Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

Een hete augustusnacht in 1972

Recensies in rock Posted on 08 sep, 2022 19:31

Neil Diamond: Hot 24 August Night 

Album hoes: Hot August Night Neil Diamond

In Los Angeles startte op 24 augustus 1972 een reeks concerten die een week zou duren. Plaats van het gebeuren: The Greek Theatre in Los Angeles. Op het podium stond de op dat ogenblik alom gewaardeerde Neil Diamond. Het concert van de avond van de 24’ste augustus werd geregistreerd en verscheen enkele jaren nadien als Hot August Night. Een dubbel album waarop zelfs dan een aantal nummers ontbraken. Dit vanwege de beperkte ruimte die vinylplaten boden. Iets wat later deels werd goedgemaakt ter gelegenheid van een heruitgave op CD. Nog tien jaar later, in 2012, verscheen een luxe uitgave opnieuw aangevuld met extra nummers, die we jaren lang moesten ontberen. 1972, het jaar van ‘Cracklin’ Rosie’ en ‘I am… I said’, mag je gerust bij de hoogdagen van Diamond’s carrière tellen. 

Neil Diamond presteerde het om drie jaar later zijn ‘credibility’ zo goed als om zeep te helpen door een soundtrack te schrijven voor de film ‘Jonathan Livingstone Seagull’. Er zijn er meer die hun carrière via een plotse wending in een andere richting stuurden en helaas hierdoor door het eerder  rockminded publiek naar de vergeetputten werden verwezen. 

Denk alleen nog maar aan de ‘disco Bee Gees’, of de zeemzoeterige Demis ‘We shall dance’ Roussos, die toch goed uit de verf kwam op het album ‘666’ van ‘Aphrodite’s Child’. 

Voor Neil Diamond de klap van de zeemeeuw kreeg, was hij al minstens sedert 1966 bekend bij het groot publiek. Zei het niet onder eigen naam, maar via songs die tot ons kwamen via andere popidolen. 

Wie oud genoeg is en bijv. de kaap van zestig al rondde brulde zeker ooit mee op ‘I am a believer’ en ‘A little bit me, a little bit you’’.  Allebei ‘van’ de Monkees.

In 1967 verscheen op het ‘Bang’(*) label van Bert Berns, waar ook een zeer jonge Van Morrison met Brow Eyed Girl en Spanish Rose onderdak vond, het nummer Kentucky Woman.  Bij ons zat het plaatje in een geel hoesje. Een dijk van een song, die wat later gretig aftrek vond bij ondermeer de dan nog embryonale band Deep Purple. Dichterbij in Nederland coverde de Tee-set zanger Peter Tetteroo het nummer Red Red Wine. Wat later met nog veel meer succes werd overgedaan door UB-40.

Minder bekend is het feit dat noch Peter Gabriel, noch Paul Simon eerst waren met het integreren van wereldmuziek in hun repertoire.  Ook op dat vlak valt de eer te beurt aan Neil Diamond. Een divers gamma aan instrumenten werd geïntegreerd in het epos rond ‘Soolaimon’ van begin jaren 70. Je kan het terugvinden op ‘Tap Root Manuscipt’(**), zeker niet een van de bekendste platen van Neil.  En precies met die nummers uit de Soolaimon plaat besloot Neil in augustus 72 zijn shows.  Plaatkant 4 van Hot August Night draagt alleen al om die reden onze voorkeur weg. 

Terug naar Hot August Night. De plaat bevat verder meer bekend materiaal zoals het indertijd in de lage landen geliefde Solitary Man, Cherry, Cherry, Sweet Caroline, Girl You’ll be a woman soon, Song song blue en Cracklin’ Rosie.  Plaatkant vier is voorbehouden, tweeëntwintig minuten lang voor ‘Holy Holy’, ‘I am… I said’ en ‘Soolaimon/Brother loves travelling Salvator show’.

Tussen de bonus nummers op de cd treffen we eindelijk ook ‘Kentucky woman’, en op de 2012 Deluxe Edition werd daar nog extra ‘Gytchy Goomy’ plus de voorstelling van de band aan toegevoegd.

De laatste jaren is het stiller geworden rond Neil Diamond al is hij altijd platen blijven maken.  Op een gegeven ogenblik, om precies te zijn in 2005, heeft Rick Rubin zich over hem ontfermd als producer.  Dit resulteerde in een zesentwintigste plaat ‘12 songs’. Helaas gebeurde met de carrière van Neil Diamond daarna niet hetzelfde als met die van bijvoorbeeld Johnny Cash.  

Zoals zo vaak het geval is zal Diamond bejubeld worden wanneer het te laat is. De man is intussen 81 jaar oud.

Deze zomer, tijdens de warme augustusavonden zullen we Hot August Night (***) nog vaak opleggen. 

—————————

(*) The label name, “Bang,” is actually the first initials of the four of them (Bert Berns, Ahmet Ertegun, Neshui Ertegun, and Gerald Wexler). He was personally involved with a lot of things with the label.12 jul. 2003

(**)Tap Root Manuscript was de zesde langspeler die Neil Diamond uitbracht in de herfst van 1970. Vooral kant twee was doorspekt met Afrikaanse instrumenten. Naast Cracklin’ Rosie bevatte de plaat ook een cover van een Hollies nummer: He ain’t heavy he’s my brother.

(***) Opgelet verwar de plaat uit 75 niet met de later uitgebrachte Hot August Night II, een live concert uit 1987, of met Love at The Greek, een registratie van een concert uit 1977.  Ook niet te verwarren met Hot August Night/NYC: Live from Madison Square Gardens uit 2009. In 2018 kwam dan ook nog Hot August Night III uit.



Neil Young – Antwerpen 9 juli 2019

Recensies in rock Posted on 11 jul, 2019 16:51

Het was niet voor het eerst dat gisteren Nelis De Jongere (Neil Young zeggen de Canadezen), Antwerpen aandeed. In juni 2016, nu drie jaar geleden, kwam hij al aanzetten met Promise of the Real (POTR), een band waartoe enkele kinderen van countryzanger Willy Nelson behoren. Persoonlijk vond ik het toen een wat rare combinatie, al is de akoestische Young nooit vies geweest van landelijke liederen. Ik heb het toen niet kunnen checken, omdat een tocht naar Oekraïne roet in het eten strooide. Een concert dat ik maar beter snel wou vergeten, vanwege mijn niet deelname. Sinds zijn recente doortochten in Lokeren en Vorst met Crazy Horse, waar hij er behoorlijk hard en ook wat routineus tegen aanging, en hij het uitspinnen van zijn nummers nog niet had verleerd, waren de verwachtingen om heel eerlijk te zijn niet zo heel hoog gespannen. Ik heb ook niet de gewoonte om op voorhand uit te vissen wat hij tijdens de huidige tournee al afwerkte, in de buurlanden.

Neil op zijn best.

Besluit: dit concert in Antwerpen behoort tot de drie beste Young verschijningen die ik ooit meemaakte. De andere twee dateren van 1976 (25 maart) en 1987 (28 mei). Dat wil dus best wat zeggen. Na wat speurwerk via Youtube, kom ik er snel achter, dat ik niet de enige ben die er vandaag zo over denkt.

Wat een verademing om Neil Young zijn songs opnieuw te horen brengen zoals hij ze vele jaren geleden schreef, zij het nu nog voller, dynamischer en muzikaler dan toen. Best verassend dat in zijn setlist een heel pak Crazy Horse nummers zitten, en quasi niets wat hij de laatste 30 jaar aan vinyl of CD toevertrouwde. Blijkbaar put hij uit een lijst van 50 songs, en selecteert er voor elke stad een twintigtal, om er een twee en een half uur durende set met te vullen. Dit in tegenstelling tot wat Teleticketservice ons een paar dagen geleden nog trachtte wijs te maken. Namelijk, dat het concert zou duren van 21 tot 22:30. Mis poes. In vergelijking met Nederland, een dag later, kregen zij ‘amper’ zeventien songs, gedurende een slechts twee uur durende set, en geen enkele verassing.

Het concert, voert je in een roes door een viertal stadia: binnenkomen via enkel snoeiharde nummers, gevolgd door een akoestische set, volgt de tocht naar het hoogtepunt en uiteraard nog een toegift.

Met zes man bezetten ze het podium, waarbij de naast de drummer opgestelde congaspeler nog het minst opvalt. De pet dragende bassist, weet van wanten, en Neil’s vingeroefeningen op de gitaar worden mooi ondersteund door de twee overige jonge gitaristen. Dat ze niet aan hun proefstuk toe zijn was duidelijk te horen. De nummers volgden elkaar op in een snel tempo, en we waren drie kwartier ver in het concert vooraleer Neil voor het eerst deze avond zijn legendarische woorden ‘How are you doin’ tot het publiek richtte. Halverwege de set trok hij zijn openhangend ruitjeshemd helemaal uit, en werd pas goed zichtbaar wat er zijn t-shirt stond. Een tekening van de Rocking Chair die we kennen van de hoes van een legendarisch Howlin’ Wolf album uit Wolf’s Chess tijd. Het doet deugd te zien dat ook sterren van wie wij zelf T-shirts dragen zelf heel gewoon door het leven gaan, en ook eenvoudigweg een T-shirt van een van hun idolen dragen.

Bon, laten we stilstaan bij wat onze oren aan geluidsvoedsel kregen voorgeschoteld. Zelfs de wat langere songs, Love to Burn nog aan het begin en Danger Bird, op weg naar het einde bleven binnen het originele formaat, en dus onder de 6 a 7 minuten grens, en dat is behoorlijk kort naar Young normen.

Neil naar het strand.
Een verrassing mag wel On The Beach genoemd worden. Het was geleden van 1974 dat hij het nummer nog met een band speelde. Titeltrack van een lp waar ik toch altijd behoorlijk sceptisch heb tegenover gestaan, en nooit heb begrepen, waarom die in diverse overzichtslijsten zo hoog scoort, terwijl de man zoveel betere platen uitbracht. Misschien toch morgen nog eens uit de kast halen, je weet maar nooit. Tijden veranderen en geesten rijpen, probeert men mij nog regelmatig Diets te maken. Een eerste hoogtepunt kwam er snel aan toen hij Mr Soul inzette. Een nummer dat nog regelmatig op de setlist voorkomt, ook al dateert het uit zijn Buffalo Springfield dagen. De versie hier ondersteund met twee extra gitaren, en een naar Satisfaction riekende riff ging er in als koek. Het werd nu wel meer dan duidelijk, dat POTR niet enkel countrysongs leerden toen ze in de voetsporen van papa traden.

Akoestisch kregen we Old Man, From Hank to Hendrix, Are you ready for the Country en Long May you Run van de Stills-Young band periode.

Dat Neil nog steeds een boodschap met zich voert, zal niemand ontgaan zijn. De lichtgevende LOVE balk op een van de versterkers. Het standbeeld van de Indiaan dat Neil steeds meevoert, de gebroken pijl (broken arrow) in het testbeeld op de twee grote schermen links en rechts hoog naast het overigens behoorlijk lage podium. Het is geleden van 2007, in de O2, waar Zeppelin aantrad dat ik nog een dergelijke eenvoudige podium opstelling mocht aanschouwen.

Wie indiaan zegt, zegt uiteraard ook Cortez The Killer, een nummer van het album Zuma uit 1975, dat niets aan actuele waarde heeft ingeboet. Het blijft boeien ook zonder de begeleiding van Crazy Horse. He came dancing across the water, with his galleons and guns. Een beetje geschiedenis kan er wel bij.

Overigens kregen we na het rustpunt van de akoestische set, een loeiharde versie van F*!#in’ Up. Niet dat we iemand in slaap zagen, maar iedereen was opnieuw klaarwakker. Terug naar 1979 voor een Hey Hey, My My (Into the Black), het achtste Crazy Horse nummer van de avond, waarin Neil tijdens de woorden ‘It’s better to burn out than to…’ een stap achteruitzette, en het onhoorbaar werd wat hij echt zong. Ik meen mij te herinneren dat na de dood van Cobain hij ooit zei, van dit nooit meer te zingen.

Volgde onmiddellijk Throw Your Hatred Down, waarin we aangemaand worden de wapens neer te leggen.

Hoe beter een show eindigen dan met de koorzang Keep on Rocking in the Free world. Dik acht minuten lang, met een paar reprises aan het einde, waarbij de temperatuur in de zaal steeg tot kookpunt. Het was mooi.

Als toegift kregen we nog Roll Another Number (For the Road).

Wat kregen de Duitsers, enkele dagen eerder, wat wij niet kregen?

Powderfinger, Everybody knows this is Nowhere en Like a Hurricane, zei het dan wel verspreid over drie steden. Men kan niet overal tegelijk zijn.

Zelf had ik niet te klagen over mijn zitplaats in het publiek. Blok 115 rij 17, dat is het eerste blok rechts van het podium. Schitterende kijk op het gebeuren, maar toch verdient de cameraman die regelmatig op de vingers van Neil zat met zijn rechtstreekse beelden naar de twee grote schermen een grote pluim. Wat daarbij opviel was het gemak waarmee Young zijn gitaren beroerde, de Tremelo hanteerde, en af en toe wisselde van fingerpicking naar een plectrum dat voor hem bij de microfoon standaard op zijn Ipad lag. De handen vertonen de klasse, maar ook de leeftijd, 73 reeds, van deze uitgeweken Canadese boer. ‘Old man look at my life….’ Het wat uitgedunde haar handig verscholen onder een traditionele zwarte hoed, torent boven een nog redelijk rimpelloos gezicht. Op zijn wat ijle stem lijkt de tijd weinig vat te hebben. Voorlopig kan hij er nog , naar ons gevoel, dik tien jaar met doorgaan. Tot de volgende passage in ons landje.

Naschrift: nog nooit ben ik zo snel van, de Slachthuislaan naar de E17 gereden als gisteravond. Tegen de stroom in, via de konijnenpijp, de ring vermijdend. Wie zei daar dat er in Antwerpen file problemen zijn? Onthouden voor later.

———————————————————————————————

Sadelers Concertlist (extract NY tussen 1976 en 2019 – 10 concerten)

1976-03-25, Vorst Nationaal, Brussels, Belgium (solo en met Crazy Horse)

acoustic solo

Tell Me Why

Mellow My Mind

After The Gold Rush

Too Far Gone

The Needle And The Damage Done

A Man Needs A Maid

No One Seems To Know

Heart Of Gold

w/ Crazy Horse

Country Home

Don’t Cry No Tears

Down By The River

The Losing End

Like A Hurricane

Lotta Love

Drive Back

Southern Man

Encore

Cortez The Killer

Cinnamon Girl

1987-05-28, Vorst Nationaal, Brussels, Belgium met Crazy Horse

Mr. Soul

Cinnamon Girl

The Loner

Down By The River

Name Of Love

Heart Of Gold

See The Sky About To Rain

When Your Lonely Heart Breaks

Too Lonely

Opera Star

Cortez The Killer

Sugar Mountain

Comes A Time

Mideast Vacation

American Dream

Long Walk Home

Powderfinger

Like A Hurricane

Encore

Hey Hey, My My (Into The Black)

1993-07-04, Werchter Festival, Werchter, Belgium met Booker T. & The MGs

Mr. Soul

The Loner

Southern Man

Helpless

Like A Hurricane

Love To Burn

Motorcycle Mama

Separate Ways

Powderfinger

Only Love Can Break Your Heart

Harvest Moon

The Needle And The Damage Done

Live To Ride

Down By The River

Encore

All Along The Watchtower

1995-08-25, Pukkelpop Festival, Hasselt, Belgium met Pearl Jam

Big Green Country

Song X

Act Of Love

Downtown

Mr. Soul

Scenery

Comes A Time

The Needle And The Damage Done

Don’t Let It Bring You Down

Mother Earth (Natural Anthem)

Throw Your Hatred Down

Cortez The Killer

Powderfinger

Encore

Rockin’ In The Free World

1996-07-07, Werchter Festival, Werchter, Belgium met Crazy Horse

Hey Hey, My My (Into The Black)

Down By The River

Powderfinger

Big Time

Slip Away

The Needle And The Damage Done

Sugar Mountain

Cinnamon Girl

F*!#in’ Up

Encore

Cortez The Killer

Music Arcade

Like A Hurricane

Encore 2

Sedan Delivery

Rockin’ In The Free World

2001-06-18, Flanders Expo, Ghent, Belgium met Crazy Horse

Don’t Cry No Tears

I’ve Been Waiting For You

Love And Only Love

Piece Of Crap

Goin’ Home

When I Hold You In My Arms

From Hank To Hendrix

Don’t Let It Bring You Down

Pocahontas

After The Gold Rush

Standing In The Light Of Love

Gateway Of Love

Hey Hey, My My (Into The Black)

Like A Hurricane

Encore

F*!#in’ Up

Cortez The Killer

2008-02-12, Stadschouwburg, Antwerpen, Belgium met Ben Keith, Rick Rosas, Ralph Molina, Anthony Crawford and Pegi Young

From Hank To Hendrix

Ambulance Blues

Sad Movies

A Man Needs A Maid

No One Seems To Know

Try / Harvest

After The Gold Rush

Mellow My Mind

Love/Art Blues

Don’t Let It Bring You Down

Cowgirl In The Sand

Old Man

Encore

Mr. Soul

Don’t Cry No Tears

Dirty Old Man

Spirit Road

Bad Fog Of Loneliness

Winterlong

Oh, Lonesome Me

The Believer

No Hidden Path

Encore

Cinnamon Girl

Encore 2
Rockin’ In The Free World

Encore 3

The Sultan

2013-06-08, Vorst Nationaal, Brussels, Belgium met Crazy Horse

Love And Only Love

Powderfinger

Psychedelic Pill

Walk Like A Giant

Hole In The Sky

Comes A Time

Blowin’ In The Wind

Singer Without A Song

Ramada Inn

Cinnamon Girl

F*!#in’ Up

Surfer Joe And Moe The Sleaze

Welfare Mothers

Mr. Soul

Hey Hey, My My (Into The Black)

Encore

Roll Another Number

Everybody Knows This Is Nowhere

2014-08-05, Lokerse Feesten, Lokeren, Belgium met Crazy Horse

Down By The River

Powderfinger

Standing In The Light Of Love

Days That Used To Be

Living With War

Love To Burn

Name Of Love

Blowin’ In The Wind

Heart Of Gold

Barstool Blues

Psychedelic Pill

Cortez The Killer

Rockin’ In The Free World

Encore

Be The Rain

Who’s Gonna Stand Up?

