Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

Ode aan Gizelle

Recensies in rock Posted on 19 dec, 2017 00:05

2016 A winter’s day, in a deep and dark december.

Yoko brought her walrus, everyone was there. I went to a garden party…..

Oesje verkeerd feestje aan het beschrijven. Ik ging dus naar een “verjaardagspartijtje” van vergelijkbaar kaliber; een evenement dat we niet dikwijls meer zullen meemaken.

De plaasteren Sint Jozef buiten aan de naar hem genoemde zaal bekeek ons nog even argwanend, maar we mochten kennis maken met ‘Father Christmas’ die, ons wat bijhorende attributen aanmat en een plaatje schoot. Binnen had Gizelle er voor gezorgd dat de nodige vissen en broden, om te vermenigvuldigen, aanwezig waren, en dat er meer dan voldoende water in wijn werd omgezet. Wat zeg ik zelfs in Blauwe Chimay. De tijden veranderen.

Vrienden, collega’s, Amberiens, maar vooral familie, veel familie beleefde er de avond van zijn of haar leven.

Het moet gezegd de ‘voortbrengselen’ van aartsvader Pieter De Schepper, moeten zich ooit naar voor gewurmd hebben in die rijen waar ze de keelgaten en handige vingers uitdeelden.

We waren er al enigszins op voorbereid door het genealogisch onderzoek dat Gizelle verricht had, en waarin ze het DNA van haar muzikale familie toelichtte. Heden en verleden netjes op een rijtje gezet. Jong en oud samengebracht op een winterse decemberavond. A winters day, in a deep and dark december… Paul Simon had het niet mooier kunnen verwoorden.

Om te beginnen een band, de Ashels, waarvan ik de naam al jaaaaaaaaren ken, maar waarvan ik nooit een optreden bijwoonde. Zelf heb ik jaren lang het woord ashel gebruikt, wanneer ik het had over…. ja juist nen ashel, zal ik maar zeggen. Door onze flagrante taalverarming is er nog amper iemand van onze afstammelingen die weet wat nen achel is, en nee, het is geen foute schrijfwijze van een asshole, alhoewel, nen ashel…… (*)

Het was nog vroeg op de avond voor het publiek om zich nu al boombal-gewijs op de tonen van een draailier richting dansvloer te begeven. De dansvloer was overigens nog bezet mrt stoeltjes, wat het een stuk makkelijker maakte om een luisterend oor te bieden voor dit Schepper-dna. Broers en neven, kleinkinderen van Pieter.

Dat er uit het talent van deze Ashels, nog meer talent werd geboren, lag in de lijn der verwachting. Het jeugdig entoesiasme van deze jonge bende waarbij twee engelenstemmen geflankeerd werden door een gitarist en een saxofonist werkte aanstekelijk. Zii doken in de wereld van Zuid-Amerikaanse ritmes en wisselden af met franse jazz van Gainsbourg en Melanie Gardot.

Gizelle kondigde dit Quarteto Miradouro. (Jazz/latino) aan als volgt: ‘De Broers en zussen Ambroos, Florian (Bogus), Mira en Elisa De Schepper besloten vorig jaar om hun muzikale talenten eens te bundelen. Het resultaat is een mix van jazz, funk, bossa nova en rumba muziek. Met sax en gitaar begeleiden de broers hun zingende zussen.’ (**) En dat klopte….

Isopoda de “legendarische” progrockband (symfonische rock) uit Aalst werd opgericht in 1974 en bracht 2 albums uit: Acrostichon (’78) en Taking Root (’81). Daarnaast verscheen in ’79 ook nog de single “You Flower”. Naast originele leden Dirk en Arnold De Schepper is ook hier een ‘next generation’ aangetreden in de vorm van drie zonen van Arnold. Aangevuld met een van hun vrienden.

Isopoda, verraste met nu al een derde optreden dit jaar, waarbij het vooral opviel dat, mogelijks gezien het thuispubliek, het er iets minder stressie aan toeging, bij de twee “ouderlingen” in de band. De klank zat goed, de songkeuze was in orde. Wij blijven het een hele heksentoer vinden dat de kinderen van Arnold, toch maar met hun ‘ouwe’ en hun nonkel een podium, delen, en dan bovendien nog progrock van jawel kindjes, dik 40 jaar geleden brengen. Een prestatie, die navolging verdient.

Te noteren beeld van de avond: Isopoda die zich aan de Beatles klassieker G(m)iz(ch)elle’ wagen, en een genietend koppel op de dansvloer. Merry Xmas baby.

In Tigerhorse treffen we Pieter en Jonas De Meester, kinderen van Guido, en bijgevolg achterkleinkinderen van de stamvader. Zij begonnen hun carrière in de folkband Aedo, waarmee ze ooit nog op de planken van de Werf te Aalst stonden. Dat ze hier nu wat uit het oog verloren zijn zal wel te maken hebben met hun verkassen naar het Gentse.

Eigenlijk is Tigerhorse een nevenproject van het bekendere King Dalton. Mag ik hier even Gizelle citeren die ons lokte met de volgende teaser: ‘Verwacht u aan swampy “funkfolkblues” recht uit het hart die terug naar de essentie grijpt, puur en onversneden. De electrische gitaar klinkt zwoel en exotisch als een tijger, de basgitaar krachtig en elegant als een paard. De stemmen van de broers worden vervoegd door Ilse Cottenie en zorgen voor een zalige samenzang. De percussie met “feetdrums” zorgt voor een extra opzwepende drive, en maakt TigerHorse tot een ware sensatie, waar je absoluut niet stil op kan blijven staan! Tigerhorse heeft een uiterst unieke sound, die tot het maximum wordt gedreven.’ (**)

Tigerhorse, was de voor ons grote onbekende die na Isopoda mocht aantreden als hoofdact van het DNA gedeelte, wat het allemaal nog spannender maakte. De band verraste menigeen. Hoorden we tijdens een plaspauze niet iemand zeggen: ‘da klinkt zoals de Daltons’. Bosj op want de broers De Meester hebben met Tigerhorse een waardig nevenproject opgezet binnen King Dalton. Aantreden zonder vierde man, een drummer, en dan maar het drumstel verdelen en zelf bespelen. Een gimmick was het niet, want het klonk echt mooi. Hun set deed bijwijlen denken aan Tony Joe White en de geluiden van de swamp delta in het zuiden van de USA.

De klok tikte rustig verder, en dat het al laat begon te worden, merkte gelukkig niemand op. We hadden de kers op de taart nog tegoed, en die kwam niet uit het DNA van de Schepper. In pure navolging van wat de Stones recent presteerden, werd er een stevige brok blues aangesneden door de Night Time Heroes. De band van Peter Bronder en smoelschuivende virtuoos Karel Meganck, die we ons nog herinneren van hun passage afgelopen april, ter meerdere eer en glorie van ene William, mochten hier de pannen van het dak spelen. En dat ze er zin in hadden, om Gizelle, de verjaardag aller verjaardagen te schenken kon iedereen zien, die tussen de blauwe Chimay door al eens een pintje of een watertje dronk. Een onstuimige zanger die meerdere keren het podium verliet om zich tussen het dansend publiek te begeven liet ons toe, om ons heel even in de Londense Marquee, de Twisted Wheel in Manchester of op een Northern Soul party in Wigan’s Casino te wanen. Met een stomend Steamy Windows werd, er voor een zoveelste bis gezorgd, want toegegeven niemand wou dat het stopte.

Meer van dat. En een rondje applaus voor de organisator van dit feestje, die haar strepen al meer dan verdiende tijdens Pallieter en Amber fuiven.

Voesjdoen….. en zoals de Engelsen het zo piekfijn zeggen: many happy returns……

(*) https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Ashels

(**) Gizelle’s aankondiging via facebook voor de genodigden.



Londen, ik kwam er wel eens….

dagblog Posted on 11 dec, 2017 21:43

Londen, ik kwam er wel eens….

Tien jaar zijn voorbijgegaan sinds mijn laatste bezoek aan Londen. Tweede weekend van december in 2007, beloofde onvergetelijk te worden, en dat kwam helemaal uit. Het optreden van Led Zeppelin in de O2 was daar uiteraard niet vreemd aan. Een paar maanden eerder aangekondigd als een eenmalig reünie onder de naam Ahmet Ertegun Tribute Concert bracht dit een schokgolf, in de hele wereld, teweeg onder de al meer dan 25 jaar slapende meute Zepfans. Meer dan 20 miljoen onder hen stuurden een e-mailtje naar wat je rustig het loterijkantoor van organisator Harvey Goldsmith mag noemen. 20.000 konden een ticket bemachtigen, en hadden er een weekend Londen voor over. Ahmet Ertegun, was samen met zijn broer Nesuhi, als kind van Turkije naar Washington uitgeweken. Vader Ertegun was Turks ambassadeur in de VS. De broers richten later platenlabel Atlantic op. Je komt zijn naam nog wel eens tegen op oude Atlantic singles als A. Nugetre, zijn naam achterstevoren geschreven. Ook in het label Bang vinden we hem teug, want Bang staat voor de beginletters van Bert (B)urns, (A)hmet Ertegün, (N)esuhi Ertegün en Jerry Wexler, die eigenlijk (G)erald Wexler heette.

Achteraf bekeken was dit pas het tweede weekend in mijn leven dat ik in Londen doorbracht. Het vorige dateerde zelfs al van 1975. Voor iemand die al meer dan een jaar van zijn leven doorbracht in Engeland en Wales, zal dit misschien wat raar klinken, maar Londen heeft niet die aantrekkingskracht op mij die het vermoedelijk wel op anderen heeft. De stad is iets teveel metropool geworden, en er is teveel verdwenen van wat wij er wel graag zouden bezoeken: Eel Pie island, de Flamingo club, de originele Marquee’s, en zo kan ik nog wel enige verdwenen lokaties opsommen.

Maar ik zou liegen wanneer ik het enkel over die twee weekends zou hebben, want tussenin hebben wij toch een behoorlijk aantal keer de dagjestoerist uitgehangen in de Capital. Met de kindjes de panda’s bezocht in de Londen Zoo, cultuur opgesnoven in de musea van Kensington, waar we op zoek gingen naar een van de eerste geïmporteerde chow chows in Engeland. Thee gedronken in Hyde Park vlakbij de serpentine, een avondlijke hap gedegusteerd in het Hard Rock café aan de rand van het park. Met de metro naar Oxford Street voor HMV en de vele bookshops in een van de aangrenzende straten. Piccadilly Circus, Bakerstreet, Portobello Market, de Londen Dungeon, wandelen over de bruggen over de Theems. Het lijkt wel een opsomming uit een of andere toeristische handleiding.

Van en naar Londen is uiteraard een stuk eenvoudiger geworden, en laat dagtoerisme ook meer toe. Met Engelsen en Welshmen heb ik het er wel eens over, dat zij een halve dag nodig hebben om naar hun hoofdstad te sporen of te rijden, terwijl wij Euroeanen op amper 3 uur tijd vanuit ons lokaal station met de TGV naar Londen kunnen sporen.

De wereld is een dorp geworden, maar wat voor een? Las ik niet in een Britse krant dat een of andere pipo er was in geslaagd om vanuit Liverpool of Manchester, daar wil ik even vanaf zijn, naar Londen te reizen, aan een goedkoper tarief dan het treintarief door met een vliegtuigticket naar een of ander oord in Spanje te vliegen en van daar dan terug te vliegen naar Londen. Zijn we goed bezig? Filmpjes van uitgehongerde poolberen, die de wereld voelen naar de knoppen gaan, zullen daar weinig aan veranderen, want het mensdom mag/kan/wil zijn gedrag niet wijzigen.

Reizen naar Londen in 75 betekende, met de trein naar Oostende sporen, de “maalboot” nemen, en van Dover verder sporen naar Londen Victoria Station. Een van de boten die in 75 voor de overtocht zorgde heette Prince Laurent, naar analogie met de andere boten die allemaal naar iemand uit ons koningshuis waren vernoemd. Tegenwoordig kom je aan in Saint Pancras met de TGV. Ten tijde van onze jaarlijkse dagtrips in de jaren 80 en 90, toen je voor een heen- en terugtocht met met de boot een habbekrats betaalde, reden we naar Calais, namen de boot of de Hovercraft en reden verder tot Peckham, een voorstad van Londen, waar je een onedayticket kocht voor de voorstadstrein en de metro. Je kon dan makkelijk acht uur spenderen in Londen. Om nu nog tot Peckham te rijden begeef je je welin de Low Emission Zone, waar je voorlopig met een gewone dieselauto nog geen taks hoeft op te hoesten. Of je nog zomaar langs de kant van de weg kan parkeren in de gerenoveerde woonbuurt van Peckam is nog maar de vraag. Tijden veranderen, ook in het Londens verkeer. De city zelf binnenrijden kan niet meer zonder het betalen van een Congestion tax, met uitzondering van de avond of het weekend.

Het blijft toch met heimwee terugdenken aan de dagen dat er geen Londen Orbital (de M25) bestond, en je enkel Londen voorbij kon komen via ofwel de North- of South Circular Road. Een beetje te vergelijken met de vroeger Brusselse ring door Laken en omgeving, maar dan wel een stuk drukker. Via de North Circular Road kon je dan de Theems onder langs de Blackwall tunnel of kon je de veerboot nemen in Woolwich (reeds in gebruik in de middeleeuwen). Om “tijd te winnen” en korter te rijden reden we ooit wel een paar keer dwars door Londen, via de Westminster brug over de Theems, langs Hyde Parc corner, enz… tot we de borden zagen waarop stond Hatfield and the North (in 1972 adopteerde een Britse popband dit bord en promoveerde het tot hun bandnaam). We reden doorheen voorsteden in de West-End langs geboortedorpen van Kinks en Who-leden. Mocht iemand denken dat Parijs een stad is die niet te doen is om er met een auto doorheen te rijden, die moet zeker Londen eens van achter het stuur bezoeken. Uiteraard steeds aan de linkse kant van de baan blijven rijden.

Mijn bezoeken aan echte Londoners beperken zich tot een stop in 1981 bij ene familie Bennett, waar we chow chows gingen bestuderen,en een BBQ avond bij een collega in Epsom. Epsom waar iets in het drinkwater moet gezeten hebben in de jaren vijftig, want heel wat rocktalent kwam precies uit die buurt. Om er een paar te noemen: Jimmy Page, Jeff Beck, Glyn Johns bij wie Ian Stewart (Stones) inwoonde.

De Bennetts hadden het grootste deel van hun leven doorgebracht in het vroegere Rhodesia in Afrika, en waren na de onafhankelijkheid teruggekeerd. Om de sfeer van ginderachter te behouden hadden ze hun bungalow helemaal in het wit ingericht. Erg interessant. Ik denk er nog wel eens aan terug. Onze collega woonde ook al in een vrijstaande woning, met tuin en Duitse herder, en in de garage een oldtimer Mustang, met blinkende gerestaureerde motor, waar hij op zondag, geheel in de stijl van ‘Keeping Up Appearences’, uitjes mee maakte in de countryside. Elk jaar, wanneer ik op de M25 de borden voor Chessington World of Adventures en de afslag naar de M23 zie staan, stel ik mij de vraag: ‘Hoe zou het nog met die hond zijn?’

