zij arriveerde al van bij het begin aan de late kant. In Oostende werden we met het eerste obstakel op onze weg geconfronteerd. Martine constateerde dat ze inderhaast haar identiteitskaart thuis op de keukentafel had laten liggen. Precies naast het papier dat haar vader voor haar had laten machtigen op het gemeentehuis. In die dagen mocht je pas alleen reizen wanneer je boven achttien was. Met een machtiging van je ouders kon het wel.
De douanebeambte keek bedenkelijk, en gaf te kennen dat er niets aan te doen was. “Ze zullen je in Dover, terugsturen” verkondigde hij. Zeggen dat de tranen haar in de ogen stonden is een understatement. Ook de douanebeambte zag he. Hij maande ons aan om ons wat opzij te zetten en te wachten. Wachten op wat komen ging. Was het omdat het pas vakantie was? Was het omdat de zon scheen? Was het omdat ze zo zielig keek? “Weet je wat”, zei die, “zeg gewoon in Dover dat je je pas verloren hebt op de boot”. Voor hem was het probleem hiermee duidelijk van de baan. Wij konden alle vier samen de boot op. Of we ongerust waren over wat in Dover zou gebeuren? Ik denk dat we in onze jeugdige overmoed al hadden besloten dat deze oorlog was gewonnen. Nieuwe obstakels doken op.
Voor het eerst op een groot schip, dat niet alleen op en neer ging, maar ook nog eens van links naar rechts “stampte”. Jong als we waren stoven we onmiddellijk naar de bar achter in het schip. Precies daar zagen we door de vensters de ene minuut de zee, en de andere minuut het wolkendek. We kregen er zowaar een brok van in de keel van. Dit zat niet goed. Guido zag zo wit als een doek. Op naar buiten bij de reling waar de frisse wind gelukkig soelaas bracht en we ons wat beter voelden. Viereneen half uur op dat schip, het leek een eeuwigheid. Later heb ik ervaren dat je zeebenen krijgt wanneer je maar vaak genoeg het sop trotseert.
“I lost my pasport on the boat” Er was niet veel tijd om te onderhandelen, want schepen varen op uur. En eigenlijk zonder veel poeha mochten we door. Jaren later maakte ik een zelfde situatie mee, toen ik die kleine ‘witte kaartjes’ van mijn kinderen niet bijhad, en ook dan Engeland in mocht. Na Brexit zou ik het toch maar niet meer wagen om papierloos te reizen.
In Dover stapten we naadloos over in een wachtende trein die ons in een uur en twintig minuten naar Victoria Station bracht. Het was precies vier uur toen we het station uitliepen. Martine wisselde ergens geld, en we togen richting Kings Road, waar de Harlequin Record Shop was gevestigd. Volgens de NME verkochten ze daar kaartjes voor het concert van Pink Floyd in Knebworth. Geen kaartjes meer in voorverkoop. De verkoper klonk overtuigend in zijn boodschap, dat er aan de ingang nog wel tickets zouden zijn. De tijden van toen zijn niet meer te vergelijken met vandaag. Harlequin was voor ons een winkel, waarvan we hoopten dat het manna er uit de hemel zou vallen. Het mekka van de platenwereld, in niets te vergelijken met de ons overbekende platenzaak in de Aalsterse Lange Zoutstraat van D. Kiekens. We liepen naar buiten, elk met een rist lp’s onder onze arm. Recht naar een café waar we zonder verpinken ‘four Guinness’ bestelden. Mijn eerste Guiness, en tot op vandaag mijn laatste. Gitzwarte stout was het. Onmiddellijk gaf ik mijn vroegere schoolgebouwen gelijk die enkele jaren eerder beweerden dat het bier, over de plas, niet was te drinken.
Te voet slenterden we door Sloane Street richting Hyde Park. Onderweg vroeg Guido, nog de weg aan een typische boldragende inboorling. De man was de ‘spitting image’ van John Cleese in zijn Silly walks tijd. “Wot, wot?”, samen met gefronste wenkbrauwen was de enige repliek op het waarschijnlijk al even onverstaanbare Engels van onze kant. Dus besloten we maar om over te schakelen naar de Kings English, wilden we een plaatsje voor de nacht vinden. In een nabijgelegen TIC (Toerist Information Centre) boekten we een kamer ergens in Kensington. Met een taxi, spotgoedkoop, lieten we ons naar het Bina Hotel voeren. We kregen een sleutel en konden dus de rest van de avond de deur uit. Zonder Hans, want die voelde zich moe, en zocht zijn bed op. Waarschijnlijk genietend van alle teksten op de lphoezen van zijn net gekochte lp’s.