2019-07-09 Antwerp Sportpaleis

Mansion on the Hill – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Over and Over – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Mr. Soul – (Buffalo Springfield cover)

Love to Burn – (Neil Young & Crazy Horse cover)

The Loner – (Neil Young cover) (tour debut)

When You Dance, I Can Really Love – (Neil Young cover)

On the Beach – (Neil Young cover) (live debut by NY+PotR; first since 2003)

Unknown Legend – (Neil Young cover)

From Hank to Hendrix – (Neil Young cover)

Old Man – (Neil Young cover) –

Are You Ready for the Country? – (Neil Young cover)

Long May You Run – (The Stills–Young Band cover)

Fuckin’ Up – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Cortez the Killer – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Cinnamon Girl – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Danger Bird – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Hey Hey, My My (Into the Black) – (Neil Young & Crazy Horse cover)

Throw Your Hatred Down – (Neil Young cover)

Rockin’ in the Free World – (Neil Young cover)

Encore:

Roll Another Number (For the Road) – (Neil Young cover)

20 nummers



Kneistival 2013: de Hollies.

Recensies in rock Posted on 05 aug, 2018 17:49

The Hollies: bedenkingen na Kneistival – juli 2013.

Een fotoreportage

Vijf jaar geleden is het reeds, dat we tijdens een zwoele nacht langs het strand wandelden, nog helemaal in de roes van ‘Bus Stop’, ‘Stop Stop Stop’, ‘Look through any window’, ‘Carry-Anne’ en ‘Sorry Suzanne’.

Stel dat ‘Ringo Starr’ morgen de wereld rondtrekt met in zijn kielzog drie topmuzikanten en hij kondigt de tour aan als “Een avondje met de Beatles”. Ik neem aan dat er nogal geprotesteerd zou worden. Toch doen ‘The Rolling Stones’, ‘The Who’, ‘Pink Floyd’ en tien jaar geleden zelfs ‘Led zeppelin’ min of meer hetzelfde. Wanneer ‘Paul McCartney’ tijdens zijn recente tournees oudere Beatle songs speelt, klinken die beter dan dat ‘The Beatles’ ze ooit speelden. En dan zijn er natuurlijk nog de nummers die na 67 kwamen en die we nooit live te horen hebben gekregen (met uitzondering van ‘Get Back’ en ‘Don’t Let Me Down’, live op het dak van het Londense Apple gebouw). Bij ‘Stones’, ‘Who’ en ‘Floyd’ spreekt men al snel van een toeringband, en verschilt vaak van de studioband. Bij de ‘Stones’ was dit overigens al het geval in 1963, toen pianist ‘Stewart’ naar de zijkant van het podium werd verbannen. Boekhouder ‘Jagger’ heeft ook nooit ‘Bill Wyman’ vervangen in de ‘Stones’. Nee die eer viel ‘Daryl Jones’ niet te beurt. Hij mocht gewoon zijn job doen, en aanschuiven aan het payrol loket.

Genoeg gekaderd, laat ons liever terugkeren naar ‘The Hollies’ en Kneistival. In tegenstelling tot ‘The Animals’ die we ook op Kneistival aan het werk zagen, en waar we weten dat er van die groep zelfs meerdere versies bestaan, kan je bij de Hollies eerder van een geëvolueerde band spreken. Op dit ogenblik zijn het gitarist/zanger ‘Tony Hicks’ en drummer ‘Bobby Elliott’, die nog altijd de toon aangeven, zij het aangevuld met enkele uitmuntende kompanen die helaas de grote successen van The Hollies nooit hebben meegemaakt.

Diehards die zweren bij het stemgeluid van ‘Graham Nash’ en zeker het typische stemgeluid van ‘Allan Clarke’ zul je tegenwoordig niet tegenkomen op een Hollies concert. Toch hebben ze ongelijk. In Nederland is men nu al helemaal wild van een in 2019 te houden ‘Hollies’ concert.

De Hollies in de prehistorie.

De embryonale ‘Hollies’ ontstonden al heel vroeg, nog eer de sixties aanbraken, tijdens de hoogdagen van de skiffle wanneer Clarke en Nash heel even dachten dat ze de nieuwe Everly Brothers zouden kunnen worden. Helaas heeft het voor ‘Ricky and Dane Young’ zoals ze zich noemden niet mogen zijn. Wie was Ricky en wie was Dane? Vrij snel sloten ze zich aan bij een band die zich de ‘Fourtones’ noemde. In die Fourtones zaten o.a. ene ‘Pete Bocking’ (guitar), ‘John “Butch” Mepham’ (bass), ‘Keith Bates’ (drums), en ‘Derek Quinn’ (guitar). Namen die niets meer ter zake doen, want al lang vergeten en verdwenen van het popfirmament dat ze eigenlijk nooit hebben bereikt.

Clarke en Nash stapten samen met Quinn die naar ‘Freddy en de Dreamers’ trok al snel over naar de ‘Deltas’, waar toen al ‘Eric Haydock’ (een latere Hollie) de bas beroerde. Leuk om weten is dat op dat ogenblik ‘Eric Stewart’ deze groep verliet om over te stappen naar de ‘Mindbenders’, en heel wat later naar ‘10CC’.

Het zijn deze Deltas die zich vanaf 1962 de Hollies zullen noemen. Maar hoe zit het dan met Elliott en Hicks, zul je vragen? Deze twee heren speelden in een andere band in Manchester: ‘The Dolphins’.

Tijdens een auditie voor een platencontract voor de Hollies gebeurde de vervanging en nam Hicks de plaats in van ene Steele. Later zullen ook Elliott en ‘Bernie Calvert’ overstappen naar de klassieke line-up van de Hollies.

Reeds vijftig jaar Hollies zonder Graham Nash.

Meer dan waarschijnlijk in navolging van de Beatles die met Pepper een veel bredere richting in de muziek uitgaan, wil Graham Nash ook die toer opgaan. De anderen hebben meer dan genoeg aan de popsongs die ze tot dan toe maakten.

De zwanenzang van Nash wordt ingezet op het zeer mooie op single verschenen King Midas in Reverse en op het album Butterfly beide uit 1967. Butterfly wordt commercieel bekeken geen hoogvlieger, In Amerika verschijnt Butterfly zelfs onder de meer commerciële titel King Midas in Reverse.

Meer dan waarschijnlijk onder druk van de platenfirma verschijnt nadien opnieuw een eenvoudige popsong. Clacke en Nash nemen Jennifer Eccles op, een nummer dat gaat over hun beider vrouwen.

Het volgende nieuwe project: een album met Dylan covers zint Nash al helemaal niet. En wanneer later een nieuw Nash nummer, Marrakesh Express, geweigerd wordt verlaat hij de Hollies, trekt naar Amerika, waar hij in eerste instantie enkel songs wil schrijven. De rest is geschiedenis, mogen we toch verhopen, en zijn leven met Joni Mitchell en Crosby, Stills en Young kunnen we hier rustig overslaan.

In 1983 maken ze ,nog wel een reünie plaat met Nash, ‘What goes around’, maar ook die plaat is iedereen al lang vergeten.

Wij verwijzen hier graag naar een interview met Nash in Record Collector, waar hij het heeft over zijn laatste tijd bij de Hollies, en de weigering om Marrakesh uit te brengen. Er bestaat dus wel degelijk een Hollies versie van het nummer dat ergens in de archieven moet rondzwerven. Helaas wordt in dit interview nergens over Butterfly gesproken.

De Hollies in de jaren zeventig.

Op een gegeven ogenblik slaat ook Allan Clarke de deur achter zich dicht, en vervangt men hem door de Zweedse ‘Michael Rickfors’, wat o.a. het wondermooie ‘The Baby’ en het al even knappe ‘Magic Woman Touch’ oplevert. Clarke keert na een mislukte solopoging terug, en zij scoren in de seventies nog behoorlijk met de op ‘CCR’ geïnspireerde nummers: ‘Long cool woman in a black dress’, ‘Hey Willy’ en ‘The Day that Curly Billy shot down Crazy Sam McGee’.

En het houdt niet op want ook ‘He ain’t heavy He’s my brother’, ‘Too Young to be married’, ‘I’m Down’, ‘Bruce Springsteen’s Sandy’, ‘The Air that I breath’ en nog ander moois voegen ze toe aan hun al rijke canon. Tot het ophoudt na ‘Wiggle That Whotsit’. Uiteindelijk vertrekt Clarke voorgoed, en is het voorbij met de hits.

Het was mooi in Heist.

En zo blijven de Hollies achter met als drijvende krachten Bobby Elliott en vooral Tony Hicks, de man die nog steeds Stop Stop Stop blijft brengen.

In Heist passeert nagenoeg elke bekende song de revue, en het al wat oudere publiek lust er duidelijk pap van. De bassist van dienst hadden we onmiddellijk moeten herkennen, maar dat deden we even niet. Omdat de man nu ook wat ouder oogt, en hij de dansbewegingen die hij met zijn originele maten bij ‘Mud’ maakte nu achterwege liet.

Butterfly: eentje uit Sadeler’s personal canon.

Omdat we zelf pas onlangs tot de aanschaf van Butterfly overgingen (jaren te lang gewacht), willen we bij deze plaat toch even stilstaan, omdat ze binnen de Hollies voor een keerpunt zorgde. Wie weg is van ‘Crosby Stills Nash & Young’ en weinig van de Hollies kent, mag zeker deze plaat aan zijn/haar collectie toevoegen. Het was 1967, en de vorige plaat, ‘Evolution’, van de Hollies was uitgebracht op 1 juni, precies de datum waarop ook Sgt. Pepper van de Beatles het daglicht zag. Niet te verwonderen dus dat gezien de tijdsgeest ook de Hollies op hun nieuwe plaat wat “breder” wilden gaan. Het is bovendien een van de eerste platen waarop Nash zo vaak te horen is, en we het dus niet enkel met de vocalen van Allan Clarke moeten stellen. De meeste songs werden geschreven door ‘Clarke, Hicks, Nash’. Maar dat is maar schijn, want net als bij ‘Lennon & McCartney’ of ‘Jagger/Richards’ was dit een tandem, zij het dan eentje met drie wielen, en werden de songs in werkelijkheid nooit door de drie samen geschreven.

Wie oud genoeg is zal zich ongetwijfeld het psychedelische, wat eigenaardig gezongen, ‘Dear Eloise’ kunnen herinneren. Het enige nummer uit Butterfly dat op singel werd uitgebracht, en dan nog niet eens in hun thuisland Groot Brittanië. Enkele nummers uit de plaat belanden later op B-kantjes van o.a. de singel Jennifer Eccles.

Dear Eloise, start met het voorlezen van een brief aan liefste Eloise. Tussen de regels kun je lezen, dat ze beter zou terugkeren bij de briefschrijver nu haar partner haar heeft laten zitten en voor de zee koos.

In een stuk dat we terugvonden op allansalbumsarchives.blogspot.com vat de auteur de plaat mooi samen. Vrij vertaald: ‘Een van hun slechts verkopende, maar meest geliefde platen’. ‘Doorsnee fans zullen zich hebben laten afschrikken door het psychelische label – en bekeken de band nog steeds als een popband (ook al droegen ze kaftans op de foto op de achterflap!). Stel je Ron Richards (in de Abbey Road Studio’s) voor die telefoneert naar arrangeur Johnny Scott: ‘Hallo, ja de jongens zijn hier… ze vragen of je kunt helpen om het geluid van een vliegend paard te maken, een volledig orkest te laten klinken als een vlinder, een psychedelische voddenwinkel kunt te voorschijn toveren, een Phil Spectoriaans angstig lied op poten zetten, en liefst ook nog een ontmoeting van Graham Nash met God op een wolk, en toon ook maar de innerlijke werking van de psychedelische open geest, a.u.b. Alles liefst tegen donderdag?’

Einde citaat.

Om maar te zeggen, dat de Hollies niet de financiële mogelijkheden hadden van de Beatles, en het meesterwerk, dat ze mogelijks in hun hoofd hadden er dan ook niet echt uitkwam. Het verdween snel de dieperik in temeer omdat de band het ook niet echt promootte.

De plaat werd enkele keren opnieuw uitgebracht, o.a. In1978 en 1999.

Butterfly past volkomen tussen de platen die in de zomer van de liefde het daglicht zagen. ‘Sgt. Pepper’, ‘Satanic Majesties Request’, ‘Forever Changes’ van Love, een plaat van de ‘Kinks’, de ‘Magic Bus’ LP van de Who, ‘Pet Sounds’, ‘Odessey And Oracle’ van de ‘Zombies’, ‘Days of future passed’ van de Moody Blues.

Helemaal weg van het klassieke drie gitaren en een drum geluid, bewandelen ze een pad bezaaid met violen, koperwerk en sitars. Enkele platen die ons voor de geest komen tijdens de beluistering zijn niet zozeer de hogergenoemde, dan wel, eerder Pink Floyd’s ‘Piper at the Gates of Dawn’, en de nummers die ‘Keith West & Tomorrow’ brengen op hun eerste plaat. Vaak gaat het om liedjes die teruggrijpen naar de kindertijd. Vergeten we ook niet ‘Yellow Submarine’ van de Beatles uit die dagen, een film die nu na vijftig jaar weer de bioscoopzalen haalt, en waar je op de soundtrack ook al nummers vond zoals ‘Hey Bulldog’ en het wat kinderlijke ‘All together now’.

‘Pegasus’ het vliegende paard bij de Hollies. Kabouters en vogelverschrikkers in ‘Gnome’ en ‘Scarecrow’ bij Pink Floyd…. en de ‘Three Jolly little dwarfs’ bij Keith West en Tomorrow die onder leiding van ‘Mark Wirtz’ een heuse ‘Teenage Opera’ planden, maar waar we slechts een ‘Excerpt’ van te horen kregen.

Butterfly: het album.

Over ‘Dear Eloise’, de opener van het album, hadden we het reeds. De beginstrofe wordt door Nash gebracht, waarna Clarke de rest van de song overneemt, om Nash te laten eindigen met zijn verzoek aan Eloise om terug te keren bij hem.

Daarna volgen twee nummers ‘Away Away Away’ en ‘Maker’ waarin we opnieuw mogen genieten van de vocalen van Nash.

In het eerste nummer trekt hij naar zon zee en strand. Was hij toen al plannen aan het maken voor zijn “vlucht” naar America, naar een nieuw leven, een nieuwe band en een nieuw lief?

‘Maker’ het derde nummer van kant een, met zoals gezegd opnieuw Nash aan het stuur, volgt de structuren die we reeds kennen uit de single King Midas in Reverse. Helemaal geen gewoontegetrouw Hollies geluid. Nash pikte zeker een en ander op van George Harrison die in die dagen, ten tijde van Revolver, volop in zijn sitarperiode zat. Psychedelischer is het nooit geworden bij de Hollies die toch in de eerste plaats een popband probeerden te zijn.

‘Pegasus’, een nummer van gitarist Tony Hicks gaat over het alom gekende Griekse, vliegende, mythologisch paard. Je vraagt je af of hij het meent? Dat wij het paard enkel kunnen zien als wij er in geloven. In de dagen van Nash was Hicks nooit de man die op de voorgrond trad. Dit zeer in contrast met Hicks de huidige frontman van de de huidige Hollies versie. Het is een van de zeldzame nummers waarin we Tony Hicks de leiding in een song zien nemen, en waarin we ons realiseren dat hij niet enkel de banjo bespeelt, maar wel degelijk de gitarist van de Hollies is. Johnnie Scott arrangeerde het nummer.

Daarna krijgen we twee nummers, ‘Would You believe’ en ‘Wishyouawish’. In het eerste nummer mag Allan Clarke voluit gaan, en zet hij zijn keelgat behoorlijk open. In het tweede nummer krijgen we een meer relaxte sfeer. Een Nash nummer, maar wel gezongen door Clarke. Ook de vogeltjes zijn aanwezig.

Pittig detail: diezelfde vogeltjes kan je ook horen aan het begin van ‘Across the Universe’ van de Beatles (wel op de versie die eerst verscheen op een speciale Wildlife Fund plaat: ‘No one’s gonna change our world’. Tegenwoordig ook te vinden op ‘Past Masters Two’), en ook aan het begin van het Pink Floyd nummer ‘Cirrus Minor’ (te vinden op de soundtrack: ‘More’). Raar? Niet echt, wanneer je weet dat alle drie die bands, bij EMI zaten, en hun opnamen maakten in dezelfde Abbey Road studio’s en dat daar uiteraard in dezelfde periode ook dezelfde technici aanwezig waren. En wie weet kenden die mannen mogelijks slechts die ene kast met die ene tape met vogelgeluiden, waar copyright voor betaald was?

Kant twee opent met ‘Postcard’, een nummer dat je snel zou vergeten, ware het niet dat het bij ons verre herinneringen oproept aan de Gentse ‘New Inspiration’. De enige Belgische band het vermelden waard naast de ‘Pebbles’ die het tot een platencontract schopten in de jaren zestig. Het kan niet anders of The New Inspiration zijn enigszins beïnvloed door het Butterfly album. Ook het volgende nummer over een voddenman die Charlie heet staat niet zo ver van ‘Happy Charly Madman’ van de Gentenaars.

In ‘Charly and Fred’, volgen we stapvoets de ‘rag and boneman’ en zijn paard. Iets wat in die tijd blijkbaar in was, want ook The World of Oz, laat de paardenbellen rinkelen in ‘The Muffin’ Man’. De trofee van beste ‘kar en paard’ liedje blijft toch gaan naar Kevin Ayers’ en zijn Old horse song, waar je je echt mee op de kar waant, kijkend naar de kont van het paard.

Al bij al blijft het genieten van Charlie en Fred. Een oorwurm, zij het een psychedelische.

Maar we worden terug de ruimte in gekatapulteerd in ‘Try It’. Voor die tijd bevreemdende geluiden die je nu met gemak uit elke smartfoon tovert, maar waar je in die dagen, nieuwsoortige apparatuur voor nodig had. Dingen die je wel vond in de Abbey Road studio’s, waar Lennon maanden eerder ‘Lucy In The Sky With Diamonds’ inblikte. Sommigen noemen dit een drugsong, en zagen er reeds de tekenen in van het feit dat Nash later goed overweg zal kunnen met David Crosby.

Een psychedelische kijk op de wereld van op de top van een berg zou je ‘Elevated Observations’ kunnen noemen. Een man bestudeert zijn medemensen die diep in het dal gewoon bezig zijn. De verteller ziet alles zo klaar, en vraagt hen te volgen op het pad naar morgen in plaats van te blijven stilstaan zoals vandaag. We moeten vooruit naar de toekomst. Vrede moet er komen. Wij werden in die dagen dagelijks om de oren geslagen met Vietnam en zesdaagse oorlogen in het Midden-Oosten.

Nash laat ons weten dat hij een collectieve staat van bewustwording heeft bereikt, en dat het eigen ego dood is. Althans dat is toch hoe blogauteur Allan het op zijn archiefblog ziet. http://alansalbumarchives.blogspot.co.uk/2010/12/news-views-and-music-issue-83-hollies.html

‘Step Inside’, mogelijks een van de bekendere nummers op dit album, allicht te wijten aan het feit dat dit fungeerde als een b-kantje. Het is ook het enige nummer dat echt klinkt als een Hollies pop single.

