Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

Robert Plant wordt 70.

Classic rock Posted on 20 aug, 2018 21:49

Robert Anthony Plant CBE (born 20 August 1948) is an English singer, songwriter, and musician, best known as the lead singer and lyricist of the rock band Led Zeppelin ….. lezen wij op Wikipedia. Een overzicht.

Robert Plant heeft de kaap van zeventig jaren gerond.

De jonge god is veranderd in een oude knuffelbeer. Van een zekere episode in zijn jeugd wil hij liever niet te veel meer horen. Hij bepaalt zelf wel, waar en wanneer hij zich nog eens bukt, een parel opraapt, bewonderend bekijkt, en deze bezingt.

Over enkele weken zal het vijftig jaar geleden zijn, dat hij een beslissing nam die zijn leven overhoop gooide, en die hem in een tien jaar durende mallemolen deed belanden. Wij weten nu, dat hij slechts “derde” keus was. Page had zijn oog laten vallen op Steve Marriott de zanger van de Small Faces, om te fungeren in zijn vernieuwde Yardbirds groepje. Mariott’s manager (de papa van Sharon Osborne) sprak echter klare taal, en liet Page verstaan, dat je met gebroken vingers niet al te best gitaar kunt spelen. Keuze nummer twee , Terry Reid, was een blitscarriere beloofd door manager Micky Most, en gaf daarom ook al niet thuis. Hij kende wel een jongeman uit de ‘Brum’ regio, die hij een paar keer had horen zingen in de band van Alexis Korner. Achter diezelfde microfoon had enkele jaren eerder nog ene Michael Jagger gestaan, en die was toch goed terecht gekomen, moet Page gedacht hebben toen hij en manager Peter Grant contact opnamen met Robert Plant.

Hert mag een mirakel heten dat de al vijf jaar aan de weg timmerende Rob Plant inging op het verzoek. De Yardbirds hun beste prestaties lagen al enkele jaren achter hen. Hitsingles bleven uit, en hun laatste album verkocht ook voor geen meter. Page had echter bandleden nodig om nog wat bestaande contracten af te werken. Of hij toen al onmiddellijk aan Plant vertelde wat zijn plannen waren lezen we binnenkort misschien wel in een interview naar aanleiding van deze verjaardag (als die er al komt). Een reünie zit er voorlopig niet in, of het zou moeten ergens in een hutje in de Welshe bergen zijn.

Het is bekend dat Plant als drummer zijn goede vriend John Bonham naar voren schoof, en de rest is geschiedenis.

Ik neem hier een gedeelte over uit een eerder verschenen stuk over RP.

Robert Plant beleefde als Percy het engelachtig opperwezen, tussen 68 en 80 zijn carrière hoogtepunt, dansend over vnl. Amerikaanse podia, zwaaiend met de ‘Hammer of the Gods’. Maar niet enkel succes werd zijn deel, ook heel wat miserie daalde over hem heen, bij zoverre zelfs dat men stilaan begin te spreken over een vloek die over LZ heerste. Een vloek die teweeg zou gebracht zijn door Jimmy Page’s verering van het occulte, en zijn aanbidding van Alistair Crowley, van wie hij overigens een vroegere huis (Boleskin House) in Schotland kocht. Bollocks natuurlijk, maar Plant was na 75 toch nooit meer dezelfde jonge oppergod.

Omdat de Britse taxatiedienst in 1975 op het punt stond de LZ taart behoorlijk af te romen, besloot het vijftal (Peter Grant mag gerust de vijfde LZ-Beatle genoemd worden), een jaar lang Britse bodem te vermijden en te gaan reizen. Ergens in Griekenland raakten Robert en zijn eega Maureen betrokken in een zwaar auto-ongeval wat hem nagenoeg voor een hele tijd in een rolstoel en vervolgens op krukken deed belanden.

Tijdens een van de volgende tournees in de VS kreeg hij het onheilsbericht dat zijn zoontje Karac getroffen was door een zwaar virus. Het kind overleed amper enkele uren later. Led Zeppelin lag in die tweede helft van de seventies op apegapen.

Plant vloog onmiddellijk naar huis, en de toernee werd stopgezet. Noch Jones, noch Page waren op de begrafenis aanwezig. Het was een periode waarin Jimmy Page flirtte met sister heroïne. Plant maakte geen aanstalten om terug te eren naar Londen naar de andere leden van de band. Integendeel hij begon na een tijd af en toe in de Midlands op te treden in kleine gelegenheden met lokale bands. Iets wat hij tot op vandaag nog af en toe doet. Wij ontmoetten vorig jaar nog iemand in Kidderminster, die ons dit bevestigd. Op een keer in een wijnbar waar het toilet zich ergens boven bevond, en hij aan een van de klanten vroeg, hoe jij daar kon geraken, kreeg hij als antwoord: ‘Just take the stairway to heaven Robert’. Het leek wel alsof Led Zeppelin voor hem stilaan een afgesloten hoofdstuk aan het worden was. Een attitude die Page nooit zal kennen.

Maar Peter Grant, wist dat hij een gouden racepaard bezat, met vier jockeys, en dat het paard, het nooit zou overleven met andere berijders. Robert Plant keerde dan ook terug naar de stal, waarna ze samen nog twee platen maakten, niet van hun beste, maar platen die ondanks het punkgeweld uit die tijd een miljoenenverkoop haalden. Er is niet voor niets een managementprijs genoemd naar Peter Grant.

Het definitieve einde van Led Zeppelin diende zich aan met de dood van John Bonham. Zonder onze vriend kunnen wij niet verder.

Hert werd voor een hele tijd stil, en daar hadden zowel Jimmy als Robert voor een groot stuk zelf de hand in. Van Page verscheen slechts een soloplaat. Daarnaast bracht hij nog twee platen uit samen met Paul Rodgers in een band die ze The Firm hadden gedoopt. Goede platen, maar geen hoogvliegers. En Page vloekte nog meer tegen zijn fans door in zee te gaan met David Coverdale, een zanger waarvan elke fan vond dat het een goedkope niet geslaagde copie was van Robert Plant.

Maar ook Plant zelf schopte de fans tegen de schenen door in de jaren tachtig drie platen te maken, waarop hij zijn verleden afzwoer, en zich op typische jaren tachtig bijna synthpop bekeerde. Een McCartney-aanse misstap, die ook Paul zetten 10 jaar eerder toen hij via Wings Wildlife wilde breken met zijn verleden.

En…. ook wij haakten af, en wel twintig jaar lang. Fout uiteraard, want daardoor misten wij de passages in Gent van Page & Plant. MTV was niet aan ons besteed. Unledded, de ‘unplugged’ Page en Plant plaat werd niet de hemel in geprezen door de lokale muziekpers (lees Humo).

Een hernieuwde kennismaking.

Rond de eeuwwisseling, op een winterse avond na een troosteloze werkdag, liepen wij een kleine tweedehands CD-zaak binnen, een paar huizen verder dan WHSmith, op de Brusselse Adolphe Maxlaan. Bij het fileren van de verschillende CD rekken stootten wij op ’Dreamland’ van Robert Plant. Een hoesje dat wel aansprak en enkele titels, Morning dew, Song to the Siren en Hey Joe die ons afspraken en ons helemaal over de streep trokken om het op de prijssticker aangebrachte bedrag op te hoesten.

Nog diezelfde avond hebben wij Robert Plant opnieuw op zijn voetstuk geplaatst waar hij al die tijd thuishoorde.

Plant staat intussen in onze top vijf van meest bijgewoonde concerten (drie maal solo, een keer samen met Krauss, en twee keer met Zep), naast Neil Young, de Rolling Stones, Springsteen, McCartney en Roderick Stewart, en uiteraard Irish Coffee. Yoko Ono, met een concert, haalde helaas onze top vijf net niet.

Plant konden we op de Lokerse feesten in totaal drie keer aan het werk zien. Niet slecht, voor een lokaal festivalletje. Recent vertelde een van de organisatoren nog voor een lokaal tv-journaal hoe Plant die eerste keer, nu al zestien jaar geleden zijn concert onderbrak voor het afsluitend kermisvuurwerk, rustig vooraan op het podium plaatsnam, de benen bengelend over de podiumrand, genietend van een feeëriek spektakel met hoog in de lucht uiteen spattende vuurbollen.

Plant’s jeugdjaren

Wie zich wil verdiepen in de prehistorie van Plant, en toch ergens moet beginnen, raden we de albums ‘66 to Timbuktu’ en ‘Dreamland’ aan. De titel alleen al van de dubbele overzicht CD 66 to Timbuktu, vertelt het verhaal. Van een eerste (geflopt) singletje in 1966 tot een optreden in het HL van Pluto, in dit geval Timboektoe, ergens in Afrika. De CD had net zo goed ‘From Kidderminster to Timbuktu’ kunnen heten, of ’My best songs between 66 and 99’.

Plant was een jochie uit de buurt van Kidderminster in de Britse MIdlands, niet zo ver van Birmingham, en Wolverhampton. Een streek waar wel meerdere bands hun oorsprong hadden. Er bestond zelfs naar analogie met Merseybeat een naam voor: Brumbeat. (Brum is hoe de lokale mensen Birmingham noemen). Enkele bands hadden het zelfs in de sixties tot in de hitparades geschopt: Spencer Davis Group met Steve Winwood, de Move, de Moody Blues. Anderen zoals de Inbetweens (het latere Slade) timmerden een stuk langer aan de weg. Plant en zanger Noddy Holder waren overigens goed bevriend in die dagen. De ‘Band of Joy waar Plant en ook Bonham deel van uitmaakten mocht nooit van het succes proeven. Robert Plant slaagde er wel in om enkele niet onaardige singles (via CBS) uit te brengen, onder eigen naam of met de band Listen. Beide zijn terug te vinden op 66 to Timbuktu. Nummers die nu doorgaan voor wat we Northern Soul zijn gaan noemen. Maar zoals zovele andere, nu te verzamelen kleinoden, vielen ze niet op. Van de eerste singels van Bowie en Rod Stewart, kan je precies hetzelfde zeggen.

De dubbelaar bevat op de eerste CD nummers uit de eerste acht albums van Plant’s solo oeuvre.

De tweede CD is gevonden vreten voor Plant liefhebbers, want hierop staan diverse outtakes, demo’s en niet meer te vinden nummers die ooit verschenen voor Plant bij Zep terechtkwam.

‘You’d better Run’ stamt uit 1966 toen Plant in de band Listen zat. Het jaar daarop volgde ‘Our Song’ een vertaling van een Italiaans nummer: ‘La Musica è Finita’. Een mooie slow die het zeker hier en daar goed zal gedaan hebben bij de openingsdans op een of ander huwelijksfeest.

In de volgende nummers (demo’s opgenomen door de Band of Joy) wordt er nog meer gecovered, zij het wel van bekendere artiesten. Het overbekende ‘Hey Joe’ van Billy Roberts, dat naar de eeuwigheid werd geleid door Jimi Hendrix lijkt hier meer op de Amerikaanse punkversie van de Leaves. De tweede demo geschreven door Stephen Stills, is het overbekende ’For what it’s worth’ van Buffalo Springfield.

‘Operator’, dateert uit zijn dagen met Alexis Korner. En uiteraard staan er een aantal nummers op waarop Page de gitaar hanteert: “Tall Cool One”, Sea of Love, de hit van de Honeydrippers, Heaven Knows’ en ‘Rude World’.

Na Zeppelin.

Robert Plant zal gedurende zijn hele verdere carrière regelmatig terug grijpen naar aparte dingen waarin hij schittert. Bijvoorbeeld al heel vroeg in de jaren tachtig met de Honeydrippers Vol 1 (er moet nog altijd een vervolg komen), een must, waarop hij oude nummers aanpakt, en waar zelfs Page en Jeff Beck even mee aantreden. Het uitstapje met Allison Kraus levert hem een Grammy Award op.

Wat hem nog het dichtste bij Zeppelin bracht was de periode Page-Plant ten tijde van de de MTV unplugged concerten. ‘Walking into Clarksdale’ blijft een erg onderschatte plaat.

Het opnieuw de baan op trekken met oud bandleden van de Band of Joy moet hem zeker deugd gedaan hebben. Plant blijft gelukkig een entertainer die niet enkel nieuwe songs baart, maar die ze ook nog steeds graag live brengt, en vooral dan in kleinere locaties zoals ons eigenste Lokeren.

Zijn recentste platen, vanaf 2000, zijn bijna als een geheel te beschouwen en daar zijn de Sensational Space Shifters niet vreemd aan. Plant laat ook duidelijk verstaan dat hij blijft geloven in een versmelting van Keltische muziek, oosterse klanken, rock en blues. Het is precies die mengeling die leidt tot een unieke ‘Plantsound’. Hij schuwt niet langer meer zijn verleden. Het mag al eens klinken zoals ten tijde van LZ, en live sijpelen gelukkig ook regelmatig oude songs door naar de playlist.

De huidige Sensational Space Shifters is een samenraapsel van topmuzikanten die de laatste 25 jaar her en der hun sporen verdienden. Neem nu Liam ‘Skin’ Tyson de gitarist van Cast, die samen met John Power van de La’s (There she goes) indertijd bij Cast zorgde voor drie heerlijke platen, helemaal in de sixties-who stijl.

Een ding mag duidelijk zijn, Plant omarmt zijn Zep-verleden met liefde. Hij verbreedt het, voegt er een dimensie aan toe, en houdt de toorts brandend, op een voorlopig andere manier dan wat zijn kompaan Page doet, bij het remasteren van de echte canon van Led Zeppelin.

Maar…. wij merkten tijden de Zeppelin reünie in de Londense O2 al dat hij constant hete thee dronk, om zijn stem op peil te houden. We kunnen er van op aan dat hij nooit meer Whole lotta love zal zingen zoals het50 jaar geleden klonk. De man is zeventig.

Wij wensen hem proficiat voor deze mijlpaal in zijn leven, en hopen dat er nog vele schitterende schijven, en dito optredens mogen volgen.

Volg Robbert Plant op: HTTP://www.robertplant.com

Meer info op Sadeler’s Blogsite.

http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=130 Vers ‘gePlant’ te Lokeren.

http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=174 Plant een recensie.



Een Bokken Story

Forever Young Posted on 07 aug, 2018 13:52

Den bok is dood.

In elk geval klinkt het goed als titel, maar het is niet geheel de waarheid.

Vandaag rij ik op de N9 ter hoogte van het kerkdorp Oordegem voorbij een hoop stenen die daar als een laatste relikwie nog even zullen liggen, voor wat eens deel uitmaakte van onze jeugd, nu zowat 45 jaar geleden.

Oordegem was halverwege de jaren zeventig een “place to be” op zaterdag en zondagavond. Plots verschenen en enkele dancings langs de steenweg, daar waar de lokale bevolking het eerder had te stellen met enkele dorpscafé, die je nauwelijks baancafés kon noemen.

Foto google streetview
Al waren er toch enkele bij die tot ver in de omtrek gekend waren. Op een gegeven ogenblik zakte het team van Echo met Bob Van Bael af naar het café Den Bok. Echo was er steeds voor te vinden om de meest merkwaardige gebruiken van de Vlaming te registreren. Vaak gebeurde dit met een knipoog, iets waar Jan Van Rompaey zeker de hand in had. Foto de standaard

Het café mocht dan wel bij den Bok heten, normaal gesproken was er afgezien van een geportretteerde bok geen dier te bekennen. De eigenaar haalde zijnen bok slechts te voorschijn wanneer weer eens iemand hem een trappist trakteerde. En of dat steeds dezelfde bok was? Wie zal het zeggen? In elk geval was Michel Van Den Bosch nog veel te jong in die dagen, en had hij meer dan waarschijnlijk nog nooit gehoord van Oordegem, laat staan van een café met bierdrinkende bokken. De tijden veranderen, en den bok is samen met het levende visjes drinken, (niet enkel in Geraardsbergen, maar ook in Sint-Lievens-Essen) verbannen naar de folklore. Den bok, het beest, mocht vanaf 2008, toen het café sloot en werd verkocht zijn nadagen doorbrengen in recreatiedomein De Brielmeersen in Deinze. De Standaard berichtte er zelfs over op 7 oktober 2008, onder de titel: ‘Bok zal nooit meer drinken’. We lazen verder in hetzelfde artikel: “Een stuk Vlaamse herberggeschiedenis verdwijnt allicht voorgoed in Oordegem. Eigenaars-uitbaters Nicole Van De Vijver en Eddy D’Haeseleer zagen het niet meer zitten om het café met de drinkende bok nog langer open te houden. Ze verhuisden naar West-Vlaanderen en stellen het café te koop.”

Het huis waar de laatste vijftig jaar café Den Bok werd uitgebaat staat er nog. Wat nu recentelijk werd gesloopt is de enkele tientallen meter verder gelegen voormalige dancing Bokkestory.

Foto google streetview

Nog in 2001 berichte het Nieuwsblad op vier augustus, dat er bij het schepencollege van Lede een aanvraag was ingediend om de Bokkestory om te vormen tot een speelzaal. Iets wat niet is doorgegaan.

Dat zelfde Nieuwsblad berichtte op 22 september 2004, dat de zaak voor drie maand dicht ging nadat er bij een inval van de politie heel wat drugs gevonden werden en er tegen de zaak al talloze klachten waren binnengekomen over lawaaioverlast. De Leedse burgemeester Geert Grepdon liet de zaak toen voor drie maanden sluiten. Wie daar in de late jaren negentig nog kwam zal zich dit etablissement vooral herinneren als een housedancing. Wij lazen zelfs ergens dat men bij razzia’s zich schuil hield in de kelder.

In 2009, in oktober heropent de zaak nog maar eens, maar deze keer onder de naam La Luna.

Vijvenveertig jaar terug in de tijd geworpen.

Dancing Bokkestory, “de nieuwen bok”, hebben wij vooral gekend in de periode ‘72 tot ‘77. Een “normale” dancing in die dagen, waar je enkel in het weekend terecht kon. Samen met de wat lager gelegen dancing Popcorn, die al snel na een overname werd omgedoopt tot “Jacky’s Club” zorgden zij er voor dat elk weekend de jeugd uit de regio gelegen tussen Gent en Aalst afzakte naar Oordegem.

Tijdens de fameuze autoloze zondagen in 1974 ben ik er ooit nog met de fiets heen gereden.

Café den Bok werd door de week opengehouden door een, in onze ogen, al wat ouder koppel. De echtgenoot, gewezen bokser, Clement Van De Vijver was daarnaast ook taxichauffeur. In het weekend hield moeder de vrouw samen met haar dochter(s) de dancing open. Een paar vaste garçons voorzagen je er van het nodige bier. In die dagen kwam de muziek tot ons via een schuin tegenover de toog, bij de wc’s, opgestelde juke-box. Mud, Demis Roussos, the Sweet, Wizzard, ELO, Neil Diamond, enz…. vrij commercieël spul. Voor soul en aankomende disco afgewisseld met popcorn-muziek trok je naar de Jacky’s Club. Rustig een pint verteren kon je doen in de Sultana, een gewone café, aan de overkant van de steenweg, schuin tegenover de Bokkenstory.

Ik betwijfel of we ooit een volle avond hebben doorgebracht in dancing Bokkenstory. Wij kwamen daar, op een niet afgesproken uur, samen en eenmaal er voldoende gasten aanwezig waren trokken we verder naar andere oorden, om pas in de kleine uurtjes opnieuw te landen in den Bokkenstory, waar ze op dat ogenblik ons vaak liever niet zagen komen dan wel, zeker wanneer Willy zijn reactiesnelheid ten overstaan van de zwaartekracht van de aarde begon te testen door uit zijn ene hand een volle pint te laten vallen, om ze dertig cm lager opnieuw vast trachten te grijpen met zijn andere hand. De smile op zijn gezicht sprak boekdelen, zeker die enkele keren dat het lukte. De uitdrukking op het gezicht van de patrones achter haar toog wil je niet kennen. Alleen al uit haar ogen schoten vuurgensters. Waarschijnlijk een normale reactie na vaak meer dan twaalf uur in touw te zijn geweest. Meestal duurde het dan ook. Niet lang of we werden samen met nog wat andere overblijvers buiten letterlijk naar buiten geschuurd. En dan….. dan was er nog altijd ‘het Dravershof’ in ‘Streimeers’, maar dat is een ander verhaal.

De herinnering aan de Bokkenstory is vooral de herinnering aan een hoop gasten waarmee we toen de wereld, of beter gezegd de dancings in bijna heel Oost-Vlaanderen verkenden.

Het is onder andere dankzij Willy en zijn maat de Fred, dat ik mij tot diegenen mag rekenen die ergens in 1975 de nu legendarische dancing ‘Popcorn’ in Vrasene bezochten.

Onze twee nieuwe maten trokken doorgaans tijdens de vroege zondagnamiddagen op zoek naar nieuwe oorden, waar iets te beleven viel. Naast de ‘Popcorn’ waren ook ‘Terdoest’ en de ‘Karrekiet’ in Waregem niet te ver voor hen. Dancings langs de Kortrijkse Steenweg en in Merelbeke, waarvan ik de namen vergeten ben, leerden we op die manier kennen.

Al hadden we toch voornamelijk vanuit Oordegem enkele vaste stekken waar we je ons kon vinden. De dancings langsheen het Donkmeer: ‘de Ranch’, ‘de Five Dollars’, de drie aan elkaar vastgeklonken dancings: ‘Shanghai’, ‘Donk’s Pub’ en de ‘Kabarka’, de ‘Twenty-one’. Vooral ‘het ranchken’ viel mee. Stel je voor: een compleet in hout opgetrokken gebouw. Ook brandveiligheid bestond niet in dien tijd. In de Kabarka, die naar verluid binnenkort ook plat zou gaan, was het flaneren tussen de vissersnetten. Je waande je er als het ware in een boot.

Een tweede lokatie voerde ons naar Hekelgem waar dancing de ‘Stones’ en dancing ‘El Gringo’ de trekpleisters waren. Tegenover dancing ‘El Gringo’, naast ‘de Kleinen Beer’ stond ‘Fons Matthijs’, een ex-zwaantje, en later uitbater van een boxclub, met zijn frituur. ‘De kleinen Beer’ mocht dan wel de naam hebben van een dancing, het was eerder een plaats voor verliefde koppels, die op franse slows zachtjes over de dansvloer flaneerden. Ik kan het weten, want ik heb er ooit nog een avond gedraaid.

De erachter gelegen ‘Groten Beer’ was dan weer wel een echte dancing, zij het voor een ‘ouder publiek’. Niet echt ons kopje thee.

‘El Gringo’, was een van die plaatsen waar ‘de Voodoo’ later ‘Irish Coffee’ groot werden.

De derde stek die we meest frequenteerden was ontegensprekelijk het landelijke buitendorp Sint-Lievens-Essen. Je kon er van ‘‘t Kelderken’ in het centrum te voet naar de dancings ‘De Truweel’ en ‘De Witte Hoeve’. Voor de betere muziek kon je terecht in de ‘Discovaria’ later nog omgedoopt tot ‘Lennon’.

Het was in deze Discovaria, dat ik ooit een van de laatste concerten van ‘Wim De Craene’ zag, toen zijn begeleidingsband enkele ex-Irish Coffee leden telde. In het daaropvolgende weekend verongelukte de betreurde ‘Paul Lambert’ de toetsenist, tijdens de terugkeer van een optreden.

Stuk voor stuk zijn het legendarische locaties waarover meer valt te vertellen. Sommige locaties zijn er nog: bijv. ‘t Kelderken al is het geen dancing meer. Van De Truweel rest nog de gevel, waarachter een compleet nieuw gebouw werd gepoot. De Witte Hoeve is wat nog rest.

Waar zijn ze gebleven de plaatsen uit onze jeugd? Waar zijn ze gebleven, al diegenen met wie we onschuldig pot verteerden, zoals Boudewijn De Groot zo mooi zong?

De Rie, met zijn Renault Dauphine, en zijn broer, Paul van achter de kerk te Zonnegem met zijn Simca, de Cois met het VW busje dat diende om de arbeiders van en naar de Volvo te brengen en waar hij chauffeur van was, Remi, Knijf, de stalen glimlach, Nicole M. en haar broer Ivan, Willy (de kleinen) en de Fred, de trapist-drinkende vriendinnen uit het Gentse: Martine en Brigitte.

Opnieuw sloopt men een stukje van onze jeugd.

Dancing Bokkestory is gelukkig nog te bekijken dankzij het niet upgedate Google Streetview’. Wat komt er in de plaats? Een drie, of vierlagen appartementsgebouw, voor de overlevenden?

In het Laatste nieuws van 18 juli van 2018 lezen we: “Dat we momenteel toe zijn aan de sloopwerken, maar dat er tegen 2020 werk gemaakt zal worden van een nieuwe apotheek en acht flats.”

Foto google streetview

Foto het laatste nieuws



Kneistival 2013: de Hollies.

Recensies in rock Posted on 05 aug, 2018 17:49

The Hollies: bedenkingen na Kneistival – juli 2013.

Een fotoreportage

Vijf jaar geleden is het reeds, dat we tijdens een zwoele nacht langs het strand wandelden, nog helemaal in de roes van ‘Bus Stop’, ‘Stop Stop Stop’, ‘Look through any window’, ‘Carry-Anne’ en ‘Sorry Suzanne’.