We namen de Tube, richting Soho. Enkele jaren eerder waarschuwde Picture Card, onze leraar Engels, ons nog dat je beter niet alleen kan gaan ronddwalen in Soho. Wij wisten vooral dat Soho pas echt Londen was. Soho, waar Carnaby street en alle andere heiligdommen te vinden waren. Waar ooit de Rolling Stones, Beatles en Jimi Hendrix ronddwaalden.
The Marquee in ‘76
Plots stonden we voor de deuren van de Marquee. Een beetje zoals Eddie & The Hot Rods later op de foto van hun eerste eepee. We stoven er binnen, en stonden al even snel weer op straat. Het was vijf voor elf. Vooraan waren enkele roadies het podium aan het leegmaken, en er dook iemand van bij de toog op voor onze neus. “Sorry we are closed, come back tomorrow”. Jaren later zal ik een boek waarin alle concerten van de Marquee staan opgelijst ontdekken dat precies die avond Tim Hardin er had gespeeld.
In arren moede hebben we ons toen aan een drankstalletje een cola gekocht, want nergens kon je naar binnen. Cafés waren dicht, omdat het na elf was, en waar het wel open was bleek het telkens om een privé club te gaan, ‘members only’. Londen viel ons voor het eerst toch wat tegen. Bij het buitenkomen uit de Marquee waren we nog getuige van een twist tussen een buitenwipper en een grote zwarte medemens, die elkander allerlei scheldwoorden toeriepen en verder het hielden bij wat trekken en duwen. Geklopt of geslagen, zoals bij ons na een avondje ambras, kwam er niet aan te pas. Het leek wel of die Engelsen zelfs ambras maakten op een hoffelijke gentlemen’s manier. Het was twee uur wanneer we weer in het Bina hotel kwamen waar Hans de slaap al lang had gevonden. Morgen de grote dag.
In juni ‘75 werden in den Amber tussen pot en pint plannen gemaakt om het eerste weekend van juli naar Londen te gaan. Platen kopen en een concert proberen mee te pikken van de Pink Floyd. Hans, Guido, Martine en ik stelden onszelf de vraag: “Doen we het? Ja? OK”. “Dat is dan afgesproken.”
Woodstock
Eind mei hadden we nog samen, met alles wat lang haar had in Aalst, op de koer van de Tuf naar Woodstock gekeken. De film werd er levensgroot geprojecteerd op de muur, voorzien van geluid uit concertboxen. Hierdoor kreeg het geheel een extra dimensie. Een heel andere beleving dan toen we de film voor het eerst zagen in 1970 in cinema Palace (of was het Feestpaleis). Een belevenis die heel wat gasten uit ons toenmalige klas niet konden smaken. Voor het eerst een film met splitscreen, wat extra inspanning vroeg, en uiteraard muziek waar de meesten voor het eerst mee werden geconfronteerd. Hier op het plein naast de Tuf zat het anders. Hier waren gelijkgestemde zielen aanwezig, die tenminste van hetzelfde soort muziek genoten. Een stap dichter in de ultieme belevenis van het evenement. Vergeet niet dat de meesten tot dan toe amper een paar duizend man hadden samen gezien, ergens op een wei in Bilzen, of in het Antwerpse Sportpaleis.
Roland
De 21ste juni trad Roland op in de Parnassos te Denderleeuw. De Parnassos was een jeugdhuis langs de oude baan tussen Denderleeuw en Ninove. Eigenlijk niet meer dan een normaal woonhuis, waar ze in de ‘voorplaats’ een toog hadden neergepoot en via een verhoogje van twee vierkante meter suggereerden dat er een podium was. Roland trad er alleen op. Voor wie Roland kent, was dat redelijk normaal in die dagen. De ene week was hij ‘de leider’ van de Blues Workshop, de andere week bestond die Blues Workshop weer in een andere samenstelling, en soms bolde hij ergens heen in zijn eentje, in zijn R4’ke, zoals die avond naar de Parnassos. Het betekende zeker niet dat hij op dergelijke avonden enkel akoestisch speelde. Hij had zijn ‘gerief’ mee. We zagen hem nog na het optreden vertrekken, en geloof mij, hij had moeite om nog plaats te vinden achter het stuur. Zo volgestouwd had hij dat kleine autootje.