De plaat sluit af met de titelsong: ‘Butterfly’. Violen, tamboerijnen, een wereld vol sprookjesachtige figuren. Het is zeker geen Lucy in the Sky, maar het ruikt er naar. Nash zingt mooi tegen de orkestrale achtergrondmuziek waar Johnnie Scott voor verantwoordelijk was.

Tot slot!

Butterfly, de lp, is zeker geen concept lp. Het blijft een verzameling mooie liedjes, maar dat was Pepper eigenlijk ook, of niet soms. Of er nagedacht is om de plaat af te sluiten met de titelsong weten we niet, maar dit nummer had net zo goed aan het begin kunnen staan.

Het wordt in elk geval de zwanenzang van Graham Nash bij de Hollies, afgezien van nog enkele singles. Op de tonen van Butterfly, danst hij zich een weg naar een nieuw leven, waarin hij nooit oud wil worden, wat kan kloppen, want hij is nu boven de zeventig, en actiever dan ooit.

Was dit het eerste solonummer van Nash? Je hoort er de andere Hollies nauwelijks op. Zou dus best kunnen.

Eigenaardig genoeg hebben de Hollies naar ons gevoel te weinig uitgepakt met deze plaat, en waren ze te snel bezig met alweer een opvolger, waar niemand zat op te wachten, en zeker Nash niet. ‘The Hollies sing Dylan’, is eigenlijk nooit geaccepteerd door Dylanoten, die de Dylan nummers liever gecoverd zien door een rock of progressieve band. Iets waar wij dan weer niet mee akkoord kunnen gaan, want de Hollies tonen in feite aan dat je met een Dylan nummer alle kanten op kan. Dus ook de ideale poptoer. Manfred Mann had dit trouwens met Mighty Quin (the Eskimo) al eens voorgedaan.

Op de CD heruitgave van 1999 staat zowel de Mono als de Stereo versie van het album. En deze zijn toch wel verschillend. Zeker de Monoversie is meer dan een beluistering waard.



Kneistival 2008: The Animals and Friends

Recensies in rock Posted on 24 jul, 2018 18:54

Het is intussen tien jaar geleden dat we in juli 2008 ‘The Animals and Friends’ aan het werk zagen te Heist-aan-zee op een van de Kneistival avonden.

Kneistival nog steeds een van de weinige gratis festivalletjes, waar je zomaar voor het podium een plaatsje vindt, en je vaak bands voorgeschoteld krijgt die je ergens anders niet aantreft. Al zit het de laatste paar jaar minder mee, voor wat betreft groepen van over de plas.

Maar we klagen niet want door de jaren heen kregen we op ons bord: The Bootleg Beatles, Cockney Rebel, Alan Stivell, The Hollies en Canned Heat (inclusief Snake ‘Harvey Mandel’). (*)

The New Animals Heist Kneistival 18 juli 2008

Weliswaar een reïncarnatie van wat ooit geweest is, alleen al omdat twee originele bandleden: ‘Alan Price’ en ‘Eric Burdon’ hier al jaren niets meer met te maken willen hebben. Een derde origineel lid ‘Chas Chandler’ (die ‘Jimmy Hendrix’ naar Engeland bracht, en later ‘Slade’ managede) is intussen overleden. Ook ‘Barry Jenkins’ uit een latere sixties versie van de Animals loopt niet meer rond op onze planeet.

Deze ‘Animals and Friends’ bestonden uit ‘John Steel’, drummer van het eerste uur, en ‘Micky Gallagher’, die in 1965 voor enkele weken de toetsen overnam van Alan Price tot ‘Dave Rowberry’ Price voor goed verving. John Steel mag dan een wat oudere knar geworden zijn, het is dankzij zijn drumtechniek dat elk nummer klinkt zoals het hoort te klinken. Steel stapte twee keer naar voren om als volleerd presentator zijn jongere bandleden voor te stellen. ‘Peter Barton’, die nog een blauw maandag bij de ‘Mindbenders’ zong, vertelde hij mijzelf na het concert, en ‘Johnny “Guitar” Williamson’ die nog deel uitmaakte van de Noorse band ‘Titanic’ ten tijde van hun grote hits Sultana en Santa Fé. Tegenwoordig maken noch Barton, noch Williamson nog deel uit van Steel’s Animals and Friends. Williamson houdt zich tegenwoordig bezig met zijn ‘Blue Swamp Band’, en ‘Barton’ vindt je terug in zowat elke vroegere Britse band, die nog een podium opstapt en waar gebrek is aan originele leden. Barton houdt zich overigens daarnaast bezig met het management van vele van deze bands. Zo drumde hij bij de tegenwoordige ‘Swinging Blue Jeans’, en zat hij samen met ‘Eric Haydock’ in een versie van de ‘Hollies’. Hij speelde bas bij de ‘Boomtown Rats’ in hun nadagen, zat samen met ‘Trevor Burton’ in een reïncarnatie van de ‘Move’, en verleende basondersteuning aan ‘Chris Farlowe’, ‘Zoot Money’, ‘Mick Green’, ‘Spencer Davis’ en nog een rist anderen.

De man die nog het meest succesvolle palmares kan voorleggen is uiteraard Mick Gallagher, die na zijn kort verblijf bij de Animals later terug te vinden is bij ‘Ian Dury & the Blockheads’. Hij speelde mee op twee, niet van de minste, ‘Clash’ albums (‘Sandinista’ en ‘London Calling’). Hij werkte verder samen met ‘Dave Stewart’ en ‘Annie Lennox’, zeg maar ‘Eurythmics’, en verleende verder zijn diensten aan ‘Roger Daltrey’, ‘Robby Williams’ en aan de bekendste van allen ‘Paul McCartney’. Gallagher speelt samen met Mick Green (gitarist van ‘Johnny Kidd & the Pirates’) op de ‘Choba B CCCB’ LP die McCartney in eerste instantie in 1987 enkel in Rusland uitbrengt. Een plaat met rock and roll covers die je kan vergelijken met Lennon’s Rock and Roll album uit 1975. McCartney maakt daarna met nagenoeg dezelfde muzikanten een van zijn allerbeste platen: ‘Run Devil Run’.

Dat hij bij de Blockheads terechtkwam was een gevolg van het feit dat hij samen met andere toekomstige Blockheads, John Turnbull, Charley Charles en Norman Watt-Roy, deel uitmaakte van de merkwaardige band ‘Loving Awareness’. Loving Awareness maakte een album, met Beatle-achtige songs, en werd voornamelijk gepromoot door ‘Radio Caroline’ en zijn baas ‘Ronan O’Rahilly’. Op de binnenkant van de dubbelhoes stond een volgeschreven bord afgebeeld, waar op de koop toe ook nog eens het woord ‘Beatles’ op voorkwam. Onnodig te zeggen dat in het begin nogal wat geruchten de ronde deden als zou dit een heuse plaat van, de Beatles geweest zijn, die ze uitbrachten onder een schuilnaam.

Groepen die zich ‘Animals’, ‘New Animals’, ‘Animals and Friends’ of ‘Animals II of zelfs III’ noemen hebben er altijd bestaan. Soms met leden van de oerversie, soms met leden uit de ‘Eric Burdon and the Animals’ tijd in 1967. De oer-Animals slaagden er zelfs enkele keren in om een een reünie op poten te zetten, wat in 1976 zelfs tot een prachtige, helaas geflopte LP, leidde, met de prachtige titel: ‘Before we were so rudely interrupted’.

Enkel Alan Price is nooit de hort opgetrokken met een of andere versie van de Animals, meer dan waarschijnlijk omdat hij dat niet nodig achtte, want zijn de Animals niet ontstaan uit het ‘Alan Price Rhythm and Blues Combo’?

Zanger ‘Eric Burdon’, oogstte het meeste succes met de follow-up groep ‘Eric Burdon and the Animals’. De naar Amerika verkaste zanger genoot er in 1967 van de Summer of Love en schonk ons nog enkele hits via singels als ‘San Fransiscan Nights’, ‘Sky Pilot’ en zijn ode aan een van de eerste popfestivals: ‘Monterey’.

In 2008 trachtte hij te voorkomen dat John Steel, die we dus op Kneistival aan het werk zagen, en die de naam Animals geregistreerd had, het alleenrecht op de naam zou verkrijgen. De rechter vond dat Burdon, al in 1967 afstand had genomen van de naam door er zijn eigen naam aan toe te voegen. Maar Burdon liet het daar niet bij en ging in beroep. Sedert 2013 mag hij voortaan ook de naam Animals gebruiken.

Het concert.

Je kan dit viertal met John Steel beschouwen als de ‘echte’ Animals, of integendeel als een tribute band ‘met originele leden’ of zelfs als een goede coverband van de originele Animals.

Wat maakt het uit? Geen enkele andere band heeft al deze songs op zijn repertoire staan. Zelfs Eric Burdon beperkt zich tot enkele nummers die hij vermengd met songs uit zijn latere (toch vaak minder goede) soloplaten. Bovendien brengt Burdon zijn nummers doorgaans ‘à la Dylan’ voorzien van aangepaste arrangementen. De band van Steel poogt het origineel zo dicht als mogelijk te benaderen, en dat lukt deze doorgewinterde muzikanten vrij goed. Bovendien is het gevonden vreten voor een publiek, dat hier gratis komt genieten van een avondje aan zee. Dat kon je merken aan enkele fans die op een omgekeerde pizzadoos de titel van het haast niet aan te ontkomen verzoeknummer hadden neergepend: ‘The House of the Rising Sun’. En het kwam er aan, zij het als een bisnummer. Alle bekende nummers uit de eerste periode van de band passeerden de revue: ‘We gotta get out of this place’, ‘It’s my life’, ‘CC Rider’, ‘Boom Boom’, ‘I put a spell on you’ met een toch wel meesterlijke Gallagher, ‘Suzy Q’, ‘Don’t Let me be misunderstood’, ‘Bring it on home to me’ en het zeer mooi gezongen ‘Don’t bring me down’. Het mag gezegd Peter Barton heeft de ideale stem om heel even Eric Burdon te doen vergeten.

Tussendoor kregen we nog een schitterende cover van een ‘Rory Gallagher’ nummer, waarbij Williamson excelleerde. De man trad ooit nog samen met Rory op, dus hij zal hem wel bestudeerd hebben in die dagen.

Na het concert volgde nog een signeersessie, waarbij je voor een tientje een live opgenomen CD (rechtstreeks van de mixing desk) van een eerder concert in Copenhagen kon op de kop tikken. Uiteraard een mooi souveniertje want gesigneerd door de vier muzikanten. En een eerste luisterbeurt via de autoradio leerde ons dat het best meevalt.

Veel tijd voor een babbel was er niet gezien de al te drukke fans, maar ik kreeg toch los van Peter Barton dat hij ooit een Mindbender was in de band van Wayne Fontana, uiteraard ook weer in de nadagen van die band.

Niet te vergeten, maar in het voorprogramma trad ‘De Mens’ aan. Zou Frank Vanderlinden zich de moeite getroost hebben om nog even te blijven en een blik te werpen op de Animals? Om nog even te genieten van Johnny ‘Guitar’ Williamson die een paar mooie slides uit zijn snarenplank toverde. Om stil te staan bij het feit dat het toch voornamelijk Steel is die samen met Gallagher die ‘originele’ Animals sound weet te brengen.

Gallagher mag zich een waardige opvolger van Alan Price noemen. Hij zou het vast en zeker anders nooit tot in de studio bij Paul McCartney geschopt hebben.

Einde van een mooie avond, en alweer dikke tien jaar voorbij. Worden we oud?

——————

(*) Wij waren er voor:

1995 – Clement Peerens Explosition

1997 – The Bootleg Beatles

1997 – Steve Harley & Cockney Rebel.

1998 – The Stranglers

2002 – The Levellers.

2003 – Alan Stivell

2003 – Fairport Convention

2008 – The Animals and Friends

2010 – Canned Heat (met Harvey Mandel). Bezetting die ook op Blues Peer speelde dat jaar.

2013 – The Hollies (met Tony Hicks en Bobby Elliott)

De voorprogramma’s niet te vergeten want vaak goed voor Belgische bands zoals: De Kreuners of De Mens

Wij waren er niet voor:

2005 – Suzy Quatro. (gemist verdomme)



Voor de Overlevenden

Recensies in rock Posted on 23 apr, 2018 19:01

Daar is de lente, daar is de Amber Reünie.

Het laatste weekend van maart, waarbinnen nog steeds, de overgang van winteruur naar zomeruur op het programma staat, begint in Aalst stilaan ook het weekend te worden waarop de vroegere bezoekers van cafe Den Amber afzakken richting Buurthuis De Brug om er, hoe kan het ook anders elkaar te ontmoeten.

2014 zijn ze er nog, de oud-klanten van café Den Amber?

Ter gelegenheid van een eerste reünie, mochten twee van de toenmalige en intussen legendarische barhouders muziek presenteren uit de tijd waarin zij er de jeugd verwelkomden. De Ferre haalde zijn nu al mythische lp’s van zijn zolder, stofte ze af, en legde ze voorzichtig op de vintage draaitafels van discobar Den Amber, net zoals hij dat placht te doen tussen 1976 en 1980. Stuk voor stuk, met zeer veel zorg geselecteerde, goudklompjes uit ons rijke muzikale verleden. Uit een tijd dat de rockmuziek nog progressief werd genoemd. Een tijd waarin niet enkel aandacht werd besteed aan het muzikale gegeven, maar waarin net zoveel aandacht ging naar het ontwerpen van veelgeprezen artistieke hoezen. Een tijd waarin gespecialiseerde bedrijfjes zich toespitsten op dit onderdeel van de muziekbusiness, wat men nu een nichemarkt zou noemen. Denk maar aan het uiterst eenvoudige concept van Hipgnosis waarbij ze op de hoes van een Pink Floyd album een eenvoudige foto van een koebeest plaatsten, of aan de ‘It’s only rock and Roll’ plaat van de ‘Stones’ waarvoor de Belgische ‘Guy Peelaert’ de hoes mocht ontwerpen. Iets wat hij trouwens ook deed voor ‘Diamond Dogs’ van ‘David Bowie’. Een vol uur sfeermuziek uit een tijd die helaas nooit meer terugkeert. Jongeren van vandaag vragen zich vaak af waarom het toen allemaal zo speciaal en zo fantastisch was. In een confrontatie met een jeugdig vragen stellend publiek gaf ‘Rod Stewart’ noch onlangs het volgend antwoord:”Omdat het toen allemaal voor het eerst gebeurde. Je stond zelf bij het begin van alles. ”

Op de playlist van De Ferre stonden die avond heerlijke muziekstukken die moeiteloos de tand des tijds doorstonden.

William Souffreau, in den Amber, de legendarische voorganger van Ferdinand, zelf muzikant, stelde voor de gelegenheid een “all star band” samen en gaf er, live, een ferme lap op. Twee drumstellen sierden het podium, waarvan eentje bestoeld werd door een eveneens Aalsterse ex-horecabaas, die intussen uitweek naar warmere oorden. Het leverde een schitterende reünie op van de vroegere ‘Blues Bronders’. William zorgde voor de nodige ‘Irish Coffee’ om het geheel smaakvol af te ronden. Niet minder dan drie disc jockeys vulden elk leeg moment met aangepaste seventies en betere eighties rock. De kranten schreven over de reünie die maar liefst 700 man/vrouw op de been bracht, verdeeld over de twee belendende zalen in het Ontmoetingshuis. De Daens- en de Boonzaal, genoemd naar twee grote Aalsterse figuren.

We weten nu dat wat begon, in de hoofden, als een eenmalige reünie van “enkele” oude cafébezoekers, in gang gezet door Gizelle De Schepper, uitgegroeid is tot een weerkerend fenomeen, waar naar uitgekeken wordt.

En omdat in onze huidige wereld alles nogal thematisch gebeurd, werden de vervolg reunies telkens gekoppeld aan een thema. Om de tweede reünie, die reeds twee jaar achter ons ligt, even professioneel te laten verlopen werd verder gebouwd op de financiële fundamenten van een druk bijgewoonde tussentijdse Amber-dansparty. Alweer een succes en een gelegenheid om elkaar te ontmoeten en te palaveren over “de good old days” van de legendarische Korte Nieuwstraat. Een straat die nu nog enkel plaats biedt aan een hotel en een grootbank, daar waar ooit bars, cafés en dancings tegen elkaar aanleunden.

2016 het team zet door.

William Souffreau bereikte de gezegende leeftijd van 70 jaar en als dat geen gelegenheid was om te vieren, wat dan wel? Deze keer mocht William het muzikale programma niet samenstellen. Sterker nog hij werd er angstvallig van weggehouden om de verrassing nog groter te maken. Het vernieuwde Amber team worstelde zich via een aantal vergaderingen doorheen een jungle van ook voor hen steeds weer nieuwe uitdagingen. Want geloof het of niet: organiseren is een kunst. Duidelijk een kolfje naar de hand van het Amber Reünie Team, kortweg ART.

En of ook die avond geslaagd was? Uiteraard, want vandaag merken we dat dit toen niet enkel een viering voor William was, of een reünie van Blommenkinders uit een ver verleden, maar net zo goed een weerzien was voor sommige muzikanten, die nadien prompt nieuwe plannen smeedden voor nieuwe bands. Een opsteker voor alle medewerkers, en…. het vergemakkelijkte het programmeren voor de “voor de Overlevenden reünie” van 2018.

2018 Voor de Overlevenden.

Blues Border, stevige gitaarrock.

Blues Border mocht als eerste aantreden. Een geliefde en gekende Aalsterse drie mans formatie die doorgaans de bruine kroegen onveilig maakt met hun harde bluesrock. Wij vernamen in de wandelgangen dat zij voor deze gelegenheid, het onderste uit de kan wensten te schenken, en dat zij de laatste tijd meer in het repetitiekot dan er buiten waren te vinden. Chapeau om die inspanning voor het Amber publiek te willen doen. Enkele fel bejubelde live-opnamen van het optreden circuleren reeds op youtube. Poor boy van Chicken Shack mocht niet ontbreken net als bis nummer Voodoo Chile waarop de letterlijk grote Guido (gitaar) zelfs Hendrix navolgend de gitaar met zijn tanden bespeelde. Hoe effectiever kan je terugkeren naar de hoogdagen van de seventies? De avond was nog jong.

Rockmasjien verbaast en verrast.