Stel dat ‘Ringo Starr’ morgen de wereld rondtrekt met in zijn kielzog drie topmuzikanten en hij kondigt de tour aan als “Een avondje met de Beatles”. Ik neem aan dat er nogal geprotesteerd zou worden. Toch doen ‘The Rolling Stones’, ‘The Who’, ‘Pink Floyd’ en tien jaar geleden zelfs ‘Led zeppelin’ min of meer hetzelfde. Wanneer ‘Paul McCartney’ tijdens zijn recente tournees oudere Beatle songs speelt, klinken die beter dan dat ‘The Beatles’ ze ooit speelden. En dan zijn er natuurlijk nog de nummers die na 67 kwamen en die we nooit live te horen hebben gekregen (met uitzondering van ‘Get Back’ en ‘Don’t Let Me Down’, live op het dak van het Londense Apple gebouw). Bij ‘Stones’, ‘Who’ en ‘Floyd’ spreekt men al snel van een toeringband, en verschilt vaak van de studioband. Bij de ‘Stones’ was dit overigens al het geval in 1963, toen pianist ‘Stewart’ naar de zijkant van het podium werd verbannen. Boekhouder ‘Jagger’ heeft ook nooit ‘Bill Wyman’ vervangen in de ‘Stones’. Nee die eer viel ‘Daryl Jones’ niet te beurt. Hij mocht gewoon zijn job doen, en aanschuiven aan het payrol loket.

Genoeg gekaderd, laat ons liever terugkeren naar ‘The Hollies’ en Kneistival. In tegenstelling tot ‘The Animals’ die we ook op Kneistival aan het werk zagen, en waar we weten dat er van die groep zelfs meerdere versies bestaan, kan je bij de Hollies eerder van een geëvolueerde band spreken. Op dit ogenblik zijn het gitarist/zanger ‘Tony Hicks’ en drummer ‘Bobby Elliott’, die nog altijd de toon aangeven, zij het aangevuld met enkele uitmuntende kompanen die helaas de grote successen van The Hollies nooit hebben meegemaakt.

Diehards die zweren bij het stemgeluid van ‘Graham Nash’ en zeker het typische stemgeluid van ‘Allan Clarke’ zul je tegenwoordig niet tegenkomen op een Hollies concert. Toch hebben ze ongelijk. In Nederland is men nu al helemaal wild van een in 2019 te houden ‘Hollies’ concert.

De Hollies in de prehistorie.

De embryonale ‘Hollies’ ontstonden al heel vroeg, nog eer de sixties aanbraken, tijdens de hoogdagen van de skiffle wanneer Clarke en Nash heel even dachten dat ze de nieuwe Everly Brothers zouden kunnen worden. Helaas heeft het voor ‘Ricky and Dane Young’ zoals ze zich noemden niet mogen zijn. Wie was Ricky en wie was Dane? Vrij snel sloten ze zich aan bij een band die zich de ‘Fourtones’ noemde. In die Fourtones zaten o.a. ene ‘Pete Bocking’ (guitar), ‘John “Butch” Mepham’ (bass), ‘Keith Bates’ (drums), en ‘Derek Quinn’ (guitar). Namen die niets meer ter zake doen, want al lang vergeten en verdwenen van het popfirmament dat ze eigenlijk nooit hebben bereikt.

Clarke en Nash stapten samen met Quinn die naar ‘Freddy en de Dreamers’ trok al snel over naar de ‘Deltas’, waar toen al ‘Eric Haydock’ (een latere Hollie) de bas beroerde. Leuk om weten is dat op dat ogenblik ‘Eric Stewart’ deze groep verliet om over te stappen naar de ‘Mindbenders’, en heel wat later naar ‘10CC’.

Het zijn deze Deltas die zich vanaf 1962 de Hollies zullen noemen. Maar hoe zit het dan met Elliott en Hicks, zul je vragen? Deze twee heren speelden in een andere band in Manchester: ‘The Dolphins’.

Tijdens een auditie voor een platencontract voor de Hollies gebeurde de vervanging en nam Hicks de plaats in van ene Steele. Later zullen ook Elliott en ‘Bernie Calvert’ overstappen naar de klassieke line-up van de Hollies.

Reeds vijftig jaar Hollies zonder Graham Nash.

Meer dan waarschijnlijk in navolging van de Beatles die met Pepper een veel bredere richting in de muziek uitgaan, wil Graham Nash ook die toer opgaan. De anderen hebben meer dan genoeg aan de popsongs die ze tot dan toe maakten.

De zwanenzang van Nash wordt ingezet op het zeer mooie op single verschenen King Midas in Reverse en op het album Butterfly beide uit 1967. Butterfly wordt commercieel bekeken geen hoogvlieger, In Amerika verschijnt Butterfly zelfs onder de meer commerciële titel King Midas in Reverse.

Meer dan waarschijnlijk onder druk van de platenfirma verschijnt nadien opnieuw een eenvoudige popsong. Clacke en Nash nemen Jennifer Eccles op, een nummer dat gaat over hun beider vrouwen.

Het volgende nieuwe project: een album met Dylan covers zint Nash al helemaal niet. En wanneer later een nieuw Nash nummer, Marrakesh Express, geweigerd wordt verlaat hij de Hollies, trekt naar Amerika, waar hij in eerste instantie enkel songs wil schrijven. De rest is geschiedenis, mogen we toch verhopen, en zijn leven met Joni Mitchell en Crosby, Stills en Young kunnen we hier rustig overslaan.

In 1983 maken ze ,nog wel een reünie plaat met Nash, ‘What goes around’, maar ook die plaat is iedereen al lang vergeten.

Wij verwijzen hier graag naar een interview met Nash in Record Collector, waar hij het heeft over zijn laatste tijd bij de Hollies, en de weigering om Marrakesh uit te brengen. Er bestaat dus wel degelijk een Hollies versie van het nummer dat ergens in de archieven moet rondzwerven. Helaas wordt in dit interview nergens over Butterfly gesproken.

De Hollies in de jaren zeventig.

Op een gegeven ogenblik slaat ook Allan Clarke de deur achter zich dicht, en vervangt men hem door de Zweedse ‘Michael Rickfors’, wat o.a. het wondermooie ‘The Baby’ en het al even knappe ‘Magic Woman Touch’ oplevert. Clarke keert na een mislukte solopoging terug, en zij scoren in de seventies nog behoorlijk met de op ‘CCR’ geïnspireerde nummers: ‘Long cool woman in a black dress’, ‘Hey Willy’ en ‘The Day that Curly Billy shot down Crazy Sam McGee’.

En het houdt niet op want ook ‘He ain’t heavy He’s my brother’, ‘Too Young to be married’, ‘I’m Down’, ‘Bruce Springsteen’s Sandy’, ‘The Air that I breath’ en nog ander moois voegen ze toe aan hun al rijke canon. Tot het ophoudt na ‘Wiggle That Whotsit’. Uiteindelijk vertrekt Clarke voorgoed, en is het voorbij met de hits.

Het was mooi in Heist.

En zo blijven de Hollies achter met als drijvende krachten Bobby Elliott en vooral Tony Hicks, de man die nog steeds Stop Stop Stop blijft brengen.

In Heist passeert nagenoeg elke bekende song de revue, en het al wat oudere publiek lust er duidelijk pap van. De bassist van dienst hadden we onmiddellijk moeten herkennen, maar dat deden we even niet. Omdat de man nu ook wat ouder oogt, en hij de dansbewegingen die hij met zijn originele maten bij ‘Mud’ maakte nu achterwege liet.

Butterfly: eentje uit Sadeler’s personal canon.

Omdat we zelf pas onlangs tot de aanschaf van Butterfly overgingen (jaren te lang gewacht), willen we bij deze plaat toch even stilstaan, omdat ze binnen de Hollies voor een keerpunt zorgde. Wie weg is van ‘Crosby Stills Nash & Young’ en weinig van de Hollies kent, mag zeker deze plaat aan zijn/haar collectie toevoegen. Het was 1967, en de vorige plaat, ‘Evolution’, van de Hollies was uitgebracht op 1 juni, precies de datum waarop ook Sgt. Pepper van de Beatles het daglicht zag. Niet te verwonderen dus dat gezien de tijdsgeest ook de Hollies op hun nieuwe plaat wat “breder” wilden gaan. Het is bovendien een van de eerste platen waarop Nash zo vaak te horen is, en we het dus niet enkel met de vocalen van Allan Clarke moeten stellen. De meeste songs werden geschreven door ‘Clarke, Hicks, Nash’. Maar dat is maar schijn, want net als bij ‘Lennon & McCartney’ of ‘Jagger/Richards’ was dit een tandem, zij het dan eentje met drie wielen, en werden de songs in werkelijkheid nooit door de drie samen geschreven.

Wie oud genoeg is zal zich ongetwijfeld het psychedelische, wat eigenaardig gezongen, ‘Dear Eloise’ kunnen herinneren. Het enige nummer uit Butterfly dat op singel werd uitgebracht, en dan nog niet eens in hun thuisland Groot Brittanië. Enkele nummers uit de plaat belanden later op B-kantjes van o.a. de singel Jennifer Eccles.

Dear Eloise, start met het voorlezen van een brief aan liefste Eloise. Tussen de regels kun je lezen, dat ze beter zou terugkeren bij de briefschrijver nu haar partner haar heeft laten zitten en voor de zee koos.

In een stuk dat we terugvonden op allansalbumsarchives.blogspot.com vat de auteur de plaat mooi samen. Vrij vertaald: ‘Een van hun slechts verkopende, maar meest geliefde platen’. ‘Doorsnee fans zullen zich hebben laten afschrikken door het psychelische label – en bekeken de band nog steeds als een popband (ook al droegen ze kaftans op de foto op de achterflap!). Stel je Ron Richards (in de Abbey Road Studio’s) voor die telefoneert naar arrangeur Johnny Scott: ‘Hallo, ja de jongens zijn hier… ze vragen of je kunt helpen om het geluid van een vliegend paard te maken, een volledig orkest te laten klinken als een vlinder, een psychedelische voddenwinkel kunt te voorschijn toveren, een Phil Spectoriaans angstig lied op poten zetten, en liefst ook nog een ontmoeting van Graham Nash met God op een wolk, en toon ook maar de innerlijke werking van de psychedelische open geest, a.u.b. Alles liefst tegen donderdag?’

Einde citaat.

Om maar te zeggen, dat de Hollies niet de financiële mogelijkheden hadden van de Beatles, en het meesterwerk, dat ze mogelijks in hun hoofd hadden er dan ook niet echt uitkwam. Het verdween snel de dieperik in temeer omdat de band het ook niet echt promootte.

De plaat werd enkele keren opnieuw uitgebracht, o.a. In1978 en 1999.

Butterfly past volkomen tussen de platen die in de zomer van de liefde het daglicht zagen. ‘Sgt. Pepper’, ‘Satanic Majesties Request’, ‘Forever Changes’ van Love, een plaat van de ‘Kinks’, de ‘Magic Bus’ LP van de Who, ‘Pet Sounds’, ‘Odessey And Oracle’ van de ‘Zombies’, ‘Days of future passed’ van de Moody Blues.

Helemaal weg van het klassieke drie gitaren en een drum geluid, bewandelen ze een pad bezaaid met violen, koperwerk en sitars. Enkele platen die ons voor de geest komen tijdens de beluistering zijn niet zozeer de hogergenoemde, dan wel, eerder Pink Floyd’s ‘Piper at the Gates of Dawn’, en de nummers die ‘Keith West & Tomorrow’ brengen op hun eerste plaat. Vaak gaat het om liedjes die teruggrijpen naar de kindertijd. Vergeten we ook niet ‘Yellow Submarine’ van de Beatles uit die dagen, een film die nu na vijftig jaar weer de bioscoopzalen haalt, en waar je op de soundtrack ook al nummers vond zoals ‘Hey Bulldog’ en het wat kinderlijke ‘All together now’.

‘Pegasus’ het vliegende paard bij de Hollies. Kabouters en vogelverschrikkers in ‘Gnome’ en ‘Scarecrow’ bij Pink Floyd…. en de ‘Three Jolly little dwarfs’ bij Keith West en Tomorrow die onder leiding van ‘Mark Wirtz’ een heuse ‘Teenage Opera’ planden, maar waar we slechts een ‘Excerpt’ van te horen kregen.

Butterfly: het album.

Over ‘Dear Eloise’, de opener van het album, hadden we het reeds. De beginstrofe wordt door Nash gebracht, waarna Clarke de rest van de song overneemt, om Nash te laten eindigen met zijn verzoek aan Eloise om terug te keren bij hem.

Daarna volgen twee nummers ‘Away Away Away’ en ‘Maker’ waarin we opnieuw mogen genieten van de vocalen van Nash.

In het eerste nummer trekt hij naar zon zee en strand. Was hij toen al plannen aan het maken voor zijn “vlucht” naar America, naar een nieuw leven, een nieuwe band en een nieuw lief?

‘Maker’ het derde nummer van kant een, met zoals gezegd opnieuw Nash aan het stuur, volgt de structuren die we reeds kennen uit de single King Midas in Reverse. Helemaal geen gewoontegetrouw Hollies geluid. Nash pikte zeker een en ander op van George Harrison die in die dagen, ten tijde van Revolver, volop in zijn sitarperiode zat. Psychedelischer is het nooit geworden bij de Hollies die toch in de eerste plaats een popband probeerden te zijn.

‘Pegasus’, een nummer van gitarist Tony Hicks gaat over het alom gekende Griekse, vliegende, mythologisch paard. Je vraagt je af of hij het meent? Dat wij het paard enkel kunnen zien als wij er in geloven. In de dagen van Nash was Hicks nooit de man die op de voorgrond trad. Dit zeer in contrast met Hicks de huidige frontman van de de huidige Hollies versie. Het is een van de zeldzame nummers waarin we Tony Hicks de leiding in een song zien nemen, en waarin we ons realiseren dat hij niet enkel de banjo bespeelt, maar wel degelijk de gitarist van de Hollies is. Johnnie Scott arrangeerde het nummer.

Daarna krijgen we twee nummers, ‘Would You believe’ en ‘Wishyouawish’. In het eerste nummer mag Allan Clarke voluit gaan, en zet hij zijn keelgat behoorlijk open. In het tweede nummer krijgen we een meer relaxte sfeer. Een Nash nummer, maar wel gezongen door Clarke. Ook de vogeltjes zijn aanwezig.

Pittig detail: diezelfde vogeltjes kan je ook horen aan het begin van ‘Across the Universe’ van de Beatles (wel op de versie die eerst verscheen op een speciale Wildlife Fund plaat: ‘No one’s gonna change our world’. Tegenwoordig ook te vinden op ‘Past Masters Two’), en ook aan het begin van het Pink Floyd nummer ‘Cirrus Minor’ (te vinden op de soundtrack: ‘More’). Raar? Niet echt, wanneer je weet dat alle drie die bands, bij EMI zaten, en hun opnamen maakten in dezelfde Abbey Road studio’s en dat daar uiteraard in dezelfde periode ook dezelfde technici aanwezig waren. En wie weet kenden die mannen mogelijks slechts die ene kast met die ene tape met vogelgeluiden, waar copyright voor betaald was?

Kant twee opent met ‘Postcard’, een nummer dat je snel zou vergeten, ware het niet dat het bij ons verre herinneringen oproept aan de Gentse ‘New Inspiration’. De enige Belgische band het vermelden waard naast de ‘Pebbles’ die het tot een platencontract schopten in de jaren zestig. Het kan niet anders of The New Inspiration zijn enigszins beïnvloed door het Butterfly album. Ook het volgende nummer over een voddenman die Charlie heet staat niet zo ver van ‘Happy Charly Madman’ van de Gentenaars.

In ‘Charly and Fred’, volgen we stapvoets de ‘rag and boneman’ en zijn paard. Iets wat in die tijd blijkbaar in was, want ook The World of Oz, laat de paardenbellen rinkelen in ‘The Muffin’ Man’. De trofee van beste ‘kar en paard’ liedje blijft toch gaan naar Kevin Ayers’ en zijn Old horse song, waar je je echt mee op de kar waant, kijkend naar de kont van het paard.

Al bij al blijft het genieten van Charlie en Fred. Een oorwurm, zij het een psychedelische.

Maar we worden terug de ruimte in gekatapulteerd in ‘Try It’. Voor die tijd bevreemdende geluiden die je nu met gemak uit elke smartfoon tovert, maar waar je in die dagen, nieuwsoortige apparatuur voor nodig had. Dingen die je wel vond in de Abbey Road studio’s, waar Lennon maanden eerder ‘Lucy In The Sky With Diamonds’ inblikte. Sommigen noemen dit een drugsong, en zagen er reeds de tekenen in van het feit dat Nash later goed overweg zal kunnen met David Crosby.

Een psychedelische kijk op de wereld van op de top van een berg zou je ‘Elevated Observations’ kunnen noemen. Een man bestudeert zijn medemensen die diep in het dal gewoon bezig zijn. De verteller ziet alles zo klaar, en vraagt hen te volgen op het pad naar morgen in plaats van te blijven stilstaan zoals vandaag. We moeten vooruit naar de toekomst. Vrede moet er komen. Wij werden in die dagen dagelijks om de oren geslagen met Vietnam en zesdaagse oorlogen in het Midden-Oosten.

Nash laat ons weten dat hij een collectieve staat van bewustwording heeft bereikt, en dat het eigen ego dood is. Althans dat is toch hoe blogauteur Allan het op zijn archiefblog ziet. http://alansalbumarchives.blogspot.co.uk/2010/12/news-views-and-music-issue-83-hollies.html

‘Step Inside’, mogelijks een van de bekendere nummers op dit album, allicht te wijten aan het feit dat dit fungeerde als een b-kantje. Het is ook het enige nummer dat echt klinkt als een Hollies pop single.

De plaat sluit af met de titelsong: ‘Butterfly’. Violen, tamboerijnen, een wereld vol sprookjesachtige figuren. Het is zeker geen Lucy in the Sky, maar het ruikt er naar. Nash zingt mooi tegen de orkestrale achtergrondmuziek waar Johnnie Scott voor verantwoordelijk was.

Tot slot!

Butterfly, de lp, is zeker geen concept lp. Het blijft een verzameling mooie liedjes, maar dat was Pepper eigenlijk ook, of niet soms. Of er nagedacht is om de plaat af te sluiten met de titelsong weten we niet, maar dit nummer had net zo goed aan het begin kunnen staan.

Het wordt in elk geval de zwanenzang van Graham Nash bij de Hollies, afgezien van nog enkele singles. Op de tonen van Butterfly, danst hij zich een weg naar een nieuw leven, waarin hij nooit oud wil worden, wat kan kloppen, want hij is nu boven de zeventig, en actiever dan ooit.

Was dit het eerste solonummer van Nash? Je hoort er de andere Hollies nauwelijks op. Zou dus best kunnen.

Eigenaardig genoeg hebben de Hollies naar ons gevoel te weinig uitgepakt met deze plaat, en waren ze te snel bezig met alweer een opvolger, waar niemand zat op te wachten, en zeker Nash niet. ‘The Hollies sing Dylan’, is eigenlijk nooit geaccepteerd door Dylanoten, die de Dylan nummers liever gecoverd zien door een rock of progressieve band. Iets waar wij dan weer niet mee akkoord kunnen gaan, want de Hollies tonen in feite aan dat je met een Dylan nummer alle kanten op kan. Dus ook de ideale poptoer. Manfred Mann had dit trouwens met Mighty Quin (the Eskimo) al eens voorgedaan.

Op de CD heruitgave van 1999 staat zowel de Mono als de Stereo versie van het album. En deze zijn toch wel verschillend. Zeker de Monoversie is meer dan een beluistering waard.



Kneistival 2008: The Animals and Friends

Recensies in rock Posted on 24 jul, 2018 18:54

Het is intussen tien jaar geleden dat we in juli 2008 ‘The Animals and Friends’ aan het werk zagen te Heist-aan-zee op een van de Kneistival avonden.

Kneistival nog steeds een van de weinige gratis festivalletjes, waar je zomaar voor het podium een plaatsje vindt, en je vaak bands voorgeschoteld krijgt die je ergens anders niet aantreft. Al zit het de laatste paar jaar minder mee, voor wat betreft groepen van over de plas.

Maar we klagen niet want door de jaren heen kregen we op ons bord: The Bootleg Beatles, Cockney Rebel, Alan Stivell, The Hollies en Canned Heat (inclusief Snake ‘Harvey Mandel’). (*)

The New Animals Heist Kneistival 18 juli 2008

Weliswaar een reïncarnatie van wat ooit geweest is, alleen al omdat twee originele bandleden: ‘Alan Price’ en ‘Eric Burdon’ hier al jaren niets meer met te maken willen hebben. Een derde origineel lid ‘Chas Chandler’ (die ‘Jimmy Hendrix’ naar Engeland bracht, en later ‘Slade’ managede) is intussen overleden. Ook ‘Barry Jenkins’ uit een latere sixties versie van de Animals loopt niet meer rond op onze planeet.

Deze ‘Animals and Friends’ bestonden uit ‘John Steel’, drummer van het eerste uur, en ‘Micky Gallagher’, die in 1965 voor enkele weken de toetsen overnam van Alan Price tot ‘Dave Rowberry’ Price voor goed verving. John Steel mag dan een wat oudere knar geworden zijn, het is dankzij zijn drumtechniek dat elk nummer klinkt zoals het hoort te klinken. Steel stapte twee keer naar voren om als volleerd presentator zijn jongere bandleden voor te stellen. ‘Peter Barton’, die nog een blauw maandag bij de ‘Mindbenders’ zong, vertelde hij mijzelf na het concert, en ‘Johnny “Guitar” Williamson’ die nog deel uitmaakte van de Noorse band ‘Titanic’ ten tijde van hun grote hits Sultana en Santa Fé. Tegenwoordig maken noch Barton, noch Williamson nog deel uit van Steel’s Animals and Friends. Williamson houdt zich tegenwoordig bezig met zijn ‘Blue Swamp Band’, en ‘Barton’ vindt je terug in zowat elke vroegere Britse band, die nog een podium opstapt en waar gebrek is aan originele leden. Barton houdt zich overigens daarnaast bezig met het management van vele van deze bands. Zo drumde hij bij de tegenwoordige ‘Swinging Blue Jeans’, en zat hij samen met ‘Eric Haydock’ in een versie van de ‘Hollies’. Hij speelde bas bij de ‘Boomtown Rats’ in hun nadagen, zat samen met ‘Trevor Burton’ in een reïncarnatie van de ‘Move’, en verleende basondersteuning aan ‘Chris Farlowe’, ‘Zoot Money’, ‘Mick Green’, ‘Spencer Davis’ en nog een rist anderen.

De man die nog het meest succesvolle palmares kan voorleggen is uiteraard Mick Gallagher, die na zijn kort verblijf bij de Animals later terug te vinden is bij ‘Ian Dury & the Blockheads’. Hij speelde mee op twee, niet van de minste, ‘Clash’ albums (‘Sandinista’ en ‘London Calling’). Hij werkte verder samen met ‘Dave Stewart’ en ‘Annie Lennox’, zeg maar ‘Eurythmics’, en verleende verder zijn diensten aan ‘Roger Daltrey’, ‘Robby Williams’ en aan de bekendste van allen ‘Paul McCartney’. Gallagher speelt samen met Mick Green (gitarist van ‘Johnny Kidd & the Pirates’) op de ‘Choba B CCCB’ LP die McCartney in eerste instantie in 1987 enkel in Rusland uitbrengt. Een plaat met rock and roll covers die je kan vergelijken met Lennon’s Rock and Roll album uit 1975. McCartney maakt daarna met nagenoeg dezelfde muzikanten een van zijn allerbeste platen: ‘Run Devil Run’.

Dat hij bij de Blockheads terechtkwam was een gevolg van het feit dat hij samen met andere toekomstige Blockheads, John Turnbull, Charley Charles en Norman Watt-Roy, deel uitmaakte van de merkwaardige band ‘Loving Awareness’. Loving Awareness maakte een album, met Beatle-achtige songs, en werd voornamelijk gepromoot door ‘Radio Caroline’ en zijn baas ‘Ronan O’Rahilly’. Op de binnenkant van de dubbelhoes stond een volgeschreven bord afgebeeld, waar op de koop toe ook nog eens het woord ‘Beatles’ op voorkwam. Onnodig te zeggen dat in het begin nogal wat geruchten de ronde deden als zou dit een heuse plaat van, de Beatles geweest zijn, die ze uitbrachten onder een schuilnaam.

Groepen die zich ‘Animals’, ‘New Animals’, ‘Animals and Friends’ of ‘Animals II of zelfs III’ noemen hebben er altijd bestaan. Soms met leden van de oerversie, soms met leden uit de ‘Eric Burdon and the Animals’ tijd in 1967. De oer-Animals slaagden er zelfs enkele keren in om een een reünie op poten te zetten, wat in 1976 zelfs tot een prachtige, helaas geflopte LP, leidde, met de prachtige titel: ‘Before we were so rudely interrupted’.

Enkel Alan Price is nooit de hort opgetrokken met een of andere versie van de Animals, meer dan waarschijnlijk omdat hij dat niet nodig achtte, want zijn de Animals niet ontstaan uit het ‘Alan Price Rhythm and Blues Combo’?

Zanger ‘Eric Burdon’, oogstte het meeste succes met de follow-up groep ‘Eric Burdon and the Animals’. De naar Amerika verkaste zanger genoot er in 1967 van de Summer of Love en schonk ons nog enkele hits via singels als ‘San Fransiscan Nights’, ‘Sky Pilot’ en zijn ode aan een van de eerste popfestivals: ‘Monterey’.

In 2008 trachtte hij te voorkomen dat John Steel, die we dus op Kneistival aan het werk zagen, en die de naam Animals geregistreerd had, het alleenrecht op de naam zou verkrijgen. De rechter vond dat Burdon, al in 1967 afstand had genomen van de naam door er zijn eigen naam aan toe te voegen. Maar Burdon liet het daar niet bij en ging in beroep. Sedert 2013 mag hij voortaan ook de naam Animals gebruiken.

Het concert.

Je kan dit viertal met John Steel beschouwen als de ‘echte’ Animals, of integendeel als een tribute band ‘met originele leden’ of zelfs als een goede coverband van de originele Animals.