6 juni rij ik In mijn eentje op een doordeweekse avond richting Arenahal in Deurne. Ik kan mij niet echt meer herinneren waarom niemand mij vergezelde. Was Uriah Heep niet meer hip voor de anderen? Was het vet er wat van af? Doet het er nog toe? In mijn archief hou ik een flyer bij van dit concert en de bijhorende toernee. Even googelen naar een eventueel concertverslag leert mij, dat over die fameuze Arenahal in Deurne bijzonder weinig is terug te vinden. Laat staan over Uriah Heep in België in 1975.
Enkel de Waalse tegenhanger van Humo Telemoustique bracht in haar nummer 2576 een kort verslag. ‘The Heep presenteerden een show zonder haperingen, heerlijk goed geregeld.Heel slim wisselden ze oude en nieuwe nummers af: hun laatste, “Return to Fantasy”, doet zijn naam eer aan en deed het goed, dank je.’
In hetzelfde nummer vertelt zanger Byron nog aan Jean-Noël Coghe wat de belangrijkste ambitie is van Uriah Heep: ‘Onze belangrijkste ambitie is om het rockniveau te verhogen door het een bepaalde betekenis te geven, vooral op het niveau van de teksten. Om deze reden zijn we Uriah Heep en geen andere groep: kracht in het ritme, kracht in de teksten … rock werd tot nu toe alleen beschouwd als muziek, een zinloos ritme, dat alleen van belang voor het geluid.’
‘Voor Uriah Heep zijn teksten en melodieën twee essentiële dingen.We moeten agressieve muziek spelen, maar gebalanceerd door de melodie. Dit is ongetwijfeld wat ons een deel van onze originaliteit geeft.’
Afgaande op mijn eigen herinneringen zie ik een podium waarop een kronkelende op zijn rug liggende gitaarspelende ‘Mick Box’ geniet van het ogenblik, met naast hem een behoorlijk goed zingende ‘David Byron’. Die twee, samen met ‘Ken Hensley’ zijn jarenlang de nucleus geweest van Uriah Heep. Drum en bas gingen bij manier van spreken bij elke plaat over in andere handen. In de ‘75 versie waren dat ‘John Wetton’ en ‘Gary Thain’.
Vandaag heb ik het niet meer begrepen op Uriah Heep waarin enkel nog Mick Box zit. Ken Hensley trad jaren nadien, soms samen met John Wetton, nog voor het voetlicht (zie More Than Conquerors uit 2002). Wat zij toen presteerden, was duizend maal beter dan wat ‘de echte’ Heep van Box neerzette. Hensley was overigens auteur van heel wat van het beste uit de eerste Heep periode. Ken Hensley kwam oorspronkelijk uit de ‘Gods’ die met ‘My baby’s Rich’ zelfs een klein hitje scoorden. Hun ‘Hey bulldog’ cover van de Beatles deed het dan weer iets minder. In de Gods zat ooit ook nog een jonge ‘Mick Taylor’, zij het niet gelijk met Hensley. Een wistjedatje…. in de kringwinkels liggen heel wat lp’s waarop David Byron covers zingt van bekende hits. Iets wat de onbekende Reginald Dwight ook deed, kwestie van een zakcentje bij te verdienen. Kijk uit naar platen in de reeks ‘Top of the Pops nummer zus en zoveel’. Helaas werden er nooit credits op die hoezen vermeld. Je moet dus aan stemherkenning doen.
Het concert.
In Deurne was het eerste deel van de set nagenoeg opgebouwd rond hun nieuwste worp: ‘Retun to Fantasy’. Heep zette gewoonlijk hun toernees op in functie van de promotie van hun laatste plaat en dat was tijdens de ‘75 Europese toernee niet anders. Achter hen een levensgroot scherm met afbeelding van de hoes. Een hoes overigens ontworpen door ‘Dave Field’. Field is eveneens verantwoordelijk voor enkele andere zeer mooie hoezen, waaronder eentje van Satus Quo. Op het Quo album groeien de koppen van de leden als het ware uit een aantal verstrengelde wortels van een boom. Ook ‘Next’ van de ‘Sensational Alex Harvey Band’ is van zijn hand net als ‘Razamataz’ van ‘Nazareth’. De man leek vaak voor Vertigo te werken.
Bij de eerste vijf nummers zitten er maar liefst drie uit Return to Fantasy. Daarna wordt geput uit nagenoeg alle lp’s die ze daarvoor maakten. De helft van de setlist is terug te vinden op ‘Uriah Heep Live’ het in ‘73 in Birmingham opgenomen schitterend live album. Te beginnen met het magistrale 9 minuten durende ‘July Morning’, nog altijd een van onze favoriete nummers. De hitsingle ‘Easy Livin’, werd onmiddellijk gevolgd door ‘Sweet Lorraine’ en ‘Gypsy’. Ze sloten af met twee tracks uit ‘Look at Yourself’: ‘Love Machine’ en als toegift ‘Look at Yourself’ zelf.