Een technisch, uiterst goed geolied team, zorgde voor een snelle podium wissel, terwijl de aanwezige discotheek enkele goed gekozen nummers de zaal in katapulteerde ter voorbereiding van een nog vrij nieuwe formatie: ‘Rockmasjien’. De band mag dan nog jong zijn, de leden zijn stuk voor stuk doorgewinterde muzikanten die voor het overgrote deel actief zijn in vaak nog vier of vijf andere groepen. Pittig detail is natuurlijk het feit dat zij elkaar vonden op dit eigenste zelfde podium precies twee jaar geleden toen zij deel uitmaakten van de gelegenheidsformatie die William Souffreau de avond van zijn leven gaf. In die dagen kon niemand voorspellen dat Franky en de ‘Cammen’ een ander pad zouden kiezen en dat Irish Coffee in die bezetting voorlopig opgeborgen zou worden. Gelukkig voelde Eddy Piens (ooit bij de Blues Bronders) een en ander kriebelen en wou hij vooral tijd vrijmaken om bij wijze van spreken dat “jonge grut” van Wiliam rond zich te scharen. Van bij het eerste nummer mochten we noteren: dit is er “bosj op”. Doorgewinterde muzikanten, die zich waagden aan een setlist, die niemand verwachtte.Het ligt echt niet voor de hand om Tom Petty, John Hyatt, Bob Marley, de Stones en hoera, ook T.Rex, vlekkeloos te coveren. De Cammen zorgde als volleerd entertainer voor de schaarse maar goedgeformuleerde bindteksten. De vingers van Franky dansten over de bas, en de met hoed getooide Gunther versmolt alles tot een degelijk geheel gekruid met de nodige orgeltonen. ‘Miss You’ en vooral het tragere ‘You Can’t Always get what you want’ van de ‘Stones’ werd uit vele kelen meegebruld. ‘You can’t always get what you want’ staat nog regelmatig op de setlist van de ‘Rolling Stones’. Overigens een klasse nummer dat ons steeds weer herinnert aan de begin scenes van de steengoede film ‘The Big Chill’ waar een cast van jonge honden samenkomt in een kerk tijdens een iets minder aangename reünie.

‘Piens’ voelde zich duidelijk in zijn sas, supergitarist, waarbij je nooit denkt aan de zoveelste versie van alweer een Beck, Page of Clapton cloon. Nee hij produceert zijn eigen stijl; een zeldzaamheid. Het toont nog maar eens aan dat ervaring en een zeer uitgebreide muziekkennis broodnodig zijn.

Laat ons hopen dat ‘Rockmasjien’, nog een heel lang tijdje blijft doorgaan op dit pad. Overigens hadden zowel ‘Rockmasjien’ als de twee bands die volgden de top of the bill verdient. Maar er moet nu eenmaal een programma worden samengesteld en daarvoor moeten knopen worden doorgehakt.

Night Time Heroes stomende blues.

Net als bij vorige gelegenheden had het team de master of ceremonies micro doorgeschoven naar Karel Meganck die zich gewoontegetrouw schitterend van zijn taak kweet. Al moest hij nu toch even een heksentoer uithalen om zichzelf en de Night Time Heroes aan te kondigen.

We zouden kunnen lyrisch schrijven over alweer een optreden van de Night Time Heroes, maar misschien vindt u dat wat kort door de bocht. We zouden eveneens kort kunnen zijn over het optreden en schrijven dat het gewoon goed was maar ook dit is net weer iets te kort door dan weer een andere bocht. Laat er ons geen doekjes omwinden: de energie spatte er van af, en de NTH band liet de zaal stomend achter. ‘Karel’, ‘Nighttime Charly’ en zijn doorgewinterde kompanen, met op gitaar ook deze keer, een al te bescheiden schitterend werk leverende ‘Peter Bronder’, wisten uit welk vaatje zij moesten tappen. Zij kennen ondertussen het Amber publiek maar al te goed, en weten wat de al wat oudere Aalsterse blues liefhebber verwacht. Ambiance, goede herkenbare songs en de NTH klassiekers zoals o.a. Steamy Windows. Brandt hun setlist op een cd en ga er avond aan avond mee uit de bol. Je zal voorjaren gebeiteld zitten.

John’ Sons, of John Woolley anders bekeken.

Terwijl John Woolley en zijn Sons zich podiumwaarts begaven werd het publiek aan de waggel gehouden met ouderwetse goodtime geluiden van John Fogerty, Status Quo en aanverwante boogie-ende hits uit een ver verleden.

John Woolley heeft er een lange carrière opzitten, maar blijft zichzelf vernieuwen. Weg zijn de Just Born hitjes. Wie daarvoor kwam, was onderweg op een kale reis. Ook zijn ontelbare odes aan Creedence Clearwater Revival waren er deze keer niet bij.

John’s Sons, die reeds een eerste CD afscheidden laten een andere John Woolley horen, waarbij gitarist Herman Kiekens en niet te onderschatten plaats inneemt. Ook John en Herman vielen twee jaar geleden opnieuw in elkaars armen op dit eigenste podium. Het was zoals John aankondigde: een avondje met nummers uit hun John’s Sons Cd en een vooruitblik op de nog te verschijnen opvolger John’s Sons 2, aangevuld met enkele herkenbare covers zoals we die van hem gewend zijn.

Het moet gezegd, de set paste in het geheel en werd door veel Amberianen degelijk gesmaakt. De tijden waarop de Ambergangers meewarig neerkeken op popmuziek ligt gelukkig al lang achter ons. Muziek is immers universeel, en de tijden waarin oudere jongeren hun street credibility moeten vrijwaren is al even achterhaald.

En zullen we drinken, zeven dagen lang? Of zullen we liever doorgaan?

Overigens in recensies zoals deze worden vaak zangers en gitaristen bejubeld, en al te vaak worden organisten, en zeker drummers, vergeten. Daarom bij deze hulde aan al deze muzikanten.

En dat zij even belangrijk zijn mag nog maar eens blijken uit het feit dat zeer recent Richard Starkey, bij u en ons vooral bekend als Ringo Starr, geridderd werd, want geef toe, zonder Ringo, waren de Beatles nooit geweest wat ze geweest zijn en nog zijn, en dat geldt bij uitbreiding voor alle muzikanten die deze avond aantraden.

Om te besluiten deze gedachte: wordt het niet tijd dat iemand een degelijk boek schrijft over de Aalsterse muziekscene? Laat ons wel wezen in een dergelijk opzet mag Den Amber niet ontbreken.

John Woolley was een waardige en mooie afsluiter van alweer een geslaagde reünie. Alle muzikanten werden een laatste keer het podium opgeroepen voor een spectaculaire versie van de door de Rolling Stones grootgemaakte hit van Bobby Womack (ere wie ere toekomt): ‘It’s all over now’.

Misschien klopte dit voor deze avond, maar toch…… hoorden wij daar al niet iemand plannen maken voor een volgende Amber Reünie? Vraag er naar…….

Uw reporter ter plaatse.



Robert Plant 40 jaar on the road.

Recensies in rock Posted on 21 feb, 2018 19:22

Eens je wat ouder wordt verwacht men niet enkel dat je je lot draagt, maar bovendien dat je daarnaast ook nog een buketlist meesleurt, met al die dingen waar je ooit wel eens van droomde, maar nooit de tijd voor nam. Heel duidelijk staat hier ‘nam’ en niet had, want ieder van ons heeft echt wel de tijd voor alles. Je hoeft het enkel echt te willen. En of dit nu bijv. reizen betreft, of uit een vliegmasjien springen maakt weinig uit. Zijn het gelukkige mensen die niet over een bucketlist beschikken? Ik zou het niet weten. De ene wil ooit eens op de Eiffeltoren staan, de ander dan weer zwemmen in de Mississippi, of wandelen op Vuurland. Hoe haalbaarder hoe meer kans dat je ooit een en ander kunt afstrepen.

Zo had ik vorig jaar begin december ‘een concert bijwonen in de Royal Albert Hall’ kunnen wegstrepen, had ik verdomme geweten dat het plaatsvond. Neen dus. Bon, niet getreurd, we zullen ons dan maar laven aan het album dat er gedeeltelijk ten gehore werd gebracht door Robert Plant.

X,Y of Z is een Britse zanger, enz… enz…. kom je vaak als openingszin tegen in artikelen wanneer je informatie zoekt over jouw “favoriete” pop- of rockster. Regelrecht gekopieerd en geplakt uit een Wikipedia artikel. Vaak inclusief onwaarheden, die dankzij deze techniek, zich voor eeuwig en drie dagen nestelen in de uithoeken van het wereldwijde web. Er valt niet veel tegen te doen, behalve misschien een spelletje ‘mens erger je niet’ spelen.

Robert Plant heeft zeer recent een nieuwe plaat losgelaten op de wereld. Maanden op voorhand aangekondigd, of net niet aangekondigd, via een sluwe marketingtechniek, die voornamelijk de pers deed likkebaarden, want zij zagen er tekens van God in, ergens op de Stairway to Heaven, wuivend naar Jimmy Page en John-Paul Jones, om eindelijk Led Zeppelin weer op de rails te zetten. Helaas, nu al tien jaar na 2007 en het O2 evenement voor Ahmed Ertegun bleek het kanonschot een losse flodder. Leperds wisten te vertellen dat in het najaar in Amerika op het Dessertfestival Jason Bonham en zijn band stonden geprogrammeerd, en dat dit vast een ‘cover up’ was van de geplande verschijning van Zep. Helaas.

Eenmaal het duidelijk was dat Robert Plant enkel zijn nieuwste worp aan het promoten was, haakte de persmeute af, en naar hoe het verder verliep op het Dessert festival hebben we het raden. De CD van Plant werd door pers en publiek ontvangen zoals dat tegenwoordig gaat met releases van de “oudere” generatie: twee dagen aandacht, ergens een kolommetje op bladzijde veertien in een muziekblad. Al mag RP niet klagen want de sporadische interviews die hij gaf, werden toch hier en daar gepubliceerd in de gespecialiseerde pers. Jawel zelfs hier te lande schonk Humo er aandacht aan.

Plant verdient meer aandacht.

Hij behoort tot die groep van muzikanten die zich op het muzikale pad begaven om onder andere te ontsnappen aan een oersaai leven. Beatles en Stones en anderen gingen hem voor op dat pad. Beoefende jobs als stratenmaker, of helper in een winkel of assistent bij een grafdelver (Stewart), of op Sheffield Steel’s wijze stalen buizen lassen (Cocker), dreven een aantal jongeren ertoe aansluiting te zoeken bij een of ander beat- of bluesbandje.

Net als Rod Stewart, David Bowie, en nog enkele andere had Robert Plant in de zomer van 68 al een leven achter de rug in de “business”. Plaatjes opgenomen, solo of in groepsverband, en dat zelfs bij gerenommeerde platenlabels als CBS. Lag het aan de kwaliteit van de nummers? Lag het aan het verkeerd pluggen bij pers en radio van deze singletjes? Of lag het aan het belachelijk Dave Dee, Dozy, Beaky Mick & Tich kapsel van onze held, verkopen deden deze 45 toertjes voor geen meter. Wie zelf wil vaststellen hoe goed of matig Robert Plant klonk, moet zich zijn compilatie cd ‘Sixty Six to Timbuktu’ aanschaffen. Daarop vind je materiaal van halverwege de jaren zestig, van o.a. Listen (waar hij deel van uitmaakte) en RP solo materiaal.

Dat zowel Stewart als Bowie die hetzelfde pad als Plant bewandelden en o.a. bij Decca singletjes uitbrachten, het uiteindelijk maakten is toe te schrijven aan het feit dat zij enerzijds ouders hadden, die hen niet verplichten om toch maar naar de fabriek te trekken, en anderzijds dat zij zich in Swinging Londen af en toe lieten opvallen, waardoor hun namen ergens bleven hangen, tot zij doorgespeeld werden aan een producer of manager die uiteindelijk wel potentieel zag in die gasten.

De nog onbekende Plant, de blues liefhebber, treedt in de sporen van o.a. Jagger wanneer hij de micro hanteert tijdens optredens van Alexis Korner en zijn bluesband. Iets wat o.a. Mick Jagger hem voordeed. Plant mag van geluk spreken dat ene Terry Reid, in die dagen, wanneer hij niet zelf optrad dezelfde clubs aandeed, en gecharmeerd was van Robert’s stem. Elke Led Zeppelin fan kent het verhaal van hoe RP bij Led Zeppelin terechtkwam. Led Zeppelin: een merkwaardige combinatie van twee Londense sessiemuzikanten en twee “boerenlullen” uit de Black Country in de Midlands, waarvoor de wereld door de knieën ging.

In een notendop.

Jimmy Page die na een initiële weigering (Jeff Beck hapte toen wel toe), uiteindelijk in de tweede helft van de sixties toch bij de Yardbirds gaat spelen, omdat er een plaats van bassist vacant was, eindigt er zijn carrière, waarbij hij eigenaar wordt van de naam van een “lege” groep, samen met een reeks nog af te werken concerten. Page, zoekt samen met manager Peter Grant, naar nieuwe muzikanten om de lege plaatsen op te vullen.

Enkele jaren eerder nam hij samen met Beck, en groepsleden van de o.a. De Who Beck’s Bolero op, en dat was de sound die hij ambieerde. En om dat te bereiken waren topmuzikanten nodig, of zoals later zal blijken mannen die “toch enigszins leken” op die mannen die hij eerst in gedachten had. Keith Moon drummer en John Entwistle bassist van de Who, aangevuld met de zanger/gitarist van de Small Faces, Steve Marriott, waren de namen die op een of ander ogenblik op zijn initieel verlanglijstje stonden. Zowel de Who, met sterke man Pete Townshend, als de Small Faces zaten in een bijzonder sterke houdgreep van hun management. In het geval van Steve Marriott was het duidelijk: het management liet verstaan dat indien Page nog ooit in de buurt zou komen van hun poulain, hij verder kon spelen op zijn gitaar, maar dan wel met een stel gebroken vingers. Auteur van die boodschap was de vader van Sharon Osbourne. De dochter zal later zelf manager van Ozzy worden. Page zocht en vond een stem die toch wel wat gelijkenis vertoonde met de stem van Steve Marriott. Hij hoefde niet echt ver te zoeken, want Terry Reid zat onder contract bij Micky Most, vriend en compagnon van Peter Grant. Micky Most was zelf een geflopte popster, met uitzondering van de paar jaar succes aan het begin van de jaren zestig, dat hij oogstte in Zuid-Afrika. Most had zich op het managementpad begeven, en scoorde o.a. met de Animals en The House of the Rising Sun een megahit. Later komt daar ook nog Donovan bij, waardoor Donovan op een gegeven ogenblik zelfs zal gekoppeld worden aan Jeff Beck (Zie Barabajagal).

Most was net begonnen met het “lanceren” van de carrière van Terry Reid, iets wat later een groot misverstand bleek te zijn. Het leidde er toe dat Reid besloot om in geen avontuur te stappen, want de Yardbirds, met Page, waren nog slechts een schim van wat ze ooit geweest waren, en vermoedelijk geloofde toentertijd niemand, met uitzondering van Grant, dat Page deze band nog ooit op de rails zou krijgen. Concreet: Reid bedankte voor het aanbod, en suggereerde Robert Plant als een waardige vervanger. En zoals ze zeggen: de rest is History.

Misschien toch nog even dit: Plant zat zelf nog aan een platencontract vast, waardoor op de eerste LP voorzichtig met zijn naam werd omgesprongen. Plant zat overigens in die zelfde periode in een soort van “proefperiode” inclusief betaalcontract, en was helemaal niet zeker dat hij mocht blijven. Wat zou er gebeurd zijn mocht Reid of Marriott zich alsnog hebben bedacht?

Robert Plant beleefde als Percy het engelachtig opperwezen, tussen 68 en 80 zijn carrière hoogtepunt, dansend over vnl. Amerikaanse podia, zwaaiend met de ‘Hammer of the Gods’. Maar niet enkel succes werd zijn deel, ook heel wat miserie daalde over hem heen, bij zoverre zelfs dat men stilaan begin te spreken over een vloek die over LZ heerste. Een vloek die teweeg zou gebracht zijn door Jimmy Page’s verering van het occulte, en zijn aanbidding van Alistair Crowley (*) , van wie hij overigens een vroegere huis (Boleskin House) in Schotland kocht .

Bollocks natuurlijk, maar Plant was na 75 toch nooit meer dezelfde jonge oppergod. Hij kende zelfs een periode, toen Jimmy Page flirtte met sister heroïne, waarin hij af en toe optrad in de Midlands met lokale bands. Het leek wel alsof Led Zeppelin voor hem stilaan een afgesloten hoofdstuk aan het worden was. Een attitude die Page nooit zal kennen.

Omdat de Britse taxatiedienst in 1975 op het punt stond de LZ taart behoorlijk af te romen, besloot het vijftal (Peter Grant mag gerust de vijfde LZ-Beatle genoemd worden), een jaar lang Britse bodem te vermijden en te gaan reizen. Ergens in Griekenland raakten Robert en zijn eega Maureen betrokken in een zwaar auto-ongeval wat hem nagenoeg voor een hele tijd in een rolstoel en vervolgens op krukken deed belanden. Tijdens een van de volgende tournees in de VS kreeg hij het onheilsbericht dat zijn zoontje Karac getroffen was door een zwaar virus. Het kind overleed amper enkele uren later. Led Zeppelin lag in die tweede helft van de seventies opnieuw op apegapen. En het werd nog erger. In een van de Fillmore’s (**) liep een misverstand over het feit dat het zoontje van Grant hardhandig zou zijn aangepakt zo hard uit de hand dat Grant en Bonham er zelfs even in de gevangenis werden gegooid. In hun entourage bevonden zich op dat ogenblik enkele figuren met links naar een wereld waar Zeppelin zich in hun hoogdagen nooit mee zou hebben ingelaten. Of deze feiten mee hebben gespeeld bij Bill Graham, bij zijn besluit om te stoppen met “zijn” Fillmore East- en West rocktempels weten we niet. Wel verklaarde Graham ooit dat het niet meer leuk was omdat het allemaal teveel business was geworden en te weinig nog rond muziek draaide.

Voor Plant zal uiteindelijk het leed nog aangevuld worden in september 1980, toen zijn maat John Bonham, de drummer van de band, dood werd aangetroffen aan de vooravond van repetities voor alweer een Amerikaanse toernee, die er nooit meer kwam. In december 1980 verklaarden alle leden van Led Zeppelin dat ze zonder hun vriend onmogelijk nog verder konden functioneren als band.

Het zal duren tot december 2007, 27 jaar later, eer er nog een eenmalig full concert komt.

Noch John-Paul Jones noch Jimmy Page hadden voor Led Zeppelin een echte solocarrière. Robert Plant is dan ook de enige die al snel in de jaren tachtig de draad opneemt en enkele lp’s uitbrengt. Helaas voor de fans blijkt dit muziek te zijn waarop zij niet echt zitten te wachten. Plant was getransformeerd van een langharige rockgod tot een eigentijds gekapte krullebol (geheel in de stijl van de jaren 80), die muziek uitbracht die mijlenver stond van het LZ repertoire. Best nog te vergelijken met wat Paul McCartney uitvrat met Wings na zijn Beatlejaren. Namelijk de hele wereld tegen jezelf opzetten, door het uitbrengen van een serie “middelmatige” platen.