Amper drie keer overnacht in Londense hotelletjes. In 1975 in Kensington, niet zo gek ver van Earl’s Court, de toenmalige rocktempel, waar we de volgende dag langs liepen, op weg zoek naar koopbare muziek. Einde jaren 80, bezochten we een keer de Chow of The Year Show (COTY) in de buurt van Coventry, met de trein, omdat er weer eens een staking dreigde in de haven van Dover, en ondergetekende, geheel plichtbewust niet afwezig wenste te zijn op het werk door overmacht. Die avond spoorde ik terug naar Londen, zocht op goedvallen uit een betaalbare slaapplaats en belande niet zo ver van het station in een hotelletje, waar aan de balie een man zat met een tulband en een kromme dolk. Maar wie slaap nodig heeft denkt daar niet teveel bij na. In de ochtend stond er voor de deur van de piepkleine slaapkamer een gevlochten mandje met enkele croissants en wat jam. Vermoedelijk was er geen diningroom in het pand. Die was er tien jaar geleden wel in het hotelletje waar ik in de ontbijttafel verschillende personen ontwaarde die allemaal hetzelfde polsbandje droegen. Led Zeppelin een band die een band schiep ergens in Londen waar mensen met meer dan 50 verschillende nationaliteiten samenkwamen om te luisteren naar ‘Good Times, Bad Times’, te genieten van de theremin in ‘Whole lotta Love’, om er samen de ‘Stairway to heaven’ te beklimmen, en te vertoeven in ‘Kashmir’. Een avond die dermate uniek en goed was, dat elke herhaling er van gedoemd is om te mislukken…… thanks Robert Plant om er ook zo over te denken.

Tien jaar geleden, terug wandelend van de Serpentine richting Victoria station, genoot ik van de vele Londense herinneringen. Mijn hotel bevond zich in de buurt van waar ik met de metro binnen de kortste keren richting Greenwich spoorde naar de O2 waar het evenement van de eeuw zou plaatsgrijpen.

De O2, waar de overblijvende leden van Led Zeppelin samen met John’s zoon Jason, die avond het beste van zichzelf gaven.

Dit hele verhaal kan u verder lezen op….

December 2007 De voorbereidingen

9 december 2007

10 december 2007, het concert

11 december 2007, de dag na het concert



1967: Summer of Love

Classic rock Posted on 03 nov, 2017 12:27


In 1967, was ik veertien, of vijftien naargelang je het bekijkt in de lente of later in de zomer. Het was een jaar dat voor eeuwig genoteerd staat als het jaar van “de summer of love”. De zomer waarin het geluid van de radio piraten uit nagenoeg elke transistor radio schalde.

Iedereen kent het; iedereen herinnert zich wel een speciaal jaar met een speciale zomer uit zijn of haar jeugd doorgaans beter dan de jaren ervoor of er na. Het zit hem in de leeftijd, waarop je je van een aantal dingen plots bewuster wordt. Meisjes, een andere school, cafés en dancings, of luisteren naar een nieuw geluid, dat al het vorige in de schaduw stelt: Pink Floyd, Cream, Jimmy Hendrix.

Veertien en een kind nog. Vijftien en al een puber. Kieckens ontdekken, plaatjes kopen, muziekblaadjes verslinden. Voor het eerst een vakantiejob, wat later bleek een echte klotejob te zijn. De zondagsschool frequenteren voor een taalbad, maar eigenlijk meer om samen met meisjes in de klas te zitten. Athenea zoals KAA (de Koninklijke Apen Academie, ofte Koninklijk Atheneum Aalst) waren toen nog ‘ongerokt’.

De lessen van de ‘Zwing’, ‘de Sooi’, ‘de Kiek’, ‘de Miss’ en de ‘Koperen’ lagen achter ons. En de lessen van de ‘Slasj’, ‘de Spek’. ‘de Vogel’ en nog een paar anderen trotseren zag ik niet zitten. Tijd dus om andere oorden op te zoeken.


Een muzikale zomer.


1967, het is intussen herfst geworden, maar de Summer of Love wil vooralsnog niet echt wijken. En dat was precies zo in 1967. In oktober hoorden we nog dagelijks op de radio ‘Excerpt from a Teenage Opera’, ‘San Fransisco’, ‘All You Need is Love’, ‘We love you’ of ‘Blommenkinders’ van Armand.

1967 was het jaar van ‘A whiter shade of Pale’, ‘Groovin” en ‘Pleasant Valley Sunday’ van de ‘Monkees’, om slechts enkele hits te noemen. ‘Be sure to wear some flowers in your hair’, geschreven door ‘John Phillips’ van de ‘Mama’s en de Papa’s’, en gezongen door one-hit wonder ‘Scott McKenzie’ werd de soundtrack van onze zomer. Het jaar waarin ‘Gaston’ in het frans schreeuwde dat er ‘Téléphone’ was, en dat er ‘personne’ de moeite nam om deze te beantwoorden. Het jaar waarin de eerste carnavalshit verscheen in Aalst: ‘Oilsjteneers Zemmen’ waarin we leren dat de blauwe zone zijn intrede deed, burgemeesters plots op een minifiets rijden, en dat je van jicht af kan raken door een bracelet te dragen.

In de top 40 van 7 oktober 1967 werden de eerste 6 plaatsen ingenomen door:

1 Excerpt from a teenage opera – Keith West

2 We love you – De Rolling Stones

3 Ithyco Parc – De Small Faces

4 Time seller – de Spencer Davis Group

5 San Fransisco – Scott McKenzie

6 San Fransiscan Nights – Eric Burdon en de Animals

In de lagere regionen komen we verder nog tegen:

19 Hole in my shoe – Traffic

25 Pick-Nick – Boudewijn De Groot

29 Blommenkinders – Armand

32 All you need is love – De Beatles

34 Flowers in the rain – De Move

En toch was 1967 ook het jaar van de geboorte van de meer progressieve rock met nummers als ‘Arnold Layne’ van toen nog ‘The Pink Floyd’, ‘White Rabbit’ van ‘Jefferson Airplane’, ‘Paper Sun’ en ‘A hole in my Shoe’ van ‘Traffic’.

Het jaar waarin op het ‘Monterey popfestival’ de muziek klonk als nooit tevoren. ‘Burdon’ bezong het eerste echte popconcert van betekenis: Monterey.(*) Alles moest nog uitgevonden worden. De ‘Animals’ werden na het vertrek van ‘Alan Price’ omgevormd tot ‘New Animals’ en leadzanger ‘Eric Burdon’ trok met de band naar Monterey in Amerika, niet enkel om er over te zingen maar ook om er op te treden. Terloops liet hij ons kennismaken met ‘San Fransiscan Nights’. Daar was het dat de Amerikanen voor het eerste echt ‘Jimi Hendrix’ aanbaden, die voor hun ogen zijn gitaar in brand stak, waarmee hij het optreden van de ‘Who’, dat steevast eindigde in chaos, inclusief kapot geslagen gitaren, overklaste. De naar Engeland uitgeweken ‘Jimi Hendrix’ beleefde er zijn hoogdagen en genoot duidelijk van de erkenning na jaren van aanmodderen in de States.

Een uitgeweken Welshman, ‘John Cale’, schrijft samen met een uitgeweken Duitse, ‘Nico’, en wat Amerikanen, ‘Lou Reed’ en ‘Andy Warhol’, geschiedenis door een plaat uit te brengen met een hoes waarop slechts een banaan staat afgebeeld. Geloof me vrij, niemand, maar dan ook niemand had bij ons in 1967 oog voor deze mijlpaal. Onze bekendste plaatjesdraaier uit die tijd, ‘Zaki’, probeerde ons op woensdagnamiddag in ‘Rudi’s Club’ te verleiden om naar ‘Arthur Conley’ en ‘Wilson Pickett’ te luisteren.

Nooit meer oorlog, bloemen in je haar en mediteren. Tijdens de Summer of Love in 1967 kon je niet naast TM (Transcendental Meditation) en het erbij horende yoga kijken. Het lijkt nu haast onvoorstelbaar dat dit toen kon. Jassen, parka’s uit omgekeerd schapenvel, bloemetjesjurken, een opkomende wiet en acid cultuur. Het leverde mooie muziek op en zette een aantal Amerikaanse West-coast bands voorgoed op de kaart. ‘Greatfull Dead’, de ‘Doors’, ‘Buffalo Springfield’, de ‘MC5’, enz…

‘Phil Bloom’ die zich op de Nederlandse TV in het programma ‘Hoepla’ van haar “tepelste” kanten liet bewonderen. Helaas werd het door ‘Joost Den Draayer’ (van de Veronica top 40) gepresenteerde jongerenprogramma van de VPRO, onmiddellijk afgevoerd. De VPRO had toen helaas nog leden, die zich achter de naam van de omroep schaarden (Vrije Protestantse Radio Omroep), en die in die dagen vooral woest in hun pen waren geklommen. Phil Bloom op Pinterest.

Engeland:

In Engeland verschenen een rist tijdsgebonden platen. ‘Tomorrow’ de groep met ‘Keith West’ bezong de Amsterdamse witte fietsen in ‘My white bycicle’. Zelf werd Keith wereldberoemd met dat ene nummer uit ‘A teenage Opera’. Een project (rockopera?) van ‘Mark Wirtz’ dat nooit werd afgewerkt. De titel was dus zeer goed gekozen. En wie niet zo’n geheugen h’eft voor lange titels, die zal zich zeker het kinderkoortje herinneren dat het over ‘Grocer Jack’ had. ‘Traffic’, een van de eerste supergroepen in Engeland met oud-leden uit diverse bands uit de omgeving van Birmingham bezongen een gat in hun schoenen en keken naar papieren zonnen. In hun midden bevond zich een van de belangrijkste Britse aanstormende muzikanten. ‘Steve Winwood’ was toen amper 17 en toch reeds ‘ex-Spencer Davis Group’, Ook al uit Birmingham. ‘The Move’, de band van ‘Ace Kefford’ en ‘Bev Bevan’, waar ‘Carl Wayne’ de zang waarnam en ‘Roy Wood’ als bekendste naam uit voortkwam bezongen bloemen in de regen, en bovendien hoorden zij terloops gezegd ook het gras groeien…. Om maar te zeggen: ‘Sgt. Pepper’ de plaat die op 1 juni werd uitgebracht door de ‘Beatles’ had duidelijk zijn werk gedaan en sporen nagelaten. Zelfs de uit blues geboren ‘Rolling Stones’ vonden dat zij niet langer konden toekijken en berichten over wat zich tweeduizend lichtjaren van hier afspeelde, terwijl ze hun bewondering uitdrukten voor een meisje dat op een regenboog leek. De ‘Stones’ waren in die zomer ook de eerste band die geklist werd voor het bezit van drugs en die het kon gaan uitleggen voor de rechtbank. ‘Keith en Mick’ werden vrijgesproken. ‘Brian Jones’ oprichter van de band zat dieper in de sh… waaruit hij nooit meer echt zou wegkomen. De andere twee Stones, ‘Charly en Bill’ zaten veilig thuis, achter de stoof bij hun respectievelijke echtgenotes.

Het leverde wel een door de ‘Who’ opgenomen cover van ‘The Last time’ op. (Trouwens in een nacht opgenomen). En om de ‘Beatles’ van antwoord te dienen brachten de Stones zelf heel snel ‘We love you’ uit, waarop tal van andere muzikanten, waaronder enkele ‘Beatles’ meezongen. Bij de aanvang van het nummer hoor je gevangenisdeuren dichtslaan over de tonen heen van het pianootje van sessiemuzikant ‘Nicky Hopkins’. Dezelfde sessiemuzikant die samen met ‘John-Paul Jones’ (later ‘Led Zeppelin’ bassist) van ‘She’s a rainbow’ een topnummer maakt.

Over Offshore radio hadden we het in een vorig artikel. Offshore omdat het vnl in Engeland ging, op een enkele uitzondering na, om omgebouwde schepen die voor anker lagen, net buiten de territoriale wateren. De monding van de Theems, of de buurt van het eiland Man waren de locaties waar de schepen van ‘Big L (Radio London)’, ‘Caroline South en North’ voor anker lagen. ‘Radio City’ nestelde zich in een oud, op palen staand, fort in de monding van de Theems. Het was de tijd waarin men zelfs bij ons dacht dat het eenvoudig was om een graantje mee te pikken van dit fenomeen via het helaas mislukte project van ‘Radio Uilenspiegel’.

Zenders die zich schikten noch naar het gebod van God, noch naar de wetten van de regering van het Verenigd Koninkrijk, die alles in het werk stelde om een einde te stellen aan deze piraterij. En dat lukte ze nog ook, op 14 augustus van dat jaar, nadat ze besloten hadden om een alternatief te bieden (zonder reclame) door een kanaal bij te creëren op de BBC Radio. Radio One zag het levenslicht op 1 september van datzelfde jaar.

Nederland had uiteraard ‘Radio Veronica’, tot dan toe een familiezender, met “presentatoren” als ‘Stan Haag’ en ‘Cowboy Gerard (de Vries)’.

Nog in de zomer van 67 startte ‘Radio 227’, in het Nederlands, vanop het schip waarop ook al ‘Britain Radio’ en ‘Radio England’ uitzonden. Het feest duurde maar enkele maanden, want op 14 augustus schikte de directie van Radio England zich naar de wet, en schip en apparatuur waren niet meer voorhanden voor radio 227. Radio 227 was gehuisvest op een Brits schip, en het station verdween dus figuurlijk mee in de golven. Het was in die korte tijd dat we ‘Lex Harding’ voor het eerst te horen kregen, en dat was verdomd verfrissend.

‘Tom Collins’ en ‘Lex Harding’ zitten binnen de kortste keren achter een microfoon in Hilversum te verkondigen dat zij nu op zee zitten bij Veronica, en hertekenen mee het zendschema van het wat oubollige radiostation. Vooral Lex Harding laat het station meer swingen en zorgt er voor dat de Summer of Love hits blijven komen.

Na 15 augustus zat er voor ons niks anders op dan afstemmen op de enige overgebleven piraat die moeizaam doorzette: ‘Radio Caroline rules the waves’ klonk het, toch tot begin februari van 68, toen het schip ‘Mi Amigo’ aan de grond liep. Maar Caroline bleef af en aan terugkomen, tot zelfs vandaag de dag, zei het via het Internet. En juist ja, het schip Mi Amigo zal later terecht komen bij koekjesbakker ‘Sylvain Tack’ uit Huizingen of was het Buizingen?