Wat maakt het uit? Geen enkele andere band heeft al deze songs op zijn repertoire staan. Zelfs Eric Burdon beperkt zich tot enkele nummers die hij vermengd met songs uit zijn latere (toch vaak minder goede) soloplaten. Bovendien brengt Burdon zijn nummers doorgaans ‘à la Dylan’ voorzien van aangepaste arrangementen. De band van Steel poogt het origineel zo dicht als mogelijk te benaderen, en dat lukt deze doorgewinterde muzikanten vrij goed. Bovendien is het gevonden vreten voor een publiek, dat hier gratis komt genieten van een avondje aan zee. Dat kon je merken aan enkele fans die op een omgekeerde pizzadoos de titel van het haast niet aan te ontkomen verzoeknummer hadden neergepend: ‘The House of the Rising Sun’. En het kwam er aan, zij het als een bisnummer. Alle bekende nummers uit de eerste periode van de band passeerden de revue: ‘We gotta get out of this place’, ‘It’s my life’, ‘CC Rider’, ‘Boom Boom’, ‘I put a spell on you’ met een toch wel meesterlijke Gallagher, ‘Suzy Q’, ‘Don’t Let me be misunderstood’, ‘Bring it on home to me’ en het zeer mooi gezongen ‘Don’t bring me down’. Het mag gezegd Peter Barton heeft de ideale stem om heel even Eric Burdon te doen vergeten.

Tussendoor kregen we nog een schitterende cover van een ‘Rory Gallagher’ nummer, waarbij Williamson excelleerde. De man trad ooit nog samen met Rory op, dus hij zal hem wel bestudeerd hebben in die dagen.

Na het concert volgde nog een signeersessie, waarbij je voor een tientje een live opgenomen CD (rechtstreeks van de mixing desk) van een eerder concert in Copenhagen kon op de kop tikken. Uiteraard een mooi souveniertje want gesigneerd door de vier muzikanten. En een eerste luisterbeurt via de autoradio leerde ons dat het best meevalt.

Veel tijd voor een babbel was er niet gezien de al te drukke fans, maar ik kreeg toch los van Peter Barton dat hij ooit een Mindbender was in de band van Wayne Fontana, uiteraard ook weer in de nadagen van die band.

Niet te vergeten, maar in het voorprogramma trad ‘De Mens’ aan. Zou Frank Vanderlinden zich de moeite getroost hebben om nog even te blijven en een blik te werpen op de Animals? Om nog even te genieten van Johnny ‘Guitar’ Williamson die een paar mooie slides uit zijn snarenplank toverde. Om stil te staan bij het feit dat het toch voornamelijk Steel is die samen met Gallagher die ‘originele’ Animals sound weet te brengen.

Gallagher mag zich een waardige opvolger van Alan Price noemen. Hij zou het vast en zeker anders nooit tot in de studio bij Paul McCartney geschopt hebben.

Einde van een mooie avond, en alweer dikke tien jaar voorbij. Worden we oud?

——————

(*) Wij waren er voor:

1995 – Clement Peerens Explosition

1997 – The Bootleg Beatles

1997 – Steve Harley & Cockney Rebel.

1998 – The Stranglers

2002 – The Levellers.

2003 – Alan Stivell

2003 – Fairport Convention

2008 – The Animals and Friends

2010 – Canned Heat (met Harvey Mandel). Bezetting die ook op Blues Peer speelde dat jaar.

2013 – The Hollies (met Tony Hicks en Bobby Elliott)

De voorprogramma’s niet te vergeten want vaak goed voor Belgische bands zoals: De Kreuners of De Mens

Wij waren er niet voor:

2005 – Suzy Quatro. (gemist verdomme)



Uit een dagboek geschreven in ‘68 (juni – examenstress)

Forever Young Posted on 01 jul, 2018 00:11

Juni 1968: dansen is nog steeds onze regel niet.

Zondag, 2 juni 68. Breugelfeesten met de Silver Stars in de Pax. V. danste met de dochter van Cesar. Wij raakten niet verder dan wat ge“djerk” op ‘Police on my back’ van de Equals.

Maandag, 3 juni 68. Bij R. plaatjes opgenomen.

Dinsdag 4 juni 68. L. vertelde ons dat A. er was op attent gemaakt, dat ze tijdens het schoolfeest met een jongen liep.

Donderdag, 6 juni 68. Robert Kennedy. (Zie: Uit een dagboek geschreven in ‘68 (juni: de eerste week)).

Zaterdag, 8 juni 68. 1e uur examen godsdienst. 49 op 60. Vandaag regende het toch wel op de feestdag van Medard. Dus dat betekent: 6 weken regen te verwachten, wanneer we de boeren mogen geloven.

Zondag, 9 juni 68. Leekermis. Naar den Os geweest en niet gedanst.

Heb ik vandaag op school geleerd?

Maandag, 10 juni 1968. De examens zijn begonnen. Vandaag Frans en Meetkunde.

De volledige week zullen we in de voormiddag examens hebben, en wordt het blokken in de namiddag.

Juni, de maand waarin de zomer van start gaat. Een evidentie, net als het voor jongeren een evidentie is dat er dient geblokt te worden en dat er een rist examens voor de deur staat.

En dan de daaropvolgende vakantie explosie, en de eerste stappen in het uitgangsleven.

Al kan dat op de leeftijd van 14 tot 16 jaar nogal verschillend uitvallen. De ene zit al in “het hoger middelbaar”, terwijl een andere nog het diploma lager middelbaar moet binnenrijven. Weer een andere is via het schoolse waterval systeem (dat er nog altijd is) in een technische richting terechtgekomen. Het blijft er spartelen om niet te verzuipen, wat uiteindelijk bij een enkeling toch gebeurt.

Neem daar nog bij dat quasi de voltallige jeugd uit de buurt verspreid zat over tenminste acht scholen. Over pluralisme en vrije schoolkeuze viel niet te klagen in de dagen. Drie verschillende scholen alleen al in Lede, en vijf in ‘t stad. Aalst. Scholen uit het katholieke net natuurlijk in de meerderheid. Bekijken we Lede: in de Messine enkel voor grieten, dacht ik toch, hadden ze geen bovenbouw. In Lede kon je enkel in Stella Matutina als meisje een volledige humaniora volgen. Aan de overkant van de straat was je als jongen goed tot 15 voor algemeen lager secundair of 16 wanneer je technisch/beroeps koos. Een vierde school, ‘de vijver’, behorend tot het rijksonderwijs, bood identiek onderwijs aan jongens en meisjes als het college. Jongens en meisjes zaten er wel in gescheiden klassen.

A. & L., en ook V gingen er elk afzonderlijk, naar een van deze scholen.

Vrijdag, 14 juni 68. Vandaag niets gedaan voor mijn 3 examens van morgen. Dactylo, Nederlandse correspondentie en boekhouden. ‘s avonds kwamen we bij elkaar op de Kleine Steenweg, waar we elkaar de laatste nieuwtjes vertelden.

Zo kreeg V., die ook al 15 was geworden tijdens een beroepsorienterend gesprek, al meteen een preek, die hij niet verwacht had en waar hij zich niet meteen goed bij voelde. V. hoorde namelijk tijdens dit gesprek dat, indien hij zo verder deed, hij nog amper 40 procent zou halen.

Genoeg om hem te laten verklaren dat hij de ganse vakantie niet meer zou buitenkomen. Was ook hier vader of moeder uit de sloffen geschoten?

A. beweerde dat ze zeker van school zou veranderen. Iets wat mee ingegeven werd door een eindejaarsbabbel met de ouders. A. zo bleek reed volgens een van de juffen naar school samen met de jongens. Ze werkte goed mee, maar zat vaak te dromen in de klas, en het zou helpen mocht ze of haar haren kort laten knippen, of tenminste bijeenhouden in twee staartjes…. dat schoolfeest waar ze met ‘de witten’ liep (zie een vorige aflevering) was dus duidelijk een stap te ver, op een glibberig pad waarop ze zich waagde. (Ze zal uiteindelijk ook haar hoger humaniora diploma halen op dezelfde school, vermoedelijk ook onder druk van de ‘ouderlijke macht’).

Zaterdag, 15 juni 68 Laatste schriftelijke examens.

Zondag, 16 juni 68 ‘s namiddags met Robert en R. naar de processie. Het was kermis in Lede. R. scharrelende zich daar nog een dwaze mokkel op. Hij durfde niet mee naar den Os. A & L zagen we nog terwijl ze in de rups zaten.

Maandag 17 juni 68. De mondelinge examens gaan van start. Deze week wordt het in de voormiddag blokken en in de namiddag examens afleggen. Vandaag Nederlands.

Dinsdag 18 juni 68. Een ganse dag blok voor examen Wiskunde. ‘s Namiddags wandelde ik tot aan mijn eerste schooltje.

Woensdag 19 juni 68. Wiskunde was gemakkelijk.

Donderdag 20 juni 68. ‘s Morgens Frans geblokt. Op 10 minuten buiten.

En daarna begon voor mij de grote vakantie…. Afgezien van enkele uurtjes om de schoolboeken binnen te leveren, en het ophalen van onze uitslag hoefden we ons niet meer te vertonen op school.

Vrijdag 21 juni 68. Thuis boeken gekaft. Boeken binnengegaan.

Nadien met S. naar het Atheneum om mijn diploma Lager Middelbaar Onderwijs. De verdere namiddag reden we nog langs enkele platenwinkels. Vandaag ook mijn antwoord ontvangen van Rudi’s Club.: je kan er lid van worden, mits je een briefje van 20 frank opstuurt.

Twee zaken: ik heb vaak verkondigd dat ik na juni 1967, geen voet meer in het Koninklijk Atheneum heb gezet. Dat klopt dus niet, want het was dus pas op 21 juni precies 50 jaar geleden dat deze ‘historische’ dag zich voordeed.

Boeken kaften? Dat doe je toch aan het begin van elk schooljaar. Niet dus aan de Handelschool. Was dit ook een kronkel van de directeur, of kwam dit nog voor? Ik weet het in elk geval niet.

Het zat zo: in het rijksonderwijs kon je makkelijk ieder jaar boeken huren aan ongeveer 10 a 20, procent van de prijs. En aangezien die boeken na vijf jaar, of versleten, of verouderd waren, betaalde dit zich op die manier makkelijk terug. Nul operatie dus voor de toenmalige Belgische staat. Enkel boeken die je meerdere jaren nodig had kocht je dus zelf. Maar dat beperkte zich tot een atlas of een dik algebra boek (in de lagere humaniora). Het rijksonderwijs was niet bekend met doorverkoop handel onder de leerlingen. Maar we hadden het toch over kaften van boeken? Inderdaad, onze school zorgde er voor dat je aan het begin, in september, een stel netjes gekafte boeken ter hand werd gesteld. Als je geluk had erfde je de boeken die het jaar daarvoor in meisjeshanden hadden gezeten, want netter kon niet. Maar dat betekende ook dat je, je aan het einde van het schooljaar, door het kaftproces heen diende te werken. En dat werd gecontroleerd, want ik schreef toen die 21ste juni: ‘Ik moest er twee herkaften.‘

Verder met het onderwijs in onze regio.

W. en P. zaten al een jaar in de A2 in Aalst op de RTS (de Rijkstechnische school). H. versleet zijn broek aan het ‘Groot college’ ( Sint Jozefscollege), waar ze hem uit weg zouden pluggen om hem te droppen ergens in Sint-Niklaas in het kleine seminarie. Iedereen was er van overtuigd, dat hij op de wereld was gezet om priester te worden, vanwege reeds vanaf het derde studiejaar Groot College. Helaas zal de geschiedenis er anders over beslissen.

Voor de jongens was het ‘klein college’ in Aalst het logisch vervolg op het college (Sint-Maartencollege) van Lede Voor de meisjes was het vervolg op de Stella logischerwijze ‘de dams’ (Dames van Maria). Je herkende ze van ver in hun groene plooirokjes. Spinoggerokjes (spinazierokjes) zoals ze in de volksmond werden genoemd.

En dan was er uiteraard nog in Aalst het KAA (Koninklijke Apen Academie), ofte Koninklijk Atheneum Aalst, met als tegenhanger het Lyceum voor juffrouwen. Enkel uitzonderingen werden toen toch al getolereerd, in die afdelingen die te klein waren om ze in beide scholen aan te bieden. Latijn-wetenchappen bijvoorbeeld, of iets met Grieks. Hierdoor zag je in het Atheneum jaarlijks twee of drie meisje, en in het Lyceum was het dan net andersom.

En last but not least had je ook nog ‘het oord des verderfs‘ de RHHS (Rijks Hogere Handel School), in Aalst beter gekend als ‘dandelschoel’. Een school waar ik in 1967 terecht was gekomen…. om enkele leraars te ontvluchten van het Atheneum.

Nu ik kende de Handelschool reeds sinds september ‘66 toen ik mij daar inschreef aan de zondagsschool, om er mijn frans bij te spijkeren, via de Assimil methode. De lessen kregen we van een leraar die zelf in de week geen les gaf aan de Handelschool, en die als hobby diepzeeduiken beoefende. Aan hem heb ik het te danken dat ik, in die dagen al, de tekst van Adamo’s Inch Allah verstond.

Mijn beste herinneringen aan leraars situeren zich overigens allemaal rond deze school, die later bekend stond onder de naam Horihan (HOger Rijks Instutuut voor Handel met Normaalafdeling). Een hele mondvol, maar dat mocht best want het was in die dagen in aalst de enige school waar hoger niet-universitair onderwijs werd gegeven. Overigens ook de enige school waar ik vijf jaar lang ben gebleven, tussen mijn 15de en mijn 20ste.

De school onderscheidde zich van andere scholen, door de ‘vrijheid’ die je er genoot. Een school waar je mocht roken (ik weet het… klinkt nu niet meer zo hip), en waar je nooit hoefde in een rij naar een klas te lopen. Kortom, de enige school waar in plaats van een scholierenmentaliteit een studentenmentaliteit heerste. In de A6A1 hadden ze dan ook een verkozen studentenleider. Een paar daarvan zullen later uit mijn eigen klas komen.

En toch waren ook daar nog eigenaardige gebruiken in zwang. Je had er een vaste klas, n tegenstelling tot bijv. Het atheneum waar je met je hele hebben en houden na elk lesuur door de gangen mocht zeulen naar die klas waar je dan weer les had. Niet de leerlingen hadden daar een klas, wel de leraars. Op de RHHS mocht je slechts verklassen naar een lokaal voor scheikunde, of naar het taallabo. Dat laatste was een in die dagen ultramodern uitgerust klaslokaal opgedeeld in afzonderlijke boxen, waar je plaatsnam, een hoofdtelefoon opzette, en de op bandjes opgenomen oefeningen uitvoerde. De juf kon met iedereen afzonderlijk meeluisteren, en slapen in de les, was dus niet aan de orde. Op elk ogenblik kon haar stem in je oren schallen, om je te verbeteren. Op school was een technieker aanwezig, alleen al voor dit taallabo. De broer van F. Met wie we later nog regelmatig jeugdhuis Dido zullen bezoeken.

Een andere ‘eigenaardigheid’ betrof enkel de meisjes. Zij waren verplicht een allesbedekkende lange schort te dragen. Vergelijkbaar met de schorten die de schoolmeesters in de jaren stillekens droegen wanneer ze voor de klas stonden.

Gelukkig was er omzeggens geen leraar of -es die er aan tilde wanneer de meisjes hun schort in de gang, aan de kapstok lieten hangen. Enkel wanneer er weer eens iemand in de klas opmerkte dat ‘den directeur’ over de speelplaats richting klaslokalen wandelde, stoof al wat rokken aanhad, de gang in, grabbelde de schort vast, schoot die in sneltreinvaart aan, om nog half verwilderd plaats te nemen in hun bank.

Die schorten werden overigens vaak gedragen tijdens de examenperiode, en daar was een hele goede reden voor. Gedurende het jaar dienden de ‘ruggen’ dikwijls, als tijdverdrijf, als schetsblok. Daar bestond toen geen naam voor, maar vandaag zou men het graffitti noemen. Namen van geliefden, hartjes, make love not war slogans, enz… en daarin verweven kon je al eens het vlijde postulaat van Euclides tegenkomen of een derdemachtsworteltrekking. Dingen die we nodig hadden tijdens de examens…. Schorten werden soms ook gebruikt als afleidingsmiddel, en vooral tijdens de examens, als bildekker. Joke droeg doorgaans elegante broeken, maar tijdens die examens showde ze toch vaak haar elegante dijen, en de daaropgeschreven stellingen of jaartallen die ons van pas kwamen, in die warme junidagen. Oh heerlijke zomerse juni dagen, daar op die bank achter Joke en Jenny.

En dan…. kwam er plots een einde aan de schorten. Een jongen uit een hogere klas, die het absurde inzag van een regel, die toch amper gevolgd werd, schreef in het schoolblad een prachtig, ironisch, verhaal over een ‘scortengebod uit 1580’. De week daarop besliste de directeur die, de ironie machtig was, dat schorten voortaan niet meer hoefden. (*)

Het was een tijd, waarin men in het rijksonderwijs nogal wat veranderingen doorvoerde. Elke nieuwe minister van onderwijs wilde zich toen profileren,. Iets wat blijkbaar niet erg veranderd is na 50 jaar. Er kwam een regel die toeliet dat vastbenoemde leraren hun overplaatsing konden vragen om dichter bij huis les te geven. Iets waar gretig op in werd gegaan. Voor onze school, wel een ramp, want er waren behoorlijk veel jonge nog niet benoemde leerkrachten. Door die verdringing zijn er heel wat ‘uitgetreden’ uit het onderwijs, en bijv. verkast naar de banksector, waar ik ze later wel eens tegenkwam. Wie weigerde, zoals onze Aalsterse lokale leraar geschiedenis mocht dan in een opengevallen gat plots Engels en Nederlands onderwijzen, wat hem niet zinde. Uiteindelijk belandde hij voor x jaren in zijn carrière in Oostende, meen ik mij te herinneren. Ik kwam hem later nog wel eens tegen als sportverslaggever op atletiekmeetings, toen onze kinderen op weg waren naar een sportcarrière die niet helemaal uit de verf is gekomen.

De enige school in Aalst, waar niemand uit ons gezelschap ooit, terechtkwam, en die mogelijks nog wat vrijer omsprong met haar schoolgaande jeugd was de Academie. Dat was echte iets voor drop-outs. Ik bedoel maar, daar kwam je thuis niet zomaar mee weg.

Zeer recent las ik het boekje van Cas Vander Taelen waarin hij op zoek gaat naar ‘Het kostuum van zijn Overleden vader’, die hij nooit gekend heeft. Een man die ooit 1 jaar eerder dan ‘68 nog lesgaf aan diezelfde Handelschool. Cas bezoekt de school en staat wat verbouwereerd naar de onaangename ingang te kijken vlakbij een grote betonnen parkingvlakte. Wel Cas, ik kan je gerust stellen: die ingang is nooit de ingang geweest waarlangs wij de school betraden. In de jaren 50 en 60, stond aan die kant nog een hoge bakstenen muur, met hoge bommen ervoor. Bomen die in september hun ‘propellertjes’ verloren en die lieten neerdwarrelen op onze koer. Elke dag even na 11 uur kwamen over die muur talrijke katten de koer op geslopen op weg naar de keuken, waar ze vast en zeker op hun wenken werden bediend. Aan de rand van die koer bevond zich een bordes tegen de regen, en bevond zich ook een wcblok. Het was daar dat gedurende de speeltijden dat de jeugd bijeentroepte in minirok en beatlehaar, en sigaretten rookte. Ik meen mij nog goed de aankomende Aalsterse jonge muzikant JVDS, haren tot op de schouders, te herinneren.

De ingang van de school bevond zich op de Keizerlijke Plaats (Keizerlijk Plein), naast de ingang van de ‘werkbozze’ (RVA). Via een houten poort liep je naar binnen. Links in dat statige herenhuis, bevond zich de kamer van de portier (een broer van René Van der Speeten, bekend van radio en TV), en een bureau verder de kamer van de directeur. Met zicht op de doorgang naar de koer, bevond zich de leraarskamer. Via enkele glazen deuren kwam je daarlangs en kon je je fiets achterlaten in een van de fietsenrekken. Wij slaagden er ooit in in ons jeugdig entoesiasme na een studiereis om met onze fietsen een van die glazen deuren te rammen. Het kon niet snel genoeg gaan, die korte sprint, vanaf het fietsenrek naar de cafés in de er tegenover liggende Korte Nieuwstraat. Recht naar de Monopole, een stamkroeg wat verder gelegen dan Den Amber (maar was die er al in 68?).

Die nieuwe ingang langs de Keizershallenparking is veel later gekomen, in een tijd dat een aantal containerladingen werden vervangen door een nieuwbouw. De Hansdelschool explodeerde, wat leerlingenaantallen betrof, in de jaren zestig, vanwege de naoorlogse babyboom. Met als gevolg een gebrek aan infrastructuur. Een turnzaal was er niet, enkel een ouderwetse schuur, waar je je kon omkleden om buiten, vaak in de vrieskou, basket of valley te spelen. Een refter was er wel, maar ook die was te klein, waardoor er in schiften werd gedineerd. Dit had voor gevolg dat een aantal klassen les kregen tot 12 uur 50, en pas in de namiddag dienden te herbeginnen om 20 na 2. Je fietste in alle rust op en neer naar huis, en kon leuke radioprogramma’s meepikken die anderen nooit te horen kregen.

De afdeling Boekhouden, die ik had gekozen ‘omdat er slechts een jaartje steno werd gegeven’ en al helemaal geen Duits, had per week slechts xx aantal uren les. Dit leverde op dat je doorgaans op dinsdag en donderdag al om 3 uur en 10 kon stoppen. E2n dat in een tijd dat de colleges en technische scholen verplichte uren studie mee organiseerden en de toenmalige jongeren tot 5 uur op de schoolbanken hield.

De Handelschool, voorwaar een paradijs…..

Zeg maar… de pre-vakantie in juni 68.

Zaterdag, 22 juni 68. Deze morgen vlammendste slecht weer. Samen met de moeder van R. inkopen gedaan. Met Robert en PDN bij ons op straat nog gebabbeld.

Zondag, 23 juni 68. P.L. kwam en vroeg ons om mee te gaan naar de Messine. L., en Lutgarde en Marie-Therese uit Lede gaan daar naar school. Het feest was bijna afgelopen. Toch nog de werkjes van de meisjes bewonderd. Nadien naar de Volkskring nog geweest. P. vertelde dat zijn broer vroeger bij A. thuis ging biljarten. Hij vroeg om mee te gaan om daar ook te gaan biljarten, maar dat durfde ik dan toch weer niet.

Maandag 24 juni 68. Het zomerhuisje een bezoek gebracht. (Lees: fruit gaan plukken zonder dat het mocht).

Dinsdag 25 juni 68. Naar de markt met moeder. We kwamen A. tegen met het haar netjes in een staartje, en met witte kousjes tot onder de knie. Ze zette een perfect heiligen gezicht op. Met Robert nog staan discussiëren.

Woensdag 26 juni 68. Met S. naar Nieuwerkerken en Mere. Hij kreeg daar van een of andere knuppel nog een radio. Nadien daarmee naar JDN die het ding ging proberen te repareren.

V. zou graag vakantiewerk doen.

Donderdag, 27 juni 68. Gras gemaaid, en nadien naar stock Americain samen met S.

Vrijdag 28 juni 68. Ik moest om 10 uur op school zijn voor de proclamatie. Gelukkig geen enkele buis en 70 procent. Ik kreeg nog een boekje over Mozart. V. is er ook door en heeft dus nu ook zijn diploma Lager Middelbaar. A. beweert nog altijd dat ze naar Aalst zal naar school gaan.

Zaterdag 29 juni 68. G. heeft nog bij mij gestaan. H.S. heeft twee buizen, L. heeft een buis op nederlands. ‘s Avonds bij Dizjeken (Desiré) aan zijn muur gezeten.

Zondag 30 juni 68. V. beweert dat hij van gans de vakantie niet buitenkomt.

‘s Avonds gingen we uit in Aalst, R. en ik, waar we op Dré en de Winne botsten. We gingen eerst naar Ons Huis, en daarna naar de MGA zolder in de Schoolstraat recht tegenover Cinema Palace. We gaven het meisje dat er bestelde 7,5 op tien, vooral voor haar benen. (#Metoo daar hadden wij nog nooit van gehoord. EDS). Ze vroeg ons of we al een lidkaart hadden, kwestie van veilig te zijn, mocht de politie langskomen. We tekenden het gastenboek, waarbij R. tekende met een valse naam, vanwege zijn ‘nog geen zestien’ zijn. Ze zouden onze lidkaart naar huis opsturen. Terug naar Ons Huis waar we een mooi meisje 8/10 gaven, en bestudeerden hoe ze danste.

En toen begon de vakantie pas echt…..

(*) dit gebeurde niet in 68, maar vermoedelijk in 69 of 70.

De Voorpost | 17 november 1978 | pagina 18



Uit een dagboek geschreven in ‘68 (juni de eerste week)

Forever Young Posted on 05 jun, 2018 15:04

Juni 1968, de eerste week.

Mei 68 is de geschiedenis in gegaan als een van die ankerpunten waar historici, de overjaarse linkerkant, en zij die maar wat graag geloven dat “wij” toen alles hebben veranderd, naar teruggrijpen, om er rond een nieuw kampvuur over te discussiëren.

Wanneer ik weer eens een jonge gast ontmoet die met tranen in de ogen naar ons opkijkt omdat wij “de golden sixties” echt meemaakten, dan kan ik het toch niet nalaten om hem er op te wijzen, dat het inderdaad de moeite was om dat te beleven: dagelijks op TV beelden uit Vietnam van uitgemoorde dorpen, zesdaagse oorlogen in het midden-oosten, betogingen in Parijs, de Tsjechen die plots Russische tanks door hun straten zien rijden, en beelden uit Amerika waar de ene dag de zwarten betogen voor meer burgerrechten en de volgende dag opnieuw een Kennedy wordt neergelegd.