Toch zal Robert Plant gedurende zijn hele verdere carrière regelmatig terug grijpen naar aparte dingen waarin hij schittert. Bijvoorbeeld al heel vroeg in de jaren tachtig met de Honeydrippers Vol 1 (er moet nog altijd een vervolg komen), een must, waarop hij oude nummers aanpakt, en waar zelfs Page en Jeff Beck even mee aantreden. In ‘Sixty Six to Timbuktu’ blikt hij terug op zijn carrière en voegt hij er bovendien enkele schitterende nummers aan toe. Het uitstapje met Allison Kraus levert hem zelfs een Grammy Award op. Wat hem nog het dichtste bij Zeppelin bracht was de periode Page-Plant ten tijde van de de MTV unplugged concerten. ‘Walking into Clarksdale’ blijft een erg onderschatte plaat. Eentje dat nog steeds vooraan staat in onze luisterkast.

Het opnieuw de baan op trekken met oud bandleden van de Band of Joy moet hem zeker deugd gedaan hebben. Plant blijft gelukkig een entertainer die niet enkel nieuwe songs baart, maar die ze ook nog steeds graag live brengt, en vooral dan in kleinere locaties zoals ons eigenste Lokeren.

Zijn recentste platen, vanaf 2000, zijn bijna als een geheel te beschouwen en daar zijn de Sensational Space Shifters niet vreemd aan. Plant laat ook duidelijk verstaan dat hij blijft geloven in een versmelting van Keltische muziek, oosterse klanken, rock en blues. Het is precies die mengeling die leidt tot een unieke ‘Plantsound’. Hij schuwt niet langer meer zijn verleden. Het mag al eens klinken zoals ten tijde van LZ, en live sijpelen gelukkig ook regelmatig oude songs door naar de playlist.

De huidige Sensational Space Shifters is een samenraapsel van topmuzikanten die de laatste 25 jaar her en der hun sporen verdienden. Neem nu xxxx de gitarist van Cast, die samen met John Power van de La’s (There she goes) indertijd bij Cast zorgde voor drie heerlijke platen, helemaal in de sixties-who stijl.

We schreven het vroeger al: LZ is voorbij, en een toernee waar iedereen blijft om schreeuwen is eerder een schreeuw naar de eigen jeugd. Plant staat niet meer op een podium, bovenlijf ontbloot, zwaaiend met de microfoon, zijn stem verheffend als ware hij de rockengel zelf, die men in hem zag.

De man is letterlijk teruggekeerd naar zijn roots, en woont terug in de black country in de buurt van Kidderminster, waar hij zich regelmatig vertoont in de lokale pub. Ook in Hay-on-Wey, waar wij regelmatig te vinden zijn bij Haystacks, de lokale platenshop, duikt hij regelmatig op. De artiest die hij gebruikt voor zijn hoes ontwerpen woont er. De buitenmens in Plant is teruggekeerd, en vermoedelijk kan het Londen van Jimmy Page hem vandaag de dag gestolen worden. Valt dit te betreuren? Helemaal niet. Het oeuvre wat hij ons tot nog toe naliet is meer dan het beluisteren waard. Zoek het zelf maar uit.

The May Queen

Dat Robert Plant een songtekst schrijft met als titel The May Queen zal, wie al wat ouder is, aangenaam treffen, want herinneren we ons de May Queen niet uit Stairway to heaven? Voor alle duidelijkheid deze song pretendeert nergens een vervolg te zijn op Stairway to Haven. Het leert ons wel dat Plant, oud of jong; nog steeds met dezelfde dingen bezig is. Dat hij bij wijze van spreken bijna geen haar veranderd is, en dat is maar goed ook. Hij kijkt nog steeds door het venster in de maand mei, en stelt vast dat de meibomen bloeien. Muzikaal is dit een regelrecht vervolg op de songs die hij maakte met de Space Shifters op zijn vorige CD Lullaby and… The Ceaseless Roar uit 2014

New World….

In New World, leren we een en ander over migranten, maar tezelfdertijd rekent RP af met slavernij: ‘kneel before the sword’, en heeft hij het verder over ‘educate the Noble savage…’ Een eerste song die gedragen wordt door een wat zompige beat en waarin Justin Adams mag laten horen hoe mooi hij wel gitaar kan spelen.

Season’s song

Een liefdesgedicht over de seizoenen van het leven, over ouder worden, en rust vinden in zijn geboortestreek, over de woestijn in zijn ziel. Over afscheid nemen:… when all is said and done… Plant wandelt door een lieflijk landschap en neemt het leven in ogenschouw.

Dance with you tonight Laat ons nog even dansen voor het te laat is, laat ons de verdwenen klavervelden betreuren. Hier herneemt de band wat ze in New World begonnen. Diezelfde wat zompige beat, als was het om ons duidelijk te maken dat Plant op deze CD een zekere boodschap uitdraagt. Misschien is nog niet alles verloren: kom aan en dans met mij. De vlam brandt nog hevig. Er is nog hoop.

Carving Up The World Again met als ondertitel a wall and not a fence…. Plant laat zijn hart spreken, begeeft zich op politiek pad. Het zal dus wel heel diep zitten, want dit is niet echt van zijn gewoonte. De song opent met: ‘De Russen, de Amerikanen, de Britten en de Fransen’… ‘ze verscheuren opnieuw de wereld’, … ‘a whole lotta posture and little sense’…. En beetje wrang om de woorden whole lotta in dit verband te moeten horen.

In A way with words gaat hij door op hetzelfde elan als eerder in seasons’s song met het betreuren van een wereld die niet meer dezelfde is. Laat mij gerust voor zolang het nog duurt. Loving up a storm (waar kwamen we deze titel nog tegen) now… Many Times I fell from Grace. Once again our world will shake…. persoonlijk (in de trant van Jimmy laat me eindelijk met rust) of kijkt hij toch eerder bitter naar wat zich in de wereld afspeelt? Ingehouden, ingetogen.

Carry Fire. Na een korte stilte, die ons wat herinnert aan het ogenblik dat we de eerste keer Sgt. Peppers omdraaiden, klinkt een wat oosters getint geluid. Al zijn we dit van Robert Plant intussen gewoon geworden, zij het in beperkte mate op dit nieuw album. Het doet ons denken aan een rondedans rond een kampvuur, waarbij dansende indianen het vuur eren. De titelsong van de plaat komt pas aan bod wanneer we ons al halverwege door deze nieuwe worp van RP hebben geworsteld. Een ode aan zijn geboortestreek en de Welsh mountains rond Bron-Y-our, waar hij ooit LZ naar toe leidde?

Bones of Saints. Een aanklacht tegen oorlog, wapens, enz… schepen worden geladen vliegtuigen worden geladen, muren worden opgetrokken, waarbij hij zich afvraagt: ‘wie heeft het geld en waar komt het vandaan? Wie koopt de kogels, wie verkoopt de geweren?’ Terechte vragen gezongen tegen een refreintje van no, no, no.

Keep it Hid lijkt op het eerste zicht een liefdesliedje, een mamma-baby song, maar pas het toe op de wereld, en de vraag: ‘waar ga je schuilen wanneer het koud wordt, wanneer de zon niet meer schijnt’ stemt je opnieuw tot nadenken. Terechte song, die enigszins jazzy aanvoelt, met in het midden een mooie gitaarbreak.

Bluebirds over the Mountain. Gedreven traag voorbijglijdende rocksong, die zeker live zal gesmaakt worden.

Het enige nummer waarin hij zich vocaal laat bijstaan door niemand minder dan Chrissy Hynde van de Pretenders. We herinneren ons overigens het nummer uit de natijd van de Beach Boys. Een cover van een Ersel Hickey song uit 1957, ooit nog gecoverd door Ritchie Valens.

Toch alweer een nummer over verlies.

Heaven Sent. Afscheid, the long goodbey, afscheid van iemand van wie je houd…. al wat je nog had willen doen en zeggen, maar helaas…. mijmerend in de wat lome stijl van de great American songbook. Plant laat op deze CD opnieuw zien, dat hij meer met zijn stem aankan dan wat we doorgaans van de engelachtige Percy gewoon zijn.

Dit is geen CD in de Led Zeppelin lijn, geen ellenlange gitaarsolo’s waar sommigen de creeps van krijgen, maar wel een Plant in betere doen tegen een achtergrond van een spaarzaam mooi geborduurde achtergrond van geluiden, die nu eens Keltisch, dan weer werelds en dan weer rockerig klinken. Bij wijlen hoor je de stap van de dinosauriër, en is een glimlach op zijn plaats omdat dit toch fantastische herinneringen oproept.

Een warme oproep aan iedereen die Plant ooit afzwoer in de jaren tachtig: neem de moeite om hem opnieuw in de armen te sluiten. De man maakt nog steeds muziek, waar elke beginnende band alleen maar van kan dromen.

Discografie Robert Plant

Studio albums

Pictures at Eleven (1982)

Live albums

Singles (42 singels in totaal)

(*) Alistair Crowley, was een Brits schrijver en excentriekeling die zich met het occulte bezig hield.

(**) Fillmore East en Fillmore West waren twee rocktemplels waar quasi elke rock of bluesband aan het einde van de jaren 60 en begin 70 speelde. Van heel wat van die concerten bestaan live opnamen die jaren later op CD werden uitgebracht. O.a. Ten Years After.



Elisa Waut 2017 Een portret in een landschap.

Recensies in rock Posted on 22 jan, 2018 00:41

Uitgerekend dit weekend in 2017 mochten wij ons “Ter Kamme” begeven in de prochie van “Wezembeke”, om er te verdwalen in een “Waut” van aangename klanken en sferen….

Foto: lokatie Aalsters stadspark.

Nooit gedacht dat we dit nog zouden mogen smaken. Alhoewel, het album Portraits and Landscapes uit 2015 was mogelijks een subtiele hint naar wat deze woodnymf blonde nog in petto hield. En woodnymf en blond, dat is ze nog altijd, dat leidt geen twijfel. We zijn met zijn allen een stukje ouder geworden, en we verlangen allemaal zo nu en dan naar een flard van onze “jeugd”, toen alles nog groener, eenvoudiger of minder gecompliceerd was. Alhoewel, was dat wel zo? Had Elisa Waut het toen ook al niet over Russia? Het lijkt wel of de wereld flashbacked naar de tijd van 35 jaar terug.

Elsje Helewaut en haar naasten nog eens beleven op de avond waarop uitgerekend Donald T. Zich in een wit huis nestelt, en Teresa M. hem vriendelijk toelacht, zal ook wel blijven hangen in onze gedachten.

In een wereld die tot een dorp is verworden, en waar sociale media niet meer weg te denken zijn, kan het nog mooi zijn. Zeker voor wie social media als facebook of twitter verstandig gebruikt, ontdaan van alle nietszeggende reacties op vaak ongelezen artikels die de media dagelijks moeten ophoesten, willen ze overleven. Althans dat lijkt mij toch wat ze denken.

Nu alweer wat maanden geleden “ontdekte” ik Elsje Helewaut op fb, nadat ik ook alweer enige tijd geleden aangenaam verrast werd in de Mediamarkt met een nieuwe Elisa Waut CD. Het deed nog meer plezier vast te stellen dat het de artieste zelf was die facebookte in tegenstelling tot sommige andere sterren die zich hierin laten bijstaan door een of ander sujet, dat niets om handen heeft en dan maar wat nietszeggende reacties post op berichten van de “fans”.

En het werd nog mooier, toen bleek dat de band zich ook nog eens “ter podium” zou begeven. Slechts enkele sporadische optredens, waaruit ik met graagte de passage in de Kam te Wezembeek selecteerde.

De Kam, Ik kwam er vroeger wel eens op vrijdagavond toen daar maandelijks een aantal IBM’ers vergaderden, die elkander de knepen van OS/2 aanleerden. Het heeft helaas niet geholpen en het beste Operating System ter wereld is dan ook ter ziele gegaan. Al denk ik ook nog met graagte terug aan die keer dat ik met een van mijn toen nog jonge zonen (op een nog niet volgroeide fiets) de volledige gordel peddelde. Op de binnenkoer van de Kam, die fungeerde als aan een van de aan te doen haltes, speelden de Romantics oude Shadows hits. Wie zich in muziek interesseert ontdekt vaak op de meest onverwachte plaatsen mooie dingen.

Dat men uitgerekend dit sfeervol zaaltje uitkoos voor twee uur sfeer, twee uur wegdromen, twee uur zich wentelen in heerlijke muziek, koesteren, genieten van een heel wat rijpere versie van Elisa Waut, daar konden we geen neen tegen zeggen. Beter dan we hen ooit mochten meemaken. Dit optreden zovele jaren later, na, onze eerste kennismaking in een Beverse spiegeltent, wordt bijgeschreven bij een handvol andere mooie momenten.

De band bestaat nog steeds uit Elsje en Chery Derycke (backingzang) en broer Hans Helewaut. Hans bespeelt, vermoeden we, zowat elk denkbaar instrument, en dit met verve. Bovendien leerden we hem intussen ook CD-gewijs kennen via zijn jazzuitstapjes. Aangevuld met gitaar, bas en orgel, bespeeld door een stel jongere goed uitgekozen muzikanten, was dit een mooi podiumvullend gezelschap. Elisa Waut, de groep bestond voor dit optreden uit, Elsje, Chery en Hans, aangevuld met Vincent Pierins op bas , Steven de Smedt op gitaar , Benjamin Jacobs toetsen, en drummer Michaël de Greef.

Al zullen uiteraard velen in de eerste plaats bewonderend hebben gekeken naar de hoog gehakte in een wervelend kleedje gestoken blonde bosnimf. De nummers werden ondersteund door geprojecteerde beelden, soms uit oude clips, soms gewoon uit de natuur geplukt. Verschillende nummers kregen nog wat meer betekenis, omdat we nu weten, waar of voor wie ze werden geschreven dankzij de vakkundige introducties door de zangeres. U vraagt zich natuurlijk af, welke hapjes ons werden voorgeschoteld? Uit een rijk gevulde carrière werd een heel herkenbare set geplukt, ook met aandacht voor het nieuwe materiaal, waar u vast en zeker naar op zoek moet gaan. Inderdaad, zoeken, want onze radiostations, en vooral het jongere grut dat er ongegeneerd de laatste digitale riedels mag in onze richting schuiven, weet niet meer van Elisa Waut. Tevergeefs blader je door ‘den umo’, toch het blad van de Rock Rally, waar ze meer dan waarschijnlijk ook niet meer echt goed weten wie er ooit het ereschavot mocht beklimmen (*). Juist ja.

Aangenaam verrast waren wij ook door twee nummers die nu voor het eerst live konden gesmaakt worden: de Turalura bijdrage: ‘Doe, doe het niet meer’, en ‘Sailers don’t cry’, wat ze samen maakte met RVHG, voor de gelijknamige film van Mark Didden.

Uiteraard waren er de klassiekers: Four Times More (verdient het zeker om met dit nieuwe arrangement heruitgebracht te worden), Russia, After Today, Vanilla, en het aan een ‘droeve postzegel’ opgedragen Sad King. Materiaal uit hun nu helaas nog moeilijk te vinden vinylplaten en CD’s.

Toch werd er ook geput uit hun laatste drie cd’s, waarvan vooral de eerste twee uit de spiritueel bevlogen periode van Elsje komen. Hun laatste uit 2015 sluit opnieuw meer aan bij de Elisa Waut die de meesten onder ons beter kennen. Maar ook helaas deze CD is via de reguliere platenzaken, voor zover die er nog zijn, amper nog te vinden. Radio en TV hebben blijkbaar enkel nog oog voor Elsje, op die ogenblikken wanneer ze het over een totaal andere problematiek heeft. Jammer want op die manier mist de goegemeente een brok beklijvende muziek. (**)

Bij gelegenheid duik ik nog in mijn RV archieven, en laat ik iedereen meegenieten van een toenmalig interview uit de vroege jaren tachtig. (***)

Overigens is het niet enkel Elisa Waut, die hier bij ons de betere muziek van de jaren tachtig laat herleven. Ook Lavvi Ebbel werd nieuw leven in geblazen door Cas Van der Taelen, die we vorig jaar geweldig uit zijn bol zagen gaan tijdens de viering van William Souffreau 70, en die nu bijgestaan wordt door Kloot Perwez, ook al een van de ’tachtigers’. De Aalsterse band Isopoda, goed voor twee schitterende progrock albums, treedt ook opnieuw af en toe aan, en denkt zelfs aan nieuw werk. Al even Aalsters en ook weer van de partij, met een nieuwe CD, is John Woolley, deze keer als John’s Sons. Op 24 maart live te aanschouwen in De Brug te Aalst. Er zullen er nog welk meer zijn, die tegen de pensioenleeftijd aanschurken en die het voelen kriebelen, wat voor ons alleen maar mooi meegenomen is.

Volg Elsje Helewaut op facebook, of loop even binnen in de Ark van Zarren, misschien zingt ze wel voor jou de pannen van het dak…. of vertelt zij jou dat er meer optredens komen. Hint, hint, hint……

(*) Humo’s rock rally bestaat intussen 40 jaar. Elisa Waut was ooit de vierde winnaar in 1984.

(**) Herbekijken de VRT uitzending hier.

(***) Rode Vaan interview.



Ode aan Gizelle

Recensies in rock Posted on 19 dec, 2017 00:05

2016 A winter’s day, in a deep and dark december.

Yoko brought her walrus, everyone was there. I went to a garden party…..

Oesje verkeerd feestje aan het beschrijven. Ik ging dus naar een “verjaardagspartijtje” van vergelijkbaar kaliber; een evenement dat we niet dikwijls meer zullen meemaken.

De plaasteren Sint Jozef buiten aan de naar hem genoemde zaal bekeek ons nog even argwanend, maar we mochten kennis maken met ‘Father Christmas’ die, ons wat bijhorende attributen aanmat en een plaatje schoot. Binnen had Gizelle er voor gezorgd dat de nodige vissen en broden, om te vermenigvuldigen, aanwezig waren, en dat er meer dan voldoende water in wijn werd omgezet. Wat zeg ik zelfs in Blauwe Chimay. De tijden veranderen.

Vrienden, collega’s, Amberiens, maar vooral familie, veel familie beleefde er de avond van zijn of haar leven.

Het moet gezegd de ‘voortbrengselen’ van aartsvader Pieter De Schepper, moeten zich ooit naar voor gewurmd hebben in die rijen waar ze de keelgaten en handige vingers uitdeelden.