Het vrijgevochten radio Caroline deinsde er niet voor terug om bepaalde platen meer te draaien dan andere, tot dit zelfs bepaalde disk jockeys de strot uitkwam. ‘Ronan O’Rahilly’, de Ierse baas van Caroline had nauwe banden met het platenlabel ‘Major Minor’, waarop de eerste drie platen van ‘David McWilliams’ uitkwamen. Men probeerde ons wijs te maken dat ‘McWiliams’ de nieuwe ‘Dylan’, ‘Donovan’ of zo was, waar we niet omheen konden, maar het pakte anders uit. De man zijn ‘Days of Perly Spencer’ werd een superhit op het continent, maar in Engeland bakte de vis niet. Evenzo verliep het de ‘Equals’ waarvan men de eerste lp iets teveel plugde. ‘Baby come back’ was enkel bij ons een hit en pas een jaar later brak het potten in Engeland. Wat ons er toe aanzet te denken, dat die piraten stations zeer goed in de markt lagen bij jonge gasten zoals wijzelf, die nog te jong waren om veel geld te spenderen aan het platen materiaal dat zij ons serveerden.

Vlaanderen en Nederland:

Maar…. hoe zat het eigenlijk met die fameuze Summer of Love bij ons in Vlaanderen? Het antwoord moeten we grotendeels schuldig blijven. In 1967 verschijnt een plaat van Miek en Roel + Roland, maar het duurt nog drie jaar eer ze bloemetjesgewijs afgebeeld staan op een lp-hoes. Uit hun muziek viel het ook al niet af te leiden: ‘Wie wil horen, al van ene jonge smid’ klonk het nog in 1967. Muzikaal, cultureel keken de jongeren langs de piraten schepen op de Noordzee heen naar wat er in Londen gebeurde. Daar scheen alles zich af te spelen in Carnaby Street in het Soho district. Londen, waar Jimi Hendrix was neergestreken vanuit Amerika, en waar de Beatles op tv zongen, in een wereldwijd overgenomen uitzending van Our World dat all wat je nodig hebt liefde is: ‘All you need is love’.

Met wat vertraging sijpelde een en ander door via Nederland. Over de witte fietsen van de Amsterdamse provo’s hadden we het reeds. En er was natuurlijk ‘Herman van Loenhout’, die zijn haar in de rode hennep doopte en voor de rest van zijn leven een hippie bleef en door het leven ging als ‘Armand’. ‘Blommenkinders leg die stiletto’s weg’. Veel duidelijker kon je het niet zeggen. Armand was begonnen met hippe singeltjes als ‘Ben ik te min’ en ‘Een van hen ben ik’, waarin hij al tegen de schenen van de rijkere bourgeois mensen schopte. In de jaren zeventig maakte hij nog verschillende albums die hij overigens uitbracht op het label van ‘Johnny Hoes’, en waarop hij zich liet begeleiden door de toen nog onbekende groep ‘Normaal’ uit de Achterhoek. Ook toen bleef hij zijn idealen trouw met nummers als ‘De bloemen groeien metershoog’, ‘Ik heb het gevonden’, en ‘De Nederlander is een meelzak’.

Toch slaagde een duo uit Nederland er in om door te dringen tot het wereldje van Carnaby Street, en zijn fervente aanhangers. ‘Simon Posthuma en Marijke Koger’ die later onder de naam ‘Seemon & Marijke’ nog singeltjes op de markt zullen brengen, maakten toen deel uit van het kunstenaarscollectief ‘The Fool’. In zoverre zelf dat zij een ontwerp voor Sgt Pepper maakten, wat enkel in het begin gebruikt werd voor de eerste binnenhoezen van Pepper. Later zullen zij de Rolls Royce van Lennon en de Appleboetiek van de Beatles versieren met hun ontwerpen.

Ook in Nederland zelf komen we ze tegen. ‘Boudewijn De Groot’ en ‘Lennart Nijgh’ maakten in de sixties twee hippieplaten. In 1967 verschijnt net nog ‘Pick-Nick’ en in het jaar daarop verschijnt de heksensabbat plaat ‘Nacht en Ontij’. Het is de zeer kleurrijke hoes van Pick-Nick die van de hand van The Fool is. Een plaat die zoals zovele platen van Boudewijn De Groot beluisterbaar blijft. De Groot had zichzelf en tekstdichter Lennart Nijgh een jaar eerder op de kaart gezet met het album ‘Voor de Overlevenden’. Een plaat die je zou kunnen bestempelen als hun ‘Revolver’ (meesterwerk van de Beatles). Het album ‘Voor de overlevenden’ mag dan hier te lande bekend staan als ‘kleinkunst’, het was zeker geen kleine kunst. ‘Testament’, ‘Verdronken Vlinder’, het blijven overbekende parels, oorwurmen die zich in ons hoofd nestelden.

De Groot zal na ‘Nacht en Ontij’ helemaal de richting rock evolueren, zelfs overschakelen naar het Engels met de groep ‘The Tower’, waar hij gewoon een onderdeel van zal worden. Helaas loopt dat avontuur niet zo goed, en Boudewijn zijn carriere staat plots on hold voor een drietal jaar. Het is pas met ‘Jimmy’, ‘hoe sterk is de eenzame fietser’, dat er een nieuwe Boudewijn De Groot opstaat die in tegenstelling tot Armand, helemaal niet zal “blijven hangen aan de sixties”.

Pick-Nick met nummers als ‘Eva’ en het op single uitgebrachte, in duet met Elly Nieman gezongen, ‘Meester Prikkebeen’ lieten ons kennismaken met wat later klassieke songs zullen worden.

Naar analogie met de Engelse band Traffic, die een plaat maakten terwijl ze op het platteland woonden, trokken de jongens van ‘Cuby & the Blizzards’ zich terug in een oude schuur in ‘Grollo’ om er de plaat ‘Groeten uit Grollo’ te maken.

In september/oktober van 1967 bulkt het in de de top 40 van nazomerse geluiden.

Andere nederlandse Summer of Love muziek situeerde zich eerder binnen de doorsnee top 40 regionen. ‘De Shoes’ namen ‘Farewell in the rain’ op, de ‘Outsiders’ verblijden ons met ‘Summer is here’ en ‘After Tea’ deed hetzelfde met ‘After Tea’ en ‘Not just a flower in your hair’. Zij maakten in 1967 in Nederland het mooie weer uit. Eerder gemodelleerd op wat zich ook in Engeland voltrok, toen studiomuzikanten zich vermomden tot Flowerpotmen en ‘Let’s go to San Fransisco’ en ‘A walk in the sky’ opnamen.

1967, het jaar waarin het meisje in het blauw voor het eerst verscheen en andere meisjes zich als Elvis-idool uitten. Waarin we fietsten naar Hofstade-bad bij Mechelen, een afstand van heen en terug 100 km. De zomer waarin we vliegtuigen spotten in de lucht. 1967 toen we uitrekenden hou oud we zouden zijn in het magische jaar 2000. Het jaar waarin buurman Frans vertelde dat hij de straten van Bazel had gekasseid, en wij ontdekten dat er dus toch meer dan een koe bestaat die Blaar heet, althans volgens een oud gezegde. 1967 het jaar waarin buurvrouw Lisa de dagen overbrugde op een doos poeders van het Wit Kruis. 1967 een tijd van onbezonnen fietsen door de tijd, een verhaal dat om een vervolg vraagt.

Om te eindigen een greep uit het betere “hitwerk” van 1967

The Monkees – Alternate Title

The Monkees – Pleasant valley Sunday

Keith West & Tomorrow – Excerpt from a teenage opera

Traffic – Paper Sun

Traffic – Hole in my shoe

The Young Rascals – Groovin’

The Gibsons – The Magic book

The Rolling Stones – We love you

Eric Burdon & the Animals – San Fransiscan Nights

Eric Burdon & the Animals – Monterey

The Spencer Davis Group – Time

Jeff Beck – Beck’s Bolero / Hi ho silverlining

Van Morrison – Spanish Rose

The Royal Guardsmen – The Airplane Song

The Hollies – King Midas in reverse

Donovan – There’s a mountain

The Attack – Created by Clive

Buffalo Springfield – Mr Soul

Robert Plant – Our song

The Bee Gees – The New York Mining disaster 1941

The Troggs – Night of the long grass

The Move – Flowers in the rain

The Move – I can hear the grass grow

Paul Jones – High time

The Small Faces – Itchycoo Parc

The Kinks – Waterloo Sunset

The Who – I can see for miles

Pink Floyd – See Emily play

Procol Harum – Homburg

David McWilliams – Harlem lady / Days of Perly Spencer

The Equals – Give love a try

The Beatles – All you need is love

The Who – The Last time

Cream – Strange brew

The Jimi Hendrix Experience – Burning of the midnight lamp

(*) Over festivals in 1967 later meer.



Bangor en de Beatles. 50 jaar geleden.

Classic rock Posted on 28 aug, 2017 23:30

Bangor, ergens in Noord Wales.

Precies vijftig jaar geleden op 23 augustus namen de Beatles, na een jaar voor het eerst weer, alle vier tezamen in Londen de trein naar Bangor bijna an het einde van de wereld in Noord-Wales. Ik herinner mij nog goed de nieuwsberichten over deze uitstap. Alleen dachten wij dat Bangor een of andere negorij was in Indië (*). De Beatles waren met Harrison voorop zich plots gaan interesseren aan Indische muziek (sitar) en aan meditatie.

De maharashi die transcendente meditatie predikte werd al enkele jaren steevast uitgenodigd aan het Coleg Normal, wat nu deel uitmaakt van de Bangor universiteit. Patti, de vrouw van George Harrison zag op een poster dat er in Londen een voordracht was, en vertelde dit door aan haar man, wat er toe leidde dat George en de andere drie aanwezig waren bij die voordracht. De Maharashi die, meer dan waarschijnlijk wat westerse publiciteit kon gebruiken nodigde de heren uit naar Bangor te komen om meer te vernemen over TM (Transcendental Meditation). Iets waar ze gretig op ingingen. Overigens zal Patti later nog bezongen worden door Harrisons vriend Eric Clapton in het lied Layla. Hij was in alle stilte smoorverliefd op haar. Later eenmaal de b(r)ui(d)t binnen is hij er nooit echt gelukkig mee geworden, wat een ander verhaal is.

Een aankomende Engelse journalist neemt in Chester dezelfde trein, verzwijgt dat hij journalist !n spe is en slaagt er in hen te intervieuwen, zijn verhaal te verkopen, en zijn carrière op de rails te zetten.

Brian Epstein hun manager, die hen doorgaans vergezelde zou later, op maandag, eveneens participeren in Bangor, maar zover kwam het nooit.

De bezoeker (en zeker de Beatlesfanatici) in Bangor moet weten dat het Normal College intussen is opgenomen in de Universiteit van Bangor en dat het nu gekend is als het Management gebouw. 15 jaar geleden bij de 35e herdenking werd er binnenin een plakkaat aangebracht ter herinnering aan die fameuze week uit 1967.

Herinneringsplaat opgehangen in 2002.

En gek genoeg ook in de Highstreet van Bangor ligt ergens in het geplaveide voetpad een gedenksteen. Op een blog (**) las ik dat de bezoeker van het teahouse aan het einde van de pier er langs liep, en zich afvroeg wat die steen daar lag te doen. Geen van de personen die ze aanklampte had een idee. Eentje dacht aan een optreden vroeg in de sixties toen ze zelfs nog niet echt bekend waren. Andere hadden geen benul.

Volgens de beschrijving van Hunter Davies gaat het om de plaats waar de Beatles de eerste avond na hun aankomst in een chinees restaurant iets gingen eten, want dat was blijkbaar aan het College niet voorzien. Het grappige aan het verhaal is dat het gezelschap na het eten vaststelde dat niemand geld bij zich had, tot Harrison zijn voet op tafel legde en uit zijn sandaal een opgevouwen briefje van 20 pond toverde ‘voor noodgevallen’.

Het college was in die tijd zeker ook niet voorzien op de ontvangst van, bijzondere gasten. De Beatles mochten er overnachten in studentenchambrettes, waar ze boven elkander werden gestapeld. De Maharashi mocht en suite slapen in het huis van de portierster. Overigens waren niet enkel de Beatles aanwezig op die trip. Ook Jane Asher (zij nam de verschrikkelijke telefoon aan met het nieuws over Brian), Lennon’s vrouw, en Mick Jagger en Marianne Faithfull behoorden tot het gezelschap, evenals hun roadies. Overigens Cynthia Lennon miste zelfs de trein in Londen en werd dan maar door een roadie met de wagen naar Bangor gevoerd.

Mogelijks zou de aandacht voor dat weekend een stuk minder nagezonden hebben, ware het niet dat het in Bangor was dat de Beatles vernamen dat hun manager die zondag was overleden na het nemen van een overdosis (bewust/niet bewust?) pillen. McCartney reisde quasi onmiddellijk terug naar Londen en de anderen werden getroost door de Maharashi en stonden ook even de pers te woord, die in grote getale naar Bangor was afgereisd. Blijkbaar vernamen zij het nieuws nog eerder dan de Beatles zelf.

En nu vijftig jaar later, lees ik nog een en ander in de nationale pers, ook bij de BBC, maar verder in Noord-Wales is het eerder stil. Wanneer ik door College Street wandel valt daar niemand te bespeuren. Bij het huidige hoofdgebouw stapt een man naar buiten die er op het eerste zicht uit ziet als iemand die 1967 wel meegemaakt heeft. “Yes mate, I do remember” repliceert hij op mijn vraag, maar waar exact dat ze verbleven dat wist hij niet. “Vraag het binnen maar eens, al hebben ze daar blijkbaar andere vodden aan hun kop”. Bleek dat de man op zijn hemdje een logos van de Post droeg, en hij dus weinig of niets met de Uni te maken had. Hij vernam er wel, ‘gossipde’ hij verder dat de Bangor Universiteit diep in de schulden zou zitten op dit ogenblik.

Misschien daarom dat hier nu niets herdacht wordt, al wijt ik het eerder aan het feit, dat 50 jaar net te lang is om nog voldoende actievelingen te vinden die hun tijd willen stoppen in herinnering gen. Wie nu aan de universiteit studeert of er aan het bewind is, is van een later generatie.

Het is voorbij mogen we zeggen. Wie het meemaakte, en er mogelijk bij was, mag zich ook hier in Bangor een zeventiger noemen….. wij waren 15 en net te jong.

Maar kijk…. Aan de overkant van de straat in een majestueus oud kerkgebouw waarin de muziekacademie van de Univ huist klinkt muziek. Ik begeef mij op illegaal pad en speel even voor ‘backdoor man’ en wandel enkele lange gangen door, eer ik in de grote ruimte terechtkom waar een vijftigtal studenten van een Filharmonisch orkest aan het oefenen zijn. Ik word met rust gelaten door de aanwezige stewards, en geniet van een halfuur prachtige muziek. Violen, cello’s, paukens, alles waarop je kan blazen, een harp, enz…. zeer de moeite waard, en een herinnering voor het leven. Muziek aan de universiteit van Bangor, klinkt goed, ook al was er geen Beatle noch Beatlekenner te bespeuren.

Feiten:

Bangor ligt langs de A5, de vroegere handelsweg tussen Londen en Dublin, bij Anglessey een eiland tussen de UK en Ierland. Het Welshe eiland lijkt in feite meer op een schiereiland dan een eiland.