Op zes juni noteer ik dan ook het volgende:

Senator Bobby Kennedy werd gisteren neergeschoten. Ik ben er diep van onder de indruk. Hij is ten eerste al vader van 11 kinderen, en tweede een mens die streed voor de vrede. Hij werd gisteren neergeknald. Even later kwam het bericht dat Bobby overleden is. Het was een schok voor de gehele wereld dat deze 42-jarige vredesmens van de aardbodem is verdwenen. Hij volgde zijn broer in de dood. Nu blijft er enkel nog Edward Kennedy.
‘s Avonds bij R. nog naar een film gekeken over het leven van Robert Francis Kennedy.

Het is bijna niet te geloven: eerst John Kennedy, later Martin Luther King, en nu Robert Kennedy.

Dat dit gebeurde precies aan de vooravond van de eerste verjaardag van de zesdaagse oorlog uit 1967, zal later genoeg vragen opwerpen.

In het najaar van 68 opent in Lede een nieuw jeugdhuis zijn deuren: De Leeuwerik. Een herinnering aan die tijd blijven de foto’s van deze drie mannen aan de wand, waar je langs moest op weg naar de wc. Tussenin hing een tekst:

‘There are those that look at things the way they are, and ask why? I dream of things that never were, and ask why not?’ Robert Kennedy.

Sirhan_Sirhan, de moordenaar, leeft nog, zit een levenslange gevangenisstraf uit, maar verschijnt om de vijf jaar opnieuw voor paroolrechters, in functie van vrijlating. In 82 verklaarde hij zelf dat zijn motieven ingegeven waren door de Palestijns-Israëlische kwestie. Tegenwoordig houdt hij vol dat hij zich van de periode 68/69 niets meer herinnert omdat zijn hersenen in die tijd “geprogrammeerd waren” en dat de gebeurtenissen naderhand gewist werden…..

Wie er meer over wil lezen kan terecht op: https://en.m.wikipedia.org/wiki/Sirhan_Sirhan



Uit een dagboek geschreven in ‘68 (Mei ‘68)

Forever Young Posted on 31 mei, 2018 18:26

Mei 68: radio- en dansproblemen. Photo: © Marc Riboud

Inderdaad, wat mei 68 betreft, hadden we voornamelijk te kampen met alles overstelpende problemen die zich afspeelden rond de dansvloer. Op onze eigen kamertjes hadden we oude niet meer gebruikte radio’s gesleept, die we met man en macht opnieuw probeerden aan de praat te krijgen. Op zoek naar radiolampen, afschermkappen voor die lampen en antennes.

Ons uitgaansleven beperkte zich in mei 68 tot het bezoeken van schoolfeesten in het naburige Lede, waar de meisjes uit de buurt school liepen. Schoolfeesten waren er genoeg: het college had er eentje voor de lagere school en eentje voor het middelbaar. Idem voor de meisjes die naar Stella Matutina gingen, waar ze zelfs nog in een apart gebouw een snit en naad afdeling hadden.

En dan was er nog de Messine. Een school in het vroegere kasteel van Mesen (thans “gerenoveerde” gevelruïne). School voor juffrouwen. Zelfs ex-burgemeester Anny Demaght van Aalst liep er ooit school.

De meisjes uit onze buurt werden belaagd door wat rijpere gasten uit andere buurten, die zich al op een dansvloer waagden. Iets waar wij helaas nog niet hadden bij stilgestaan, maar wij zwoeren dure eden dat daar verandering in zou komen.

Ik maakte geen enkele notitie over de toestand in Frankrijk. Uit mijn herinnering weet ik wel dat wij dat volgden via radio en nieuwsflashes op TV. De opgeworpen barricades staan mij nog zo voor de geest. Maar bij ons was die strijd maanden eerder gestreden, toen wij op de straat kwamen voor Leuven Vlaams. Vermoedelijk waren we toch nog net te jong om de volledige impact te kunnen inschatten van wat zich in Parijs afspeelde. Overigens werd begin juni dit nieuws behoorlijk snel verdrongen door alweer een Kennedy, die werd neergelegd.

Voor de samenvatting van wat zich in Parijs afspeelde heb ik maar wat graag beroep gedaan op het “onovertroffen” Wikipedia. Lees dus met een grove korrel zout.

De tegenstelling tussen mijn eigen schrijfsels en besognes in mei 68 kunnen niet groter zijn dan wat er zich afspeelde 300 km zuidelijker.

——————————

Dag na dag

Woensdag, 1 mei

Geprutst aan de radio en een antenne geplaatst. Robert was nu met een meisje die hij wijsgemaakt had dat hij Robert Greeny heette en dat hij in de Aquariusstraat op nummer 5 te Londen woonde. Hij sprak er enkel Engels mee.

Donderdag, 2 mei

A & L sturen ons kaartjes vanuit Geraardsbergen waar ze op stap waren met de VKAJ werking. Om het minder te laten opvallen bij iedereen thuis, hadden ze naar P. R. V. en mijzelf op de kaartjes elke keer als afzender een van onze namen meegegeven. Ik kreeg dus een kaartje van R. en hij een van mij.

Stuyver kan aan nog een stuk of vier oude radio’s geraken vertelt hij ons.

Parijs: 2 mei de universiteit van Parijs (nu Paris Nanterre Uni) wordt gesloten.

Vrijdag, 3 mei

De kaartjes kwamen vandaag overal aan, behalve bij mij, omdat ze de familienaam van mijn moeder hadden gebruikt, in plaats van de mijne. Overigens de ma van V. had direct door uit welke hoek de wind waaide.

Parijs: 3 mei 1968 Studenten van de Sorbonne campus van de University of Paris (vandaag Sorbonne University) in Paris komen samen om te protesteren tegen de sluiting van Nanterre.

Zaterdag, 4 mei

We reden naar de stock americain in Aalst omdat we hadden gehoord dat ze daar okazie radiolampen hadden.

‘s Avonds nog de bliksem bestudeerd.

Zondag, 5 mei

Schoolfeest op de Stella. A. mocht er show geven in haar witte rokje en haar korte witte kousjes. Cremer en Beelaert uit de klas van V. van het college stonden nog een tijdje bij ons. Later stelden we tot onze grote verbazing en verbijstering vast dat A. aan het handje liep van “de witten”, een opgeschoten slungel van de Keiberg. Een indringer op ons territorium. Dat was het. Even tevoren hadden ze nog samen gedanst.

De teerling was geworpen. Dansen zou onze regel worden, want wij wilden toch wel bij al die meisjes onze kansen veilig stellen. V. zwoer krachtig dat hij op de Breugelfeesten zou dansen. Hij kon makkelijk praten, want hij had twee oudere zusters, waar hij in de leer kon.

Parijs: 6 mei de nationale studentenvereniging Union Nationale des Étudiants de France (UNEF)—de grootste studentenbond in Frankrijk op vandaag—en de bond van universiteitsproffen riepen op om te protesteren tegen de invasie van de politie op de Sorbonne. Meer dan 20.000 studenten werden op de been gebracht.

Ook de Hogeschool studentenverenigingen riepen op tot deelname.

Dinsdag, 7 mei

Het afspraakje had maar een half uur geduurd ontdekten we, wat ons toch enigszins gerust stelde, en er kwamen nog schoolfeesten aan.

Parijs: 7 mei Alle studenten sluiten zich bij elkaar aan net als een groeiend aantal jonge werknemers.

Bij de Arc De Triomphe eisen zij:
-Dat alle criminele tenlasteleggingen tegen studenten zouden vervallen.
-Dat de politie de universiteit zou verlaten.
-Dat de autoriteiten de universiteiten van Nanterre en Sorbonne opnieuw zouden openstellen.

De onderhandelingen werden afgebroken en de studenten keerden weer naar hun campus, na een “fake news” bericht waarin werd aangekondigd dat de regering had besloten tot een heropening van de uni’s. Ze stelden enkel vast dat de politie nog altijd de universiteiten bezette. Dit stak bijna het vuur agan de lont bij de studenten.

Woensdag, 8 mei

Dag van de Vrede en dus geen school. Niemand gespot op de Kleine Steenweg, en dus reed ik rond zeven uur tot aan de molen. Daar stond ik dan vanop het bruggetje de mooie natuur en de prachtige erbij horende hemel te bewonderen. De natuur begint er prachtig uit te zien met al dat groen. Toen ik mij omdraaide om terug te rijden, moest ik wel naar de achter mij al bewolkte hemel kijken. Het is net alsof ik een mooie tijd van mijn leven heb doorgebracht, en nu in de harde werkelijkheid terugkeer, mijmerde ik bij mezelf.

Ik ben dan toch maar op huis aan gereden, om nog een boekje te lezen en bedwaarts te trekken.

Donderdag, 9 mei

A & L aan de deur gehad met kaartjes voor Unicef.

Vrijdag, 10 mei

We maakten met ons jaar een studiereis naar de luchthaven van Zaventem. Andere scholen maakten een jaarlijkse schoolreis. Bij ons lag dat anders. Wij maakten elk jaar een drietal kleinere studie uitstappen.

Behoorlijk spectaculair om zo in een hangar naast een Boeing 707 te staan, de motoren horen op gang komen, om het gevaarte traag zien naar buiten te taxiën, om het daarna te zien opstijgen om tenslotte te verdwijnen achter de wolken.

Op de terugweg, ondanks ons gezaag toch nergens meer gestopt.

Parijs: 10 mei opnieuw massabijeenkomst aan de Rive Gauche.

De Compagnies Républicaines de Sécurité verhinderde dat zij de rivier zouden oversteken. De studenten richten barricades op, waarna zij ‘s nachts rond 2:15 door de politie werden aangevallen. Negociaties liepen nadien weer op niets uit. Honderden werden er de rest van de nacht gearresteerd. Radio en TV berichten over de schade

Er vielen beschuldigen als zou de politie zelf deelgenomen hebben aan de rellen via agents provocateurs (uitlokkers), door auto’s in brand te steken en Molotov cocktails te gooien.

Het hardhandige optreden van de regering bracht een golf van sympathie teweeg voor de stakers. Dichters en zangers sloten zich aan bij de beweging. Zelfs buitenlandse Amerikaanse artiesten sloten zich aan.

De grootse linkse vakbonden, de Confédération Générale du Travail (CGT) en de Force Ouvrière (CGT-FO), riepen op tot een eendagstaking met demonstratie op 13 mei.

Zondag, 12 mei

R. en ikzelf fietsten met Robert en Paul mee naar jeugdhuis ‘Berg en Dal’. We vonden het daar machtig, en ze speelden er nog de goede laatste nieuwe platen ook.

Parijs: 13 mei Met meer dan een miljoen marcheerden ze door Parijs. De politie bleef uit het zicht. Eerste minister Georges Pompidou kondigde persoonlijk aan dat de aangehouden studenten zouden worden vrijgelaten en dat de Sorbonne zou worden geheropend.

Dit leidde er niet toe dat de studenten ophielden. Integendeel ze werden nog actiever.

Bij de heropening van de Sorbonne bezetten de studenten de campus, en riepen de plek uit tot een autonome “volksuniversiteit”. De publieke opinie volgde initieel, maar keerde zich toch snel tegen hun leiders, die op zich op tv gedroegen als onverantwoorde utopisten die de consumenten maatschappij wilden vernietigen.

In de erfopvolgingen weken, werden ongeveer 401 actiecomités opgericht om de grieven tegen regering en maatschappij te noteren inclusief het Sorbonne Occupation Committee.

Dinsdag, 14 mei

Na school op de Kleine Steenweg de tijd verpraat. Discussie over wat nu wel de lelijkste meisjesnamen waren. V. opteerde voor Marie-Thérèse. Daar waren we het niet mee eens.

Parijs: 14 mei werklieden bezetten fabrieken, te beginnen met een zitstaking bij Sud Aviation tegen Nantes. Vervolgens werd een onderdelenproducent van Renault bij Rouen bezet, wat zich verspreidde naar Renault te Flins in de Seinevallei en het voorsteedse Parijse Boulogne-Billancourt.
Donderdag, 16 mei

Radio uiteengehaald en opnieuw in elkaar gezet.

Parijs: 16 mei: werknemers bezetten nagenoeg 50 bedrijven

Vrijdag, 17 mei

Cremer wordt 17 vandaag. Met de fiets bij Vijverman voor een nieuwe ketting en een stel tandwielen.

Parijs: 17 mei reeds meer dan 200.000 stakers.

Er volgt een sneeuwbaleffect en de dag er op zijn er al 2 miljoen stakers, en dat loopt verder op tot 10 miljoen in de daaropvolgende week. Ruwweg twee derde van de werkende bevolking.

Als neveneffect proberen vakbonden tijdens die stakingen hun eisen op tafel te leggen voor o.a. het optrekken van het minimumloon met 35 procent en verhogingen voor andere werknemers met 7 procent.

Zaterdag, 18 mei

Aan de kerk (avondmis) verkochten de meisjes Rerum Novarum, plaatjes. V. zijn moeder wierp ons nog toe: “Jullie hebben dat zeker niet moeten betalen?”

Ze nodigden ons terloops nog uit om zeker naar het college te komen.

Zondag, 19 mei

Collegefeest. De meisjes dansten tango (eigenlijk slow) onder elkaar. Aan ons hadden ze immers niets op dat ogenblik. Ook al hadden we maar wat graag onze armen rond het meisje met het rode minirokje geschaard.

Donderdag, 23 mei

Naar het schoolfeest van de coupe geweest (de snit en naad afdeling van Stella Matutina). Dat was uiteraard om de al, wat oudere Magda aan het werk te zien.

W. reed niet mee. Die was met een nieuwe opgedoken gast (uit de wat verderop gelegen serres) naar het jeugdheem gegaan. Het ging om een zekere D. iemand waar ik ooit nog naast zat in de kerk, toen we een jaar of tien of elf waren en verplicht naar de “lering” moesten. (catechismus ter voorbereiding van onze plechtige heilige communie). Dat duurde overigens maar enkele weken tot ik overschakelde naar de kerk in ons eigen dorp.

Zaterdag, 25 mei

Naar de avondmis. Cremer vertelde nog dat hij het donderdag aan eentje had gevraagd, en dat het enige resultaat was dat ze hem uitgekafferd had.

Zondag, 26 mei

De radio van V. stond nog bij JDN, en zou niet meer te maken zijn. Dus toog ik met V. daarheen met de bedoeling van hem een schermkap voor een radiolamp af te kopen. Wel een uur lang hebben we daar over geruzied (onderhandeld?).

Na halfvijf vertrokken naar het schoolfeest van het college, via een omweg langs Smetlede kermis. Op dat schoolfeest heb ik uiteindelijk V. een pint betaald voor die schermkap. De rest van de tijd hebben we bestudeerd hoe dat slow dansen nu precies in elkaar zat. Zelf waagden we ons niet op die dansvloer. Die “wittekop” danste er met allerhande meisjes. V. riep nogmaals uit: “Goe weten. Volgende week dans ik op de Breugelfeesten.”

Er staat na deze dag een dubbele rode lijn in het DB. Zestien worden moet toch wel enige impact gehad hebben.

Parijs 25 en 26 mei

Bij de Grenelle akkoorden op het Ministerie van Sociale Zaken wordt een minimumverhoging van 25 procent voor de laagste lonen en een gemiddelde verhoging van 10 procent op tafel gelegd. Dit werd verworpen door de bonden, enj de staking ging verder.

De werkende klasse en de top intellectuelen waren solidair in hun eisen voor een grote omslag voor wat betreft de rechten van werknemers.

Maandag, 27 mei

Van alle kanten gelukwensen gekregen op school.

Parijs: 27 mei De UNEF verzamelt 30 tot 50.000 mensen in het Stade Sebastien Charlety op een zeer extreme militante bijeenkomst waar de val van de regering werd bepleit, en er werd opgeroepen voor nieuwe verkiezingen.

De socialisten zagen een opportuniteit om zich op te werpen als compromis tussen De Gaulle en de Communisten.

Parijs: 28 mei Francois Mitterand van de Federatie van Democratisch en socialistisch Links verklaarde “dat er geen staat meer was” en dat hij klaar was om een nieuwe regering te vormen. In 65 haalde hij 45 procent van de stemmen bij de presidiengtsverkiezingen.

Parijs: 29 mei Pierre Mendès France verklaarde eveneens dat hij klaar was om een nieuwe regering te vormen. In tegenstelling tot Mitterand wou hij wel in zee met de commun isten.

President De Gaulle stelt een vergadering van de Ministerraad uit. In alle stilte verwijderd hij ook zijn persoonlijke documenten uit het Élysée Palace. Aan zijn schoonzoon Alain de Boisieu laat hij weten: “ Ik wil ze de kans niet geven om het Elysee aan te vallen. Het zou te betreuren vallen mocht het tot bloedvergieten komen in mijn persoonlijke verdediging. Ik heb besloten om te vertrekken: niemand valt een leeg paleis aan.”

De Gaulle weigert ook Pompidou’s verzoek om de Nationale Assemblée te ontbinden, want hij vreest dat de Gaullisten bij nieuwe verkiezingen zouden kunnen verliezen.

Om 11 uur zegt hij tegen Pompidou: “ Ik ben het verleden, jij bent de toekomst. Ik omarm je.”

De regering laat weten dat de Gaulle naar zijn buitenverblijf vertrokken was in Colombey-les-Deux-Eglises. Volgens geruchten zou hij daar zijn afscheidstoespraak gaan voorbereiden.

In werkelijkheid vloog de presidentiële helicopter niet naar Colombey. Hij vertelde eigenlijk niemand waar hij heen ging.
Vermist voor meer dan zes uur. Pompidou riep uit: “Hij is het land ontvlucht.“ Deze “verdwijning” en het niet doorgaan van de ministerraad sloeg de fransen met verstomming.

Men bereidde zich voor op het ergste. Documenten werden verbrand, en sommigen dachten aan het bewapenen van de eerste minister. Geld afhalen bij banken werd moeilijker. Benzine voor personenauto’s werd schaarser.

Wat de Gaulle echt deed, was hulp zoeken bij de legertop in het Duitse Baden-Baden in het franse militaire hoofdkwartier bij generaal Jacques Massu die hem prompt aanraadde terug te keren naar Frankrijk.

Donderdag, 30 mei

We kregen vandaag van twee gasten uit de A6A1 een proefles. Die mannen volgden een zogeheten D-cursus op school, en wij van het eerste jaar werden opgevoerd als proefkonijnen.

Ik bedacht dat ik dat later ook wel zou willen doen.

Parijs: 30 mei De teruggekeerde Gaulle (naar Colombley) laat de Ministerraad dan toch doorgaan. Zijn familie bleef wel nog enkele dagen in Baden-Baden.
Deze episode uit de Gaulles presidentschap werd pas bekend in 1982.

De politie verwachtte 50.000 betogers onder leiding van CGT (het waren er 4 à 500.000) en die marcheerden door Parijs al zingend: “Adieu de Gaulle”.

De Parijse politie vermeed alle geweld. Later zullen de communisten verklaren dat ze niet uit waren op gewapende opstand en dat er slechts 2 procent extremisten deelnamen.

Stel dat er een revolutie was uitgebroken: hoe keken de fransen daar naar?

Uit een kort erna gehouden onderzoek blijkt dat 20 procent de revolutie zou gesteund hebben, 23 zou tegen geweest zijn, en 57 procent zou zich uit de voeten gemaakt hebben. 33 procent zou militair ingrijpen hebben bevochten, en slechts 5 procent zou dit gesteund hebben. De meerderheid zou zich hebben gedeisd gehouden.

Parijs: 30 mei om 2:30 ‘s namiddags overhaalt Pompidou de Gaulle om de regering te ontbinden, en op te roepen voor nieuwe verkiezingen. Twee uur later laat hij weten niet te zullen aftreden. Verkiezingen zijn voorzien voor 23 juni.

Hij draagt alle werknemers op om opnieuw aan de slag te gaan, om de noodtoestand te voorkomen. De regering had gelekt dat het leger aan de poorten van Parijs stond.

Onmiddellijk daarna marcheerden 800.000 aanhangers over de Champs-Elysées met de nationale vlag. Een door de Gaullisten reeds op voorhand geplande march. De communisten leggen zich neer bij de verkiezingen. De dreiging van een revolutie was voorbij.

Gedeeltelijk overgenomen uit Wikipedia: https://en.m.wikipedia.org/wiki/May_1968_events_in_France



Voor de Overlevenden

Recensies in rock Posted on 23 apr, 2018 19:01

Daar is de lente, daar is de Amber Reünie.

Het laatste weekend van maart, waarbinnen nog steeds, de overgang van winteruur naar zomeruur op het programma staat, begint in Aalst stilaan ook het weekend te worden waarop de vroegere bezoekers van cafe Den Amber afzakken richting Buurthuis De Brug om er, hoe kan het ook anders elkaar te ontmoeten.

2014 zijn ze er nog, de oud-klanten van café Den Amber?

Ter gelegenheid van een eerste reünie, mochten twee van de toenmalige en intussen legendarische barhouders muziek presenteren uit de tijd waarin zij er de jeugd verwelkomden. De Ferre haalde zijn nu al mythische lp’s van zijn zolder, stofte ze af, en legde ze voorzichtig op de vintage draaitafels van discobar Den Amber, net zoals hij dat placht te doen tussen 1976 en 1980. Stuk voor stuk, met zeer veel zorg geselecteerde, goudklompjes uit ons rijke muzikale verleden. Uit een tijd dat de rockmuziek nog progressief werd genoemd. Een tijd waarin niet enkel aandacht werd besteed aan het muzikale gegeven, maar waarin net zoveel aandacht ging naar het ontwerpen van veelgeprezen artistieke hoezen. Een tijd waarin gespecialiseerde bedrijfjes zich toespitsten op dit onderdeel van de muziekbusiness, wat men nu een nichemarkt zou noemen. Denk maar aan het uiterst eenvoudige concept van Hipgnosis waarbij ze op de hoes van een Pink Floyd album een eenvoudige foto van een koebeest plaatsten, of aan de ‘It’s only rock and Roll’ plaat van de ‘Stones’ waarvoor de Belgische ‘Guy Peelaert’ de hoes mocht ontwerpen. Iets wat hij trouwens ook deed voor ‘Diamond Dogs’ van ‘David Bowie’. Een vol uur sfeermuziek uit een tijd die helaas nooit meer terugkeert. Jongeren van vandaag vragen zich vaak af waarom het toen allemaal zo speciaal en zo fantastisch was. In een confrontatie met een jeugdig vragen stellend publiek gaf ‘Rod Stewart’ noch onlangs het volgend antwoord:”Omdat het toen allemaal voor het eerst gebeurde. Je stond zelf bij het begin van alles. ”

Op de playlist van De Ferre stonden die avond heerlijke muziekstukken die moeiteloos de tand des tijds doorstonden.

William Souffreau, in den Amber, de legendarische voorganger van Ferdinand, zelf muzikant, stelde voor de gelegenheid een “all star band” samen en gaf er, live, een ferme lap op. Twee drumstellen sierden het podium, waarvan eentje bestoeld werd door een eveneens Aalsterse ex-horecabaas, die intussen uitweek naar warmere oorden. Het leverde een schitterende reünie op van de vroegere ‘Blues Bronders’. William zorgde voor de nodige ‘Irish Coffee’ om het geheel smaakvol af te ronden. Niet minder dan drie disc jockeys vulden elk leeg moment met aangepaste seventies en betere eighties rock. De kranten schreven over de reünie die maar liefst 700 man/vrouw op de been bracht, verdeeld over de twee belendende zalen in het Ontmoetingshuis. De Daens- en de Boonzaal, genoemd naar twee grote Aalsterse figuren.

We weten nu dat wat begon, in de hoofden, als een eenmalige reünie van “enkele” oude cafébezoekers, in gang gezet door Gizelle De Schepper, uitgegroeid is tot een weerkerend fenomeen, waar naar uitgekeken wordt.

En omdat in onze huidige wereld alles nogal thematisch gebeurd, werden de vervolg reunies telkens gekoppeld aan een thema. Om de tweede reünie, die reeds twee jaar achter ons ligt, even professioneel te laten verlopen werd verder gebouwd op de financiële fundamenten van een druk bijgewoonde tussentijdse Amber-dansparty. Alweer een succes en een gelegenheid om elkaar te ontmoeten en te palaveren over “de good old days” van de legendarische Korte Nieuwstraat. Een straat die nu nog enkel plaats biedt aan een hotel en een grootbank, daar waar ooit bars, cafés en dancings tegen elkaar aanleunden.

2016 het team zet door.

William Souffreau bereikte de gezegende leeftijd van 70 jaar en als dat geen gelegenheid was om te vieren, wat dan wel? Deze keer mocht William het muzikale programma niet samenstellen. Sterker nog hij werd er angstvallig van weggehouden om de verrassing nog groter te maken. Het vernieuwde Amber team worstelde zich via een aantal vergaderingen doorheen een jungle van ook voor hen steeds weer nieuwe uitdagingen. Want geloof het of niet: organiseren is een kunst. Duidelijk een kolfje naar de hand van het Amber Reünie Team, kortweg ART.

En of ook die avond geslaagd was? Uiteraard, want vandaag merken we dat dit toen niet enkel een viering voor William was, of een reünie van Blommenkinders uit een ver verleden, maar net zo goed een weerzien was voor sommige muzikanten, die nadien prompt nieuwe plannen smeedden voor nieuwe bands. Een opsteker voor alle medewerkers, en…. het vergemakkelijkte het programmeren voor de “voor de Overlevenden reünie” van 2018.

2018 Voor de Overlevenden.

Blues Border, stevige gitaarrock.