Volgens Telemoustique waren er op zeker ogenblik nogal wat strubbelingen voor het podium toen enkele kleerkasten, die de frontstage bewaakten, een zestienjarige fan hardhandig aanpakten. Als dat al zo was is deze schermutseling bij ons in de mist van de tijd opgeslokt.
De Setlist: Antwerp 6 juni 1975
* Devil’s Daughter / 75
Stealin’ / uit Sweet Freedom 73
Suicidal Man / uit Wonderworld 74
* Shady Lady / 75
* Prima Donna / 75
Rainbow Demon / uit Demons and Wizzards 72
July Morning / uit Look at yourself 71 en Live 73
* Return To Fantasy / 75
Easy Livin’ / uit Demons and Wizzards 72 en Live 73
Sweet Lorraine / uit The Magician’s Birthday 72n en Live 73
Gypsy / uit very eavy very umble 70 en Live 73
Bird Of Prey / uit Salisburry 1970
Love Machine / uit Look at yourself 71 en Live 73.
Look At Yourself / uit Look at yourself 71 en Live 73
Nummers met * zijn uit Return to Fantasy.
11juni: In het station in Aalst aan het Internationaal loket haal ik mijn biljet op bestemming Londen…… wordt vervolgd.
Zullen we dit stukje maar beter niet: hoe ik mijn verjaardag vierde noemen? Aan 68 worden zit toch enkel nadeel. Bon het staat iets beter op je doodprentje dan pakweg 57, maar voor de rest zie ik er weinig hoopvols in. Al zal het voor eeuwig de 75ste dag in de eerste corona cyclus blijven. Een dag waarop we nog steeds niet op een bankje mogen neerzitten. Een dag waarop scholen elkaar het licht in de ogen niet gunnen omdat de ene wel kan voldoen aan de nog op te leggen regels en de andere nu al moord en brand schreeuwt dat ze te weinig middelen heeft, en ook och ja te weinig plaats. Die van de markt zijn intussen tevreden, omdat ze er weer mogen staan. Allez sommigen toch. Binnenkort krijgen ze het aan de stok met die cafés die een groter terras willen. We zijn er doorgekomen. Even geen rekening houden met de 25 doden die er nog elke dag vallen en de paar honderd extra besmettingen per dag. We hebben het onder controle, dat is het belangrijkste. Tenminste dat is wat de radio mij zegt. De virologen willen het niet gedaan hebben en die beginnen nu wijselijk in hun kot te blijven…. zoek het zelf maar uit. Wel ja: die dagelijks besmettingen: wie zijn ze? Waar wonen ze? Wat hebben ze uitgestoken?
Of speelt het zich dan toch enkel af in de WZC’s? Dan kunnen we gerust zijn…. dat zijn maar oudjes, en daar zijn wij stevige rockers nog lang niet aan toe.
De wereld zal er anders uitzien… Echt? Ben net wezen winkelen in de Delhaize. Bon, iets minder volk, maar iedereen doet er normaal. Mondmaskers zie ik snel weggemoffeld worden bij afstappende treinreizigers. Heel af en toe merk ik toch eentje bij een nieuwe donkere Vlaming die door mijn straat loopt, en vermoedelijk denkt dat wij met zijn allen de builenpest hebben. Nice. Ja, die van Little Arrabella, fietsen mee met de Ipod.
Mogen we van geluk spreken dat het tot nu toe bijna elke dag ‘zonnert’, en wat minder regent? Het water in de beek staat extra laag, de moljer is al lang geleden gestopt met zakken aan voeren. Niemand eet nog brood. Is het daarom dat ik over enkele weken fiets tussen metershoge mais en niet langs wuivend koren? Waar zijn ze heen, de blauwe korenbloemen van de Zusjes De Roo? Of zijn dit gewoon bedenkingen van Emerlist Davjack?
Verjaardagen en leeftijd. Dat ze samengaan valt niet te ontkennen. Er aan ontkomen evenmin. Het voelt raar aan te weten dat, om maar iets te zeggen, mijn peter met wie ik zo graag wandelde, al 75 was, toen we doorheen de Uemeerslos liepen. Een mooie gedachte om door mijn verjaardag heen te fietsen.
In de verte roept een koekoek, terwijl hij zoals elk jaar opnieuw geniet van de zomerse avonden van alweer een mei maand. De mooiste tijd van het jaar, en tijd om de bomen te groeten, die er morgen en overmorgen altijd zullen zijn…