Wales kent twee universiteiten: eentje in Bangor en eentje in Aberystwith. Geboren Aalstenaar en later kunstschilder Valerius De Saedeleer verbleef tussen 1914 en 1922 als oorlogsvluchteling, in Rhyd-y-felin vlak bij Aberystwith. Het scheelde niet veel of hij bemachtigde een leerstoel aan de universiteit. In dat geval hadden we hem waarschijnlijk nooit meer weten terugkomen naar Etikhove en later Oudenaarde.

Enkele links naar krantenartikels over dit bezoek 50 jaar geleden en aanverwante artikels.

De dailypost

Beatlesbijbel

De BBC

Een bericht van de Bangor University ifv Pepper en de herdenkingsplaat opgehangen aan de universiteit.
———————————————————

(*) de Beatles gaan in 67, op een later ogenblik, wel degelijk naar Indië vergezeld van o.a. Donovan en Mia Farrow(Sexy Sady).

(**) I was intrigued by a paving stone in the High Street that told me The Beatles had been in Bangor in 1967. But nobody I spoke to in town seemed to know anything about it. When I asked Vic, he said he hadn’t been in Bangor then either, but he HAD seen The Beatles play at Buxton Opera House in the early 1960s before they really became famous. Ah, the stories Vic could tell…

Klik voor dit blog door naar: fancy a cuppa



Portugal: de weg terug….

Zes dagen onderweg Posted on 27 aug, 2017 19:46

Begin van drie dagen ‘Extra vacance….’

Al zou dit stukje natuurlijk ook ‘in den aap gelogeerd’ kunnen heten, want drie dagen extra vakantie die moet je verdienen. Toch?

Vrijdagavond, de dag na mijn Portugees avontuur, en een hele dag reizen door Baskenland besliste een halve meter riem in mijn auto dat ik aan wat extra rust toe was. ‘Le couroir’, zoals dat hier in een Peugeot garage gebruikelijk genoemd wordt was namelijk stuk. Gelukkig bleek na alweer een tussenkomst van mijn VAB-vriendjes dat er een Peugeotgarage in de buurt was en dat die op zaterdagvoormiddag open zou zijn. Alhoewel open: ‘Non monsieur le Samedi c’est seulement pour changer les, pneus.’ Zo dat wist ik dus nu ook. Toch beloofden ze mij om de volgende maandagvoormiddag ’tegen betaling’ een diagnose te stellen. Ik kon ze daarmee al vast helpen door te stellen dat die bewuste riem ‘grat’ af was…. Ik kan mij overigens ook niet herinneren dat die ooit werd vervangen. Een levensduur van 175.000 km is mooi en goed, maar misschien toch in de toekomst…. Berouw komt na de zonde.

Een verzekering met assistentie is wat je in dergelijk geval nodig hebt. In een eerste aanbod willen ze je dan repatriëren, wat best leuk is en zowat drie volle weken later wordt je auto aan huis geleverd. Ja hallo, ander voorstel graag….. Blijkt dat om een auto naar huis te brengen er een systeem bestaat waarmee ze de auto van depot naar depot transporteren. Zeg maar beetje bij beetje of beter eindje na eindje, hopelijk in noordelijke richting tot thuis. Nee dus, mij niet gezien.

Het is vrijdagavond, en we zien morgen wel verder.

Cap Breton lekker lui aanneemt strand.….

Twee dagen heb ik kunnen spenderen in Cap Breton, een stadje dat mij wat doet denken aan Le Touquet ook al gelegen vlakbij de Atlantische Oceaan. Cap Breton ligt wat geprangd tussen Biaritz en Bayonne. Niet zo ver van de Spaanse grens, amper drie payages verder dan het Spaanse San Sebastián, stel ik vast wanneer ik mijn bonnetjes nog even bekijk in het hotelletje waar ik gedeponeerd werd door een vriendelijke taxibestuurder die er eerder uitzag als een Engelse butler. Zelf heb ik het niet gemerkt, maar de klanten van het hotelletje zullen wel gedacht hebben dat ik een of andere rijke luis was want wie komt er nu aanzetten in een super-de-luxe taxi (Mercedes) waarin je makkelijk met vier man een crisismeeting kon organiseren gezeten aan een vierkante tafel, en waar dan nog genoeg ruimte overbleef om er een polonaise te dansen rond de aanwezigen.

Helemaal, onder in de golf van Biskaje. Aan het strand zie je in de verte nog de Pyreneeën, die de echte grens uitmaken. Cap Breton behoort tot het Franse Baskenland. De alpinopetjes kom je hier dus nog wel meer tegen, en uiteraard ook lokale voetbalshirts in het Baskische rood-groen, die je van verre wat aan de kleuren van de Welshe draak doen denken.

Ik verblijf hier in een typisch Frans hotelletje. Al is typisch mij eigenlijk onbekend. Tot nu toe was het enkel nodig even op te letten bij het bestellen van koffie, tenminste indien je niet wil je opgezadeld zitten met een tas ter grote van een vingerhoed.

En raar maar waar elke avond was er voetbal op TV, wat uiteraard een gevolg was van de aan gang zijnde kampioenschappen . Frankrijk tegen de Roemenen. Florin, onze Roemeense molencollega, kon er enkele dagen geleden niet van zwijgen. Een paar gasten knoopten al spontaan babbels aan met mij vanwege het T-shirt waarin ik rondkuierde. Ik had het kunnen weten. Een rood t-shirt met achterop een kanjer van een logo, dat bestond uit een cirkel met daarin een dansende duivel. En toch hebben deze t-shirts niets van doen met die bende onnozelaars, die niets beters te doen hebben dan ballen wegschoppen om er dan weer achteraan ter rennen. Sorry Rod (*), maar ‘balls are not my cup of tea’.

Ter verduidelijking: deze t-shirts werden twee jaar geleden gemaakt, voor de Amber Reünie, waar meer dan vijfhonderd oud café Amber bezoekers op afkwamen. En het rood was eenvoudigweg gekozen om de medewerkers beter te kunnen onderscheiden van het publiek. Het logo, dateert van meer dan 40 jaar geleden. Of iemand nog weet wie dat ooit heeft ontworpen, is een open vraag, en wie weet, heeft de toenmalige ontwerper het niet gejat van ergens. Led Zeppelin stond in die dagen nog hoog in de charts, bedenk ik plots, en hoe zich lieten inspireren…. Een eenvoudige Aalstenaar zou voor minder toch ook zijn hand niet omdraaien?

Music Maestro

Het is zaterdagmiddag en op het plein, bij het Casino café, niet ver van de pier, ontmoet ik een straatmuzikant die een prachtige bluesgitaar met zich torst, een tros bananen, en twee anderhalve literflessen water. Hij zegt niets, en stel zijn spullen op, en wacht op meer volk. ‘Vous êtes locale?’ probeer ik. ‘Als je bedoelt van hier, van deze wereld, deze aarde’ dan wel repliceert hij. Bon, dit is dus ‘gene gewone’. En toch, na mijn vraag naar zijn repertoire, breekt het ijs, omdat hij voelt dat ik ‘zijn business’ ken. Op zijn repertoire staan o.a. ‘Stairway to heaven’ en ‘Rock’n’Roll’ en dan weet je direct: dat schept een band. Zelfs Pink Floyd, Oasis, en meer, wisselt hij af met ‘gewone meer alledaagse’ straatmuziek van John Denver, Dire ‘Sultans of swing’ Straits, Hotel California enz…. Ik ken alle Franse zangers die hij mij toont, maar geen enkel van de nummers, op ‘Je ne regrette rien’ van Piaf na. ‘Ach Belge, mais tu dois connaisser Jean Smedt’. Om een of andere reden vertikt hij het om de naam Johnny Halliday te gebruiken, en ik meer ook dat Brel ontbreekt op zijn repertoire. De reden van mijn onkunde op dat vlak mag duidelijk zijn: zelfs de beste Franse songs worden al vanaf de jaren zeventig lang niet meer gedraaid op de radio. De man is 35 en op mijn opmerking dat hij nog niet was geboren ‘dans les années septante’ keek hij enigszins onbegrijpend. Tja Belge natuurlijk, en bij ons leerden we koeterwaals op school in plaats van Frans. In la douce france kennen ze geen septante en nonante. Hier hebben ze nooit verder leren tellen dan zestig. Soixante-quinze monsieur, en Quatre-vingts dix monsieur, enz… Jaja vier maal twintig, als het zo ook kan…..

Al bij al wil ik ‘juf Geneviève’ toch langs deze weg bedanken voor het Frans dat zij mij heeft bijgebracht, want eerlijk gezegd, alle leraars en -essen die het voor haar probeerden kwamen van een kale reis thuis. Het ging er echt niet in. En vandaag las ik Franse tijdschriften en enkele Franse boeken, in het Oud-Picardisch notabene, gevonden in een kastje bij een parkje. Besluit: nooit opgeven, Molière is echt wel te verslaan. Overigens praten met een Portugees, die geen gebenedijd ander woord kent dan Portugees, valt al bij al ook nog mee. Dit even geheel terzijde.

Maar terug naar onze straatmuzikant. Die gast zijn Engels was ook al meer dan behoorlijk.

De Fransen kunnen het dus toch, want zoals ik later hoorde voelde hij zich een echte ‘Gaulois’.

Midden in een nummer stopte hij plotseling en vroeg vriendelijk aan een best leuke vrouw om te stoppen met hem te filmen, vanwege teveel concentratieverlies. Moet blijkbaar ook kunnen. Resultaat ik heb slechts enkele zijdelings genomen shots kunnen maken, en een flard muziek opnemen, met als ‘videoclip’ de zee op de voorgrond.

Hij was duidelijk fan van mijn naamgenoot Eddie Van Halen, en hij betreurde het ten zeerste dat hij niet net als Van Halen begonnen was met gitaarspelen op zijn twee jaar. Al mag gesteld worden dat zijn 15 jaar ervaring, hij was 35, toch best te smaken viel. ‘Jawel’ vertelde hij nog ‘ik had een beroemde gitarist kunnen zijn, nu ben ik slechts de grootste straatmuzikant’. Tja een beetje zelfkennis kan uiteraard nooit kwaad. Toch een toffe peer, voor een babbel, en dat hij het meende bleek nog uit het feit dat hij de volgende dag toen er meer zon was, en ook een pak meer volk, zelfs mijn naam nog kende. Als herinnering hield ik er tijdelijk de eerstvolgende weken een stel rood verbrande scheenbenen aan over.

Zondagavond, en Cap Breton lag er uitgestorven bij. Zelfs mijn hotelletje was al dicht en serveerde zelfs geen eten meer. Gelukkig stond de eigenaar nog net binnen te telefoneren, en kon ik er in, nadat hij een ’tournaviese’ wegnam waarmee de deur werd dichtgehouden. En dat is wat ik bedoelde met zo een typisch Frans hotelletje. Ik had heel even echt in de aap kunnen gelogeerd geweest zijn…. Ware het niet dat er toch ook nog een achterdeur was, met ultramodern cijfercode slot. Maar oef, er was wat verderop nog een gezellige pizzatent open, waar ook al een TV aanstond, met juist ja, voetbal. Voetbal staat hier dezer dagen hoog op de agenda, en zelfs van de FIFA kon ik die morgen genieten. Er viel reeds een Noord-Iers slachtoffer. Voetbal is een spel, of is het meer dezer dagen. Er worden rellen verwacht in Rijsel, waar ik hopelijk morgen toch zonder problemen langs kan rijden.

Maandag. Het was wat koeler geworden, het regende zelfs een klein beetje, en ik bracht de dag door in het stadje. In een coffeeshop annex boekenwinkeltje las ik in een tijdschrift over het leven van Napoleon, en hoe lang het nog duurde na Waterloo eer de man uiteindelijk toch op Sint Helena belandde. Bij het kleine parkje stond een boekenrek, beschermd met een plastiekfront, waar je zelf boeken om kon ruilen. Een best leuke plaats om er een belangrijk deel van de dag door te brengen, en bovendien ideaal om er mijn Frans nog wat bij te spijkeren.

Zoals verwacht belde de VAB mij op met de boodschap dat ‘de baas’ van de Peugeot garage al was vertrokken naar huis, en dat ook de juffrouw aan de infobalie niet echt wist of het riempje al was gearriveerd. JIT, JIT en nog eens JIT…. Ik zou dus toch nog op dinsdag in het kringwinkeltje belanden, dat vandaag gesloten bleef, en waar ik door het venster een paar LP-bakken ontwaarde.

Wachten helpt….

Dinsdag, half drie, en mijn ‘wegenhelpers’ uit het thuisland hebben mij beloofd dat ze nieuws zouden brengen. Goed nieuws mag ik hopen, of ik zit hier nog een dag meer vast.

Ik wandel intussen de Sint-Niklaaskerk in, en geniet er van metershoge schaars verlichte schilderijen op de muren. Het is stil in de kerk; enkele vrouwen lopen in en uit, en achter een zuil ontwaar ik een ineengedoken figuur. Hij kijkt naar mij, en het is duidelijk dat hij wacht tot ik uit zijn vizier ben. Via het altaar achter hem werp ik nog een laatste blik op zijn gebogen rug. Hij zit nu wild hoofdschuddend te prevelen, alsof hij wil zeggen: ‘vraag mij alles, maar dat niet.’ Op weg naar Compostella, of op weg terug uit een of ander Noord-Afrikaans land? Wie zal het zeggen?

Op het kerkhof ligt het aan de grafzerken te zien, vol met betere burgers. Al kan het ook zijn dat het arduin hier in de streek vroeger goedkoper was.

Nog een paar honderd meter en ik ben bij de garage, die de vriendelijke taxi-chauffeur mij had aangewezen op de weg naar Cap Breton, nu alweer 4 dagen geleden.

Einde van een ongeplande extra vakantie in Zuid-Frankrijk. Het is twintig na drie wanneer ik de snelweg oprij, en in de eerste paar uur probeer ik te berekenen hoe ver en hoe lang de tocht nog zal duren. Besluit: het is haalbaar om het in een ruk uit te rijden. Middernacht is het wanneer ik de Parijse Periferique oprij, en na enen wanneer ik met enkele Poolse of Litauwse truckers een koffie ontfutsel aan een machine langs de snelweg ergens te midden van Bas-Picardië.

Rond Doornik zetten wat wegenwerken op de snelweg, mij nog even op een verkeerd been, maar ook deze hindernis neem ik zonder veel tijdsverlies, en tegen vieren kruip ik onder de wol.

Ik kan starten met de voorbereidingen voor de volgende trip naar…..Oekraine.



50 jaar geleden Marine Offences Bill

Classic rock Posted on 14 aug, 2017 12:53

Johnny Walker’s Lament op Youtube

Johnny Walker (nee niet de drank, maar de DJ), (The Admiral) Robby Dale, (The emperor) Rosco, DLT ofte Dave Lee Travis, John Peel, Roger Day, of zelfs Tony Blackburn en god help ons Jimmy Saville. Het zijn allemaal klinkende namen van disc jockeys uit de jaren zestig. Allen praten ze platen aan elkaar in het woelige jaar 1967.

Johnny Walker in 1967 om middernacht.

Zeezenders op woelige baren.