We waren er al enigszins op voorbereid door het genealogisch onderzoek dat Gizelle verricht had, en waarin ze het DNA van haar muzikale familie toelichtte. Heden en verleden netjes op een rijtje gezet. Jong en oud samengebracht op een winterse decemberavond. A winters day, in a deep and dark december… Paul Simon had het niet mooier kunnen verwoorden.

Om te beginnen een band, de Ashels, waarvan ik de naam al jaaaaaaaaren ken, maar waarvan ik nooit een optreden bijwoonde. Zelf heb ik jaren lang het woord ashel gebruikt, wanneer ik het had over…. ja juist nen ashel, zal ik maar zeggen. Door onze flagrante taalverarming is er nog amper iemand van onze afstammelingen die weet wat nen achel is, en nee, het is geen foute schrijfwijze van een asshole, alhoewel, nen ashel…… (*)

Het was nog vroeg op de avond voor het publiek om zich nu al boombal-gewijs op de tonen van een draailier richting dansvloer te begeven. De dansvloer was overigens nog bezet mrt stoeltjes, wat het een stuk makkelijker maakte om een luisterend oor te bieden voor dit Schepper-dna. Broers en neven, kleinkinderen van Pieter.

Dat er uit het talent van deze Ashels, nog meer talent werd geboren, lag in de lijn der verwachting. Het jeugdig entoesiasme van deze jonge bende waarbij twee engelenstemmen geflankeerd werden door een gitarist en een saxofonist werkte aanstekelijk. Zii doken in de wereld van Zuid-Amerikaanse ritmes en wisselden af met franse jazz van Gainsbourg en Melanie Gardot.

Gizelle kondigde dit Quarteto Miradouro. (Jazz/latino) aan als volgt: ‘De Broers en zussen Ambroos, Florian (Bogus), Mira en Elisa De Schepper besloten vorig jaar om hun muzikale talenten eens te bundelen. Het resultaat is een mix van jazz, funk, bossa nova en rumba muziek. Met sax en gitaar begeleiden de broers hun zingende zussen.’ (**) En dat klopte….

Isopoda de “legendarische” progrockband (symfonische rock) uit Aalst werd opgericht in 1974 en bracht 2 albums uit: Acrostichon (’78) en Taking Root (’81). Daarnaast verscheen in ’79 ook nog de single “You Flower”. Naast originele leden Dirk en Arnold De Schepper is ook hier een ‘next generation’ aangetreden in de vorm van drie zonen van Arnold. Aangevuld met een van hun vrienden.

Isopoda, verraste met nu al een derde optreden dit jaar, waarbij het vooral opviel dat, mogelijks gezien het thuispubliek, het er iets minder stressie aan toeging, bij de twee “ouderlingen” in de band. De klank zat goed, de songkeuze was in orde. Wij blijven het een hele heksentoer vinden dat de kinderen van Arnold, toch maar met hun ‘ouwe’ en hun nonkel een podium, delen, en dan bovendien nog progrock van jawel kindjes, dik 40 jaar geleden brengen. Een prestatie, die navolging verdient.

Te noteren beeld van de avond: Isopoda die zich aan de Beatles klassieker G(m)iz(ch)elle’ wagen, en een genietend koppel op de dansvloer. Merry Xmas baby.

In Tigerhorse treffen we Pieter en Jonas De Meester, kinderen van Guido, en bijgevolg achterkleinkinderen van de stamvader. Zij begonnen hun carrière in de folkband Aedo, waarmee ze ooit nog op de planken van de Werf te Aalst stonden. Dat ze hier nu wat uit het oog verloren zijn zal wel te maken hebben met hun verkassen naar het Gentse.

Eigenlijk is Tigerhorse een nevenproject van het bekendere King Dalton. Mag ik hier even Gizelle citeren die ons lokte met de volgende teaser: ‘Verwacht u aan swampy “funkfolkblues” recht uit het hart die terug naar de essentie grijpt, puur en onversneden. De electrische gitaar klinkt zwoel en exotisch als een tijger, de basgitaar krachtig en elegant als een paard. De stemmen van de broers worden vervoegd door Ilse Cottenie en zorgen voor een zalige samenzang. De percussie met “feetdrums” zorgt voor een extra opzwepende drive, en maakt TigerHorse tot een ware sensatie, waar je absoluut niet stil op kan blijven staan! Tigerhorse heeft een uiterst unieke sound, die tot het maximum wordt gedreven.’ (**)

Tigerhorse, was de voor ons grote onbekende die na Isopoda mocht aantreden als hoofdact van het DNA gedeelte, wat het allemaal nog spannender maakte. De band verraste menigeen. Hoorden we tijdens een plaspauze niet iemand zeggen: ‘da klinkt zoals de Daltons’. Bosj op want de broers De Meester hebben met Tigerhorse een waardig nevenproject opgezet binnen King Dalton. Aantreden zonder vierde man, een drummer, en dan maar het drumstel verdelen en zelf bespelen. Een gimmick was het niet, want het klonk echt mooi. Hun set deed bijwijlen denken aan Tony Joe White en de geluiden van de swamp delta in het zuiden van de USA.

De klok tikte rustig verder, en dat het al laat begon te worden, merkte gelukkig niemand op. We hadden de kers op de taart nog tegoed, en die kwam niet uit het DNA van de Schepper. In pure navolging van wat de Stones recent presteerden, werd er een stevige brok blues aangesneden door de Night Time Heroes. De band van Peter Bronder en smoelschuivende virtuoos Karel Meganck, die we ons nog herinneren van hun passage afgelopen april, ter meerdere eer en glorie van ene William, mochten hier de pannen van het dak spelen. En dat ze er zin in hadden, om Gizelle, de verjaardag aller verjaardagen te schenken kon iedereen zien, die tussen de blauwe Chimay door al eens een pintje of een watertje dronk. Een onstuimige zanger die meerdere keren het podium verliet om zich tussen het dansend publiek te begeven liet ons toe, om ons heel even in de Londense Marquee, de Twisted Wheel in Manchester of op een Northern Soul party in Wigan’s Casino te wanen. Met een stomend Steamy Windows werd, er voor een zoveelste bis gezorgd, want toegegeven niemand wou dat het stopte.

Meer van dat. En een rondje applaus voor de organisator van dit feestje, die haar strepen al meer dan verdiende tijdens Pallieter en Amber fuiven.

Voesjdoen….. en zoals de Engelsen het zo piekfijn zeggen: many happy returns……

(*) https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Ashels

(**) Gizelle’s aankondiging via facebook voor de genodigden.



Isopoda

Recensies in rock Posted on 09 okt, 2016 18:18

18 Juni 2016 trad Isopda nog een keer in de spotlights in JC De Kuip in Ninove. We kunnen het tot vervelens toe herhalen, maar al wie er om god weet welke reden niet bij was, heeft uiteraard weer eens ongelijk gehad. Bovendien vragen we ons terecht af: krijgen we later nog meer kansen, of ‘is the dream over’? Al wie in 2007 dacht dat Led Zeppelin opnieuw de wereld voor een paar jaar zou gaan onveilig maken, zal vermoedelijk nog altijd thuis achter zijn ‘stoofken’ zitten schilderen, om het enigszins beeldend uit te drukken.

Eerste indruk over het concert van Isopda in Ninove: amaai nu reeds het laatste nummer? Het was ons helemaal ontgaan dat ze toen al meer dan een dik uur bezig waren. Time flies when you are having fun.

Shame on us, Isopda, mocht ons dan wel bekend zijn, nooit ondernamen we een poging om ze te beluisteren, laat staan naar een concert te gaan. Je bent jong en je wil je ‘streetcredibility’ niet op het spel zetten. Om te beginnen hoorde het als ‘volgeling’ van Humo en meer bepaald Marc Didden niet om symfonische rock goed te vinden. Genesis, en aanverwante, dat was iets voor de ‘snobistische Walen’, die zelfs voor een cloon van eigen bodem hadden gezorgd in de vorm van Machiavel. Isopda hoorde voor ons in hetzelfde rijtje thuis. In die dagen treurden wij hier in het Aalsterse nog te veel om het ter ziele gegane Irish Coffee waarvoor niemand direct een opvolger zag.

Vanaf de late jaren zeventig, tot een eind in de tachtihger jaren werden wij begeesterd door New-Wave, Springsteen, Ramones en aanverwante. Helaas voor ons was Isopoda, toen wij weer met beide voeten op de grond stonden, grotendeels van het Aalsterse voorplan verdwenen. Er braken barre tijden aan.

Later in je leven stel je vast dat ouder worden ook enkele voordelen met zich brengt: street-credibility hoeft niet meer zonodig. Je geest verruimt (jawel ook zonder middelen), je ontdekt stilaan dat de roots van alle muziek wel heel dicht bij elkaar liggen. Ook de dagen waarop men bands als Emerson Lake and Palmer, Yes, Genesis of Jethro Tull uitgespuwde zijn lang voorbij.

De passages van Peter Gabriel op Rock Werchter, en de erbij horende voortreffelijke albums uit die dagen openden deuren voor ons naar de kelders van de muziek waarin zich o.a. Genesis’ The Lamb lies down on Broadway bevonden. Platen die er nu, veertig jaar na datum, nog steeds staan als een huis.

Drie jaar geleden trad in de Werf, tijdens een avond met Aalsterse bands naast Irish Coffee, John Woolley & Just Born, Lavvi Ebbel, ook Isopoda aan, en dat beviel. Net als overigens het herbeluisteren van enkele van hun LP tracks. De hernieuwde belangstelling voor vinyl bracht ook de LP Raaarlst in de belangstelling. Een plaat ooit opgenomen in de Just Born studio in Mere en geproduced door Luc Ardyns en William Souffreau waarop wij ooit voor het eerst kennis maakten met Isopoda. Hun twee reguliere verschenen albums waren toen al lang niet meer voorhanden in de shops.

Geen wonder dus dat we ons voor de avond in Ninove enigszins afborstelden, en ons met hetzelf geprinte ticket, inclusief streepjescode (wow wat professioneel), richting ‘oudste en stoutste stad’ van het land begaven.

Wij keken toe en zagen dat het goed was. De band vloog er al direct in met mogelijks hun bekendste nummer Acrostichon.

Een band die vooral uit Scheppers bestaat. Oudgedienden van het eerste uur Arnold en Dirk, aangevuld met het kroost van Arnold en een bevriende virtuoze jonge toetsenist.

Isopoda koos voor dit benefietconcert voor de muziek. Theatrale toestanden uit de jaren zeventig bleven achterwege. Dat de optie om naast de twee oude getrouwen jongere muzikanten te gebruiken een goed idee is, mocht blijken, al viel het ons wat tegen dat de jeugd tussen het publiek toch minder aandachtig bij de les was, dan het publiek van weleer.

World in Motion, het zegt u waarschijnlijk niet veel, maar het is een album van Fossil Evolution, de band die Arnold De Schepper opzetten met zijn drie zoons en een vriend van een van hen. Deze band uitbouwen zou wel eens in de weg kunnen staan van meer Isopoda optredens. Al mogen ze voor ons de Aalsterse podia af en toe betreden.

Wie er was, genoot van dit uniek stukje erfgoed. We hoorden sommigen zelfs verklaren dat de stem van zanger Dirk er op verbeterd is, en vooral dat deze set veel beter klonk, dan Isopda ooit geklonken heeft in de seventies. Al zal de moderne techniek, ons collectief slecht geheugen, en nostalgie hier ook wel voor iets tussen gezeten hebben.

Het was mooi. Wij hopen op meer. Een Amber Reunie Concert in de toekomst?

En hopen helpt blijkbaar, want op 30 oktober, precies vier jaar na hun passage in de Werf doen ze Aalst nog een keer aan. Met zijn allen naar de Houtmarkt, voor een avondje genieten.

In de setlist herkenden we

Acrostichon

Endless Streets

The Usual Start

Taking Root

Watch The Daylight Shine

Considering

Bis: The muse (akoestisch) en opgedragen aan de ‘missus’ van A. De Schepper.



Van Morrison: een glorieuze avond.

Recensies in rock Posted on 16 aug, 2016 13:00

Was het niet dat er al enkele dagen regen was aangekondigd, we zouden het niet geloofd hebben, maar die dinsdagavond was het vooral ‘A marvelous night for a Moondance’. Lokeren heeft het geweten, ‘ridder Van de Man’ kwam langs, met in zijn kielzog de meest doorgewinterde muzikanten die we de laatste tijd aan het werk zagen. (c) foto: Herwig Goeman

Een kleine balans vooraf. Jezus was in enkele nummers aanwezig, een erfenisje van het tijdelijk gefrequenteer met Brits oerpopidool Cliff Richard. Het publiek kreeg nauwelijks de tijd om in de handen te klappen. Het leek alsof Van, verstopt achter een donkere bril, het allang goed vond, en dat hij vooral niet wenste te treuzelen. Hij heeft een knorrig imago, dat is bekend, waar hier echter niets van te merken was. Het is zoals hij zelf zingt: ‘laat mij mijn werk doen en voor de rest, donder op’. Van Morrison mag dan de grootse muzikale verhalenverteller, deze kant van de grote plas, zijn, het blijft net zo goed een laadbak rocker. In Lokeren bracht hij een mooie staalkaart uit een oeuvre van om en bij de veertig albums.

Bon daarmee hebben we als inleiding kort aangestipt, wat in elke concertrecensie van een Morrison optreden thuishoort, en kunnen we dus vanaf nu beginnen met de loftrompet te steken.

Dit was zowaar een avond gevuld met greatest hits uit het repertoire van Van Morrison, al zijn de ‘echte’ hits uiteraard schaars in zijn carriere. De man heeft zoveel nummers dat er uiteraard niets anders opzit dan te selecteren, en van die taak heeft hij zich voor dit concert behoorlijk gekweten. DRIE nummers van Them brengen op een avond, zegt reeds veel. Voeg daarbij dan nog ‘Moondance’, ‘Domino’, ‘Cleaning Windows’, en voor de dames ‘Have I told you lately’, en je hebt een mooie staalkaart van de geluidsvibraties die de Lokerse avondlucht werden ingeblazen.

Via ‘Moondance’ in een heerlijk jazzy jasje konden we kennis maken met een hechte band. De meeste echte oude rotten in hun vak, en Van past daar wonderwel tussen. Hoed wat voorovergezakt, donkere zonnebril, saxofoon omgegord betreedt hij het podium. Hij lijkt nog meer op mijn garagist, die de pensioenleeftijd nadert, dan ik voor mogelijk hield. Sir Van Morrison windt er geen doekjes om. Rechttoe rechtaan rijgt de band het ene nummer aan het andere. Het publiek gaat uit zijn dak bij de eerste tonen van Them’s ‘Baby Please Don’t Go’. Mondharmonica, en zelfs een strofe uit Lonnie Donegans ‘Rock Island Line’ worden er in verwerkt. There’s not enough Rhythm and Blues on the Radio zullen we hem wat later nog horen zingen. Het concert wordt meer dan anderhalf uur later waardig afgesloten met een stomende versie van ‘Gloria’. Tussendoor passeert ook nog ‘Brown Eyed Girl’ de revue. In ‘Cleaning Windows’ verwerkt hij zowaar een flard ‘Be bop a Lula’.

(c) foto: Herwig Goeman

Hij heeft er duidelijk zin in, en wil het publiek waar geven voor, laat ons eerlijk zijn, het weinige geld dat ze betaalden.

Van bij het begin was de toon gezet. Dit optreden refereerde naar de beginjaren van de sixties, en bijwijlen leek het alsof we opnieuw in Londen in de Marquee of de Flamingo stonden, waar toenmalige jonge bands samengesteld uit ex-jazzers, en jonge snotapen stilaan trad-jazz, blues en R&B begonnen te vermengen tot wat later Rock zou gaan heten. Het samenspel tussen pianist, organist tevens voortreffelijk trompetter, en Van die zelf de sax of het mondharmonica bespeelde, deden ons meermaals denken aan het beste wat uit de Stax en Atlantic studio’s kwam. Zelfs de gitarist verdenken we ervan thuis over een collectie Steve Cropper platen te beschikken.

Vanavond werd duidelijk dat de rijpheid er enkel komt met de jaren. Al kan men zich de vraag stellen: hoelang zal/kan dit nog doorgaan? Lokeren wij rekenen op u…. Eric Clapton, Jeff Beck, Bob Seger, de Who… de namen liggen voor het rapen om er de affiches voor de komende jaren mee samen te stellen.

Kitty, Daisy en Lewis, drie echte Londeners, (broer en zussen) mochten het voorprogramma verzorgen.

(c) foto: Herwig Goeman

Een band die we ooit leerden kennen via een merkwaardige versie van ‘Going Up The Country’, dat ze tijdens een ‘Later with Jools Holland’ uitzending mochten brengen. In Lokeren brachten ze dit als afsluiter. Een band die toch wel paste als opwarmer voor Van Morrison.

Wat de afsluiter betreft, kunnen we kort zijn: na een topconcert zoals vanavond gebracht , hoeft voor ons echt geen toemaatje meer, en zeker niet als dit van een overjaarse Arno moet komen. Zijn trukendoos is al te lang bekend, en sorry , wij begrijpen niet dat hij nog steeds geprogrammeerd wordt naast grote namen als Morrison of zoals twee jaar geleden in het voorprogramma van de Rolling Stones bij hun doortocht in Werchter.

Playlist.

Moondance

The Way Young Lovers Do

By His Grace

Someone Like You

Enlightenment

Magic Time

Baby Please Don’t Go medley (Them) Don’t Start Crying Now, Good Morning Blues

Here Comes the Night (Them)

Precious Time

Wild Night

Sometimes We Cry, inclusief flard Cry

Domino

Whenever God Shines His Light

The Beauty of the Days Gone By

Why Must I Always Explain?

Cleaning Windows inclusief o.a. een flard Be-Bop-A-Lula

Have I Told You Lately

Real Real Gone

Did Ye Get Healed

Jackie Wilson Said (I’m in Heaven When You Smile)

Brown Eyed Girl (Them)

Gloria (Them)
Met dank aan Herwig voor de foto’s



Rod Stewart: Antwerpen 15 mei 2016

Recensies in rock Posted on 16 mei, 2016 12:14

Voor de derde keer naar Rod Stewart.