Blues Border mocht als eerste aantreden. Een geliefde en gekende Aalsterse drie mans formatie die doorgaans de bruine kroegen onveilig maakt met hun harde bluesrock. Wij vernamen in de wandelgangen dat zij voor deze gelegenheid, het onderste uit de kan wensten te schenken, en dat zij de laatste tijd meer in het repetitiekot dan er buiten waren te vinden. Chapeau om die inspanning voor het Amber publiek te willen doen. Enkele fel bejubelde live-opnamen van het optreden circuleren reeds op youtube. Poor boy van Chicken Shack mocht niet ontbreken net als bis nummer Voodoo Chile waarop de letterlijk grote Guido (gitaar) zelfs Hendrix navolgend de gitaar met zijn tanden bespeelde. Hoe effectiever kan je terugkeren naar de hoogdagen van de seventies? De avond was nog jong.

Rockmasjien verbaast en verrast.

Een technisch, uiterst goed geolied team, zorgde voor een snelle podium wissel, terwijl de aanwezige discotheek enkele goed gekozen nummers de zaal in katapulteerde ter voorbereiding van een nog vrij nieuwe formatie: ‘Rockmasjien’. De band mag dan nog jong zijn, de leden zijn stuk voor stuk doorgewinterde muzikanten die voor het overgrote deel actief zijn in vaak nog vier of vijf andere groepen. Pittig detail is natuurlijk het feit dat zij elkaar vonden op dit eigenste zelfde podium precies twee jaar geleden toen zij deel uitmaakten van de gelegenheidsformatie die William Souffreau de avond van zijn leven gaf. In die dagen kon niemand voorspellen dat Franky en de ‘Cammen’ een ander pad zouden kiezen en dat Irish Coffee in die bezetting voorlopig opgeborgen zou worden. Gelukkig voelde Eddy Piens (ooit bij de Blues Bronders) een en ander kriebelen en wou hij vooral tijd vrijmaken om bij wijze van spreken dat “jonge grut” van Wiliam rond zich te scharen. Van bij het eerste nummer mochten we noteren: dit is er “bosj op”. Doorgewinterde muzikanten, die zich waagden aan een setlist, die niemand verwachtte.Het ligt echt niet voor de hand om Tom Petty, John Hyatt, Bob Marley, de Stones en hoera, ook T.Rex, vlekkeloos te coveren. De Cammen zorgde als volleerd entertainer voor de schaarse maar goedgeformuleerde bindteksten. De vingers van Franky dansten over de bas, en de met hoed getooide Gunther versmolt alles tot een degelijk geheel gekruid met de nodige orgeltonen. ‘Miss You’ en vooral het tragere ‘You Can’t Always get what you want’ van de ‘Stones’ werd uit vele kelen meegebruld. ‘You can’t always get what you want’ staat nog regelmatig op de setlist van de ‘Rolling Stones’. Overigens een klasse nummer dat ons steeds weer herinnert aan de begin scenes van de steengoede film ‘The Big Chill’ waar een cast van jonge honden samenkomt in een kerk tijdens een iets minder aangename reünie.

‘Piens’ voelde zich duidelijk in zijn sas, supergitarist, waarbij je nooit denkt aan de zoveelste versie van alweer een Beck, Page of Clapton cloon. Nee hij produceert zijn eigen stijl; een zeldzaamheid. Het toont nog maar eens aan dat ervaring en een zeer uitgebreide muziekkennis broodnodig zijn.

Laat ons hopen dat ‘Rockmasjien’, nog een heel lang tijdje blijft doorgaan op dit pad. Overigens hadden zowel ‘Rockmasjien’ als de twee bands die volgden de top of the bill verdient. Maar er moet nu eenmaal een programma worden samengesteld en daarvoor moeten knopen worden doorgehakt.

Night Time Heroes stomende blues.

Net als bij vorige gelegenheden had het team de master of ceremonies micro doorgeschoven naar Karel Meganck die zich gewoontegetrouw schitterend van zijn taak kweet. Al moest hij nu toch even een heksentoer uithalen om zichzelf en de Night Time Heroes aan te kondigen.

We zouden kunnen lyrisch schrijven over alweer een optreden van de Night Time Heroes, maar misschien vindt u dat wat kort door de bocht. We zouden eveneens kort kunnen zijn over het optreden en schrijven dat het gewoon goed was maar ook dit is net weer iets te kort door dan weer een andere bocht. Laat er ons geen doekjes omwinden: de energie spatte er van af, en de NTH band liet de zaal stomend achter. ‘Karel’, ‘Nighttime Charly’ en zijn doorgewinterde kompanen, met op gitaar ook deze keer, een al te bescheiden schitterend werk leverende ‘Peter Bronder’, wisten uit welk vaatje zij moesten tappen. Zij kennen ondertussen het Amber publiek maar al te goed, en weten wat de al wat oudere Aalsterse blues liefhebber verwacht. Ambiance, goede herkenbare songs en de NTH klassiekers zoals o.a. Steamy Windows. Brandt hun setlist op een cd en ga er avond aan avond mee uit de bol. Je zal voorjaren gebeiteld zitten.

John’ Sons, of John Woolley anders bekeken.

Terwijl John Woolley en zijn Sons zich podiumwaarts begaven werd het publiek aan de waggel gehouden met ouderwetse goodtime geluiden van John Fogerty, Status Quo en aanverwante boogie-ende hits uit een ver verleden.

John Woolley heeft er een lange carrière opzitten, maar blijft zichzelf vernieuwen. Weg zijn de Just Born hitjes. Wie daarvoor kwam, was onderweg op een kale reis. Ook zijn ontelbare odes aan Creedence Clearwater Revival waren er deze keer niet bij.

John’s Sons, die reeds een eerste CD afscheidden laten een andere John Woolley horen, waarbij gitarist Herman Kiekens en niet te onderschatten plaats inneemt. Ook John en Herman vielen twee jaar geleden opnieuw in elkaars armen op dit eigenste podium. Het was zoals John aankondigde: een avondje met nummers uit hun John’s Sons Cd en een vooruitblik op de nog te verschijnen opvolger John’s Sons 2, aangevuld met enkele herkenbare covers zoals we die van hem gewend zijn.

Het moet gezegd, de set paste in het geheel en werd door veel Amberianen degelijk gesmaakt. De tijden waarop de Ambergangers meewarig neerkeken op popmuziek ligt gelukkig al lang achter ons. Muziek is immers universeel, en de tijden waarin oudere jongeren hun street credibility moeten vrijwaren is al even achterhaald.

En zullen we drinken, zeven dagen lang? Of zullen we liever doorgaan?

Overigens in recensies zoals deze worden vaak zangers en gitaristen bejubeld, en al te vaak worden organisten, en zeker drummers, vergeten. Daarom bij deze hulde aan al deze muzikanten.

En dat zij even belangrijk zijn mag nog maar eens blijken uit het feit dat zeer recent Richard Starkey, bij u en ons vooral bekend als Ringo Starr, geridderd werd, want geef toe, zonder Ringo, waren de Beatles nooit geweest wat ze geweest zijn en nog zijn, en dat geldt bij uitbreiding voor alle muzikanten die deze avond aantraden.

Om te besluiten deze gedachte: wordt het niet tijd dat iemand een degelijk boek schrijft over de Aalsterse muziekscene? Laat ons wel wezen in een dergelijk opzet mag Den Amber niet ontbreken.

John Woolley was een waardige en mooie afsluiter van alweer een geslaagde reünie. Alle muzikanten werden een laatste keer het podium opgeroepen voor een spectaculaire versie van de door de Rolling Stones grootgemaakte hit van Bobby Womack (ere wie ere toekomt): ‘It’s all over now’.

Misschien klopte dit voor deze avond, maar toch…… hoorden wij daar al niet iemand plannen maken voor een volgende Amber Reünie? Vraag er naar…….

Uw reporter ter plaatse.



Uit een dagboek geschreven in 1968 (deel 3) – Paasvakantie

Forever Young Posted on 19 apr, 2018 22:46

Paasvakantie 1968.

Ik reed rond kwart over een naar school. Aan de beek stond R. een mooie rat te bewonderen die daar als een mes door het water kliefde. Ik leer nu op mijn kamer. Stukken interessanter. Ik kan er steeds de mooie natuur bewonderen. Ik zou den bak moeten in orde krijgen. (radio gekregen van R. die ooit toebehoorde aan zijn grootvader: Rieken de Plekker).

Op school liep alles gewoon zijn gangetje. Spreekbeurt Nederlands, gelukkig een week uitgesteld, wegens afwezigheid van Martine, de lerares Nederlands.

Carnaval kwam en ging in Aalst en Lee, en wij beleven ons concentreren op de meisjes uit de buurt. Al snel bleek dat de ene zijn vis wat beter bakte dan de andere, en dat wat allemaal zo doodernstig bleek, nu vijftig jaar later toch maar wat kalverliefde bleek. Al zal voor enkelen, niet zoveel later, zoals zal blijken, daar pijnlijk verandering in kwam. En toch, we weten nu…. dat niets voor eeuwig is.

Ook in 1968 werd het eerst lente en pas daarna Pasen. Een wetmatigheid als geen ander.

Terugblikken op de lente van 68, en kijken naar de frisgroene nog ontluikende natuur leert mij, dat ik zoveel jaren dit aan mij heb laten voorbijgaan, vermoedelijk in de wetenschap: everything that dies baby, someday comes back, om het met B. Springsteen te zeggen.

En toch als er in het leven iets te betreuren valt zijn het de vele jaren in de gevangenis van een werkomgeving. En te beseffen, dat het anders had gekund….

Neem nu zondag, 24 maart, een typische dag als elke ander of toch niet…..

Een typische dag waarin we doelloos rondfietsten op zoek naar de meisjes uit de buurt. Van het voetbalpleintje van café Fonteintje naar de Molenstraat. Van de Molenstraat naar het jeugdheem, waar men kort daarna de naam van ‘Berg en Dal’ nog zal omvormen naar ‘Dido’, dit nadat Bosteels (een priesterzoon uit een Aalsterse kousenfabriek) de parochie had verlaten voor het naburige Lede. Het waren de begindagen van de opkomst van de jeugdhuizen. Kort daarop liet dezelfde priester, nu kersvers onderpastoor geworden, ook daar een jeugdhuis bouwen en gaf het de al even prozaïsche naam ‘Leeuwerik’. Legendarisch enkel en alleen omdat niet zoveel later de Voodoos er zouden spelen.

De jeugd sprak gewoon over ‘het lokaal’ wanneer ze er heen gingen. Overigens dit Berg en Dal (Dido) had niet direct bij alle lagen van de bevolking een even goede naam. Sommigen hadden het over een duister hok, waar amper een lampje brandde, en waar dingen gebeurden die ze zelfs, in die dagen, niet zouden hebben durven biechten. Weet je wel de Golden Sixties waarin Armand zong over Blommenkinders en waar Boudewijn De Groot Nacht en Ontij voorbereidde. Als de rook om je hoofd is verdwenen….

S. moest met zijn ouders naar het ‘lof’ in de dorpskerk. S. was nog jong en zoals dat heette voorbestemd om net als zijn heer-oom die beeldhouwer-priester was in diens voetstappen te treden. Wat wij toen niet beseften, was dat dit helemaal zijn bedoeling niet was, en dat hij koppig als een ezel, er later ook voor zorgde dat het niet gebeurde. Zelfs al werd hij als interne naar het klein seminarie in Sint-Niklaas gestuurd.

Dat ‘lof’ werd overigens behoorlijk snel afgehaspeld, want amper een half uur later vervoegde S. ons al. R., S. en ikzelf hadden A. en L. zover gekregen dat ze richting Groenstraat reden, waar uiteraard geen geschikte hoek noch kant te vinden was, en de onderneming op niets uitliep.

Daar is de lente, daar is de zon…

Maandag, 25 maart 1968.

De lente liet zich duidelijk merken. Na school bewonderde ik onze hof, die er beter bij lag dan ooit. Nog een es omgezaagd.

Woensdag, 27 maart 1968

Nog steeds dat mooie lenteweer. In de namiddag reden we naar Steenberg, naar de vijver, waar die supergrote ‘groeistenen’ lagen. (*)

Om de een of andere reden kaartten we er na over onze tocht naar Hofstade (bij Mechelen) die we tijdens de grote vakantie in 1967 hadden ondernomen. Wij, dat waren R. en ikzelf en verder W., Marcel en André. Marcel en André waren met het idee komen aanzetten tijdens onze eerste vakantie met een echte werkervaring. Maar dat is een apart verhaal waard. (**)

Donderdag, 28 maart 1968.

‘Het weer zoals het nu is kan ik met geen woorden beschrijven’, concludeerde ik toen.

In de uit beton opgetrokken gebouwen van de staatschool was het om te stikken.

‘s Avonds speelden we Russisch kamp met Magda en Olga. Helaas reeds allebei RIP.

Vrijdag, 29 maart 1968.

Nog steeds: the weather.

Zaterdag, 30 maart 1968.

Grond omspitten in de tuin.

Zondag, 31 maart 1968.

Verkiezingen. Benieuwd wie gaat winnen!

(EDS: Dat ik het nergens heb vermeld wie uiteindelijk de ‘gevallen’ VDB opvolgde, laat zien, hoe weinig, of niet politiek geëngageerd we waren).

Wij speelde ‘katje verbleekens’ (verstoppertje). Een kinderspel, dat we nog wel eens plachten te beoefenen zeker wanneer het andere geslacht aanwezig was, en mee deelnam. R. profiteerde er nog al van door met M. te verdwijnen op de schelf van ‘Sjalen van Lokes Dille’.

Het werd al te snel donker….

Donderdag, 4 april 1968.

V. kwam even langs toen ik aan het graven (spitten) was. ‘t Is af sprak hij’. Ik wist onmiddellijk dat hij doelde op A. Dt zou de situatie in de buurt aanzienlijk kunnen veranderen, bedacht ik, toen met quasi zekerheid.

Vrijdag, 5 april 1968.

Vandaag op de Kleine Steenweg vertelde R. over school, maar hield daar toch snel over op toen zijn jongere broer plots aan kwam zetten. Wat wij wel wisten, maar blijkbaar zijn directe omgeving niet, was dat hij slecht boerde op school, en daardoor bij gasten zat, die wij als bijna kleuters beschouwden. Al zal hij het later in het leven, zoals dat heet, nog bijzonder goed op zijn pootjes vallen.

Zaterdag, 6 april 1968.

Een aantal gasten hebben met de post een kaartje gekregen dat ze zich moeten aanmelden bij de BOB in Aalst. Uiteraard dat dit het gesprek van de dag was. Zelfs M. had een ‘uitnodiging’ gekregen, terwijl zij geen betrokken partij was. Een gast, R., die ze later ‘de pater’ noemden en die daar dikwijls was geweest, kreeg geen uitnodiging.

Wat was er aan de hand? In een naburige wijk had een gast de garage thuis ingericht als ‘privéclub’ met de nogal prozaïsche naam van ‘Snokkersclub’. (EDS: blijkbaar bestond ironie toen ook al). Het betrof een soortement mancave avant la lettre, met schaarse verlichting, zachte oude versleten zetels, en verkoop van drank. En dat kon de BOB niet tolereren, en vermoedelijk ook de buren niet.

Iets dergelijks kwam wel meer voor in die dagen. Sommigen, zoals in Hofstade, reikten zelfs een lidkaart uit, en hoopten daarmee de dans te kunnen ontspringen, maar niets gekaart.

Het verhaal deed al snel de ronde dat het om ‘zedenfeiten’ ging.

O. een boerenzoon was bij de eersten die opgeroepen werd door de BOB. ‘Trek het kort’, zei hij, ‘want ik moet mijn beesten nog gaan voederen’. ‘Hoeveel lampen branden daar?’ snauwde men hem toe. ‘Als de deur openstond en de zon scheen, was het daar klaar, en als de deur toe was brandden er zeven lampen,’ diende hij hen van repliek.

Later nooit nog wat van gehoord. Of er ooit voor de ‘uitbater’ wat gezwaaid heeft is mij niet bekend. In elk geval heeft er naderhand boven de toegangsdeur jaren lang een basketring gehangen, en is er bij mijn weten nooit meer iets geschonken in die garage. Al blijft de herinnering trugkomen, telkens ik er op een zomerse dag langs fiets.

Zondag, 7 april 1968.

Begin van de paasvakantie. In die dagen was er op zaterdagvoormiddag nog les tot ‘s middags.

Naar mijn platen geluisterd.

Ik volg de natuur nu bijna op de voet.

Dinsdag, 9 april 1968.

Op de markt kwamen we C. tegen, een gast uit Lede die in de klas bij V. zat. ‘s Namiddags zakte hij af naar de Kleine Steenweg. We speelden een tijdje voetbal.

(EDS: later in dit verhaal zal ook ene C. opduiken, waarmee ik bevriend werd. Wij waren en zijn nog steeds zeer grote muziekfanaten, met een vrij gelijklopende smaak. Het verhaal lijkt o zo erg, op dat van ene Yvan Vaughn, V. in ons geval, die als gemeenschappelijke kameraad twee uit verschillende scholen afkomstige voor elkaar onbekende personen samen brengt (John en Paul in dat geval)).

Woensdag, 10 april 1968

Kluiten kleinen in de tuin.

Nu het vakantie was liepen A. en L. net als wij dagelijks op de Kleine Steenweg. Zoekend en aftastend. R. verklaarde dat hij er nu werk ging van maken, maar toen de confrontatie zich opdrong, reed hij opzettelijk met zijn fiets in de haag, om op die manier wat achterop te geraken. En ook ons duo bracht extra meisjes uit Lede mee, vriendinnen van school. We kwamen wel te weten dat ze zondag, met Pasen, naar de Bossestraat zouden komen. Naar de jaarlijkse Schoolkenskermis. (***)

Donderdag, 11 april 1968.

Patatten geplant.

Plannen maken over hoe we eventueel een Sachs motortje op onze crossers zouden kunnen monteren. Het was vooral R. die bezeten was door motoren.

‘s Namiddags opnieuw naar Steenberg getoerd.

V. en S. gingen naar de Witte Donderdagmis.

Met V. nog gebabbeld over onze voorkeuren voor meisjes. Lange haren, dat was het waar we voor vielen, en zo liepen er niet teveel rond in de buurt.

In het nieuws: een of andere halfgare nitwit had drie eenden koelbloedig afgemaakt.

(Goede) Vrijdag, 12 april 1968.

Van wie we het geleerd hadden om aan meisjes punten te geven, weet ik echt niet meer, maar ik verdenk sterk R. In elk geval A. kreeg zeker 8,5.

Omdat het plan van die Sachs motor ver boven onze mogelijkheden lag, hadden we besloten, om speelkaarten aan de spaken van het wiel te bevestigen met wasspelden. Tijdens het rijden maakte dat een nogal klepperend geluid.

We beseften pas hoe onnozel we bezig waren, toen de meisjes ons voorbijfietsten. De houten wasspelden lagen snel aan de kant. R. had V. een afspraakje laten regelen met L., en dus die twee verdwenen, elk in een andere richting om elkaar ergens in ‘Den Brekkenaar’ terug te vinden. A. bleef handig uit de buurt, door zich te verschuilen bij een bevriend koppel van haar ouders dat in de de buurt woonde.

Uiteindelijk dropen we allemaal, teleurgesteld af, richting huis.

Zaterdag, 13 april 1968.

Naar Aalst naar de markt, en ‘te biechten’ bij de paters van Sint Job.

Nog wat kleren gekocht. Een broek en een hemd. Vooral dat hemd was ‘de rage’. Een Mao hemd (****) in, als ik het mij goed herinner, fel groene kleur. We leken in die dagen wel heel erg op Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick en Tich. Althans wat het scala aan kleuren betreft.
Deze keer moest R. helpen bij het patatten planten.

Zondag, 14 april 1968.

Al vroegen in de ochtend, stond R. voor de deur, om zijn Mao hemd te showen. We reden naar de beenhouwer, luisterden verder die voormiddag naar de radio.

‘s Namiddags bewonderden wij o.a. het vogelpikken per fiets, en even later het bakschieten per fiets. Helaas vergane volkssporten. A. en L. verschenen op het toneel in gezelschap van een kozijn van L. en die liep te pronken met de mantel van A. rond zijn schouders. Voor V. werkte dat als een lap op een rode stier. En dat liep toch weer niet goed af. We hadden ons van dit weekend duidelijk wat anders voorgesteld.

(*) stenen waarin zich nu nog altijd restanten van schelpjes bevinden. Ooit kwam de zee tot daar. En wie zweet, komt ze ooit haar plaats terug opeisen, as we niet opletten.

(**)Lees: ‘Mijn intens korte ervaring als meubelmaker’.

(***) beschreven in ‘Verbooden scens te scieten’.

(****) Mao hemden. Helaas is hierover op het internet niets, maar dan ook niets terug te vinden.



Uit een dagboek geschreven in 1968 (deel 2)

Forever Young Posted on 19 apr, 2018 01:34

Twee dagen is het nu al schitterend mooi weer. Alles komt in bloei. Veel te vroeg, want de ijsheiligen liggen nog op de loer. Alles komt terug. De geschiedenis herhaalt zich, want ook vijftig jaar geleden beleefden we in die week na pasen heerlijke tijden. Pasen viel in 1968 op 14 april, en de week daaropvolgend beleefden we de paasvakantie. Nog altijd doelloos dagen potverteren, en ons bekommeren om wapperende rokken.

Wanneer ik vandaag door ons dorp rij, zie ik de jeugd bij elkaar troepen, jong en zoekend. Het lijkt nog steeds een beetje ‘dorp’ zoals Wim Sonneveld het ons voor zong. Terug naar het land van Xanadu….

Uit een dagboek geschreven in 1968 (deel 2)

Voor de duidelijkheid ‘lichtjes’ aangepast aan de thans vigerende spellingsregels…

Woensdag, 17 april 1968

Vanmorgen ben ik om een uur of tien opgestaan. Ik ben nog bij de beenhouwer geweest. Meer valt er over de voormiddag niet te melden.

Vanmiddag kwam R. mij halen; de sukkel was met zijn crosser. Ik nam de mijne ook maar. We zijn zo voor de grap naar de turfputten gereden. Ik zou liever eens naar de zavelput gereden zijn, dan hadden we nog kans dat we langs A. konden passeren.

Later op de middag zijn we bij W. gegaan. Met die zijn we dan toch langs de zavelput gereden. Ik werd er helemaal week van, zo prachtig was het daar. R. was daar natuurlijk direct: ‘Zijn we verder jong’? Het is daar een machtig zicht. De ganse natuur zien. Ten slotje zijn we dan toch doorgereden. Op de Kleine Steenweg hebben we daar rondgetoerd. R., V. en ik. Plots zag ik A. en L. uit de richting puitenvijver komen. Ik zei niets en de anderen merkten het pas toen ze de straat op kwamen. Ze trokken naar ‘t winkelken; dat was om V niet te moeten voorbijgaan.

Toen ze meenden terug te komen bleven ze ginder ten slotte op straat staan. Ik zei dan tegen V.: ‘Toon eens dat je naar huis rijdt, ze zullen wel langs hier komen’. Hij deed het. R. ging binnen om een pullover. Ik stond daar en ja ze kwamen. Maar natuurlijk V. kwam terug en ze stapten maar verder. V begon in een rondje te rijden. ‘En straks als ze hier zijn rijd ik hun broek uit’ zei die. Ze hadden namelijk een lange broek aan.

‘Als ge niet stopt rijd ik u omver,’ en ik reed terstond op hem in. Hij moest een zwenking maken.

R. was intussen buitengekomen en ik stond bij hem. V. reed nog steeds rondjes tot vlak voor A.’s voeten.

Toen ze voorbij waren riep hij hen nog na: ‘Is’t een broek met bretellen?’. Ik was vlammendste kwaad op hem. Ik zei een ganse tijd geen stom woord meer tegen hem. Ik ben hem toen beginnen uitmaken voor een zeveraar, een onnozelaar. Die vent kan nu eens geen vijf woorden zeggen zonder te zeveren.

Ik ben nog kwaad op hem. Omdat hij er na die bretellen affaire nog andere stampen in gaf.

‘Gij pakt het toch verkeerd aan’ zij R. ‘Als gij terug met haar zou willen meegaan dan zul je ‘t anders moeten aanpakken,’ zei R. nog.

‘Wel’ was zijn antwoord. ‘Ik ben er toch een paar weken mee geweest en jullie zullen d’r nooit mee meegaan, want ze wilt er geen meer uit de gebuurte.’

‘Ken jij haar tot in haar binnenzakken?’ Vroeg ik hem. ‘Ja’ gaf hij ten antwoord.

Dat maakte mij nog woedender. Ik kan hem niet meer uitstaat. Op de duur ben ik maar gaan eten.

Toen ik terug naar de Kleine Steenweg reed waren ze daar allebei een toertje aan het rijden, terwijl A. en L. er voorbij reden. Ik vond hen dwaas, en R. durft hen niets te vragen. Op een gegeven moment waren ze naar de root(*) gegaan. R. en ik vlogen er achter aan. S. volgde.

‘Zeg als ge ze vastpakt,’ begon hij, maar we schoten in een lach. S. die moet je bezig horen. Hij kan zich dan nog zo beestig slecht uitdrukken. R. en ik reden hen na. S. durfde niet uit schrik dat ze hem thuis zouden zien. En toen reed R. doodgewoon voorbij. Wat kon ik doen als volgen? Ze konden mij ook zien van thuis.

We hebben later op de Kleine Steenweg tot 9 uur wat staan praten met A., d.N., R., J.B. en W.

A. en L. zijn daar geel zeker nog een keer of acht voorbijgereden.

(*)de lange root. Een oude langwerpige vlasput waar ooit vlas werd in geroot.