Woelig omdat zij het mooi weer uitmaakten vanop zee, enkele kilometer verwijderd van Frinton in Essex, net buiten de territoriale Engelse wateren. ‘Pirate radio’ heette dat toen. Zenders die zich in die dagen geen moer aantrokken van de geldende Britse regels. Hun inkomsten haalden ze uit reclame waarop ze geen cent belastingen betaalden. Sabam of de Britse variant daarvan wilden zij maar al te graag betalen, maar dat wilden de 4 grote Engelse platenmaatschappijen dan weer niet. Zij zagen de piraten als kapers op hun kust, en dachten dat omdat zij de godganse dag hun platen draaiden, de tieners die niet meer zouden kopen in de winkels. Hoe verkeerd kun je redeneren, maar wat wil je, dergelijke platenmastodonten werden geleid door mannen in pakken die geen voeling hadden met de muziek die ze uitbrachten. Piraten zoals Big L Radio London, Caroline en zelfs radio City draaiden de platen nog voor ze in de reguliere hitparades verschenen, wat op zich alleen al een niet te onderschatten gratis reclame was voor de Big Four, zoals ze soms werden omschreven: Decca Philips, Pye en EMI. Overigens haalden de piraten ook inkomsten door geld te vragen voor wie een plaastje wilde ‘bemachtigen’ in de playlist.

Naast Engeland bestond piratenradio ook in Zweden en Nederland. Veronica gegroeid uit de VRON (Vrije Nederlandse Radio Omroep) was zelfs al eerder in de lucht dan de Engelse piraten. Hun programma’s waren echter in die tijd eerder te klasseren als huisvrouwenradio. Pas na ’67, en het verdwijnen van de Britse piraten, en door de overname van enkele dj’s van het schip van Radio England, wat intussen vernederlandst was via radio Dolfijn tot radio 227, begonnen de namiddagprogramma’s van Veronica te verbeteren. DJ’s die overkwamen van radio 227 kennen we intussen maar al te goed. Tom Collins, Lex Harding hadden een en ander opgepikt van de Engelse collega’s, en introduceerden dit in Nederland, naast nieuw programma’s van Tinneke en Rob Out. De Nederlandse piraten zullen overleven tot bijna eind 1974. Overigens alle programma’s van Radio Veronica werden opgenomen op band in studio’s in Hilversum. Een bootje bracht de geluidsbanden naar het schip, waar een nieuwslezer/technicus ze afspeelde.

In de jaren 70 zend in NL ook nog radio Noordzee/Radio Northsea uit vanop de Mebo II. En om ons vastelandsverhaal te completeren mogen we ook niet de korte levensloop van het Vlaamse Radio Atlantis of zelfs Radio Uilenspiegel vergeten dat al strandde nog voor het de zee bereikte vanop zijn tocht uit de Antwerpse haven.

Terug naar Engeland, waar voor de kust van Engeland en zelfs tot in de mondig van de Theems radio werd gemaakt. In Engeland werkten de dj’s wel degelijk aan boord van een van de schepen.

Radio London was terug te vinden op de Galaxy, Radio Caroline op de Mi Amigo, dat we jaren later nog tegenkomen in Vlaanderen wanneer een wafelbakker vindt dat hij een nieuwe uitdaging nodig heeft naast zijn muziekstudio Start en het managen van Paul Severs. Radio England startte op de Olga Patricia, een gamel oud Amerikaans schip, dat later werd herdoopt tot Laissez Faire.

Een van de Britse radio’s zat zelfs niet op een schip maar was gehuisvest op een oud fort op palen, uit de laatste oorlog, ergens in de monding van de Theems. De Britse excentriekeling Lord Sutch (die nog platen zal opnemen met begeleiding van Jeff Beck, Jimmy Page en Ritchie Blackmore) had dit oude fort gekocht en startte er Radio Sutch dat later verder ging als Radio City. Met geld kun je blijkbaar alles kopen, gaande van een radiostation, tot de beste studiomuzikanten.

De Britse piraten zagen het levenslicht in 1964, en van bij het begin broedde de Britse regering op plannen om een stokje te steken voor wat dit ongeregeld zootje de Britse jeugd voorschotelde.

Al kun je moeilijk stellen dat de BBC radio te lijden had onder deze manier van radiomaken, want zelf zorgden ze amper voor enkele uren popradio in de week, en die uitzendingen mochten dan nog van de vakbonden niet bestaan uit een vol uur “mechanische” muziek. Nee dat moest afgewisseld worden met live muziek. Iets wat op dat ogenblik toch ook geld opbracht voor de muzikanten, en wat toegegeven, jaren later voor ons heel wat fantastische BBC radio opnamen opgeleverd heeft. Ook al gingen de meeste opnames verloren, want de technici gebruikten nl hun banden steeds weer opnieuw. Er moet dus doorheen de geschiedenis nogal wat verloren zijn gegaan van tal van muzikanten en het mag een wonder heten dat er toch nog BBC opnamen bewaard zijn gebleven van o.a. De Beatles, Zeppelin en bijv. ook Fleetwood Mac. Maar de Stones, Van Morrison en al die anderen….

Tot 1967, nu vijftig jaar geleden hadden de conservatieve regeringen de piraten gedoogd, maar met de komst van de socialist Wilson werd het plots menens. Zeker toen bovendien binnen het wereldje van de piraten een en ander misliep en een van de bazen (radio City), trouwens ook manager van de Fortunes, doodgeschoten werd aangetroffen, in zijn huis. Dit was de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen, en de regering besloot de Marine Offences Bill te laten ingaan op maandag 14 augustus om middernacht. Johnny Walker , op dat ogenblik dj op radio Caroline en vastbesloten om door te gaan beschrijft in zijn biografie hoe hij op dat ogenblik een crimineel werd door het draaien van plaatjes. Iedereen die meewerkte aan een zeezender kon vervolgd worden, en daarvoor zelfs twee jaar worden opgesloten. De regering beloofde bovendien dat de BBC vanaf september met een popzender zou starten, en dat heeft tal van disc jokeys doen besluiten om eieren voor hun geld te kiezen en het piraten radio wereldje vaarwel te zeggen. Het was mooi zolang het duurde. Je kon enerzijds treuren of samen met Johnny Walker, Robby Dale en nog enkele nieuwelingen verder Radio Caroline beluisteren. Mijn eigenste portatief was vanaf 15 augustus vastgeroest op 259 meter de golflengte van Caroline, en dat tot het echt stil werd op 3 februari 1968, toen er uit de radio enkel nog witte ruis kwam. Geen boodschap, geen afscheid, wat was er gebeurd? Nog jaren hebben we gehoopt op de terugkomst van Caroline, wat ook zelfs een paar keer gebeurde, als Caroline, en een tijdje als Radio Seagull. Helaas het was nooit meer hetzelfde. En naar BBC Radio One luisteren op 247 meter kon je enkel ‘s avonds en dan nog was het zwaar gestoord. Er reste ons enkel nog good old 208 Radio Luxemburg, waar we toen massaal naar teruggrepen, en dat overigens duizend keer beter programmeerde dan radio One, waar de DJ’s in een popkeurslijf werden gedwongen en enkel plaatjes uit de top 40 playlist mochten draaien. John Peel is hier eigenaardig genoeg altijd een uitzondering bij gebleven, en dat was iets wat Johnny Walker ook wel wou, maar dat heeft men hem nooit gegund.

Johnny Walker in 1970 op Radio One(BBC)

Waren deze piratenstations echt belangrijk?

Het valt niet te ontkennen dat zij in het eerste gedeelte van de jaren zestig een ongelofelijke ondersteuning hebben geboden aan het gemeengoed worden van popmuziek van Beatles, Stones, Who, Small Faces en tal van andere. Vanaf ‘67 evolueert de betere popmuziek richting rock, en komt er nieuwe lichtere popmuziek Sweet, Middle of the Road, Slade, enz… voor in de plaats. Welke piste zouden de piraten gevolgd hebben? Van radio One werd het duidelijk. Johnny Walker wordt op een gegeven ogenblik ontslagen omdat hij de Bay City Rollers een kutband vond, en dat iets te duidelijk liet merken.

Blijkbaar verschenen de Britse piraten op het juiste ogenblik op het toneel, op een ogenblik dat alles nog nieuw was, en de jongerencultuur (muziek, kleding, uitgaan) zich begon te manifesteren. Vergeet niet dat men in Engeland nog jaren na de oorlog leefde met rantsoenzegeltjes, en jongeren pas in de jaren zestig over enig zakgeld begonnen te beschikken.

De wereld is niet vergaan na 14 augustus 1967, wel geëvolueerd. Wie het meemaakte koestert het nog steeds, en daar is niets verkeerd aan.

Wat de krant schreef



Portugal: drie dagen molens.

Zes dagen onderweg Posted on 02 aug, 2017 14:43

We vergaderen twee volle dagen, passen ons aan aan het Portugese ritme van de dag, bekijken elk hoekje van het oude klooster, en gaan daarna een dag met een busje een dag lang windmolens en watermolens bezoeken.

Windmolens, op een rij, van buitenaf gezien anders dan bij ons, maar van binnen blijft de techniek toch bekend ogen, eeuwenoud, zij het mits hier en daar een lokale toets. Penacova bekoorde ons die eerste ochtend, met de molens te Gavinhos.

Vervolgens een molenmuseum te Portela Oliveira. ‘s Namiddag hielden we halt in de streek van Góis, waar we de lunch gebruikten in het bergdorpje Aigra Nova, waar tegenwoordig niet meer dan 10 inwoners verblijven. Lousitânea.

Horizontale watermolens te Poco da lontra en Peña dorp. Een oliemolen te Cabreira. Verder voor een verticale watermolen te Pêgo escuro.

Onze Portugese gastheren hadden in elk dorp dat we aandeden niet nagelaten de lokale burgemeesters wakker te schudden, waardoor we naast molens, tal van lokale trouwzalen en andere gemeentelijke vergaderplaatsen bezochten.

De burgemeester van Góis om er eentje te noemen ontving ons met de gepaste egards.

De laatste twee dagen reden we met eigen vervoer de andere richting uit, om uiteindelijk in een buitenwijk van Porto te belanden voor een laatste overnachting.

Start te Santa Comba Dão en vervolgens zouden we richting Águeda nemen voor bezoeken aan molens te Aldrogãos waar we een horizontale watermolen en een oliemolen aandeden. Bij de start te Santa Comba Dão kregen we van de lokale burgervader een toelichting bij het molenproject: Mill Park Project. 10 uur en op weg naar Albergaria a Velha voor meer molens. Nog voor de middag bekijken we achtereenvolgens: Pedralva Rosmolen, Ervosas Windmolen en de Gandara Paltrock windmolen.

Na de lunch gaat het richting Águeda.Macieira de Alcoba blijkt een pedagogisch project of eigenlijk beter dorp te zijn, met toelichting over koren en molens. Hier wordt zowel voor volwassenen als voor kinderen uitgebreide exploratie opgezet. Hier leer je meer over biodiversiteit, watermolens, oliemolens, hand molens, enz… ‘s Avonds keren we terug naar ons Solar do Morgadio voor een overheerlijk dinner.

Tijd om uit te checken en ons richting Ul te begeven, waar zich een molenpark bevind. We bekijken er horizontale watermolens, rijstmolens, broodbakkers, en andere toeristische attracties. Verder naar Fafe voor een lunch in het molen- en volksmuseum van Aboim, waar we nadien vrij kunnen rondkuieren.

15:00 uur en we moeten nu verder naar Gaia, waar zich een biologisch park en molen bevinden. De trip zit er op en Porto is niet ver meer, waar we de laatste avond zullen doorbrengen in een hotel. Enkelen hebben nog een extra dagje gepland om Porto te bezoeken.

Zelf skip ik Porto, omdat de stad mij te druk lijkt, en ik wat rust kan gebruiken, maar wat zei Bredero? Het kan verkeren…… het zou uiteindelijk nog zes dagen duren eer ik mijn dorpje in het midden van de nacht binnenrij.



Onderweg naar Portugal: dag 3 Solar do Morgadio

Zes dagen onderweg Posted on 20 jul, 2017 18:42

Het is even over elf, wanneer ik met enige spijt het idyllisch Spaans plekje, wat campsite Camino zeker is, achter mij laat. Zal ik, op de terugweg, terugkeren naar deze plek? Waarom ook niet, al wil ik ook nog wel een ommetje inlassen langs de windmolens waar Don Quichotte zovele jaren terug de strijd tegen aanbond, en die ik reeds ken van toen ik tien was uit een prentenboek. Lezen was overigens het enige wat mij uitgerekend in dat vierde studiejaar interesseerde. We hadden een schoolmeester, die elke dag liedjes zong terwijl hij zichzelf op zijn minipianootje begeleidde. Tussendoor hanteerde hij de meterstok, waarmee hij met enig leedvermaak regelmatig over de ruggen van ‘stoute’ leerlingen streek. Veroorzaakte je minder onheil, dan mocht je kiezen tussen de meterstok, of het regeltje van 30 cm waarmee hij vervolgens je knokkels beroerde, tot ze rood zagen. Ik schrijf ooit nog wel eens een paar regels over hoe schoolmeesters in lang vervlogen tijden kinderen mochten vernederen.

Ik heb iets minder dan vijfhonderd kilometer voor de boeg om het laatste stukje van deze reis te overbruggen.

Dwars door het Spaanse Baskenland via de Via De Castillia, tot de Portugese grens, waar ik halt hou en verpoos bij een nieuwe café Americano geschonken voor het luttele bedrag van 1,50. Deze reststop kan zo weggeplukt zijn uit een of andere oost-Europese negorij. Kaders aan de muur met ofwel grazende paarden ofwel grazende stieren. De enige TV in de verbruikzaal staat op een kanaal waar niets op te zien valt. Een van de door Springsteen bezongen ’57 channels with nothing on’.

Tijdens mijn vorige halte, nu alweer 2 uur geleden, voor een broodje vegetal (met tonijn, wat heet vegetal hier?), was er op een soortgelijke beeldbuis, god nog aan toe, een Spaanse uitzending bezig van het Rad van Fortuin. Zou Verdrengh hier nu nog steeds royalties voor opstrijken?

Ik rij al een ganse middag onder een blauwe oceaanlucht bezaaid met witte wolkenzeeën.

De radio, Radio Treis begreep ik, zond tot een uur geleden echte rock uit, nummers van pakweg een halfuur van o.a. de Greatful Dead en andere soortgelijke bij ons lang vergeten hippiebands.

Net voor de koffiestop beluisterde ik nog jazzy stukken van Isabelle Antenna, ooit uitgebracht op het legendarische Belgische ‘Les disques du Crepuscules’. Er worden hier dus toch nog goede dingen via de radio uitgezonden. Al zullen dit dus ook wel niche zenders zijn, en is het reguliere radiolandschap al net zo verkloot als bij ons.

Wat krijgen we over enkele kilometers wanneer we de Portugese grens kruisen?