Na 10 augustus 1986 op het beton van de Oostendse luchthaven, en de al even harde betonnen muren van Flanders Expo in Gent op 21 juni 1995 zagen we voetbalfanaat en liefhebber van Schotland, Roderick Stewart, opnieuw aan het werk in Antwerpen.
De geringe aandacht in de pers en het doodzwijgen van Stewart op onze traditionele radiostations leidde er toe dat de bovenste ring van het Antwerpse sportpaleis dicht bleef. Al zullen de ticketprijzen er ook wel voor iets tussenzitten. Wie een zitje vooraan wou mocht de volle 104 euro ophoesten.
Maggy May (part) Antwerp 15 May 2016

De ” zaal” was voor het overige goed gevuld, en wij hadden een zeer mooi uitzicht vanop de zevende rij….pal voor het podium.
Het concert samengevat in enkele woorden: Forever Young.
Een ongelofelijk sterke band met een super saxofoonspeler. Zelf had hij, Stewart, last van een “valling”, want de zakdoek kwam er een paar keer aan te pas, of was dat gewoon om onze aandacht te trekken op zijn iets te grote neus? In het begin leek zijn stem wat zoek, maar zijn reis door het beste van zijn oeuvre was zeer subliem. Het was een echt “hits” concert zoals trouwens aangekondigd, met de traditionele voetballen die de zaal werden ingeshot tijdens de Faces nummers.
Ik zag toch vooral veel gelukkige mensen, die weer eens een van hun avond hebben genoten.
De grote namen van vroeger beginnen schaars te worden, en dan heb ik vooral veel respect voor iemand als Stewart, die zich weet te omringen door een bende Young Turks, die bovendien schitterend hun instrumenten bespelen. En al die mooie vrouwelijke muzikanten, zijn enerzijds een knipoog en anderzijds een mooi statement van Stewart, naar al diegenen die vinden dat hij in de jaren zeventig het verkeerde pad opging door zich in de jetset wereld te storten.
Iets waar hij al lang komaf mee maakte.

Ik kan iedereen zijn zelf gepende autobiografie aanbevelen. Het leest als een trein, en is bovendien zeer grappig geschreven.

Concertticket fraude

Naast mij zat iemand die een ticket had gekocht bij een van die Nederlandse sites. Die mensen werden er aan de ingang uitgepikt, en moesten zich aan de kassa aanmelden, waar ze een papier gekregen hebben waarop staat wat ze moeten doen om het teveel betaalde geld te recupereren.
Dit is zo te zien alvast een zeer goed teken, dat er effectief opgetreden wordt.
En apropos ook het leger was opvallend aanwezig aan de ingang.

Een greep uit de setlist.

Sailing
I don’t wanna talk about it
Forever Young
Downtown Train
Hot Legs
Enkele schitterende nummers uit zijn laatste twee CD’s, waarvan geen hond buiten de die-hard fans weten hoe ze heten. Don’t stop me now.
Rolling and Tumblin van Muddy Waters, overgoten met een fantastisch bluesrock sausje. Vele keren beter dan wat Dylan er van maakte.
Maggy Mae
Stay with me
The first cut is the deepest, enz, enz

Nu nog Stewart, Beck en Wood op een podium krijgen en we komen terug af…. dat is beloofd.



William Souffreau wordt 70!

Recensies in rock Posted on 27 apr, 2016 13:44

Langzaam start de fanfare haar ode aan de eenvoudige man…. ‘Fanfare for the Common Man’ van Emerson Lake en Palmer. Vandaag een ode aan de jarige, en tevens een eerbetoon aan de man die deze prachtige muziek van Aaron Copland bewerkte: de onlangs overleden Keith Emerson.

Karel, de MC van dienst, mocht de gelauwerde voorstellen aan de ondertussen stilaan volgelopen zaal. “En William, enkele dagen geleden zeventig worden. Hoe heb je dat ervaren?” “Ik zou het niet weten, niet echt speciaal.”

Hadden we iets anders verwacht? In de bescheidenheid ligt de kracht van de Meester. Je kon zo van zijn gezicht lezen…. “Komaan mannen, waar blijft…. De Show?”

Het eerbetoon.

Achter de schermen werden stilletjesaan de gitaren uitgepakt. Op het scherm zagen we een jonge William, met achtereenvolgens zijn eerste plaatje uit 1967, een BRT archiefopname waarbij de held geïnterviewd werd door Zaki, en een nostalgisch nummer van Irish Coffee: ‘The Show.’

Als eerste trad de voorzitter van het Amber Reunie Team aan, met enkele hartverwarmende woorden voor het publiek, om vervolgens, samen met de vaste backingband (Kris,Franky en Gunther) er meteen in te vliegen. Een voorzitter die zingt, kan dat wel? Zeer zeker wanneer het gaat over de stem van Isopoda, voor de gelegenheid bijgestaan door broer/gitarist, ook Isopoda, Arnold De Schepper. Een stomend ‘Summer in the city’, gevolgd door een gewaagd ‘Masterpiece’ lieten ons onmiddellijk verstaan waarvoor we naar hier waren.

De formule, waarbij covers, die aanleunen bij het repertoire en de smaak van William, afgewisseld werden met ‘echte’ covers uit het repertoire van Irish Coffee of het solo oeuvre van Souffreau bleek een topformule.

We zagen achtereenvolgens John Woolley met begeleider Herman Kiekens, de beloftevolle Sandy Melkebeek (zus van), Karel Megank met Peter Bronder, Eddy Piens, en verrassing, wildeman en spring in het veld: Cas Van der Taelen, bijgestaan door William Wesemael, die we kennen van de KBC Band, en een op Hendrix geënte slotact van Jan Oelbrandt (Dobro Jean).

John Woolley die er prat op gaat dat hij in 1970, nog voor Irish Coffee, al in 1970 een popsingle op de wereld losliet (Ruby Baby), werkte zich door enkele Creedence Clearwater nummers (I put a spell on you en Born on the Bayou), en zette het voortreffelijk gebrachte Bad Boy van de eregast himself neer. Zeg maar een vette knipoog.

Eddy Piens, tapte uit een ander vaatje toen hij zich aan Iron Lion Zion waagde. Reggae geserveerd op een zompig boogy bedje. Een heerlijk ritmisch gebracht ‘Little Girls’, dat ons wat deed denken aan Listen to her heart van Tom Petty, en dat is een compliment voor alle duidelijkheid. ‘All shook up’, de Elvis klassieker, hier gebracht in een McCartniaanse versie. Piens werd meer dan gesmaakt door het laaiend entoesiaste publiek, dat hier duidelijk nog meer pap van lustte.

Peter Bronder “speelde” vervolgens begeleider van onze MC Karel Meganck. Karel, steevast het smoelschuivertje in de aanslag, is de man waarvan we weten dat hij uit het goede blueshout gesneden is. Hij wrong zich letterlijk in bochten, bij het zingen van het met een bluesy sausje overgoten ‘When the owl cries’ uit het vorig jaar verschenen gelijknamig album van de derde reïncarnatie van Irish Coffee. Thanks Karel.

Verder een voortreffelijk ‘Love Her with a Feeling’ van Freddy King en Kim Wilson’s ‘Boogie All Night’ Meer moet het echt niet zijn. En daar getuigen de talrijk genomen foto’s van.

De nog te onbekende Sandy (maar daar komt verandering in) heeft nu al letterlijk de grootte van Wiliam bereikt, en dat lukt haar vast figuurlijk ook wel. Deze Aalsterse Janis Joplin heeft nog een en ander in haar mars, getuige haar voortreffelijke cover van Big Brother’s ‘Piece of my Heart’.

Voor haar tweede nummer puurde ze uit Williams eerste solo-cd. ‘We all must get together’.

De verassing van de avond kwam van, hoe kan het anders, duizendpoot en stem van Lavvi Ebbel: Cas Van Der Talen. Cas beloofde al tijdens de repetities dat hij aan een speciale tekst aan het wrochten was. Wetende dat dit geënt zou worden op ‘Wild Thing’ van de ‘Troggs’, deed dit bij ons de spanning nog meer stijgen.

Wie dacht dat William en Diane rustig van het concert zouden genieten, op hun “slasjkens”, languit achteroverliggend in een zetel, was er aan voor de moeite. We zagen Diane ritmisch bewegen voor het podium, daar waar William zich enigszins ‘verschool’ naast het podium. Het valt niet vaak voor dat we William naast een podium zien, en nog minder dat we hem zo uitbundig zien genieten.

‘Wild Thing’ ging er in als koek, en dat geldt zeker de tekst die voor de gelegenheid was omgevormd van ‘Wild Thing’ naar ‘William’. “William, Iedereen zegt Souffriau maar ’t is Souffreau” klonk het verrassend. Een nieuwe meezinger zag die avond het licht.

En Cas…. ‘Let’s stick together’…. ‘No Cure for the Summertime Blues’. Samen genieten: we gaan er graag in mee. Het enige wat echt telt.

Jan Oelbrandt maakte van ‘Mister Taxman’ warempel een echte klassieker. Scheurende gitaarklanken, die niemand verwacht had. Een op Zeppelin geschoeide verschroeiende ‘In My Time of Dying’. ‘There ain’t no Road too Long’….. Juist zeer juist…. Een waardige afsluiter.

William geschilderd.

En onze jarige, had het aan het begin al schoorvoetend gevraagd. “Ik mag toch ook een lieken spelen?” En dat kon uiteraard niemand weigeren. Wat zeg ik: een liedje? Een heel concert kregen we er bovenop van een sterk op dreef zijnde Irish Coffee, uitgerust met een extra (nieuwe vaste?) gitarist.

Knap programma, met een apotheose om u tegen te zeggen. Na een verplichte Whole lotta love, kreeg het publiek er nog een stomende jamsessie bij, geheel uit graniet opgetrokken en gebouwd rond de Guess Who’s ‘American Woman’.

Al tijdens de afterparty werd duidelijk, dat het Amber Team voor een paar momenten van geluk had gezorgd, voor de beste muzikant die we hebben in onze regio. The show must go on.

In de wandelgangen kon een gastenboek gesigneerd worden, en kon er rustig rondgekuierd worden langs foto’s en andere memorabilia van de tijdelijke tentoonstelling samengesteld door Erwin. Jan zorgde voor een heuse rocktree, een muzikale stamboom, die op grote belangstelling kon rekenen.

Het ART, Amber Reunie Team….

De camera’s werden bediend door het team van Pascal. We kijken nu al rijkhalzend uit naar der resultaten. Komt er een DVD? Met extra’s? In elk geval wordt er nog iets in petto gehouden, een bijdrage van een van de muzikanten die er spijtig genoeg niet bij kon zijn. ‘Kloot Perwez’ maakte, en stuurde in plaats van zijn kat, een prachtig opgenomen hommage, dat u niet mag missen.

Moe maar tevreden stopten Florre, Atlas en Eddy de platendraaiers. Het was bijna drive uur. Slaapwel en nog maar eens bedankt Diane om Wiliam zo goed te conserveren, en William bedankt om vooral zeventig jaar te zijn geworden…, want zonder…..



Vers ge’Plant’ te Lokeren

Recensies in rock Posted on 12 aug, 2015 15:54

De Lokerse Feesten mooi afgerond.

Live


Robert Plant, moet met enige zekerheid, een lief hebben in Lokeren of omstreken. Of hij wordt er alleszins behoorlijk goed in de watten gelegd. Hoe verklaar je anders zijn nu reeds derde verschijning op de Lokerse Feesten? Bovendien nagenoeg de tweede keer als afsluiter. Wie is Arsenal? En deze keer speelde het vuurwerk hem minder parten, dit in tegenstelling met het geknal tijdens zijn optreden nu alweer 15 jaar geleden. Het werd nu afgestoken voor het optreden een aanvang nam. Al was die eerste keer best leuk, toen Plant zijn concert onderbrak en rustig vooraan op het podium plaatsnam en, de benen bengelend over de podiumrand, genoot van het spektakel van hoog in de lucht uiteen spattende vuurbollen. Om maar te zeggen dat de weergoden ook deze keer Lokeren gunstig gezind waren. Plant had een andere nieuwe band bij: De Sensational Space Shifters. Met deze SSS leverde hij vorig jaar het prachtige Lullaby…and the Ceasless Roar af. Een album dat getuigt van wereldklasse, waarop hij alle mogelijke stijlen verzamelt en laat versmelten tot toch alweer een Plant album, zijn catalogus meer dan waard. Nu hoe kan het ook anders, na 35 jaar ervaring en daarvoor nog eens 12 jaar in de grootste band ter wereld, die het hardrockidioom zeer ver oversteeg. Zeppelin kreeg het predikaat hardrock opgeplakt, toevalligerwijs omdat ze aan het rockfirmament verschenen op hetzelfde ogenblik als pakweg Deep Purple en Black Sabbath. Nu we het toch over Led Zeppelin hebben, het ergoed van de band was nooit ver weg tijdens deze Lokerse avond.

Logisch dat Plant een aantal nummers bracht uit Lullaby and… The Ceaseless Roar, met deze muzikanten die de plaat mee vorm gaven. “Calling for duty” stelde hij hen voor aan een publiek dat met graagte uit zijn hand at. Little Maggy, Turn it Up, Rainbow klonken dan ook nagenoeg identiek aan de plaatversies. “Uit onze laatste plaat”, kondigde hij op een gegeven ogenblik aan, waarbij hij met een geweldige grijs er nog aan toevoegde: “Uit een platenwinkel?” Tijden veranderen… Hij liet voor de rest bijna zijn gehele solo oeuvre blauw blauw, op een schitterend ‘Satan Your Kingdom must come Down’ uit zijn vorige Band of Joy periode na. Merkwaardig, maar bon, alles wat rond de recente nummers heen opgebouwd werd, leunde aan bij Led Zeppelin, en daar luste het publiek duidelijk pap van. In feite putte deze SSS band uit de blues en rock van eertijds. Howlin Wolfs’ ‘How many more Years’, passeerde de revue, net als Dixon’s ‘Spoonfull’. Afgetrapt werd er met Zep’s ‘Trampled Under Foot’, waarna niets nog fout kan bij het Lokers publiek. Aan Stryder, zijn hond van ooit, werd het in Snowdonia geschreven Bron-Y-Our Stomp opgedragen. Ook Cymry ofte Wales was niet ver weg. Plant droeg een van de nummers op aan Tom Jones, Welshman, eerder in de week ook al te zien op het Lokerse podium. Afgesloten werd er met een mooie uitgave van Whole lotta Love, waarbij het theremin intermezzo, wegens ‘vermoedelijk’ ontbreken van de eigenaar, werd vervangen een solootje van Juldeh Camara die op zijn vreemdsoortige viool die hij bewerkt met een soort van boogstrijkstok lustig los mocht gaan. Uit deze soundwall klonk plots een alleraardigste versie van Bo Diddley’s Mona. De violist bracht op een ander ogenblik met zijn instrumentarium ook al een flard ‘Dazed and Confused’

Gebist werd er met ‘Satan Your Kingdom must Come Down’ en een ingehouden versie van ‘Rock and Roll’.

Een ding mag duidelijk zijn, Plant omarmt zijn Zepverleden met liefde. Hij verbreedt het, voegt er een dimensie aan toe, en houdt de toorts brandend, op een voorlopig andere manier dan wat zijn kompaan Page doet, bij het remasteren van de echte canon van Led Zeppelin.

Maar laat ons niet voorbijgaan aan het feit dat tijdens deze concerten ook duidelijk wordt dat in deze aanpak van Plant ook verscholen zit dat de stem van de jonge oergod Percy niet meer van deze wereld is. Eender welk reunieconcert zou uitlopen op een falen, en zeker mocht een band die nooit nog Led Zeppelin kan zijn nieuwe nummers toevoegen aan de definitieve catalogus. Page zou best een paar concerten van zijn maat bijwonen, vinden dat het mooi is, en daarna zijn eigen weg bewandelen, al dan niet met een zanger als compagnon. Plant gebruikt twee gitaristen om Page te vervangen bij het Zeppelin repertoire. Wij hebben er geen enkel probleem mee mocht Page ook Plant vervangen door twee stemmen. Paul Rodgers, Chris Farlowe of zelfs Bonhams babyzusje Debby schieten ons hierbij zomaar door het hoofd.

‘Kingsnake’, aangekondigd als een nieuw nummer, kwam wat traag uit de startblokken, maar eindigde rockend als een stomende trein. Dit belooft alvast voor een volgende ‘plaat’.

Was dit een legendarisch concert? Neen. Was het een goed concert? Ja. Wij hoeven ons tenminste niet tevreden te stellen met de zoveelste LZ tributeband, wanneer we een band als The Sensational Space Shifters kunnen krijgen, met de enige echte RP in hun rangen, want er is geen stem op deze wereld die dichter het origineel van Percy benadert dan deze van Robert Plant. Ook al blijft het shirt zedig dichtgeknoopt dezer dagen. Plant gedraagt zich naar zijn leeftijd. Iets wat niet altijd kan gezegd worden van andere rockgoden ontsproten in een zelfde legendarisch tijdperk uit het verleden.

De setlist (die er mocht wezen)

Trampled Under foot

Turn it Up uit Ceaseless Roar

Black Dog

Rainbow uit Ceaseless Roar

Bron-y-aur Stomp

Spoonful van Dixon

The Lomon Song

How many more Years van Howlin Wolf/deel van Dazed and Confused

What is and should never be

Little Maggy uit Ceaseless Roar

Crawling Kingsnake nieuw

Whole lotta Love incluis Mona

Bisnummers

Satan Your Kingdom Must Come Down uit zijn vorige album met de Band Of Joy

Rock and Roll



2014 het jaar van Neil Young

Recensies in rock Posted on 25 dec, 2014 23:35

2014 was me het jaartje wel.
Overal lees je over verandering. Wetende, of toch ongeveer, wat changemanagement inhoudt ben ik dan ook totaal niet verwonderd hoe dit ervaren wordt. De mens is in se een oerconservatief wezen, en duwt bijgevolg elke wijziging met graagte dan ook zo ver als mogelijk weg uit zijn of haar leefwereld.
Toch blijft het verwonderlijk vast te stellen wat dit allemaal teweeg brengt. Meer dan ooit wordt figuurlijk gal gespuwd in allerlei richtingen. Facebook en Twitter, toch met hun ‘vind ik leuk’ imago lenen er zich maar wat graag toe. Overal lees ik dat 2015 een doemjaar wordt. En dat ondanks de formidabele evenementen die op mij wachten. Zelfs de laatste plaat van Neil Young kreeg her en der een figuurlijke schop onder de kont, alleen al omdat ouwe Neil het aangedurfd heeft ‘scheef te gaan schaatsen’. Het zal mij worst wezen. Waar moeit iedereen zich mee?

Neil Young was behoorlijk aanwezig in 2014. Lokerse Feesten
Wij kregen hem te zien tijdens de Lokerse Feesten. Was dit een vervanging voor het jaar ervoor afgelastte concert op Pukkelpop, of was dit toch veeleer een geschenk voor het 40 jarige jubileum van de Lokerse Feesten? In elk geval was het zeker niet te vergelijken met zijn passage in Vorst Nationaal van 2013. Dat was pure Crazy Horse, en vooral opgebouwd rond Psychedelic Pill, zijn alweer derdelaatste worp. Heavy, typisch Crazy Horse. Dit jaar diende Billy Talbot verstek te geven vanwege ‘a mild stroke’, en mochten we genieten van een baspulkende Rick Rosas. De man die Neil indertijd bijstond op zijn comebackplaat Freedom en het enkel in Japan uitgebrachte mini epos Eldorado.