The legend of Xanadu

You’ll hear my voice
On the wind cross the sand
If you should return
To that black, barren land
That bears the name of Xanadu

Cursed without hope
Was the love that I sought
Lost from the start
Was the duel that was fought
To win a heart in Xanadu

Now no footsteps leave their traces
Only shadows move in places where we used to go
And the buildings open to the sky
All echo with the vultures cry as if to show
Our love was for a day
And doomed to pass away
In Xanadu
In Xanadu
In Xanadu

What was it to you that a man lay down his life for your love?
Were those clear eyes of yours ever filled with the pain and tears of grief?
Did you ever give yourself to any one man in this whole wide world?
Or did you love me and will you find your way back one day to Xanadu?

You’ll hear my voice
On the wind cross the sand
If you should return
To that black, barren land
That bears the name of Xanadu

In Xanadu
In Xanadu
In Xanadu

Songwriters: Alan Blaikley



10 maart 1968

Forever Young Posted on 11 mrt, 2018 12:12

Wat betreft 10 maart las ik wat volgt in het Blommenkindersdagboek op het dagelijks iets degelijks blog van Ronny De Schepper. (*)

Iedereen aanwezig. Hebben door het slechte weer ons met platen spelen moeten tevreden stellen. ’s Avonds zijn we gaan wandelen. Door het vinden van een voetballetje hebben we ons nog goed vermaakt ondanks het feit dat het niet veel op specialistenvoetbal trok. Ook was er onenigheid over het al dan niet gaan naar KSV Temse-Gerda.

Dat het geen al te bijster mooi weer was die dag kan ik beamen. Lees even mee.

10 maart 1968

Wakker geworden en ineens beseft dat het zondag was. Blijven liggen, omdat we toch al de dag ervoor nar de kerk waren geweest. In de voormiddag miezerde het. In de namiddag ging R. met Lutgarde naar de Palace. Om twee uur moest hij aan het station zijn, stond er in de brief die hij van haar had gekregen. Daar stond o.a in dat ik mee mocht, maar daar had ik geen zin in. ‘s Avonds zou R. naar de turnkring gaan. Bij mij rijpte halvelings het idee, om naar een toneelopvoering te gaan in Erpe. In de namiddag druppelde het miezerig. Op de Kleine Steenweg was geen kat te zien, behalve A & L. De ganse namiddag thuis gezeten. Ik verveelde mij en Ik vervloekte de dag. Rond 18 uur naar de Engelse hitparade geluisterd op Radio Two op de lange golf.

Met een, ‘ik ga vanavond naar de Pax’, trok ik de deur achter mij dicht. Er zullen wel bekenden genoeg zijn. En zijn die er niet dan kan ik nog altijd rechtsomkeert maken. Zelfs bij Stuyvers maakten ze zich klaar om te vertrekken zag ik nog. Aan de Vijfhuizen bolde F. mij voorbij met achter in de auto het onafscheidelijke duo A & L. Aangekomen zag ik de fiets van V. staan. Nog even mijn haar in de plooi trekken, terwijl de anderen aan kwamen gelopen. Ik moest eerst nog stomweg betalen, en daardoor verloor ik de anderen met een voorverkoop kaartje even uit het oog, maar geen nood want ik kreeg van het duo al direct te horen: ‘ga maar rechtdoor en daarna sla je links af.’ V. had een plaatsje gehouden voor mij.

Over het toneel vermeldt ik hier tussen haakjes, dat dit machtig geslaagd was.

Het mag duidelijk zijn, dat wij meer geïnteresseerd waren in de pauzes tussen de verschillende acts, waarin wij een luchtje gingen scheppen, en A & L probeerden te versieren.

Zij wandelden richting speeltuin net voorbij het klooster, en V. zei: ‘Kom ga je mee?’ De Stuyvers dorsten niet, en V. en ik sloegen als echte groten onze arm om de schouders van de meisjes, en naar ik mij herinner gaven we enkele snelle onhandige kusjes, en vertoefden voor de rest van de avond in hogere sferen. Vermoedelijk ook de reden dat er van de toneelopvoering niet veel is blijven hangen. (EDS)

Bon, het miezerde dus vandaag precies vijftig jaar geleden.

Ook Zaki kijkt terug.

Ik kocht onlangs een boek over ondeugendER oud worden, van een zekere Jaques Dewaele, al gaf hij het niet uit onder die naam. Tja wie kent hem nog? Zaki blikt terug, of beter kijkt naar zijn tijdgenoten van vandaag, en betreurt het dat wij, ja ook ik, stilaan behoren tot die generatie waar vooral op neergekeken wordt door het jonge grut.

Het boek lijkt wel een verzameling blogteksten.

In de inleiding krijg je als lezer al onmiddellijk wat goede raad mee, voor op je verdere leesreis. Hij stelt: “ik kan nu rustig advies geven, want ik heb het zelf niet meer nodig.” En vervolgt met een tweetal adviezen: reis altijd in eerste klas, anders doen je kinderen het. Tweede advies meer bepaald voor de mogelijke jongere lezers: respecteer de ouderen, ze moesten afstuderen zonder Google en Wikipedia.

Voldoende interessant om over te gaan tot de aankoop van dit werkje uit 2016. Ik had het zelf niet beter kunnen formuleren. Er gaapt een kloof tussen al wie in luiers liep na pakweg 1995 en zij die datzelfde voorrecht hadden begin jaren vijftig. Born in the fifties zong Sting ooit met de Police ergens in het tussentijdperk.

Zaki heeft het er overigens ook een paar keer over, dat de jeugd helemaal niet beseft, dat de oudjes van nu, opgroeiden met Beatles en Rolling Stones. Dat zij het waren die de deuren naar de nieuwe wereld waarin alles wat toen nog verboden was hebben opengegooid. De generatie die nu tegen de 65 aanschurkt liep in 68 door de straten met de bedoeling om de Walen de toegang te ontzeggen aan onze Leuvense universiteit.

Het was die generatie die naar het eiland Wight trok, omdat Woodstock te onbereikbaar was. Het was die generatie die er voor zorgde dat uiteindelijk Playboy in de winkels werd verkocht met blote covers, ontdaan van strategisch geplakte stickers.

In die tijd moest je nog 15 zijn om Kobeke van Ernest Claes te mogen lezen. R. Met zijn lezerskaart van veertienjarige werd prompt teruggestuurd toen hij het boekje op de toonbank van de Aalsterse bib deponeerde. De redding kwam er stilaan toen films als Barbarella met een jonge Jane Fonda opdoken in de bioscoopzalen, en er op de Londense podia zelfs musicals als Oh Calcutta verschenen…..

Het is die generatie, onze generatie, die in veel interessantere tijden leefde, veel strijdvaardiger was, waar nu door de jeugd, die zich afvraagt wie Paul McCartney was, al te vaak wat meewarig op wordt neergekeken.

Je ziet ze inderdaad niet in reclame, niet in hippe tijdschriften, niet in flitsende praatprogramma’s, omdat deze wereld beheerst wordt door een generatie jongere narcisten die zich dansend rond dezelfde vijver vergapen aan zichzelf.

Die generatie die zelfs niet weet hoe een eenvoudig pensioenstelsel als het onze werkt, en nu al moord en brand schreeuwt over hun oude dag, die hun nooit gegund zal worden. Althans dat is wat zij vandaag denken. En uiteraard wat ook elke meeloper op sociale media maar wat graag bevestigt. Met degelijke nitwits, die bovendien ook nog onze wetten bepalen, leven we in een gevaarlijke tijd. Misschien is een van de stellingen in het Zakiboek nog niet zo’n slecht nieuws. Hoe meer geld er nodig zal zijn voor de vergrijsde als maar langer levende horde oude raven, hoe minder men zal kunnen uitgeven aan, legertuig, en hoe dichter de oude hippies bij hun idealen uit de sixties zullen komen: wereldvrede.


Uit een dagboek geschreven in 1968.

Het jaar begon op een maandag precies zoals dit jaar 2018, vijftig jaar later. Citaat: “ Wat ik over deze dag te schrijven heb is niet veel bijzonders”. “Het was een nieuwjaarsdag zonder wit tapijt” voegde ik er nog aan toe…. Nu 50 jaar, na datum, kan ik enkel concluderen, dat dit niet de meest literair hoogstaande openingszin was waarmee ik indertijd in een ‘cahier de brouillon’ een aanvang nam met het noteren van wat er zich in mijn leven, en omgeving, afspeelde. Een beetje vergelijkbaar met het Blommenkindersdagboek op het blog ‘dagelijks iets degelijks’ van Ronny De Schepper. (*)


Eeuwig jong in de Molenstraat.

Een prachtige naam die de tijd mooi samenvat, en omdat 1967 al achter ons ligt en dus die Blommenkinders al bezet zijn, hou ik het op….. Forever Young in Mill Valley. De Molenstraat die bijna aansloot op de Kleine Steenweg, een buurt waar we vaak vertoefden. Aan de ingang van de vroegere villa, van de Aalsterse familie De Wolf-Cosijns, toen gekend als hotel Cottem, lagen aan de toegangspoort twee grote ronde arduinen stenen, die we vaak gebruikten als zitbank. Daar kwamen we vaak samen.

Een greep uit het leven van toen.

Een typische dag zag er als volgt uit: in de voormiddag met kameraden naar de dinsdagmarkt in het naburige Lede fietsen, om er ‘naar de meisjes te kijken’. ‘s Namiddags luisterden we dan bijv. naar plaatjes die de vader van R. had opgenomen op een Sierra bandopnemer.

Er van dromen om zelf een gitaar in elkaar te knutselen, wat doenbaar leek, na het bestuderen van een bouwplan in een boek van de serie Jongens en Wetenschap. Het resultaat kwam in de buurt van wat tegenwoordig een cigarboxguitar heet.

Wapperende rokken.

Ontdekken van de andere helft van het universum, zoals Lennon dat later zo mooi omschreef. De ene interesseerde zich net iets sneller dan de andere aan wapperende meisjesrokken, en mooie benen die voorbijfietsten op minifietsjes. Eigenaardig genoeg hadden wij daar nooit oog voor gehad en plots als uit het niets verschenen ze in de nadagen van de Summer of Love.

Zoals in het leven van V die zich in 1967 bij het begin van de grote vakantie ter gelegenheid van Sevecootkermis een lief opscharrelde. Dat liep vlot in het begin, althans toch voor twee dagen, tot de jongere broer van Marleen VDB, het thuis ging vertellen aan haar moeder, die prompt op haar brommer sprong, en de buurt kwam onderzetten, haar betoog eindigend met de ferme zinsnede: “en wat als er kinderen van komen?”. Tja wat wil je wanneer betrokken partijen zelf maar 13 of 14 zijn? Het was uit… zo ging dat toen.

Er werd wat “afgetast”, letterlijk en figuurlijk in die dagen. Vaak erg onhandig, want er was nog geen internet om ons “op te voeden” of voor te lichten met handige plaatjes of filmpjes.

Voor onze voorlichting zorgden we zelf zoals die keer in de Molenstraat aan de Cottemmolen waar we regelmatig samenkwamen om er over alles en nog wat te palaveren. De watermolen lag aan het einde van de Molenstraat, daar waar nu het natuurgebied solegem Honegem begint. Zekere dag had R een condoom bij zich dat hij van een vriendje op school had gekregen. Waarschijnlijk zal dat toen de eerste “capote Anglaise” zoals dat toen nog heette geweest zijn die we aanschouwden. Omstreeks dezelfde tijd vergaapten we ons aan de plaatjes in een weggegooide Ciné. De tijden zijn veranderd.

De Handelschool

Het was de tijd dat jongens en meisjes nog behoorlijk gescheiden werden gehouden in het schoolleven, en zeker in het katholieke net.

De kameraden waren allen, op een half jaar na, ongeveer even oud, waardoor het kon dat de ene een jaar hoger of lager zat op school. We zaten verspreid over verschillende scholen. De ene in een katholiek college en anderen in het ‘staats’ onderwijs. Allemaal zaten ze op jongensscholen, behalve ik.

Zelf was ik de uitzondering op de regel, en de enige die op een gemengde school zat, deels bewust en deels onbewust, omdat mijn pad nu eenmaal zo gebeiteld werd door enkele elkaar opvolgende leraars frans in de lagere humaniora aan het Aalsterse Koninklijk Atheneum. Daar kon het in de derdes, het eerste jaar van het hoger’ alleen maar fout lopen bij ‘de spek’, een man waarvan de naam mij nu ontsnapt. Om dan toch maar in dezelfde richting te blijven doorgaan was er enkel de mogelijkheid van de beruchte Handelschool in dezelfde stad. Ik kende deze gemengde school al omdat ik er in september 66 een jaar zondagsschool aanvatte bij een onlangs overleden leraar, die we vooral aan het lijntje hielden door hem te laten vertellen over zijn duikervaringen in de Middellandse zee. Op de duur bleef ik op zondagochtend vaker liggen dan dat ik naar zijn verhalen ging luisteren, al moet ik, zeggen dat we van die man toch behoorlijk wat frans meekregen. Mijn belangrijkste herinnering blijft hoe hij ons in lyrische bewoordingen warm maakte voor de toenmalige plaat van Adamo, Inch Allah, de zesdaagse oorlog, het Palestijnse vraagstuk, en ons de tekst echt deed beluisteren. Waarvoor nog altijd dank.

Een van de constanten in dit leven zal toch wel voor eeuwig muziek zijn, en dat was vijftig jaar geleden niet anders….

In die dagen werkte ik aan een Beatles “scrapboek”. Een project waarvoor ik quasi alle Muziek Expressen van de drie jaar ervoor an flarden knipte. Een aantal volleblad foto’s eindigden overigens ook aan de slaapkamer muren. Herstel van de collectie zou dezer dagen niet enkel moeizaam verlopen via talrijke bezoeken aan gespecialiseerde platen en muziekbeurzen, maar overigens ook behoorlijk weghappen in de portemonnee.

Tussendoor lid geworden van de Beatlesfanclub, en in de bib het boekje ‘Wij zijn de Beatles’ van Billy Shepherd (**)meegenomen om er een spreekbeurt uit te distilleren voor de les Nederlands. Alles verliep toen nog op het ritme van de snelheid van het postwezen. Elke dag in spanning naar de brievenbus hollen, om vast te stellen dat de lidkaart er nog niet was, en toen ze dan toch eindelijk kwam, bleek dat er nog een pasfoto op moest, wat weer enkele dagen duurde. Toch iets anders dan eender welk online lidmaatschap waar je de dag van vandaag een muisklik van bent verwijderd.


En dan was er nog de dagelijkse portie radio.

Het exemplaar in onze huiskamer dateerde uit 1956. Het was een SABA. Een exemplaar waarin je bovenaan onder een klep ook nog een platenspeler vond, ook al van stevig Duitse makelij. Een eenvoudige Dual, maar toch eentje waarbij je het element in de toonarm 180 graden kon omklikken, zodat de arm was uitgerust met of een zware naald voor 78 toerenplaten, of een dunnere naald voor 45 of 33 toeren. Jawel 33 toerenplaten moeten dus in Duitsland in Villingen in het zwarte woud waar alles vandaan kwam al voorhanden geweest zijn. Mijn ouders hadden voor de combinatie meer dan 8000 frank opgehoest, wat toen een fortuin moet geweest zijn. Gelukkig was er een doos bijgeleverd met drie 78 toerenplaten: Bobbejaan Schoepen, Ray Franky en het Trio Cortez.

Pas in de nazomer van 66 kocht ik een eerste 45 toerensingle: yellow Submarine, van hoe kon het ook anders, de Beatles. Een single in een groen papieren hoesje, zonder foto, gekocht in de Unic te Lede. Ik zie het uitstallen nog zo voor mij, aan de rechterkant bij het binnenkomen. De Unic is er allang niet meer, het gebouw nog wel, en je kan de plaats nog steeds gaan bewonderen, al staan er nu andere dingen uitgestald, gewoon omdat het een Bel & Bo is geworden.

De radio was voorzien van een FM band, iets wat je toen ook al niet op een doorsnee radio aantrof. Verder was er uiteraard het traditionele groene oog, dat je enigszins kon helpen bij het afstemmen op een of andere verafgelegen post. De afstemschaal daar kon je geen steek op gaan, want dat was een opsomming van Duitse, en andere achter het ijzeren gordijn gelegen onbekende steden. Brussel stond er nog wel op al was het met twee puntjes op de u. FM ws vooral interessant omdat je daar AFN kon opvangen. Amerikaanse radio voor de soldaten in Duitsland, en zijn tijd behoorlijk vooruit. Lange golf was enkel goed voor BBC twee en dan nog enkel op zondag vanaf 18:00 uur wanneer ze de top 20 platen draaiden. Middengolf leverde al die wondermooie muziek op de piratenstations. De golflengten veranderde je door een van de gele drukknoppen in te drukken in een rij die min of meer op een reep witte melkchocolade leek.

Op dat toestel was er met die middengolf een eigenaardigheid. Daar waar op de doorsneeradio links op de afstemschaal radio Veronica op 192 lag, kon je bij ons verder naar links in de 180 meter band. Wanneer je met de rode naald door het stukje afstemschaal tussen 180 en 190 bewoog dan doken daar in de begindagen van 1968 plots radiostations op uit de onmiddellijke omgeving. Het bleek om vooral jonge gasten te gaan, die voor zichzelf een zender hadden in elkaar geknutseld, en daar onderling met elkaar met communiceerden. Dus eigenlijk programma’s hoorde jen daar niet. Het was veeleer een CB avant la lettre, of straffer nog een vorm van chatten zoals we dat nu kennen van het internet. Die gasten opereerden onder tal van verschillende benamingen. Eentje noemde zich Elektron, een andere heette Venus of Vibrato, Atlanta en Halifax.

Ik herinner mij nog de avondlijke spanning, wanneer ik door dat afstemgebied scrolde: zouden ze er vanavond zijn, en zouden ze iets te vertellen hebben. Na enkele avonden was het duidelijk dat die gasten zich voornamelijk ophielden in en rond Aalst. Op een gegeven ogenblik bleek er zelfs eentje mobiel te zijn. Uiteindelijk duurde dit alles bijeen amper enkele maanden, en al snel bleek dat een van die mannen een incognito figuur van de RTT (later Belgacom en nu Proximus) te zijn, waarna het voor de rest van de tijd oorverdovend stil werd in dat hoekje van de radio. Nog niet zo lang geleden kwam ik al kringwinkelend de overbekende Jaak tegen, en om de een of andere reden hadden we het over oude radio’s en specifieke eigenaardigheden met die radio’s. En… hij beweerde een van die mobiele gasten te zijn geweest, al situeerde hij ze een vijftal jaar later. We weten intussen al dat het geheugen mensen vaak parten speelt wanneer het om vroeger gaat, en we weten ook dat het geschreven woord in dergelijk geval uitkomst kan brengen.

Hoe vaak heb ik nadien in februari niet met de naald het gehele spectrum van de afstemschaal doorlopen, op zoek naar het geluid van de op 3 februari gestrande Mi Amigo, het zendschip van Radio Caroline. We weten nu waarom het ophield, en hoe chaotisch het er aan toeging in die laatste dagen van de enige overgebleven zeezender.

Heel even terugspoelen naar….

De tweede januari sloot ik af met enkele oefeningen op mijn mondmuziek: proberen de begintune van de Marseillaise te spelen. Wij kenden dit uit de intro van All You need is love van de Beatles, de uit de vorige zomer daterende single. te spelen. Verder dan die poging ben ik overigens nooit geraakt in het bespelen van een instrument. Beluisteren van instrumenten daarentegen…..

‘All you need is love’ maakte deel uit van een beginnende vinyl collectie die ik toen nog makkelijk kon overzien, en waarvan ik niet kon vermoeden dat ze vijftig jaar later nog steeds zou aangroeien.

Driekoningen, 6 januari, een zaterdag, en in die tijd dus ook nog een halve schooldag, het leven van de jeugd, was toen nog hard…. een marteling om de les godsdienst en daaropvolgend twee uur bijzonder boekhouden uit te zitten.

Met de fiets naar school betekende bijv. ook dat je in het geval van een lekke band, onder de middag, het hele eind te voet naar huis kon lopen. Snel iets achteroverslaan en met een oude rerservefiets terug naar school karren. Welke jongere zou dit vandaag nog doen?

10 januari en het sneeuwde.

15 januari… we kregen opdracht op school om ons te voorzien van de benodigde bankdocumenten voor de les van praktijkboekhouden. Snel naar een paar banken lopen voor een setje wisselbrieven, cheques, warranten en andere ingewikkelde toestanden. ….we gingen met ons vieren naar de Kredietbank om documenten. Ik had het gevoel dat ik hier later ook eens zou zitten…. schreef ik toen letterlijk. Hoe helderziend kan je zijn? Later in de Bank van Brussel waren we van de kaart bij de aanblik van de nog vrij jonge receptioniste, een jaar of twintig, met een stel benen om u tegen te zeggen…. Wow, onze hormonen moeten toen duidelijk opgespeeld hebben.

Leuven Vlaams: de grote stakingen.

Woensdag 17 januari. Het viel niet mee in de klas, en dat was vooral te danken aan die “ros”te van frans. Zal het ooit nog goed komen met de taal van Molière?

Maandag 22 januari. Die van frans werd met de dag kwader. Het lag zwaar op haar maag dat er zich in Leuven iets roerde, en dat men het vooral tegen de franse taal en Franstalige studenten aan de Leuvense universiteit had gemunt.

Woensdag 24 januari. De spanning stijgt in Leuven, waar de studenten duidelijk niet meer akkoord zijn met de Walemannen.

Donderdag 25 januari. Afkondiging op school: morgen staking.

Vrijdag 26 januari. Vandaag was het staking. Ge zoudt de markt in Aalst moeten gezien hebben. Geelzeker 5000 leerlingen waren er. We konden niet binnen in de school. Betogen, zitstakingen. Nadien liepen we de cafeetjes af. Monopole, Las Vegas, de Baccara (***). In den Baccara kwam ik B, mijn achternicht nog tegen. Leuven Vlaams, alle Walen buiten riepen we toen.

Zaterdag 27 januari. Nog altijd staking. Op TV de laatste aflevering van Voyage to the bottom of the Sea.

Ondanks dat er was aangekondigd dat er nog een volle week zou gestaakt worden, stopte de staking op dinsdag, en dat leverde ons thuis in de brievenbus een afwezigheidskaart op.

Woensdag 31 januari. Loos had zich twee moto’s gekocht.

Vrijdag 2 februari. Weer staking op school.

Zaterdag, 3 februari. Rond een uur of zes thuis nog wat plaatjes gedraaid.

Maandag 5 februari sneeuw

Dinsdag 6 februari: zwarte dinsdag. De studenten leggen alles plat. ‘S avonds op de radio geluisterd naar Patapoef.

Woensdag 7 februari: de regering Van den Boeynants is gevallen. De studenten hebben gewonnen.

Vrijdag 9 februari: de les boekhouden begin een half uur nadat ze eigenlijk had moeten gestart zijn. Noot: we hadden een pas afgestudeerde lerares die zoals dat heet “ geen hand kon steken aan haar klas.

Recenseren, het blijft een kunst.

Wat volgt moet zowat mijn allereerste recensie zijn die ik ooit neerpende. Voor verbetering vatbaar.

Zaterdag 10 februari: Magical Mystery Tour (****) wordt uitgezonden op de Nederlandse TV. Gekeken bij R want die hadden antenne op het dak staan en konden dus over de grenzen heen tv kijken.

….Twee ticketjes a.u.b. Dank u wel. Ringo, waarom gaan we daar nu mee op stap? Ach zaag niet zo, tante Jessy. Toen uncle Jack nog leefde, maakte je zo geen ruzie, en zet je niet telkens neer…..

Het begin van een merkwaardige beatlefilm, die heel wat negatieve kritiek kreeg. Maar dat kon ons jonge beatlefanaten niet deren.

I am he, as you are me, and we are all together. I am the eggman, I am the walrus, googoogejoob.

En nog een hoop doldwaze scenes….

Er kwam een vent op het toneel die Elvis imiteerde. Toen die goed en wel aan het zingen was verscheen een stripteasedanseres op het toneel, die zich stuk na stuk begon te ontkleden. Dat was machtig. Ook de uitvoeringen van Blue Jay way en your mother should know, en die prachtige bus: the Magical Mystery Tour, volgden.

Dit was dan het verhaal. Veel meer valt er niet over te vertellen. Het was eigenlijk niet samenhangend. Eindigen deed ik nog met een kwotering. 7/10. Hun vorige film Help! Kreeg een 8/10.

Verder spoelen naar:

Zondag11 februari: naar de cinema FBI contra de blauwe Lotus.

Zondag18 februari: mijn eerste scheerbeurt (nat zoals dat hoorde in die tijd). Cinema Feestpaleis: Guns of Navarone. R zijn vader vond dat we dat meesterwerk moesten zien. In Engeland vangt de zomertijd aan.

Woensdag 21 februari. R zaagt thuis voor een brommer. Zelf zaag ik voor een bandopnemer.

Vrijdag 23 februari: we spreken af om samen met R en een paar schoolkameraden naar Karnaval te gaan met de bus. Karnaval schreven ze in die dagen nog met een K ipv een C.

Maandag 26 februari: voor het eerst binnen in zaal Korenbloem bij Van der Elst waar een grote foto van James Dean aan de muur hangt, en waar we in een kusjesdans doken.

Dinsdag 27 februari karnavalsdinsdag: een flop; bijna geen volk. Terug naar de

Korenbloem, de zaal achter het cafe van Van der Elst en later togen we nog naar de Krocht.

Donderdag 29 februari… het jaar schrikkelt…. zich een dag.

Vervolgt…..