Wat de omgeving betreft valt er al helemaal geen verschil te bemerken, wanneer ik de grens over steek. Snelwegen hebben nu eenmaal de onhebbelijkheid van overal op elkaar te lijken. Weg van de Via de Castilla. De eentonigheid wordt enigszins verbroken door alweer een nieuwe vorm van ‘betalen’ bij het kruisen van mijn eerste Portugese peagestop. We blijven alert op die manier. Deze keer mag ik even opzij rijden, geen ticket nemen, wel een creditkaart in het gleufje stoppen, waarna de auto wordt gefilmd of is het gescand door een camera. Hoe komt anders mijn nummerplaat op het betalingsbewijs? Zijn we nu goed voor de rest van de reis? Uiteraard niet, zal later blijken.

Het landschap begint overigens in deze met Wales gelijklopende tijdzone verdacht veel te lijken op het landschap van het 1500 km noordelijker gelegen Britse landsdeel. Zelfde typische heuvels, zelfde rotsachtige formaties , waar ze net als in Wales ook hier hun wegen doorheen hebben gehakt. Zelfde bouwstijl. Geen wonder dat zoveel Britten hun oude dag komen slijten hier in het zuiden.

Dit had ik echt niet verwacht. Dit is een bekoorlijk landschap, en het blijft maar duren, en het wordt mooier en mooier naarmate ik doordring in midden-Portugal.

Met nog 40 kilometer voor de boeg, verlaat ik de autoweg, en rij ik langs een weg bezaaid met enkele tientallen rotondes richting einddoel: Santa Combe Dao. Op zoek naar ‘de Nieuwstraat’, maar er zijn er drie waaruit ik kan kiezen op het scherm van Garminnken, mijn GPS toestel. Keuze te over, en wat had je gedacht? Ik kom aan in het eerste dorpje waar geen mus te vangen valt. Op naar het volgende dorpje, drie en een halve km verder. Terug door straatjes waar je amper met de auto de huizen kunt ontwijken. Rijden tot waar de weg toch nog een klein beetje verhard is, en ja hoor, om het hoekje prijkt een prachtig gebouw, en zie ik onmiddellijk druk keuvelend mijn ‘geglobaliseeerde’ molenvrienden. Net als ik zijn ze aangekomen met of hun eigen auto, of met een huurauto. Amerika, Nederland, de UK, Roemenië, Griekenland: TIMS is verenigd. De meetings en trips kunnen beginnen.

Nog dezelfde avond verkennen we het hotelletje van onze gastheer, en verbroederen en verzusteren we op de aangeboden receptie.

Het ‘pand’ waar we verblijven, was tot voor enkele jaren een overwoekerd restant van een oud dorpskloostertje. Vandaag werd het voor een groot deel omgetoverd tot een hotelletje met conference-room, theatertje, en een nog af te werken kapel. Niet iedereen van de groep sliep in het hotelletje. Enkelen zaten wat verderop gelogeerd in het dorp.

Link naar hotel



Op weg naar Portugal: dag 2, bij de Basken.

Zes dagen onderweg Posted on 09 jul, 2017 21:24

Dag 2

De volgende morgen, en nog steeds bij Poitiers, omdat ik pas weg kan na negen uur. De ijverige conciërge ontfutselde mij gisteravond, mijn e-id, omdat het na 20 uur was toen ik aan kwam zetten en het receptiekantoortje al gesloten bleek en de brave man mij dus niet meer kon inschrijven. Regels zijn nu eenmaal, ook in Frankrijk regels, noteer ik terloops. Uiteindelijk opende die morgen, een gebrilde jongeling, de zaak nadat de klok 9 uur aangaf..

‘16,5 euro. Neen mijnheer ik ben geen lid van de huppeldepup caravaning club. En neen mijnheer, ik hoef niet echt een factuur, het bonnetje volstaat.’

Betekent dit dat ik “in het zwart” werd ingeschreven? Of zag het kereltje op tegen weer een lange werkdag, en het intypen van vreemde buitenlandse namen?

(C) foto: website http://campingcamino.com

Bon, salut. Ik heb 760 km voor de boeg, waaronder een aantal langs de voet van de Pyreneeën waar ik voorbij moet, om het mooie Franse en Spaanse Baskenland te doorkruisen.

Na exact twee uur karren met alweer 190 km op de teller, nog steeds langsheen de A10 stop ik voor een koffie Americano. ‘Chez Paul PDJ’ stond er onderaan vermeld op het rekeningetje….

Middagbroodjes neem ik bij de volgende stop. Een omgeving waar ik al enige tijd heerlijke open luchten, bezaaid met zuivere wolken ervaar. Precies zoals ik mij die herinner uit mijn kindertijd, of uit latere doortochten ergens in Midden-Engeland, even voor Birmingham, waar ik ze al zo vaak heb bewonderd, terwijl ik afgezien van het besturen van de auto, niets anders heb te doen. Een heerlijk blauw firmament bezaaid met de witste wolken die je kan vinden in onze hemelse collecties. Dat, bijna, azuurblauw wijst er op dat de lucht hier bijzonder zuiver moet zijn. Hier zo dicht bij de oceaan kan het ook moeilijk anders. Een beeld dat wij zelden of nooit bij ons zullen te zien krijgen, omdat wij het doorgaans moeten stellen met afgedreven wolken die ons ofwel uit het Ruhrgebied of uit de Noordfranse industriegebieden bezoeken. Wolken die bovendien vermoedelijk ook nog enigszins gemixed worden met de in ons land opkringelende rook van alles wat de Vlaming toegelaten of niet-toegelaten verstookt. Leven we dan toch met zijn allen te dicht op elkaar? En zeggen dat hier, afgezien van enkele overbevolkte steden er nog zoveel plaats is. Misschien moeten we wel met zijn allen opnieuw naar de boerenstiel, zoals in de dagen waarin trager leven nog heel gewoon was, en wonderbaarlijke ziekten als burn-outs nog niet bestonden?

16:30, Ik ben net Biaritz voorbij, en werp mijn blik links en rechts voor het eerst op wat berglandschappen. Zijn dit nu reeds de Pyreneeën die ik nader? Alpen kunnen het niet zijn want er zijn toch geen Alpen in de Pyreneeën weten we, omdat Walter de Kreuner dat ooit bezong. (*) Ik bedoel maar. Gek eigenlijk, hoe ik jaren lang er van uitging dat Biaritz aan de andere kant van Frankrijk lag, ergens in de buurt van een of andere ski-oord. Komt er van als je nog nooit verder dan Parijs bent geweest….

Ik moet zeggen dat Frankrijk mij tot nu toe niet heeft bekoord. Veel groen en bomen langs de wegen die ik volgde, dat valt niet te ontkennen, maar echt mooie landschappen? Neen. Gelukkig hebben ze ons Joke hier nog niet losgelaten om ‘gekapt’ te maken van de wouden…. Ik heb het gevoel dat ik niets heb gemist. Zal ik dan toch, om gewonnen te raken voor La France, ooit eens richting La bella Italia moeten rijden doorheen de Provence?

Hier in de golf van Biskaje loopt de weg loopt nu al een tijdje, en dat kilometers lang, parallel met de Atlantische oceaan. Al krijgen we de oceaan amper te zien. Toch leuk, mijmer ik bij mezelf, om Gascogne, het thuisland van vierde musketier D’Artagnan, te doorkruisen. Verre herinneringen aan regenvakanties en veel lezen in enkele boeken uit de toenmalig befaamde Rijnaert reeks, duiken op. Het drieluik: De musketiers, De musketiers 20 jaar later en de Burggraaf van Braggelone lieten voor ons Frankrijk leven. Wordt dit nog gelezen door onze jeugd?

Helaas ook vandaag weer geen tijd om wind- of watermolens te bekijken want met nog 250 km voor de boeg, en morgen nog een kleine 600 tot de eindbestemming in de buurt van Porto, blijft het bij het bewonderen van mooi bebloemde wegbermen.

Na een aantal niet te tellen ‘payage’ stops, in Zuid-Frankrijk, en ook in Spanje rij ik de snelweg af richting Castrojeriz. Ik volg al een tijdje borden die mij vertellen dat ik niet zo gek ver verwijderd ben van de route naar Santiago de Compostela. Een bochtige weg met hier en daar een boerderijtje langs de kant en voor de rest glooiende groene heuvellandschappen bezaaid met windturbines, die voor het grootste deel stil staan. Volgens Garmin en Google bevind zich hier ergens een camping waar Compostela reizigers nogal eens durven verblijven. Ik vrees voor het ergste, tot ik uiteindelijk het dorpje bereik. Door de straatjes rond de kerk kan zich amper een auto maneuvreren. Het wegdek bestaat uit wat aangestampte verharde klei. Je kijkt je er de ogen uit. Hoog boven het dorp torent de ruïne van een oude versterkte burcht. Achter nog een bocht ligt dan toch een alleraardigste kleine campingsite. Klein, gezellig, niet duur, en bezaaid met ‘Ollanders en hun sleurhutten’. Ik had het kunnen denken. Er is wifi, en het is er na 11 uur ongelofelijk stil. Dit lijkt haast een avondlijk plaatje uit Wales.

Overigens alles wat eentonig en saai leek in Frankrijk, hebben we achter ons gelaten en vervangen door berglandschappen, ettelijke tunnels in Baskenland, en nu eindelijk af en toe een blik op de oceaan. Helaas geen tijd, noch ideale stopplaats om plaatjes te schieten. Dit is een landstreek zoals ik ze mij helemaal niet had voorgesteld. Niet dat typisch zuidelijke prairie achtige Spanje, maar een groen bijna Welsh of Ardens aandoend landschap. Hier wil ik best terugkomen, ook al moet je er 1200 km voor karren.

De avondlijke hemel raakt stilaan bezaaid met sterren. Het is hier nog echt donker. Ik begin stilaan te begrijpen, waarom er mensen bestaan die naar hier komen om te overwinteren of om er hun pensionitis te beleiden.

25 graden, groene natuur, de oceaan in de buurt. Hoe moet Atlantis er wel hebben uitgezien? The continent of Atlantis, so great an area of land….

(*) Lp van de Kreuners, getiteld: Er zijn geen Alpen in de Pyreneeën.



Op weg naar Portugal dag 1

Zes dagen onderweg Posted on 25 jun, 2017 19:22

Onderweg op vier wielen.

Zwerven door Europa met de auto. Niet à la ‘On the road’, zoals dat in de beatnik tijd het geval was, maar gewoon als alternatief voor de stalen vogels waar ik vijftig jaar geleden een passie voor had. Een zomer lang telden we toen de caravelles, de DC10en en Boeings die dagelijks boven onze hoofden hun zelfde parcours aflegden. Wanneer we geluk hadden zagen we op een blauwe maandag zelfs onze eigenste Red Devils voorbij scheren. Het was de tijd dat er bijna dagelijks kleine vliegtuigjes in de lucht zaten ‘met een handdoek’ er aan vast. Al kende ik zelf die benaming toen nog niet, want de bedenker van die term moest, 10 jaar later, nog geboren worden. Kleine vliegtuigjes die opstegen op het vliegveld ‘De Kluizen’ in Aalst, met een gesponsorde spandoek er achter. Zoals in ‘newspaper taxis appear on the shore’ in die zelfde fantastische zomer van 67. Grotere vliegtuigen dierven al eens met hun staartrook de naam van een sigarettenmerk, Set om het niet te noemen, in de lucht schrijven. Verdwenen beelden uit onze jeugd, zoals er zoveel verdwenen is, wat wij vooral te danken hebben aan onze over gereglementeerde wereld. In juli 67 beleefden we bij het tellen, eigenlijk was het spotten, maar die term moest nog uitgevonden worden, enkele hoogdagen toen we met de fiets naar Hofstade Bad fietsten. Over dat domein vloog nl, om de paar minuten wel een of ander lijnvliegtuig. Wie ooit wat verderop Werchter bezocht, kent het fenomeen.

Maar vliegen nee, niet aan mij besteed. In de wereld van vandaag, sta je het ene ogenblik in de zon, een paar duizend kilometer van huis, en enkele uren later loop je door Amsterdam in de regen. En ook al noemt men dit reizen, het heeft er vooralsnog weinig meer met te maken. Een beetje zoals het brood dat je eet, en dat veeleer lijkt op gebakken lucht.

Reizen doe je zoals het hoort: je beweegt van punt A naar B, en je neemt er de tijd en ook de ongemakken bij. Maar vooral ook de verhalen die je onderweg meemaakt.

Neem nu die zes dagen in 2016 op weg naar en van Portugal, of wat later naar en terug van Oekraïne, of het zoemen over de A5 ergens in Noord-Wales ergens tussen Londen en Dublin. Het traject waarvoor de A5 lang geleden werd “uitgevonden”.

Op weg naar Solar do Morgadio te Santa Comba Dão in Portugal.

Dag 1

Het is nog maar net na half elf als ik even voor Amiens stop langs de snelweg bij een van die Franse ‘resto stops’. Het is er eentje waar in het gebouw ook enkele ‘minimarkets’ gehuisvest zijn. Betalen voor je plasbeurt hoeft zelfs niet. Missschien moet Europa dit ook nog regelen: de maximumprijs van een toiletbezoek. Moet kunnen nu de Engelsen er over enkele jaren niet meer bij gaan horen. Ik merk dat er door het toepassen van een eigenaardige combi kraan, waar zowel water als hete lucht uitkomt, wordt bespaard op handdoeken en wegwerppapier. De koffie wordt er geschonken in behoorlijk grote tassen. Iets wat ik niet verwacht van traditionele franse restaurantuitbaters, en dus derhalve besluit dat dit alles weinig met franse restaurants of keukens te maken heeft. Naar het ernaast gelegen Ibis hotel, zie ik toeristen lopen, een beker koffie in de hand. Ze zien er echt Amerikaans uit, wat er op wijst dat de mondialisering ook in Frankrijk langs de autowegen heeft toegeslagen. De wereld rond reizen, en blijkbaar toch besparen op een tas koffie? Een beredeneerde besparing, en spreiding van de pensioenmiddelen om toch nog een stukje van de wereld bereizen? De wifi verbindingen zijn gratis, maar quasi niet te gebruiken, omdat ze van een bijzonder lage kwaliteit zijn en het hopeloos is om in een verbinding te slagen. We zullen onze e-mails dan maar wat later doornemen.

Terwijl ik over het asfalt glij, flitsen behoorlijk wat gekende plaatsnamen voorbij. St Quentin en Noyon, bekende namen voor de Vlaamse duivenliefhebbers. Plaatsen waar vandaag zelfs geen simpele duif wordt gelost, want de lucht is er vogelvrij. Soissons… zouden ze de gebroken vaas, waarover meester Luc het in het derde studiejaar had, nu al volledig terug in elkaar hebben gepuzzeld? Dit zou toch moeten kunnen in tijden waarin ‘colle tout’ alles lijmt.

Radio Een houdt mij nog gezelschap tot helemaal beneden in de vallei van de Somme. Bij de wat fanatiekere landgenoten bekend als de Zomme. Er zijn er ooit geweest die daar met moeite over geraakten, weten we uit de geschiedenisboeken.