Menig journalist vroeg zich af of Rosas er wel met zijn gedachten bijstond, want hij keek meer dan eens behoorlijk afwezig. Scheelde er toen al iets? Wie weet, want amper twee maand later, afgelopen november, trok de bassist richting eeuwige jachtvelden.

Young verbaasde dit jaar zowat iedereen met zijn huwelijksperikelen met Peggi. Hoogstwaarschijnlijk zullen de shoppingwandelingetjes in Brussel naar de Stoofstraat (om er Brusselse kant te kopen in de buurt van Manneke Pis) niet meer bij zijn, want Peggi blijkt verleden tijd.

A letter home
Young verbaasde dit jaar al eerder door een plaat uit te brengen die op zijn minst merkwaardig te noemen valt. Overigens de allereerste plaat van Young die ik na beluistering in de Mediamarkt terugplaatste. Iets zei mij dat deze plaat wel eens in de afprijsbakken zou kunnen terecht komen. Vooralsnog is dit niet gebeurd, maar een promo exemplaar vond intussen dankzij een heerlijke verkoopstand op de Heist Op Den Bergse platenbeurs zijn weg richting onze discotheek. Opgenomen in de sound booth van, Jack White, met eenvoudige begeleiding en micros uit de jaren stillekens. De plaat klinkt alsof ze regelrecht uit de jaren 20 komt, en wij voorzien nu al dat over 50 jaar iemand een zeldzame heruitgave zal klasseren tussen platen van Son House en Robert Johnson, en dat enkel en alleen vanwege de typische klankkleur. De gebrachte nummers zelf behoren tot het collectief geheugen van zowat elke telg die iets of wat van Americana songs kent. Zeker geen hitplaat, maar te catalogeren als een van die merkwaardige uitstapjes van Ome Neil. Voor de echte supergekke fans bestaat er een deluxeuitgave, met zowel CD als vinyl exemplaren en nog veel meer in een superdeluxe box. De box ziet er langs buiten verweerd uit, alsof ze na 50 jaar werd teruggevonden op een of andere hooizolder van een lang geleden teniet gegane boerderij, waar stof en stilte heer en meester waren.

Storytone

En dan nu Storytone de tweede worp van dit jaar. opgenomen op 19,20 en 26,27 augustus, amper twee weken na zijn passage in Lokeren. Kregen we in Lokeren, met zijn allen een T-shirt met het woord Earth erop, en een behoorlijk lange, wat bij sommigen het woord verveling opriep, versie van de song Who’s gonna stand up?, dan zet Neil dit recht op deze plaat. Zelfs twee keer, voor wie enkele euro’s meer uitgeeft aan de versie met twee cd’s. Op de sticker lezen we: ‘An album of rare beauty. The new deluxe double release with 10 brand new compositions, some with a 92 piece orchestra, choir and Young, some with an 60-piece orchestra , and three with a big band, also includes an additional studio album of solo versions of all the songs’.

Bon. Neil noemt dan, als grap vermoeden wij, het extra studio album Disc 1 en de echte CD Disc 2. Je moet er maar opkomen.

Een plaat, een boek, een schilderij, eender welk cultuurobject moet iets met je doen. Het mag je niet onberoerd laten. Pas dan is het geslaagd. En dat geldt zeker voor deze ‘Storytone’. Meer nog deze CD heeft mij zelfs verbaasd. Young die zich bigbandsgewijs op het Sinatrapad begeeft, maar dan wel doorspekt met het gitaarspel van Waddy Wachtel. Je moet het maar doen.

En hoewel Young tegen de 70 begint aan te schuren, merk je dat geenszins aan zijn stem. Zijn stem is zijn handelsmerk, ook al heeft ze altijd al voor controverse gezorgd. Zelfs diegenen die hem Neil Janker durven noemen zullen moeten toegeven dat zijn stem ongelofelijk jong (sic) blijft klinken. Young heeft zeker geen ouwe kraai ingeslikt zoals Dylan. Het lijkt eerder of hij nog elke dag zijn portie Sugar Mountain tot zich neemt. Young de natuurmens, die op deze plaat alweer, of we dit willen of niet, zijn boodschap uitdraagt. Via de muziek, maar ook via de schilderijtjes van zijn hand die in het inlegboekje zijn opgenomen.

Wie vooral van Neil Young houdt vanwege het ruige gitaarwerk, zal bedrogen uitkomen, want de elektrische gitaar wordt op amper drie van de tien nummers gebruikt, en dan nog behoorlijk spaarzaam. Een blik op het instrumentarium leert ons dat dit met verve een Neil Young plaat is in de trant van zijn Harvest platen. Alleen heeft hij zich deze keer laten bijstaan door wat meer volk dan bij de Stray Gators, en het Crazy Horse staat wel degelijk gestald voor een tijdje.

Young trok richting Hollywood naar The Historical MGM Sound Stage.

Bij de eerste en laatste opnamedagen was er een zeer uitgebreid orkest aanwezig. De twintigste augustus werd er even overgewipt naar een andere studio en werden de bigband opnames ingeblikt. Vooral het aan Sinatra schatplichtige Say Hello to Chicago heeft ons verbaasd, maar draagt terzellfdertijd onze goedkeuring weg. Jazz, meets blues, meets rock, meets Neil Young.

En dan zijn er de lovesongs, geserveerd op een bedje van violen, cellos, oboes, harp en piano, zonder ooit maar een seconde zeemzoet te klinken. Grote klasse is de term die we op dit ogenblik kunnen verzinnen.

Overigens wordt merkwaardig genoeg de naam Neil Young bij geen enkel instrument vermeld.

In When I watch you sleeping treffen we zinsneden aan als: ‘ the you roll and tumble’ en ook ‘tonight I paint my masterpiece’. In ‘All those dreams’ wordt kinderlijk beschreven hoe een sneeuwman smelt: ‘ his smile a twig, his nose a cucumber, his eyes two pinecones looking out’.

Earth

Draai en keer het hoe je wil, Young komt met alles weg. De man heeft zijn fanbase die hij het beste serveert, en de rest kan de spreekwoordelijke pot op. En toch wil Young dat wij met zijn allen iets ondernemen. ‘Whos’s gonna stand up and save the earth? Who’s gonna say that she’s had enough? Who’s gonna take on the big machine? This all starts with you and me. End fossil fuel. … We’re the people known as Earth’.

Morgen trek ik mijn Earth T-shirt aan, en probeer ik Boon’s gewijs, hier en daar iemand een geweten te schoppen….. thanks Neil for the great time with Storytone.



Midnight Ramblers te Werchter

Recensies in rock Posted on 03 jul, 2014 12:46

De Rolling Stones.
foto:(c)Wallpapers

Beter of slechter dan de vorige passage in 2007? Moeilijk te zeggen voor uw verslaggever ter plaatse. We konden er de laatste keer namelijk niet bij zijn. Waar we wel bij aanwezig waren was het knappe concert in 2003 nu alweer 11 jaar geleden. Een concert waarbij iedereen dacht: “OK het was mooi. Dit was het. Af en niets meer aan toe te voegen. Zeker en vast de laatste keer.”

We zijn intussen inderdaad 11 jaar verder en het houdt niet op. Straffer nog. Het was deze keer weer anders en zelfs veel beter. Mogelijks iets rommeliger, en daardoor nog echter. Een minder uitgebouwd podium wat het Marquee gehalte dan weer ten goede kwam. Keith en Ron waren in goede doen, ook al werden ze tijdens het hoogtepunt van dit concert gewoon naar huis gespeeld door de “jonge knar” Mick Taylor. Eindelijk kregen we nog eens vijf Rolling Stones op een podium. Niet dat het aan ander podiumvolk ontbrak. Darryl Jones, Lisa Fisher, Bernard Fowler, Chuck Leavell, Bobby Keys en nog enkele anderen waren weer af en toe prominent aanwezig. Een voor een werden ze zelfs keurig voorgesteld.

Bobby Womack
Tijdens deze toer wordt halverwege het programma even anders ingekleurd, en spelen de Stones een lokaal verzoeknummer. Werchter kon onder meer kiezen uit ‘Get Off off my cloud’, ‘Dead Flowers’ en nog enkele andere. Jagger liet ons weten dat ze hiervan zouden afwijken en terecht ook, want we hadden het hem anders nooit vergeven. Het werd een eerbetoon aan de pas overleden Bobby Womack. En op zo een ogenblik kan ‘It’s All Over Now’ zeker niet ontbreken. Enerzijds prachtig en reuze tof, maar anderzijds legt het ook pijnlijk bloot waarom de huidige Stones vaak de eerste periode uit hun carrière links laten liggen. Toegegeven het nummer zal vermoedelijk nog dezelfde middag gerepeteerd zijn. Heeft Jagger nog snel de tekst gegoogeld? Het was vooral te merken toen Jagger even een tikje tegen de gitaar van Richards gaf, en hem met een hoofdknikje duidelijk maakte dat het nu de beurt aan Wood was. Immers kwam die heerlijke twangy gitaarsound, die van ‘It’s all over now’ de grote hit maakte, niet uit de gitaar van hun toenmalige gitarist en oprichter Brian Jones? Die sound die de Stones hun allereerste nummer 1 hit opleverde. Neen begot, die kwam niet. Ron Wood kende hier duidelijk de ballen van het origineel, of was het niet machtig. Hij gooide er dan maar een Faces-Stewart- achtige riff tegenaan. Het werd pijnlijk duidelijk waarom de Stones zich vooral concentreren op de periode 68-75. Brian Jones was een geniale gitarist. Het stoort ons overigens al jaren dat de Stones tijdens een optreden nooit hun overleden makkers Stu en Brian een “open doekje” geven.
Van een redelijk dieptepunt (al bleef het nummer vooralsnog beter overeind, dan eender wat uit het voorprogramma), op naar een hoogtepunt. En dat zat er aan te komen.
//www.youtube-nocookie.com/embed/UB9OpVakIC4?rel=0

Mick Taylor de Midnight Rambler?
Voor Midnight Rambler stapte een er erg goed uitziende Mick Taylor het podium op, met gitaar, en dat viel direct op. Taylor is nog steeds een bluesgitarist pur sang, die ons onmiddellijk liet voelen waarom hij wel een echte Stone was, en Ron Wood, na bijna veertig jaar nog steeds een Rolling Face wordt genoemd. Maar terug naar Midnight Rambler. Jagger deed de smoelschuiver alle eer aan, en liet ons, by the way, de eerdere mondharmonicaspelers van vroeger op de dag vergeten. Jagger en Taylor jamden er een tijdje aardig op los. Dit waren de Stones zoals we ze ooit in 1973 in Antwerpen aan het werk hadden gezien. Gek dat Taylor nu plots wordt opgevist na al die jaren. Is hij het verzekeringscontract? De next in line die achter de deur wacht, mocht er zich iets voordoen met een allicht binnenkort weer over flessen struikelende Wood? Wie weet? Tussen haakjes, het zou mooi zijn mocht Wood een dezer dagen de uitnodiging van Rod de Mod accepteren, om eindelijk de langverwachte Faces reünie body te geven. We kijken er naar uit.

Puike set
De rest van de obligate nummers mochten er meer dan zijn. Opener Jumpin Jack Flash, You got me rocking, Honky Tonk Woman, Start me Up, Sympathy for the devil, Lisa Fisher (niet meer in haar Tina LBD kleedje) tilde Gimme Shelter op naar hogere sferen. Kwam het door het wat minder sexy gekronkel tussen Jagger en Fisher, dat we wat meer aandacht hadden voor haar stemgeluid. Al kan het ook aan de uitstekende reportage over backingzangeressen, van alweer een tijdje geleden, gelegen hebben dat we iets aandachtiger waren voor haar keelgat.

Darryl Jones mocht er vlot tegenaan gaan tijdens Miss You. Het leek even of we bevonden ons op een Chic concert. Mocht Ray Davies aanwezig gewest zijn, hij had zeker uitgeroepen: “De disco version”.

We kregen even een break, waarbij Jagger wegdook de coulissen in… om nieuwe energie te zoeken…, en Richards gewoontegetrouw even zijn ding mag doen.

Keith startte met een akoestisch gebracht ‘You got the silver’ met een stem zoals we die van hem gewend zijn. Van het tweede nummer, ‘Can’t be seen’ was hij duidelijk hier en daar een flard tekst vergeten, getuige zijn wat hulpeloze blik.
Gebist werd er met een wondermooie versie van ‘You can’t always get what you want’, ondersteund door een heus Utrechts meisjeskoor (Dekoor Close Harmony Choir).

(I can’t get no) Satisfaction.
De apotheose was weggelegd voor het duo Jagger Richards bijgestaan door een meer dan uitstekende Charly ‘is my darling’ Watts op drums en een nu akoestisch besnaarde Taylor.

Charly zit nog steeds achter een behoorlijk eenvoudig drumstel, ook al moet hij het zelf de bus niet meer opsleuren op weg van de Crawdaddy club naar zijn thuis ergens in Zuid London. Hij slaat nog altijd de beat als de beste, zonder zich daarom in allerlei bochten te wringen. (eat your heart out Mario Timmermans). Oh ja opa Stone, Charly had zich voor de gelegenheid uitgedost in zwarte broek, rode T-shirt en gele sokken. Het blijft een lachebekje. Zo beschreven ze hem indertijd, nu meer dan 50 jaar geleden, in de Muziek Express).
Het leek wel eindeloos door te gaan, dit ‘I can’t get no Satisfaction’. Was dit de cri de coeur van Mick Jagger. Is dit het geweest? Nog twee concerten in Europa, en nog wat uitgestelde in Aussieland later op het jaar? Definitief gedaan? Overpeinzingen tijdens het immense vuurwerk dat langs alle kanten uit het podium spoot.

Met zijn allen nog een laatste een plechtige groet.
‘(I can’t get no) Satifaction’. Sorry, ik moet doorgaan… “Doemen voesj” roepen ze nu al in Aalst…Let’s hope for the best.

En dan waren er ook nog…
En inderdaad ook tijdens deze TW Classic was er een voorprogramma. We behandelen het wat achteraf, wat een hele eer mag genoemd worden, want echt voor ons hoefde het niet.
Omdat we nu net niet met de kippen van stok waren gegaan, hebben we opener Admiral Freebee totaal gemist. Dat we Seasick Steve misten, die Jeff Beck mag vervangen te Peer op wat eens de Peerse Fiësten waren, hebben we te danken aan de lange minder leuke file doorheen Haacht.
Voor ons werd het dus openen met een zekere Arno. We zagen hem al vaak genoeg om te weten wat ons te wachten stond. Kortweg gezegd voor ons hoefde het echt niet meer. En zeker niet met het zootje muzikanten waarmee hij zich nu omringt, met uitzondering van Serge Feys. Er is al genoeg luide nietszeggende heavy metal in deze wereld om daar nog wat nietszeggend gitaarbeuken aan toe te voegen. En Arno zelf? Steeds weer die zelfde poses, die we al kennen uit zijn dagen met Jean-Marie Aerts, in steeds weer dezelfde wauwelend gezongen songs. Slechts de publiekslievelingen ‘Oh la la’, ‘Putain Putain’ en ‘Les Filles du bord de Mer’, konden enigszins de meubelen redden. Nee, Arno is 65 geworden. Schuur hem af, blink hem op, en geef hem een goed pensioen, en laat hem vooral geen klap meer uitvoeren. Afvoeren die handel.

Triggerfinger liet zien hoe het wel kan. Hoe een top Belgische band bestaande uit doorgewinterde muzikanten er een feest van kunnen maken. Powerrock schatplichtig aan de sixties, ten tijde van Cream en Blue Cheer. Mochten ze een beter stemgeluid kunnen toevoegen aan hun songs, we zouden eventueel kunnen overwegen om ze de lijst van echt goede Belgische bands te laten aanvoeren. Over drummer Timmermans hadden we het al. Houthakker bewerkt drumstel, zou een mooie krantenkop kunnen zijn. Toch gesmaakt al was het maar om de wijze waarop ze met hun publiek omgaan.

Simple Minds stonden voor de achtste keer op een Werchters podium. Tel daar de podia van Torhout, en enkele andere Vlaamse steden bij, en je hebt een mooi palmares. Ze repeteerden ooit voor een toernee in Buggenhout of all places. Is dit wel een Schotse band? Eerlijk? We hadden er totaal niets maar dan ook niets van verwacht. En ziedaar de wonderen zijn … enz.
Kerr en Burchill flipten doorheen hun jukebox met bekende hits en overbekende lp tracks. Allemaal favorieten uit, laat ons heel eerlijk zijn, hun allereerste periode. Wat net als bij de Stones hun beste jaren waren.
Het klonk bijna te perfect. Meer zelfs, verschillende nummers klonken beter, vooral voller dan de jaren 80 versies, waarbij vooral de synthesizers en de synthetische drums het voor het zeggen hadden. Een live CD, van dit optreden, zou er best ingaan bij de Belgen. Zeker weten.
De drummer had zijn synthetische potjes uitgebreid met de meer gangbare trommeltjes wat een drumset opleverde waarachter Charly Watts vermoedelijk verloren zou lopen.
‘Up on the Catwalk’, ‘Alive and kickin’’. Ze waren er allemaal.

Trivia – stuff voor de boekskes.
Eindigen kunnen we toch niet zonder ons te verwonderen over Mick Jagger die ons toesprak in het Nederlands waar meer zuidelijk wonende Belgen nog veel van zouden kunnen leren.
Een geslaagde dag, waarbij enkel de zon nauwelijks van de partij was. Al regende het nooit echt. Het bleef bij wat muggenpis.
Nog wat feitenmateriaal. Een bakje “patat met majo”, voor 5 euro. Een parkingticket voor 15 euro. Een prijs waarvoor je eertijds twee tickets kocht voor een Zeppelin concert, en daar dan nog ettelijke franken aan overhield voor het nodige amberkleurige water.

Bon het zal wel besteed zijn aan de goede zaak (scouts, giro en aanverwante, die er toch een jaar moeten op overleven). Toch deze boodschap. Zet misschien ’s nachts iemand bij de uitgang van de parkeerwei die echt het verkeer kan regelen. Twee uur om 30 meter ver te rijden op een wei is echt wat van het goede teveel. Al zullen Jagger en de zijnen ondertussen allicht een partijtje snooker gespeeld hebben, rustig ver weg, in hun Brussels hotel. Ze hoeven tegenwoordig echt de bus niet meer te pakken, om instrumenten onder de arm, nog een laatste godvergeten open frituur op te zoeken midden in de nacht zoals in de dagen van James Phelge.

Was getekend, uw verslaggever ter plaatse.



Volgende »