(*) Wanneer ik RDS zijn Blommenkindersdagboek lees, kan ik enkel vaststellen dat ons vriendengroepje zich weinig anders gedroeg dan eender welk ander groepje of dit nu in Erpe dan wel in Temse was. Lees meer bij http://ronnydeschepper.com

(**) Billy Shepherd schreef hdet allereerste boek over de Beatles. Later verscheen nooit meer iets van hem. Vermoedelijk omdat Billy Shepherd niet bestond en Brian Epstein opdracht gaf aan Neil Aspinall (latere directeur bij Apple) uit de Beatlesentourage om een boekje te schrijven onder een pseudoniem. Wie googelt naar Shepherd komt terecht in het ‘Paul is dood’ verhaal en de meest extraordinaire theorie over de vervanging van Paul in 1966, na een auto ongeluk. De Beatles grijpen wel meer terug naar de naam Billy, o.a. op Sgt. Pepper waar Billy Shears opduikt.

(***) 10 plaatjes die in de jukebox van den Baccara staken.

Status Quo Pictures of matchstick men

The Bee Gees World

The Beatles Hello goodbey

The Beatles Magical Mystery Tour

The small faces tin soldier

Amen corner bend me shape me

John Fred and his playboy band Judy in disguise

Engelbert Humperdinck am I that easy to forget

Georgie Fame ballad of Bonnie and Clyde

Meest gedraaid in die dagen the Equals met Hold me Closer, de a-kant van Baby Come Back.

(****) Magical Mystery Tour, in tegenstelling tot de eerste twee films van en met de Beatles was deze bedoeld voor het kleine scherm en niet voor de bioscoop.



Robert Plant 40 jaar on the road.

Recensies in rock Posted on 21 feb, 2018 19:22

Eens je wat ouder wordt verwacht men niet enkel dat je je lot draagt, maar bovendien dat je daarnaast ook nog een buketlist meesleurt, met al die dingen waar je ooit wel eens van droomde, maar nooit de tijd voor nam. Heel duidelijk staat hier ‘nam’ en niet had, want ieder van ons heeft echt wel de tijd voor alles. Je hoeft het enkel echt te willen. En of dit nu bijv. reizen betreft, of uit een vliegmasjien springen maakt weinig uit. Zijn het gelukkige mensen die niet over een bucketlist beschikken? Ik zou het niet weten. De ene wil ooit eens op de Eiffeltoren staan, de ander dan weer zwemmen in de Mississippi, of wandelen op Vuurland. Hoe haalbaarder hoe meer kans dat je ooit een en ander kunt afstrepen.

Zo had ik vorig jaar begin december ‘een concert bijwonen in de Royal Albert Hall’ kunnen wegstrepen, had ik verdomme geweten dat het plaatsvond. Neen dus. Bon, niet getreurd, we zullen ons dan maar laven aan het album dat er gedeeltelijk ten gehore werd gebracht door Robert Plant.

X,Y of Z is een Britse zanger, enz… enz…. kom je vaak als openingszin tegen in artikelen wanneer je informatie zoekt over jouw “favoriete” pop- of rockster. Regelrecht gekopieerd en geplakt uit een Wikipedia artikel. Vaak inclusief onwaarheden, die dankzij deze techniek, zich voor eeuwig en drie dagen nestelen in de uithoeken van het wereldwijde web. Er valt niet veel tegen te doen, behalve misschien een spelletje ‘mens erger je niet’ spelen.

Robert Plant heeft zeer recent een nieuwe plaat losgelaten op de wereld. Maanden op voorhand aangekondigd, of net niet aangekondigd, via een sluwe marketingtechniek, die voornamelijk de pers deed likkebaarden, want zij zagen er tekens van God in, ergens op de Stairway to Heaven, wuivend naar Jimmy Page en John-Paul Jones, om eindelijk Led Zeppelin weer op de rails te zetten. Helaas, nu al tien jaar na 2007 en het O2 evenement voor Ahmed Ertegun bleek het kanonschot een losse flodder. Leperds wisten te vertellen dat in het najaar in Amerika op het Dessertfestival Jason Bonham en zijn band stonden geprogrammeerd, en dat dit vast een ‘cover up’ was van de geplande verschijning van Zep. Helaas.

Eenmaal het duidelijk was dat Robert Plant enkel zijn nieuwste worp aan het promoten was, haakte de persmeute af, en naar hoe het verder verliep op het Dessert festival hebben we het raden. De CD van Plant werd door pers en publiek ontvangen zoals dat tegenwoordig gaat met releases van de “oudere” generatie: twee dagen aandacht, ergens een kolommetje op bladzijde veertien in een muziekblad. Al mag RP niet klagen want de sporadische interviews die hij gaf, werden toch hier en daar gepubliceerd in de gespecialiseerde pers. Jawel zelfs hier te lande schonk Humo er aandacht aan.

Plant verdient meer aandacht.

Hij behoort tot die groep van muzikanten die zich op het muzikale pad begaven om onder andere te ontsnappen aan een oersaai leven. Beatles en Stones en anderen gingen hem voor op dat pad. Beoefende jobs als stratenmaker, of helper in een winkel of assistent bij een grafdelver (Stewart), of op Sheffield Steel’s wijze stalen buizen lassen (Cocker), dreven een aantal jongeren ertoe aansluiting te zoeken bij een of ander beat- of bluesbandje.

Net als Rod Stewart, David Bowie, en nog enkele andere had Robert Plant in de zomer van 68 al een leven achter de rug in de “business”. Plaatjes opgenomen, solo of in groepsverband, en dat zelfs bij gerenommeerde platenlabels als CBS. Lag het aan de kwaliteit van de nummers? Lag het aan het verkeerd pluggen bij pers en radio van deze singletjes? Of lag het aan het belachelijk Dave Dee, Dozy, Beaky Mick & Tich kapsel van onze held, verkopen deden deze 45 toertjes voor geen meter. Wie zelf wil vaststellen hoe goed of matig Robert Plant klonk, moet zich zijn compilatie cd ‘Sixty Six to Timbuktu’ aanschaffen. Daarop vind je materiaal van halverwege de jaren zestig, van o.a. Listen (waar hij deel van uitmaakte) en RP solo materiaal.

Dat zowel Stewart als Bowie die hetzelfde pad als Plant bewandelden en o.a. bij Decca singletjes uitbrachten, het uiteindelijk maakten is toe te schrijven aan het feit dat zij enerzijds ouders hadden, die hen niet verplichten om toch maar naar de fabriek te trekken, en anderzijds dat zij zich in Swinging Londen af en toe lieten opvallen, waardoor hun namen ergens bleven hangen, tot zij doorgespeeld werden aan een producer of manager die uiteindelijk wel potentieel zag in die gasten.

De nog onbekende Plant, de blues liefhebber, treedt in de sporen van o.a. Jagger wanneer hij de micro hanteert tijdens optredens van Alexis Korner en zijn bluesband. Iets wat o.a. Mick Jagger hem voordeed. Plant mag van geluk spreken dat ene Terry Reid, in die dagen, wanneer hij niet zelf optrad dezelfde clubs aandeed, en gecharmeerd was van Robert’s stem. Elke Led Zeppelin fan kent het verhaal van hoe RP bij Led Zeppelin terechtkwam. Led Zeppelin: een merkwaardige combinatie van twee Londense sessiemuzikanten en twee “boerenlullen” uit de Black Country in de Midlands, waarvoor de wereld door de knieën ging.

In een notendop.

Jimmy Page die na een initiële weigering (Jeff Beck hapte toen wel toe), uiteindelijk in de tweede helft van de sixties toch bij de Yardbirds gaat spelen, omdat er een plaats van bassist vacant was, eindigt er zijn carrière, waarbij hij eigenaar wordt van de naam van een “lege” groep, samen met een reeks nog af te werken concerten. Page, zoekt samen met manager Peter Grant, naar nieuwe muzikanten om de lege plaatsen op te vullen.

Enkele jaren eerder nam hij samen met Beck, en groepsleden van de o.a. De Who Beck’s Bolero op, en dat was de sound die hij ambieerde. En om dat te bereiken waren topmuzikanten nodig, of zoals later zal blijken mannen die “toch enigszins leken” op die mannen die hij eerst in gedachten had. Keith Moon drummer en John Entwistle bassist van de Who, aangevuld met de zanger/gitarist van de Small Faces, Steve Marriott, waren de namen die op een of ander ogenblik op zijn initieel verlanglijstje stonden. Zowel de Who, met sterke man Pete Townshend, als de Small Faces zaten in een bijzonder sterke houdgreep van hun management. In het geval van Steve Marriott was het duidelijk: het management liet verstaan dat indien Page nog ooit in de buurt zou komen van hun poulain, hij verder kon spelen op zijn gitaar, maar dan wel met een stel gebroken vingers. Auteur van die boodschap was de vader van Sharon Osbourne. De dochter zal later zelf manager van Ozzy worden. Page zocht en vond een stem die toch wel wat gelijkenis vertoonde met de stem van Steve Marriott. Hij hoefde niet echt ver te zoeken, want Terry Reid zat onder contract bij Micky Most, vriend en compagnon van Peter Grant. Micky Most was zelf een geflopte popster, met uitzondering van de paar jaar succes aan het begin van de jaren zestig, dat hij oogstte in Zuid-Afrika. Most had zich op het managementpad begeven, en scoorde o.a. met de Animals en The House of the Rising Sun een megahit. Later komt daar ook nog Donovan bij, waardoor Donovan op een gegeven ogenblik zelfs zal gekoppeld worden aan Jeff Beck (Zie Barabajagal).

Most was net begonnen met het “lanceren” van de carrière van Terry Reid, iets wat later een groot misverstand bleek te zijn. Het leidde er toe dat Reid besloot om in geen avontuur te stappen, want de Yardbirds, met Page, waren nog slechts een schim van wat ze ooit geweest waren, en vermoedelijk geloofde toentertijd niemand, met uitzondering van Grant, dat Page deze band nog ooit op de rails zou krijgen. Concreet: Reid bedankte voor het aanbod, en suggereerde Robert Plant als een waardige vervanger. En zoals ze zeggen: de rest is History.

Misschien toch nog even dit: Plant zat zelf nog aan een platencontract vast, waardoor op de eerste LP voorzichtig met zijn naam werd omgesprongen. Plant zat overigens in die zelfde periode in een soort van “proefperiode” inclusief betaalcontract, en was helemaal niet zeker dat hij mocht blijven. Wat zou er gebeurd zijn mocht Reid of Marriott zich alsnog hebben bedacht?

Robert Plant beleefde als Percy het engelachtig opperwezen, tussen 68 en 80 zijn carrière hoogtepunt, dansend over vnl. Amerikaanse podia, zwaaiend met de ‘Hammer of the Gods’. Maar niet enkel succes werd zijn deel, ook heel wat miserie daalde over hem heen, bij zoverre zelfs dat men stilaan begin te spreken over een vloek die over LZ heerste. Een vloek die teweeg zou gebracht zijn door Jimmy Page’s verering van het occulte, en zijn aanbidding van Alistair Crowley (*) , van wie hij overigens een vroegere huis (Boleskin House) in Schotland kocht .

Bollocks natuurlijk, maar Plant was na 75 toch nooit meer dezelfde jonge oppergod. Hij kende zelfs een periode, toen Jimmy Page flirtte met sister heroïne, waarin hij af en toe optrad in de Midlands met lokale bands. Het leek wel alsof Led Zeppelin voor hem stilaan een afgesloten hoofdstuk aan het worden was. Een attitude die Page nooit zal kennen.

Omdat de Britse taxatiedienst in 1975 op het punt stond de LZ taart behoorlijk af te romen, besloot het vijftal (Peter Grant mag gerust de vijfde LZ-Beatle genoemd worden), een jaar lang Britse bodem te vermijden en te gaan reizen. Ergens in Griekenland raakten Robert en zijn eega Maureen betrokken in een zwaar auto-ongeval wat hem nagenoeg voor een hele tijd in een rolstoel en vervolgens op krukken deed belanden. Tijdens een van de volgende tournees in de VS kreeg hij het onheilsbericht dat zijn zoontje Karac getroffen was door een zwaar virus. Het kind overleed amper enkele uren later. Led Zeppelin lag in die tweede helft van de seventies opnieuw op apegapen. En het werd nog erger. In een van de Fillmore’s (**) liep een misverstand over het feit dat het zoontje van Grant hardhandig zou zijn aangepakt zo hard uit de hand dat Grant en Bonham er zelfs even in de gevangenis werden gegooid. In hun entourage bevonden zich op dat ogenblik enkele figuren met links naar een wereld waar Zeppelin zich in hun hoogdagen nooit mee zou hebben ingelaten. Of deze feiten mee hebben gespeeld bij Bill Graham, bij zijn besluit om te stoppen met “zijn” Fillmore East- en West rocktempels weten we niet. Wel verklaarde Graham ooit dat het niet meer leuk was omdat het allemaal teveel business was geworden en te weinig nog rond muziek draaide.

Voor Plant zal uiteindelijk het leed nog aangevuld worden in september 1980, toen zijn maat John Bonham, de drummer van de band, dood werd aangetroffen aan de vooravond van repetities voor alweer een Amerikaanse toernee, die er nooit meer kwam. In december 1980 verklaarden alle leden van Led Zeppelin dat ze zonder hun vriend onmogelijk nog verder konden functioneren als band.

Het zal duren tot december 2007, 27 jaar later, eer er nog een eenmalig full concert komt.

Noch John-Paul Jones noch Jimmy Page hadden voor Led Zeppelin een echte solocarrière. Robert Plant is dan ook de enige die al snel in de jaren tachtig de draad opneemt en enkele lp’s uitbrengt. Helaas voor de fans blijkt dit muziek te zijn waarop zij niet echt zitten te wachten. Plant was getransformeerd van een langharige rockgod tot een eigentijds gekapte krullebol (geheel in de stijl van de jaren 80), die muziek uitbracht die mijlenver stond van het LZ repertoire. Best nog te vergelijken met wat Paul McCartney uitvrat met Wings na zijn Beatlejaren. Namelijk de hele wereld tegen jezelf opzetten, door het uitbrengen van een serie “middelmatige” platen.

Toch zal Robert Plant gedurende zijn hele verdere carrière regelmatig terug grijpen naar aparte dingen waarin hij schittert. Bijvoorbeeld al heel vroeg in de jaren tachtig met de Honeydrippers Vol 1 (er moet nog altijd een vervolg komen), een must, waarop hij oude nummers aanpakt, en waar zelfs Page en Jeff Beck even mee aantreden. In ‘Sixty Six to Timbuktu’ blikt hij terug op zijn carrière en voegt hij er bovendien enkele schitterende nummers aan toe. Het uitstapje met Allison Kraus levert hem zelfs een Grammy Award op. Wat hem nog het dichtste bij Zeppelin bracht was de periode Page-Plant ten tijde van de de MTV unplugged concerten. ‘Walking into Clarksdale’ blijft een erg onderschatte plaat. Eentje dat nog steeds vooraan staat in onze luisterkast.

Het opnieuw de baan op trekken met oud bandleden van de Band of Joy moet hem zeker deugd gedaan hebben. Plant blijft gelukkig een entertainer die niet enkel nieuwe songs baart, maar die ze ook nog steeds graag live brengt, en vooral dan in kleinere locaties zoals ons eigenste Lokeren.

Zijn recentste platen, vanaf 2000, zijn bijna als een geheel te beschouwen en daar zijn de Sensational Space Shifters niet vreemd aan. Plant laat ook duidelijk verstaan dat hij blijft geloven in een versmelting van Keltische muziek, oosterse klanken, rock en blues. Het is precies die mengeling die leidt tot een unieke ‘Plantsound’. Hij schuwt niet langer meer zijn verleden. Het mag al eens klinken zoals ten tijde van LZ, en live sijpelen gelukkig ook regelmatig oude songs door naar de playlist.

De huidige Sensational Space Shifters is een samenraapsel van topmuzikanten die de laatste 25 jaar her en der hun sporen verdienden. Neem nu xxxx de gitarist van Cast, die samen met John Power van de La’s (There she goes) indertijd bij Cast zorgde voor drie heerlijke platen, helemaal in de sixties-who stijl.

We schreven het vroeger al: LZ is voorbij, en een toernee waar iedereen blijft om schreeuwen is eerder een schreeuw naar de eigen jeugd. Plant staat niet meer op een podium, bovenlijf ontbloot, zwaaiend met de microfoon, zijn stem verheffend als ware hij de rockengel zelf, die men in hem zag.

De man is letterlijk teruggekeerd naar zijn roots, en woont terug in de black country in de buurt van Kidderminster, waar hij zich regelmatig vertoont in de lokale pub. Ook in Hay-on-Wey, waar wij regelmatig te vinden zijn bij Haystacks, de lokale platenshop, duikt hij regelmatig op. De artiest die hij gebruikt voor zijn hoes ontwerpen woont er. De buitenmens in Plant is teruggekeerd, en vermoedelijk kan het Londen van Jimmy Page hem vandaag de dag gestolen worden. Valt dit te betreuren? Helemaal niet. Het oeuvre wat hij ons tot nog toe naliet is meer dan het beluisteren waard. Zoek het zelf maar uit.

The May Queen

Dat Robert Plant een songtekst schrijft met als titel The May Queen zal, wie al wat ouder is, aangenaam treffen, want herinneren we ons de May Queen niet uit Stairway to heaven? Voor alle duidelijkheid deze song pretendeert nergens een vervolg te zijn op Stairway to Haven. Het leert ons wel dat Plant, oud of jong; nog steeds met dezelfde dingen bezig is. Dat hij bij wijze van spreken bijna geen haar veranderd is, en dat is maar goed ook. Hij kijkt nog steeds door het venster in de maand mei, en stelt vast dat de meibomen bloeien. Muzikaal is dit een regelrecht vervolg op de songs die hij maakte met de Space Shifters op zijn vorige CD Lullaby and… The Ceaseless Roar uit 2014

New World….

In New World, leren we een en ander over migranten, maar tezelfdertijd rekent RP af met slavernij: ‘kneel before the sword’, en heeft hij het verder over ‘educate the Noble savage…’ Een eerste song die gedragen wordt door een wat zompige beat en waarin Justin Adams mag laten horen hoe mooi hij wel gitaar kan spelen.

Season’s song

Een liefdesgedicht over de seizoenen van het leven, over ouder worden, en rust vinden in zijn geboortestreek, over de woestijn in zijn ziel. Over afscheid nemen:… when all is said and done… Plant wandelt door een lieflijk landschap en neemt het leven in ogenschouw.

Dance with you tonight Laat ons nog even dansen voor het te laat is, laat ons de verdwenen klavervelden betreuren. Hier herneemt de band wat ze in New World begonnen. Diezelfde wat zompige beat, als was het om ons duidelijk te maken dat Plant op deze CD een zekere boodschap uitdraagt. Misschien is nog niet alles verloren: kom aan en dans met mij. De vlam brandt nog hevig. Er is nog hoop.

Carving Up The World Again met als ondertitel a wall and not a fence…. Plant laat zijn hart spreken, begeeft zich op politiek pad. Het zal dus wel heel diep zitten, want dit is niet echt van zijn gewoonte. De song opent met: ‘De Russen, de Amerikanen, de Britten en de Fransen’… ‘ze verscheuren opnieuw de wereld’, … ‘a whole lotta posture and little sense’…. En beetje wrang om de woorden whole lotta in dit verband te moeten horen.

In A way with words gaat hij door op hetzelfde elan als eerder in seasons’s song met het betreuren van een wereld die niet meer dezelfde is. Laat mij gerust voor zolang het nog duurt. Loving up a storm (waar kwamen we deze titel nog tegen) now… Many Times I fell from Grace. Once again our world will shake…. persoonlijk (in de trant van Jimmy laat me eindelijk met rust) of kijkt hij toch eerder bitter naar wat zich in de wereld afspeelt? Ingehouden, ingetogen.

Carry Fire. Na een korte stilte, die ons wat herinnert aan het ogenblik dat we de eerste keer Sgt. Peppers omdraaiden, klinkt een wat oosters getint geluid. Al zijn we dit van Robert Plant intussen gewoon geworden, zij het in beperkte mate op dit nieuw album. Het doet ons denken aan een rondedans rond een kampvuur, waarbij dansende indianen het vuur eren. De titelsong van de plaat komt pas aan bod wanneer we ons al halverwege door deze nieuwe worp van RP hebben geworsteld. Een ode aan zijn geboortestreek en de Welsh mountains rond Bron-Y-our, waar hij ooit LZ naar toe leidde?

Bones of Saints. Een aanklacht tegen oorlog, wapens, enz… schepen worden geladen vliegtuigen worden geladen, muren worden opgetrokken, waarbij hij zich afvraagt: ‘wie heeft het geld en waar komt het vandaan? Wie koopt de kogels, wie verkoopt de geweren?’ Terechte vragen gezongen tegen een refreintje van no, no, no.

Keep it Hid lijkt op het eerste zicht een liefdesliedje, een mamma-baby song, maar pas het toe op de wereld, en de vraag: ‘waar ga je schuilen wanneer het koud wordt, wanneer de zon niet meer schijnt’ stemt je opnieuw tot nadenken. Terechte song, die enigszins jazzy aanvoelt, met in het midden een mooie gitaarbreak.

Bluebirds over the Mountain. Gedreven traag voorbijglijdende rocksong, die zeker live zal gesmaakt worden.

Het enige nummer waarin hij zich vocaal laat bijstaan door niemand minder dan Chrissy Hynde van de Pretenders. We herinneren ons overigens het nummer uit de natijd van de Beach Boys. Een cover van een Ersel Hickey song uit 1957, ooit nog gecoverd door Ritchie Valens.

Toch alweer een nummer over verlies.

Heaven Sent. Afscheid, the long goodbey, afscheid van iemand van wie je houd…. al wat je nog had willen doen en zeggen, maar helaas…. mijmerend in de wat lome stijl van de great American songbook. Plant laat op deze CD opnieuw zien, dat hij meer met zijn stem aankan dan wat we doorgaans van de engelachtige Percy gewoon zijn.

Dit is geen CD in de Led Zeppelin lijn, geen ellenlange gitaarsolo’s waar sommigen de creeps van krijgen, maar wel een Plant in betere doen tegen een achtergrond van een spaarzaam mooi geborduurde achtergrond van geluiden, die nu eens Keltisch, dan weer werelds en dan weer rockerig klinken. Bij wijlen hoor je de stap van de dinosauriër, en is een glimlach op zijn plaats omdat dit toch fantastische herinneringen oproept.

Een warme oproep aan iedereen die Plant ooit afzwoer in de jaren tachtig: neem de moeite om hem opnieuw in de armen te sluiten. De man maakt nog steeds muziek, waar elke beginnende band alleen maar van kan dromen.

Discografie Robert Plant

Studio albums

Pictures at Eleven (1982)

Live albums

Singles (42 singels in totaal)

(*) Alistair Crowley, was een Brits schrijver en excentriekeling die zich met het occulte bezig hield.

(**) Fillmore East en Fillmore West waren twee rocktemplels waar quasi elke rock of bluesband aan het einde van de jaren 60 en begin 70 speelde. Van heel wat van die concerten bestaan live opnamen die jaren later op CD werden uitgebracht. O.a. Ten Years After.



Elisa Waut 2017 Een portret in een landschap.

Recensies in rock Posted on 22 jan, 2018 00:41

Uitgerekend dit weekend in 2017 mochten wij ons “Ter Kamme” begeven in de prochie van “Wezembeke”, om er te verdwalen in een “Waut” van aangename klanken en sferen….

Foto: lokatie Aalsters stadspark.

Nooit gedacht dat we dit nog zouden mogen smaken. Alhoewel, het album Portraits and Landscapes uit 2015 was mogelijks een subtiele hint naar wat deze woodnymf blonde nog in petto hield. En woodnymf en blond, dat is ze nog altijd, dat leidt geen twijfel. We zijn met zijn allen een stukje ouder geworden, en we verlangen allemaal zo nu en dan naar een flard van onze “jeugd”, toen alles nog groener, eenvoudiger of minder gecompliceerd was. Alhoewel, was dat wel zo? Had Elisa Waut het toen ook al niet over Russia? Het lijkt wel of de wereld flashbacked naar de tijd van 35 jaar terug.

Elsje Helewaut en haar naasten nog eens beleven op de avond waarop uitgerekend Donald T. Zich in een wit huis nestelt, en Teresa M. hem vriendelijk toelacht, zal ook wel blijven hangen in onze gedachten.

In een wereld die tot een dorp is verworden, en waar sociale media niet meer weg te denken zijn, kan het nog mooi zijn. Zeker voor wie social media als facebook of twitter verstandig gebruikt, ontdaan van alle nietszeggende reacties op vaak ongelezen artikels die de media dagelijks moeten ophoesten, willen ze overleven. Althans dat lijkt mij toch wat ze denken.

Nu alweer wat maanden geleden “ontdekte” ik Elsje Helewaut op fb, nadat ik ook alweer enige tijd geleden aangenaam verrast werd in de Mediamarkt met een nieuwe Elisa Waut CD. Het deed nog meer plezier vast te stellen dat het de artieste zelf was die facebookte in tegenstelling tot sommige andere sterren die zich hierin laten bijstaan door een of ander sujet, dat niets om handen heeft en dan maar wat nietszeggende reacties post op berichten van de “fans”.

En het werd nog mooier, toen bleek dat de band zich ook nog eens “ter podium” zou begeven. Slechts enkele sporadische optredens, waaruit ik met graagte de passage in de Kam te Wezembeek selecteerde.

De Kam, Ik kwam er vroeger wel eens op vrijdagavond toen daar maandelijks een aantal IBM’ers vergaderden, die elkander de knepen van OS/2 aanleerden. Het heeft helaas niet geholpen en het beste Operating System ter wereld is dan ook ter ziele gegaan. Al denk ik ook nog met graagte terug aan die keer dat ik met een van mijn toen nog jonge zonen (op een nog niet volgroeide fiets) de volledige gordel peddelde. Op de binnenkoer van de Kam, die fungeerde als aan een van de aan te doen haltes, speelden de Romantics oude Shadows hits. Wie zich in muziek interesseert ontdekt vaak op de meest onverwachte plaatsen mooie dingen.