Voorbij de Oise naderen we park Asterickx. Zo weten we ook weer dat we in Gallië reizen. Na 276 km bereik ik eindelijk het Ile de France. We zitten binnen een afstand van 25 km van het centrum van de lichtstad, en nergens een Eiffeltoren te bespeuren. Ze zullen hem toch niet hebben binnen gezet uit vrees voor….

Parijs, de door vele landgenoten gevreesde périferique, de passage langs Bercy, waar rockers als Springsteen of McCartney al eens durven aantreden in het sportstadion. Nog ongeveer 6,5 km verder karren in zuidelijke richting naar de Porte d’Ivry, en dan gehaat het als door een poort, verbeeld ik mij, richting Versailles. Geen tijd voor bezoeken aan paleizen, noch aan Zonnekoningen, want het loopt naar halftwee. Tijd om een tweede plas pitstop in te lassen en de meegenomen broodjes aan te snijden.

Ook hier is de plasruimte optimaal verzorgd en geheel gratuit. Misschien moet ik toch overwegen om bij ons een facebook campagne te starten: ‘Ikwilpissenveurniet’ of zoiets, of is dit geen goed idee? Laat ons besluiten dat er in onze buurlanden meer aandacht wordt geschonken aan de plassende medemens. Een wijs besluit van iemand die nog niet zo lang geleden lid is geworden van de Geraardsbergse broederschap van Manneke Pis.

Via enkele scherpe bochten richten we ons verder zuidwaarts richting Orleans en Bordeaux. Chartres, daar kom ik nog nog terug, want ik wil die kathedraal toch ooit nog met eigen ogen bewonderen. Mr google leerde ons dat het vanaf Parijs nog dik 500 km karren wordt om de ingeplande campsite bij Montignac te bereiken. Maar al zeer snel kom ik tot de vaststelling dat Mr google de natuurelementen niet echt kent.

Orleans en dat zullen we geweten hebben, zal mij nog een tijdje heugen. Ik sprak er een franse flic, en dat gesprek ging niet over Jeanne D’Arc, maar over hoe ik na 100 km zoeken rond Orleans eindelijk weer de A10 ergens op zou kunnen rijden.

Reden: op een gegeven ogenblik werd iedereen van de snelweg gestuurd, om een onbekende reden. Gevolg, alle trucks en ander verkeer wijkt uit naar de vroegere baan naar Orleans. Iedereen begint naar de optimale sluiproute te zoeken. En dat wil de lokale politie nu net voorkomen. Overal zijn ze prominent aanwezig, met een wijzende vinger, die eender welke richting aangeeft behalve Montignac, al zal het daarvoor nog wat ver geweest zijn.

Zij beschermen hun burgers tegen meterslange trucks en ander doorgaand verkeer. No way door het mooie Orleans zullen we niet rijden. Alles slibt uiteraard dicht.

Het duurde tot ik uiteindelijk zoals reeds aangegeven een vriendelijke flic vond op een kruispunt, en daar te horen kreeg dat ik voor Le Sud, best naar Baccon kon rijden, om daar ergens links terug de snelweg te vinden.

Het avontuur kostte mij enkele uren waardoor mijn geplande bestemming, een campsite bij een watermolen, goed 150 km verder nu wel heel ver weg lag.

In de buurt van Poitiers laat ik Garmin voor mij even uitzoeken waar er een bloemenrijke campsite te vinden is, en zie ik kom terecht in Cyr, bij Beauchamps. Het was druilerig weer, maar gelukkig zonder regen en een heerlijke 18 graden.

Tijd zat dus, om tentje op te zetten, en wat avondeten te bereiden, want het was pas 20 uur.

Uiteindelijk won ik nog een paar uur reistijd door op een gegeven ogenblik, de weg naar Bordeaux te nemen in plaats van die naar Montignac. De molen en de geplande campsite worden verschoven naar latere datum. De reiziger moet flexibel kunnen zijn.

Frankrijk staat uiteraard ook voor goede snelwegen maar toch vooral voor ettelijke payages. Tenminste wanneer je snelheid prefereert boven sightseeing.

Een avondwandelingetje over de camping, leerde mij dat ik mij vlakbij een leuk meer, genre Overmere Donk bevond, naast een mooi zwembad, en een nu gesloten cafetaria. Allemaal dingen die niet besteed zijn aan passage clienten zoals ik, of het koppel Nederlanders dat pal achter mij eveneens hun tentje had opgeslagen.

Gelukkig kon ik mij op het terras verdiepen in het beantwoorden van wat mails, want er was wifi. De reiziger was thuis.



Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band

Classic rock Posted on 01 jun, 2017 13:26

1 juni 1967: Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band

In 1967, was ik veertien, of vijftien naargelang je het bekijkt in de lente of later in de zomer. Het was een jaar dat voor eeuwig genoteerd staat als het jaar van “de summer of love”, met een duidelijke breuklijn: voor of na 1 juni. Ik was dus net vijftien toen de Beatles de wereld verbaasden met wat nu een iconisch album heet: Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band. Een mond vol, en ja het was het wachten meer dan waard. Al in 1966 nadat ze stopten met live optredens, werd ons het manna uit de hemel beloofd. Alleen het duurde zo lang. Zeker wanneer je weet dat de Beatles in de jaren er voor nooit uit de hitlijsten verdwenen. Parlophone (EMI) zorgde er voor dat er steevast een single, EP of LP in de platenwinkels lag, en dat het duidelijk was wie de besten waren. De Rolling Stones, in overleg met de Beatles zorgden er steevast voor dat “hun product” netjes werd gelanceerd in de dalperiodes tussen de pieken van de Beatles in. Daar gaan de opgeklopte verhalen over de strijd tussen Beatles en Stones, maar dat was toen de realiteit die blijkbaar niemand opmerkte. Toegegeven Lennon heeft af en toe wel naar de Stones gesneerd, dat zij bijzonder goed keken naar het materiaal waar de Beatles mee scoorden, om er dan ook mee uit te pakken.

1967 is een mijlpaal geworden in de geschiedenis van de pop en rockmuziek. Het jaar waarin tussen beide een duidelijk onderscheid werd vastgelegd. De enige band die daartoe in staat was, waren de Beatles. Zij hadden in augustus 66, drie hectische jaren beëindigd. Jaren zonder vrije tijd, waarin hun leven zich afspeelde in studio’s en hotelkamers. Wanneer wij er achteraf op terugkijken, dan kunnen we enkel vaststellen, dat zij enerzijds de techniek tegen hadden, en anderzijds, niet door de meest technisch en financieel onderlegde mensen werden bijgestaan.

Optreden voor meer dan 50.000 mensen (Shea Stadium), met een installatie van amper enkele honderden watts, moet echt wel deprimerend geweest zijn. En als daar dan bovendien alle grieten die zich tussen die 50.000 bezoekers bevinden, hun schril keelgat openzetten, dan moeten Lennon en McCartney en zeker Harrison vaak gedacht hebben: ‘God laat dit ophouden’. Weet daarenboven dat die concerten geen grote sommen in het bakje brachten. Naar hedendaagse normen waren daarnaast de inkomsten uit hun platenverkoop al even pover. The Beatles leefden in die dagen nog met belabberde contracten die ze in hun jeugd hadden getekend. Het leeuwendeel ging naar al wie hen omringde, en van wat zij overhielden werden zij geacht meer dan 90 procent aan de overheid af te dragen. Harrison schrijft daarover in 1966 het nummer Taxman. De Stones, zullen zich begin jaren zeventig in Frankrijk vestigen en er de plaat Exile on Main street opnemen. Een eveneens veelzeggende titel. Ook Led Zeppelin zwerft later over de wereld om een jaar uit Engeland te kunnen wegblijven. Dit leidt er zelfs toe dat een, in Griekenland, zwaar geblesseerde Robert Plant in Jersey wordt verzorgd.

De Beatles werden onderscheiden met een MBE (Member of the British Empire) voor hun ‘bijdrage’ aan het Britse Rijk. McCartney, altijd Brit gebleven, wordt jaren later nog geridderd tot Sir.

Dit om aan te geven dat de Beatles, eind ‘66 en de eerste helft van ‘67 meer dan welke band ooit zeer veel tijd in de studio’s doorbrachten, om er een meesterwerk te componeren. Er lekte weinig uit, en als er al eens iets in de pers verscheen, waren dit vaak negatieve voorspellingen. Waren de Beatles passé? EMI en hun manager verslikten zich in dergelijke berichtgeving en eisten dat er tenminste een single op de wereld werd losgelaten. En aangezien het in die tijd de gewoonte was om singles niet nog eens op lp’s te zetten bleven twee van de beste nummers van de Beatles lp-loos. Penny Lane en Strawberry Fields Forever, hadden eigenlijk op Pepper moeten staan. George Martin keek er later op terug met gemengde gevoelens en noemde het zelfs ‘een flater’ die hij toen beging. Al kunnen we ons afvragen welke andere nummers er dan mogelijks niet hadden opgestaan, want 38 minuten was toenertijd een maximum tijd voor een lp. En stel dat die nummers niet op single kwamen, dan zou zelfs mogelijks Pepper een andere background kunnen hebben gehad. Want was het origineel idee niet om nummers te componeren die teruggingen op hun tijd in liverpool? Een beetje achteromkijken op hun jeugd.

De twee volgende nummers die zij opnemen: ‘When I’m sixty four’ en ‘A day in the life’ gingen ook die richting uit. Voeg daar nog ‘Lovely Rita’ bij, een lied over een vrouwelijke parkeerwachter, gegrepen uit het dagelijkse Liverpoolse stadsleven, en de lijn was duidelijk. Maar toch het liep anders, toen McCartney met het idee aan kwam zetten, dat ze zich tijdelijk moesten verbeelden, dat zij niet de Beatles waren maar een andere groep: ‘Sgt. Peppers Lonely Hearts Club band’. Dat zou hun toelaten om alle nieuwe projecten en songs te benaderen zonder beperkingen, want zij hoefden op die manier zich geen vragen te stellen bij hun eigen verleden. Geen, och past dit wel binnen het Beatlesrepertoire? Geen, och dat gaan de fans niet pikken. Neen, zij konden onbevreesd alles uitproberen. Elk instrument dat in een hoek van de Abbeyroad studio rondslingerde konden ze gebruiken, en ze konden er bovendien hun fantasie op botvieren met experimenten dat het niet mooi meer was. En daar kwam de inbreng van George Martin, een doorgewinterde studiorat, pas goed van pas. Bedenk eveneens dat Pepper op amper vier sporen werd opgenomen, want EMI hinkte wat achterop als het op moderne techniek aankwam. En de Beatles experimenteerden niet enkel met techniek en instrumenten. Daarnaast probeerden ze ook hun geesten te verruimen met o.a. Lysergeenzuur diethylamide 25, al snel afgekort tot LSD.

Later zal iemand ontdekken dat het nummer Lucy in the Sky with Diamonds kan afgekort worden als LSD. Lennon heeft altijd volgehouden dat dit puur toeval was, want zoon Julian toonde hem een tekening van op school en sprak: kijk papa ‘Lucy in the sky with diamonds’. Doet er in feite weinig toe ook al klinkt Lucy bijzonder psychedelisch en roept de tekst de vreemdste beelden op wanneer het gaat over ‘plasticine portraits’ of ‘marmelade skys’.

Wij willen het hier toch nog even hebben over waarom Pepper echt belangrijk is. Het was een grensverleggende plaat die niet valt te catalogeren onder pop of rock, blues of wat dan ook. Het waren een stel songs die zeer sterk varieerden en toch als het ware een geheel vormden. En dat kwam niet alleen door het feit dat de plaat tussen de songs geen stiltes kende, en de nummers als het ware in elkaar overvloeiden. Pepper is een van de weinige platen waaruit geen op zich staande singels werden gepuurd. Ook losse nummers toevoegen aan best of platen kon echt niet. In de jaren zeventig gebeurde het toch op de blauwe dubbelaar, en precies daarom was dit geen goede plaat. Het mythisch gegeven werd nog versterkt omdat Beatlefans meer dan een half jaar hadden moeten wachten op de opvolger van ‘Revolver’. ‘Revolver’ had al aangegeven dat de Beatles hun lp’s serieus namen, en dat zij probeerden om elk nummer tot een meesterwerk te boetseren.

Het lange wachten had de spanning alleen maar doen toenemen, en wanneer op 1 juni de wereld de plaat ten gehore kreeg, was iedereen wel vol lof over een of ander nummer. Voor het eerst draaiden radiostations de gehele plaat meerdere keren, en becommentarieerden zij de nummers.

Vooral de climax in ‘A day in the life’, het aanzwellend geluid gevolgd door de mokerslag en het nazinderend einde van deze LP zorgden voor kippenvel. Hier lustte iedereen wel meer pap van, en inderdaad het procedé werkte. De plaat werd een succes, dat zeer moeilijk zou te evenaren zijn. Wij weten allemaal dat Brian Wilson zijn Smile tapes opborg, want hij moet gedacht hebben: ‘Hier kan ik onmogelijk tegenop.’ Iets wat blijkt wanneer we uiteindelijk na meer dan 40 jaar de ‘Smile’ nummers te horen krijgen: schitterend mooi, dat wel maar dit was geen ‘Sgt. Pepper’. Ook Jagger die nadat hij de plaat hoorde tegen Glyn Johns zei: nu moet jij uit je pijp komen. Waarop Glyn repliceerde: ‘Ik? Kom jij maar uit je kot,’ wat de Stones ook hebben geprobeerd. Het pas in januari 68 verschenen ‘Their Satanic Majesties Request’ was a) veel te laat om nog tot de Summer of Love te behoren, en b) ook niet te vergelijken met Pepper. Ok, de hoes was speciaal, en er stonden een aantal prachtige songs op. ‘She’s a rainbow’ met help van toetsenist Nicky Hopkins in een arrangement van John Paul Jones (de latere Led Zeppelin bassist) vinden wij mooi net als ‘Two thausend lightyears from home’, ook al vinden sommigen dit een draak van een song. De Stones hebben nadien altijd wijselijk gezwegen over deze plaat. Deze keer was hun ‘afkijkgedrag’ niet geslaagd. Jagger heeft steevast materiaal uitgebracht in het kielzog van de Beatles dat daar zij het niet altijd opvallend toch naar verwees. Men kan zich afvragen of de Rolling Stones met Brian Jones langer zouden hebben bestaan waren er nooit Beatles geweest en waren ze langer r&b blijven spelen. Jagger had al snel door dat er met r&b geen geld te rapen viel, en dat hij van het succes kon proeven door in de voetsporen van Lennon & McCartney te treden. Stevige of zijn het hevige Stonesfanaten kunnen het niet laten om te proberen hun idolen boven de Beatles te plaatsen. Neem nu Peter Cnop die in 2007 in een reactie reageert, op het blog: ‘Dagelijks iets degelijks’ naar aanleiding van een terugblik na 40 jaar door Ronny de Schepper op Sgt. Pepperop met: ‘ Ks ks, toch wel erg dat Beatle-fans ook na 40 jaar blijven volhouden dat ‘Their Satanic Majesties’ Request’ van de Rolling Stones een slechte kopie is van ‘Sgt. Pepper’s’. De feiten echter zijn dat het grootste deel van TSMR opgenomen is voor SPLHCB verscheen, nl. in de lente van ’67 en nog wat extra’s in de herfst.’ Hij geeft daarna wel ruiterlijk toe dat dit niet de Stones hun beste worp was: ‘Ze kan nauwelijk de beste van de RS genoemd worden, …’(*)

Jongeren, en daarmee bedoelen wij die generatie die vaak jaren na het verschijnen van ‘Pepper’ de plaat leerden kennen, en dus ook het rijpingsproces ontberen, beschouwen deze lp vaak niet als de beste Beatles lp. Sommigen gaan zo ver om ‘de dubbele witte’ die eigenlijk ‘The Beatles’ heet hoger te nomineren. Voor eens en voor altijd: ‘The Beatles’ is een steengoede plaat, die nog straffer zou geklonken hebben ware het een enkele plaat, en geen dubbel lp, geweest. Het blijft toch de plaat van vier afzonderlijke Beatles die zich laten begeleiden door de drie andere. Iets wat ze tijden hun eerste vijf solojaren zullen blijven doen in meer of mindere mate, maar dan bijgestaan door externe muzikanten. De Beatles als maatschappij werd pas ontbonden in 1975, en alle opbrengsten van hun solo platenmateriaal ging dan ook samen in dezelfde pot, ook al probeerde ‘Macca’ dat te verhinderen. Wij willen benadrukken dat ‘de witte’ hoger noteren een brug te ver is: forget it. En dat geldt, ook al zullen jonkies dit niet graag horen ook voor dat andere meesterwerk ‘Revolver’, waarop niet alleen de single Paperback writer/Rain ontbreekt, maar ook Yellow submarine niet echt had gehoefd.