Dat men uitgerekend dit sfeervol zaaltje uitkoos voor twee uur sfeer, twee uur wegdromen, twee uur zich wentelen in heerlijke muziek, koesteren, genieten van een heel wat rijpere versie van Elisa Waut, daar konden we geen neen tegen zeggen. Beter dan we hen ooit mochten meemaken. Dit optreden zovele jaren later, na, onze eerste kennismaking in een Beverse spiegeltent, wordt bijgeschreven bij een handvol andere mooie momenten.

De band bestaat nog steeds uit Elsje en Chery Derycke (backingzang) en broer Hans Helewaut. Hans bespeelt, vermoeden we, zowat elk denkbaar instrument, en dit met verve. Bovendien leerden we hem intussen ook CD-gewijs kennen via zijn jazzuitstapjes. Aangevuld met gitaar, bas en orgel, bespeeld door een stel jongere goed uitgekozen muzikanten, was dit een mooi podiumvullend gezelschap. Elisa Waut, de groep bestond voor dit optreden uit, Elsje, Chery en Hans, aangevuld met Vincent Pierins op bas , Steven de Smedt op gitaar , Benjamin Jacobs toetsen, en drummer Michaël de Greef.

Al zullen uiteraard velen in de eerste plaats bewonderend hebben gekeken naar de hoog gehakte in een wervelend kleedje gestoken blonde bosnimf. De nummers werden ondersteund door geprojecteerde beelden, soms uit oude clips, soms gewoon uit de natuur geplukt. Verschillende nummers kregen nog wat meer betekenis, omdat we nu weten, waar of voor wie ze werden geschreven dankzij de vakkundige introducties door de zangeres. U vraagt zich natuurlijk af, welke hapjes ons werden voorgeschoteld? Uit een rijk gevulde carrière werd een heel herkenbare set geplukt, ook met aandacht voor het nieuwe materiaal, waar u vast en zeker naar op zoek moet gaan. Inderdaad, zoeken, want onze radiostations, en vooral het jongere grut dat er ongegeneerd de laatste digitale riedels mag in onze richting schuiven, weet niet meer van Elisa Waut. Tevergeefs blader je door ‘den umo’, toch het blad van de Rock Rally, waar ze meer dan waarschijnlijk ook niet meer echt goed weten wie er ooit het ereschavot mocht beklimmen (*). Juist ja.

Aangenaam verrast waren wij ook door twee nummers die nu voor het eerst live konden gesmaakt worden: de Turalura bijdrage: ‘Doe, doe het niet meer’, en ‘Sailers don’t cry’, wat ze samen maakte met RVHG, voor de gelijknamige film van Mark Didden.

Uiteraard waren er de klassiekers: Four Times More (verdient het zeker om met dit nieuwe arrangement heruitgebracht te worden), Russia, After Today, Vanilla, en het aan een ‘droeve postzegel’ opgedragen Sad King. Materiaal uit hun nu helaas nog moeilijk te vinden vinylplaten en CD’s.

Toch werd er ook geput uit hun laatste drie cd’s, waarvan vooral de eerste twee uit de spiritueel bevlogen periode van Elsje komen. Hun laatste uit 2015 sluit opnieuw meer aan bij de Elisa Waut die de meesten onder ons beter kennen. Maar ook helaas deze CD is via de reguliere platenzaken, voor zover die er nog zijn, amper nog te vinden. Radio en TV hebben blijkbaar enkel nog oog voor Elsje, op die ogenblikken wanneer ze het over een totaal andere problematiek heeft. Jammer want op die manier mist de goegemeente een brok beklijvende muziek. (**)

Bij gelegenheid duik ik nog in mijn RV archieven, en laat ik iedereen meegenieten van een toenmalig interview uit de vroege jaren tachtig. (***)

Overigens is het niet enkel Elisa Waut, die hier bij ons de betere muziek van de jaren tachtig laat herleven. Ook Lavvi Ebbel werd nieuw leven in geblazen door Cas Van der Taelen, die we vorig jaar geweldig uit zijn bol zagen gaan tijdens de viering van William Souffreau 70, en die nu bijgestaan wordt door Kloot Perwez, ook al een van de ’tachtigers’. De Aalsterse band Isopoda, goed voor twee schitterende progrock albums, treedt ook opnieuw af en toe aan, en denkt zelfs aan nieuw werk. Al even Aalsters en ook weer van de partij, met een nieuwe CD, is John Woolley, deze keer als John’s Sons. Op 24 maart live te aanschouwen in De Brug te Aalst. Er zullen er nog welk meer zijn, die tegen de pensioenleeftijd aanschurken en die het voelen kriebelen, wat voor ons alleen maar mooi meegenomen is.

Volg Elsje Helewaut op facebook, of loop even binnen in de Ark van Zarren, misschien zingt ze wel voor jou de pannen van het dak…. of vertelt zij jou dat er meer optredens komen. Hint, hint, hint……

(*) Humo’s rock rally bestaat intussen 40 jaar. Elisa Waut was ooit de vierde winnaar in 1984.

(**) Herbekijken de VRT uitzending hier.

(***) Rode Vaan interview.



Jaaroverzicht 2017

Het Lijsternest Posted on 16 jan, 2018 00:45

1968 komt er opnieuw aan. Het is te zeggen de herinneringen die men zal ophalen aan wat vijftig jaar geleden gebeurde. Mei 68, Leuven Vlaams, de Parijse rellen, de dood van zowel Martin Luther King als Bobby Kennedy, de start van Led Zeppelin, de Beatles die stilaan uit elkaar groeien, en de vermaledijde Yoko Ono die plots alomtegenwoordig is. Het was me wat.

Muziek.

Laat ons nu vooral nog even terugblikken op 2017, en zoals gewoonlijk doen we dit aan de hand van boeken en platen/cd’s die we vorig jaar aanschaften. Kortom we duiken even in het Lijsternest. Het klinkt wat afgezaagd, maar ook dit jaar teveel Kringwinkels bezocht op zoek naar langspeelplaten waarop molens staan afgebeeld. En en passant teveel ander toevallig aanwezige cd,s lp’s en boeken mee naar onze ‘mancave’ gesleept. Af en toe toch wat nieuw materiaal aangeschaft zij het dan voornamelijk van de oudere generatie. Nog steeds te weinig tijd om deze te verspelen aan jonge nitwits, die vanop hun zolderkamertje de wereld proberen te veroveren, met weinig originele klanken. Net als vorige jaren ontdek ik wat echt goed is in de jaren er na. Ik zeg maar wat, Ben Harper of The War on Drugs en tal van anderen.

Live concerten.

Weinig concerten bezocht, maar wat we zagen mocht er zijn. John Fogerty, die op zijn ouwe gitaar de sterren van de hemel speelde in het Antwerpse Sportpaleis. Men had eerst geprobeerd om hem in de LottoArena onder te brengen, maar dat was buiten de talrijke CCR fans gerekend, die ons landje rijk is. William Souffreau begaf zich nog maar eens op de solotoer, en bracht een puntgave nieuwe CD op de markt, waarin hij uitgebreid terug blikt op zijn jeugd in en rond Aalst: Den Amber, waar den Blues kwam, El Gringo in Hekelgem waar hij speelde met Irish Coffee toen die nog de Voodoo heetten. Tabacco Fields, de toebakvelden, waar hij als kleine jongen in de jaren vijftig in verloren liep, en veel meer fraais. Hij liet zich bijstaan door een schare topmuzikanten op deze plaat, want hoe anders kun je Jan Hautekiet, Jan Oelbrandt of Jean-Marie Aerts noemen. Een deel van hen gaf dan ook present in de Aalsterse werf, bij de voorstelling van de CD. William is wel voor geen gat te vangen: Irish Coffee wordt even geparkeerd, en hij trekt nu het land door in zijn eentje, meestal bijgestaan door een andere gitarist. Kloot Perwez en Jan Oelbrandt stonden al samen met William op een podium te lande, om samen doorheen meer dan 50 jaar muziek te struinen, en enkele parels uit ons verleden te laten herleven. Uiteraard vermengd met Tobacco Fields nummers.

Een toevallig meegepikt memorabel halfuurtje, tijdens een repetitie van een uit jonge universiteit studenten bestaand filharmonisch orkest in Bangor, in de buurt van waar ooit de Beatles zich leerden te verdiepen in oosterse mystiek, reken ik bij de muzikale hoogtepunten van 2017.

En dan was er bijna een jaar geleden dat schaarse topconcert dat we konden meepikken van Elisa Waut. Van een zeldzame schoonheid, waar we nog op terug zullen komen.

Literatuur?

Boeken? Ik hoor het je zeggen. Opnieuw een volle wasmand meegesleept uit Albion, het door Brexit geteisterde buurland. Hay-on-Wey blijft een jaarlijks te bezoeken boekenoord, waar je nog altijd op literatuur beluste ‘boekdiggers’ tegenkomt. De bookshops die er nog zijn houden gelukkig stand, en de ‘kindle’ (elektronische boekversie) is er nog altijd verboden, althans volgens Richard Booth die zichzelf uitriep tot King of Hey.

Nu we het toch over reizen hebben in het afgelopen jaar: 2017 was een rustig jaar met slechts een uitstap naar Noord-Wales. Leven in Llanwrst, Betws-Y-Coed, markten in Chester, rondstruinen in Bedgelert, een Welsh koor meepikken in Saint-Mary’s Church, Jazz at the Stables. Onderbroken voor een weeklange bustrip doorheen Midden-Engeland, The Black Country, om er de oudste relicten van de Industriële Revolutie te bezoeken. Genieten van de aanblik, van hoe ze stopnaalden en ‘kopspellekes’ maakten in Redditch, hoe ze Chinees porselein namaakten en zo de fijnste China bone tafelserviezen maakten. Ook het fameuze ‘Royal Doulton’ servies van madame Bouquet (Bucket) stamt uit die tijd, en werd vervaardigd in soortgelijke fabrieken. We zagen hoe indertijd het fameuze Sheffield Steel tot stand kwam. Mannen die op hun buik lagen achter door water aangedreven sneldraaiende slijpstenen, waarop ze messen slepen, terwijl de vonken rond hun oren gensterden. De streek rond Birmingham is een must voor wie zich wil onderdompelen in een tijd waarin de tweede industriële revolutie plaatsvond.

En ook een beetje voor wie wil zien waar Robert Plant, het goudgelokte lentekind van Led Zeppelin opgroeide. Daar waar onze held af en toe al eens binnenwipt in een lokale wijnbar, en hij op de vraag: “Waar bevindt zich het toilet?” te horen krijgt: “Just take the stairway to heaven Robert”.

A year in pictures.

Dankzij Apple’s Ipad en een eenvoudige appje waarmee je in een handomdraai collages in elkaar draait, werd 2017 dan toch weer voor een stukje gedocumenteerd. Op naar 2018, voor weer meer tijd, vreugde, muziek, molens, en…. we zien wel wat er komt.

Tot slot mijn eigenste meest democratische lijst van 2017.

Ik heb niets gehoord dat beter klonk dan wat mijn topspot bekleedt.
De muziek begint stilaan te lijken op de wereldliteratuur, waar ook James Joyce nog steeds niet werd overtroffen. Zo zie je maar…. de lijst.

Albums CD/LP

25 LP Les Paul Now!
24 LP John Fogerty Centerfield
23 LP De Piotto’s Live at de Lanteern
22 CD Woody Allen Wild man Blues
21 CD Cyndi Lauper Memphis Blues
20 LP Mose Allison Mose in your ear
19 CD Greatfull Dead The Greatful Dead 50th Anniversary edition
18 nCD Jeff Buckley Sketches for My sweetheart the drunk
17 CD Mahavishnu Orchestra The lost trident sessions
16 CD The Filmore East Last 3 nites
15 LP Elvis Presley Elvis as recorded at Madison Square garden
14 CD Big Star Live at Missouri University 4/25/93
13 CD Sharleen Spiteri The Movie songbook
12 CD Hans Dulfer Big Boy
11 CD Last of the Teenage Idols Alex Harvey
10 LP It’s a beautiful day It’s a beautiful day
9 CD Deborah Bonham The old Hyde
8 CD Neil Young Promise of the Real The Visitor
7 CD Van Morrison The authoriteit Bang collection
6 CD The Rolling Stones On Air Deluxe Edition
5 CD William Souffreau Tobacco Fields
4 CD The War on drugs A deeper understanding
3 CD/DVD Jeff Beck Live at the Hollywood Bowl
2 CD Robert Plant Carry Fire
1 CD Sgt Pepper deluxe Edition

Concertlist

10 Ladies of the Sixties Westrand Dilbeek
9 Havenfeesten Terneuzen optreden Spank
8 Betws-y-Coed Stables Jazz Rag
7 Saint Mary’s Church Choir Festival Cor Meirion Prysor
6 Het Zesde Metaal in Erondegem Witlof sessie
5 Variomatic Molenfeesten Meerbeke
4 Aalst De Werf William F Souffreau
3 Retro-Vinyl concert: William Souffreau en Jan Oelbrandt
2 Avond John Fogerty Sportpaleis
1 Elisa Waut in De Kam Wezembeek

Een van de zeldzame ogenblikken om te koesteren mochten we begin 2017 evenaren, toen Elsje Helewaut nog even in de spotlights verscheen. Een terechte nummer 1.

De boekenlijst (muziek)

20 Last shop standing

19 Time to say hello Katherine Jenkins The autobiography

18 John Lennon songs explained

17 Ready Steady Go, Shawn Levy

16 Samuel Charters The roots of the blues

15 Nelson George The death of Rhythm & blues

14 John Lennon A spaniard in the works

13 John Lennon brieven

12 Rock Werchter Jan Delvaux

11 Patrick Roufflaer Bob Dylan in de studio

10 The Who in the sixties

9 Polly Marshall Arthur Brown The God of Hellfire

8 Geschiedenis van de Luit en de gitaar

7 Rough Guide to Rolling Stones

6 Tony Visconti

5 Radio Caroline

4 Pete Frame’s Rock Family Trees

3 Guy Peelaert Rock dreams

2 Jimmy Hendrix by Kurtis Knight

1 John Lennon by Dezo Hofman

Overige boekentitels

15 Wirral street AZ atlas

14 Kristien Hemmerechts Wit zand

13 A Miror of Mediëval Wales.

12 IBM en de holocaust

11 The art of Patrick Nagel

10 Amy Shumer

9 Brigitte Bardot beschreven door Francoise Sagan

8 Molens van mijn Vlaanderen Joseph De Zitter

7 Molens in de gemeente Hulst F.D.M. Weemaes

6 Techniek industriële revolutie

5 Alexandre Dumas Les trots mousquetaires

4 Jef Van den Steen Belgian Family Brewers

3 Griet op de Beeck Vele hemels boven de zevende

2 William Blake introduced and edited by J. Bronowski

1 Molvanië Jetlag reisgids



Ik was vijftien in….

Forever Young Posted on 31 dec, 2017 01:28

Was 1967 alleen maar rondlopen met bloemen in je haar?

Nog eenmaal terugblikken op het magische jaar 1967, al was zoals verder zal blijken 1967 toch nog meer dan rondlopen met ‘bloemen in je haar’.

Iedereen beleeft in zijn of haar jeugd wel een scharnierjaar. Een jaar waarin je bijv. van school verandert, of een jaar waarin je voor het eerst een cafe binnenstapt, een jaar waarin voor het eerst merkt dat ‘the other half of the sky’ ook bestaat. Een jaar waarin je voor het laatst nog echt lekker lui van een vakantie kan genieten, of waarin je ontdekt dat een vakantiejob als een hel kan overkomen (meubels polieren bij P. De Neef bijvoorbeeld). Wanneer je vijftien bent duren grote vakanties nog eeuwig, zeker wanneer je nieuw speelgoed ontdekt. In ons geval was dat de ‘puitenvijver’ dichtbij de Kleine Steenweg. Een jaar eerder had men een lokale poel gekend als puitenvijver omgevormd tot een echt grote rechthoekige vijver, met de bedoeling daar later vissen in te kweken. Een vijver met een diepte van ongeveer een meter en een lengte van meer dan vijfentwintig meter vormde voor ons de place to be. Wij hadden er plots een gratis zwembad bij, vijftig jaar eerder dan de moderne nitwits die zich een zwemvijver aanleggen in hun tuin. Redders? Komaan met de meer dan 50 jonge gasten die er op de heetste dagen van de zomer vertoefden redden we ons zelven wel, althans dat dachten wij toen toch. Wilfried D. Was de eerste die opperde om daar te gaan zwemmen, waarop Paul D.W. Naar huis slenterde, stiekem zijn zwembroek van de waslijn nam, die daar nog hing van een daguitstap naar de Wetterse Warande, en riep: “Komaan gasten, waarop wachten jullie”. Hij was de eerste die de sprong waagde, tenminste dat dachten wij. Wisten wij veel dat elke ochtend om vier uur daar baantjes werden getrokken door een bakker (lid van de ijsberen) en zijn personeel.

Pal voor de vijver was een paar jaar eerder een man komen wonen, die af en toe naar Duitsland reed, om er autowrakken op te halen (Mercedes), die hij dan in een garage helemaal uit elkaar haalde en omtoverde tot de mooiste tweedehands wagens. De keuring bestond toen nog niet. Niemand schonk daar aandacht aan, maar waar de jeugd wel aandacht aan schonk was Sybille, een Duitse blondine van 17 of 18 die daar haar vakantie kwam spenderen, en die zich in het splinternieuwe “zwembad” regelmatig van haar beste kant liet bewonderen. Een babbel zat er niet echt in want zij sprak geen gebenedijd woord Nederlands, en ons Duits was zo goed als ons Pools, om maar met iets te vergelijken.

Rond de puitenvijver, lag hoog opgehoopt de uitgegraven aarde, waarop stilaan wat begroeiing was ontstaan. Ideale plekken om er zalig nietsdoend te genieten, of plannen te beramen, of gewoon te turen naar de lucht waarin wij de overvliegende vliegtuigen telden en catalogeerden. DC10, Caravelle, Boeing enz… Sommige dagen wanneer je geluk had spotte je zelfs de Rode Duivels, en regelmatig knalde er al eens eentje door de geluidsmuur. Een zoon van een van de lokale boeren vloog met een Flying Boxcar van het leger, en talrijk waren de kleine vliegtuigjes die opstegen op het Aalsterse vliegveld De Kluizen, en die een vlag met daarop een reclameboodschap meevoerden. Ze maakten reclame voor Set (sigaretten), of iets anders. Weet je wel: newspaper taxi’s appear on the shore…. het was 1967.

Een van de breaks tijdens onze luie dagen aan de vijver, gebruikten wij om naar Hofstade Bad te fietsen. Een idee dat was ontstaan tijdens onze drie en een half dagen durende werkperiode bij P. De Neve. Marcel C. en een gast van Hofstade, die daar eveneens werkte hadden de tocht al eerder gemaakt. Vijftig km ver, pedaleren langs eindeloos lange steenwegen, van thuis via de Moorselbaan, over Opwijk, verder naar Londerzeel, Vilvoorde en van daaruit richting Mechelen.

Het domein was toen nog ongerept en ongeschonden, en vooral zanderig. Wat vooral is blijven hangen, waren de eindeloos lange terugtochten die eeuwig schenen te duren. Dat hele eind fietsen na een vermoeiende dag, waarbij wij amper de tijd namen om iets te eten woog bijzonder zwaar door. Twee keer, die zomer, ondernamen we de tocht. Vooral het vliegtuigen spotten was een succes, want om de haverklap vloog er wel een of ander lijnvliegtuig uit Zaventem boven onze hoofden, iets wat wij uitermate fantastisch vonden. Vijftig jaar geleden bestond er nog geen geluidsprobleem rond opstijgende en landende vliegtuigen. De tijden veranderen.

Was 1967 dan alleen maar muziek en potverteren? Uiteraard niet. Nog dit jaar herdacht men de vijftigste verjaardag van de onzinnige brand in de Brusselse Nieuwstraat. Het was een regenachtige dag toen die dag.

Uitgerekend dezelfde dag waarop het nieuws voor het eerst doorkwam dat men op 14 augustus onze radio wou afpakken. De dag waarop de Innovation afbrandde. Nog nooit hadden wij een voet op Brusselse bodem gezet. Het bleef dus bij beelden op tv, en de dagen er na wat foto’s in de krant. De ‘sociale media’ die ons dit onheil meldde heette toen Paula, de moeder van een van een schoolkameraad.

Wij denken nu wel dat wij in de meest barbaarse tijden ooit leven, maar ook toen waren we slechts enkele dagen verwijderd van de zesdaagse oorlog in de Sinaaiwoestijn. Israël werd voor ons jonge gasten plots een werkelijkheid. Ik herinner mij nog als de dag van toen, dat enkele wat oudere gasten zich al verkneukelden, omdat ‘ze opgeroepen’ zouden worden om naar ginder te trekken om daar orde op zaken te gaan stellen. Dit terwijl hun moeders naarstig suiker en zeeppoeder aan het hamsteren waren. Zij beseften iets beter tot wat dergelijke conflicten konden leiden, want zij hadden nog de ‘laatste’ oorlog echt meegemaakt. De tijden zijn fel veranderd: hamsteren doen we niet meer, en praten over een conflict houdt op wanneer een volgende mafketel een verkeerde uitspraak pleegt, of een losgeslagen stuk ongeluk zich met een zelfgemaakte bom naar de 72 mooiste maagden schiet.

April 67 lag al wat achter ons, en dus waren we het al gewoon geraakt, dat in Griekenland de kolonels de plak zwaaiden. Che Guevara had nog wat te leven, toch tot oktober. Intussen vloog half Oostmalle, frituur incluis, door de lucht vanwege een nooit geziene wervelstorm in ons land. Bij onze zuiderburen in Martelange was het dit jaar precies vijftig jaar geleden dat een camion bestuurder tijdens een afdaling de pedalen kwijt raakte.

Een greep uit het jaarverslag van de Nationale Bank over 1967.

‘De lagere groei die de Belgische economie vertoont, was in 1967 duidelijk merkbaar in bedrijvigheid, werkgelegenheid…. ‘Het particuliere verbruik schijnt slechts in geringe mate te zijn gestegen: de beslissing tot het bouwen van woningen was minder talrijk dan tijdens het voorgaande jaar (1966 nvdr). Het verloop en de verschuiving in de aanwending van de besparing der gezinnen deden de financiële actieve bijzonder sterk aangroeien, nl met fb 68,4 miljard voor de eerste 10 maanden van 1967, tegen 51,5 miljard voor de opvereenstemmende periode van 1966.

Een en ander had tot gevolg dat de financiële instellingen aanzienlijk ruimer middelen ter beschikking kregen.

Vanaf juli vertoonde de kredietvrager voor bedrijven een daling.

De stijging van de rijksschuld was voor het gehele jaar merkelijk groter dan in 1966.

Conclusie: Op het eerste zicht lijkt er in 50 jaar niet echt veel veranderd. Op 31 maart 1967 werd een volmachtenwet gestemd. En alsof dat nog niet genoeg was werden we in 1967 geregeerd door worstenmaker VDB (Paul Vanden Boeynants).

In Aalst verscheen de eerste carnavalsingle van Prins Jean-Paul (De Boitselier): Oilsjteneers zemmen (*). De tekst handelt o.a. over de eerste minifietsen die opduiken in het straatbeeld, en over de invoering van de eerste blauwe zones die het parkeergedrag van de Aalstenaar moeten regelen.

En toch zullen de meeste mensen bij 1967 vooral denken aan Eddy Merckx die wereldkampioen werd.

Tom Simpson stuikte om een toen onverklaarbare reden in elkaar op de Mont Ventoux. De ver van ons bed show kregen we dagelijks op TV. Elke avond beelden van Vietnam, waar Lynden Johnson (Kennedy’s opvolger) steeds meer jongeren heen stuurde. Al kon je dit afwisselen met af en toe een cinemaatje mee te pikken: keuze uit Bony & Clyde, The Graduate, You only live twice.

En nu?

2017 ligt achter ons, en zo ook deze herinneringen aan 50 jaar geleden. Op naar 2018, waarin we terug kunnen blikken op het woelige jaar 1968. Een jaar waarin studenten de macht grepen of dat was althans wat ze dachten…..

———————————————————————————————

(*) Oilsjteneers Zemmen (Tekst 1967 Jean-Paul De Boitselier)

Nen echten Oilsjteneer es toch nen toffe kadei

Mor e pakt ni geiren zen vraa mei op cafei

Want komt’n loot tois en zen vraa wacht’em doeid van de vauk

Ten eit’n nog wel wa beldj, mor tein een kroigt’n giejn sprauk

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

Onzen berremiejster verdikkert mor altиd miejr

Nog een betjen en e kaan in zen kliejren nemiejr

Na goj’e nimmer zing per otto goon nor zenne bureau

Ge gotj em zing roin op azoei ne kleine veilo

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

As baagrond eit ons stad nog e schoein pleksken vroi

En door komt na een hois ver ouderlingen boi

Ze zochten nor ne goeie noom in diene zjaar

Ze goon het na hoeiten rusthuis de patat bar

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem

Weir zen goed in de grond

Mor spreiken geiren oever

Dadada dadadadadada

Oilsjt eit gelиk in Brissel, ge wetj oe dat’goot

Na oeik een blave zone in d’iejn en d’ander stroot

Mor een etj giejne schrik as a schoif ni goed een stoot

Want ’n helft van ons poliesje een wetj zelf ni hoe dat goot

Oilsjteneers zemmen

En weir vinnen da ferrem



« VorigeVolgende »