‘Revolver’, en zeker het eind nummer ‘Tomorrow never knows’ gaf aan welke richting de Beatles, voor wat Lennon betrof uit zouden gaan. Maar ‘Tomorrow never knows’ op zich is onvoldoende om de plaat tot de beste van de Beatles te bombarderen. Net als het door de Jam opgepikte en al hoger geciteerde ‘Taxman’ van ‘Harrison’ geen concurrentie is voor de songs op Pepper.

Wat Pepper uniek maakt is dat het een geheel vormde zoals ons dat nog nooit voorheen was gepresenteerd. Een hoes, waar je maaden later nog altijd nieuwe dingen op ontdekte. Afgedrukte songteksten, zodat je eindelijk je beginners-Engels bij kon spijkeren. Een plaat die bestond uit een lange groef, waarbij geen tijd verloren ging tussen de verschillende songs, en bovendien sloten die songs daardoor bij elkaar aan, in een onmogelijk nog te wijzigen volgorde. Voor ons klinkt de uitloop van ‘Good Morning, Good Morning’ met de neerhofgeluiden, hollende paarden, en een langzaam naderende kukeleku’ende haan die overgaat in de mokerslagen van de drum en bass van de Sgt. Pepper reprise nog altijd even fris in de oren dan toen we de plaat de allereerste keren hoorden op de radio die eerste juni in 1967.

Wie Pepper voor het eerst hoorde, kreeg er geen speld tussen tijdens de eerste drie songs. En je moet het maar doen, om je plaat te laten beginnen met amper een introsong, gevolgd door een op het eerste gehoor onbenullig liedje als ‘With a little help from my friends’ gebracht door de non-zanger Ringo Starr. Wat was dat? Maar daar was Lennon al in trance met ‘Lucy in the sky with diamonds’, een introductie voor de meesten van ons in een nieuwe psychedelische geluidswereld. Geen song was vergelijkbaar met de vorige. Nummers als ‘She’s Leaving Home’ en ‘When I’m sixty-four’ met een McCartiaanse inslag zorgden er voor dat ook een oudere generatie plots de oren spitste. In onze vriendenkring zaten gasten die niet zo opliepen met popmusiek, maar die ‘Being for the benefit of Mr. Kite’ echt wel het einde vonden. De plaat omdraaien betekende geconfronteerd worden met het Oosten. Harrison die vroeger al mooie stukjes sitar in Beatlessongs had geintroduceerd, ging nu helemaal uit de bocht. Hier kwam buiten hemzelf geen Beatle aan te pas. Dit was pas een gedurfd experiment, maar…. het was er echt wel de tijd voor, toen in 1967. Ravi Shankar en de Maharashi stonden te dringen om onze wereld binnen te treden, dankzij dit nummer op Pepper.

‘Fixing a hole’ en ‘Getting Better’ behoren tot de minder gespeelde songs uit het album, maar klinken nu bij herbeluistering nog even fris en dansbaar als toen. Pepper is een plaat die nu na vijftig jaar nog even beluisterbaar is als om het even welk klassiek werk van Mozart, of Beethoven. Kortom een classic.

De Pepper reprise toonde de weg hoe een sterke rocksong in de toekomst wel zou mogen klinken, en leek een waardige afsluiter van de plaat, maar dat was buiten de Beatles gerekend. Lennon had McCartney nodig om zijn ‘A day in the life’ af te werken met een subliem tussenstuk. Een song die de hele plaat naar een dusdanige climax leidde dat zoals we reeds schreven niet enkel iedereen naar adem deed happen, maar het zorgde er tevens voor dat je uit je zetel kwam, de plaat omdraaide en je opnieuw liet meeslepen in een wereld die totaal nieuw was, en de Summer of Love moest nog beginnen toen…..

(*) https://ronnydeschepper.com/2017/06/01/1967-een-topjaar-voor-de-schepper-sgtpepper/#comments



“Verbooden scens te scieten”

Forever Young Posted on 17 apr, 2017 13:21

“Verbooden scens te scieten”

Zo stond het er, om en bij de vijftig jaar geleden. Het stond op een plakkaat achter in het schietkraam op Schoolkenskermis, en de boodschap was duidelijk voor iedereen. De man in de schiettent had liever niet, dat er loden kogeltjes uit de geweren in zijn richting werden afgevuurd.

Elk jaar met de paasdagen was het kermis in de Bossestraat te Erpe, en kwam een familie foorkramers afgezakt naar het pleintje aan het begin van de Kromgrachtstraat, voor de boerderij van Verhoeven. Indien ik mij goed herinner kwamen ze uit Oosterzele en deden ze voornamelijk kleine buurtkermissen aan. Vijftig jaar en meer geleden waren er alleen al in ons dorp een stuk of vijf dergelijke kleine wijkkermissen: Onegem, Sevecoot, Statie, Bossestraat, Vijfhuizen. Allemaal kermissen met verschillende foorattracties. Langsheen de Kattelinestraat stond zelfs een autoscooter. Op de grens van Erpe en Aalst aan de Sint Appoloniastraat vierden ze “kappelleken dingdong” kermis, ter ere van Sint Appolonia die er in tegenstelling tot vandaag voor zorgde dt je verlost werd van hevige tandpijnen.

De kermis in de Bossestraat moet er al geweest zijn lang voor de oorlog, en was gekoppeld aan het lokale schooltje. Vandaar dan ook de naam Schoolkenskermis. Het schooltje bestond van 1928 tot ver in de jaren 70. In 1978 werd er, lezen we in de Voorpost van 17 april 1992, een echt jubileumfeest gehouden, waarbij er zelfs een heuse paaseiereenworp vanuit een sportvliegtuigje werd georganiseerd. Men gooide niet met echte paaseieren, maar dropte enveloppes met briefjes er in. Helaas zorgde de opgestoken wind er voor dat de omslagen overal terecht kwamen behalve op het daartoe bestemde voetbalveld.

Ik zie nog de affiche uit 68 voor mij met als titel Veertig jaar Schoolkenskermis. Het is vooral de periode tussen 65 en 68 die in ons geheugen is blijven hangen. Het was de periode waarin men de kermis nieuw leven inblies door het organiseren van allerlei gezelschapsspelen. Zakkenlopen voor kinderen, vogelpikken en bakschieten vanop de fiets, mastklimmen, en dies meer.

Twee cafés fungeerden als gangmaker voor deze bezigheden. Voor het vogelpik en bakschieten vanop de fiets reeds men toertjes langs Bossestraat, Gentse Steenweg, Dr Germain de Vosstraat en de Boskouterstraat. Van café Fonteintje, van de Sleeuwagens, naar café de Welkom van Agnes, voorbij café Dolfijn en het Breugelhof. Rond de watertoren zou je kunnen stellen, alleen was die watertoren er in die dagen nog niet. Die kwam pas in de beginjaren zeventig.

De ingezeepte mast stond opgesteld aan het Fonteintje: een hoge staak, met er bovenop een fietswieltje waar men aan touwtjes allerlei kleine prijzen had vastgemaakt. Een hele heksentoer om tot boven te klimmen.

In het paasweekend werd er een koers, vermoedelijk voor beginnelingen, georganiseerd. En wij die er onze laatste puberteitsjaren beleefden hingen rond het kermispleintje, waar de “foorkraam moeder” het molentje draaiend hield. Vader hield de schiettent open, en de zoon mocht een “altijd prijs bij Jantje van Parijs” tafelrad bedienen. Bruingebrand waren ze, en hun gitzwart haar schitterde in de zon. Ik denk er nog steeds aan wanneer ik weer eens een plaat van Django Reinhardt opleg.

Op het pleintje stond vooraan het molentje, daarachter hun woonwagen. Rechts langs de kant stond het schietkraam opgesteld. Voor de muziek, op de molen hadden ze een handvol 45 toerenplaatjes, die meermaals de revue passeerden. ‘Like a Rolling Stone’ van ‘Bob Dylan’, en ‘I’m a believer’ van de ‘Monkees’ samen met ‘Adamo’ springen opnieuw in het geheugen.

Later organiseerde men op maandagnamiddag een heuse stoet met verkleedpartij en al. Iets wat uitgroeide tot een lokaal karnaval. De laatste jaren werd alles gereduceerd tot een rommelmarkt, zoals je ze overal tegenkomt.

Op dinsdag of woensdag nadat de kermis was vertrokken zochten we de platgeschoten loodjes die op de grond waren gevallen onder het schietkraam, om ze thuis op de kachel samen te smelten tot een stuiver, waarmee we dan in de zomervakantie naar het “tapke” stuiverden, op de Kleine Steenweg aan de Hoek, dicht bij de Puitenvijver, maar daar bestaan dan weer andere verhalen over.

Schoolkenskermis zoals het ooit was, zal wel nooit meer terugkomen. Geen enkele van die kermissen trouwens, want waar zijn de buurters gebleven? Zij die ’s avonds op een stoel voor hun deur de toestand in hun buurt, hun wereld, bespraken. Eén café is er nog overgebleven. Winkels, bakkers, kappers, kolenhandelaars, allen behoren ze tot de geschiedenis van de Bossestraat en de Sterre.

Het schooltje waar ikzelf overigens vijf jaar van mijn kindertijd heb doorgebracht (tussen 1955 en 1960) was eigenlijk een privéschooltje. “Afgestudeerde” kinderen werden nadien doorverwezen naar de Gemeentschool voor jongens of het Klooster voor meisjes. Het schooltje zelf maakte geen deel uit van die “grote scholen”, het was er geen afdeling van.

Het ontstaan er van kunnen we ons nog nauwelijks voorstellen. Emilie Smekens (Verhoeven) gaf tot in 1928 les in het Klooster bij de nonnen, tot de dag dat ze in het huwelijk trad met Jef Verhoeven. Trouwen betekende in die tijd nog dat je als vrouw je boeltje kon pakken, want dat kon niet in het katholieke onderwijs. Overigens ook bij andere instellingen waaronder banken gold deze regel nog tot diep in de jaren zestig. Maar Emilie moet een katje geweest zijn dat je best niet zonder handschoenen aanpakte, want ze stampte een eigen schooltje uit de grond. Het gebouw “De Kindertuin” is reeds lang afgebroken. Het stond naast het nog bestaande woonhuis van de Verhoevens. Van de tuin hadden ze een speelkoer gemaakt, en om de regen te trotseren werd er een bordes aangebouwd. Later, in 1954, toen er meer kinderen kwamen groeide het schooltje tot het “in mijn tijd” kinderen kon opvangen vanaf de kleuterklas tot het tweede studiejaar. Vanaf 1960 kwam daar zelfs nog een derde en vierde studiejaar bij. Na de oorlog werd een tweede gebouw opgetrokken langs de Krevelhoek, thans verbouwd tot woning. Ik was er kind aan huis toen het nog een laagbouw was met slechts twee kleuterklasjes. Het eerste en tweede kleuterklasje zaten we bij juffrouw Christian, die van Overimpe afkomstig was. In het derde kleuterklasje bij Madame Jeanne (zij was mijn oudere nicht) leerden we verder matjes weven, tekenen op een lei enz…

En dan mocht je naar de grote school langs de Bossestraat, bij meester Etienne, de toen nog piepjonge zoon van Madame Emilie, die net zijn legerdienst achter de rug had. Twee jaar zaten we in hetzelfde klaslokaal, eerst aan de kleine kant, enj daarna aan de grote kant. De kant waar de witte bank stond met daarop de contoleblaadjes van de sommen die we moesten maken.

Het schooltje was gemengd, dat wil zeggen er zaten jongens en meisjes samen, uiteraard niet in dezelfde bank. Dat zou nog net iets te revolutionair geweest zijn. Van mijn zeventien jaren op de schoolbanken heb ik amper vijf jaar in een klas gezeten met enkel maar jongens. Een hele prestatie in vergelijking met de meeste andere leeftijdsgenoten.

Wanneer ik er nu op terugkijk, en net als de Amerikaanse schrijver Robert Fulghum, er van overtuigd ben, dat al wat je leert, je reeds in de Kindertuin leert, besef ik dat dit privé schooltje veel heeft bijgedragen tot onze kritische mensontwikkeling. Wij lazen ‘Oki’ en ‘Taptoe’, twee Nederlandse schoolblaadjes van behoorlijk hoog niveau, ipv de heiligenverhaaltjes in ‘Zonnekind’ of ‘Zonneland’ van een of andere pater uit Averbode. Toegegeven, de meester had een kort lontje, en hij gebruikt zijn handen soms op een meer of minder hardhandige wijze om de leerstof tot in onze geesten te dirigeren. Al was het in de jaren er na niet beter, waar schoolmeesters zich bedienden van regels en meterstokken, en dat niet enkel om er afstanden met te meten, als je begrijpt wat ik bedoel.

Ik herinner mij dat wij geen rekenboek, noch echt leesboek hadden. Daar maakte ik pas kennis mee vanaf het derde studiejaar. De Bossestraatkinderen zullen zich zeer zeker de “sommekes” op lange kartonnen strookjes herinneren, of de fiches met daarop geplakte teksten om ons het leren lezen bij te brengen. Aan de deur hing een kaart met daarop het alfabet, en wat verder aan de andere kant van het bord hing een zelfgemaakte kaart met de moeilijkere tweeklanken. Was dit anders dan in een normale gemeente- of kloosterschool, waar vermoedelijk wel al in een eerste en tweede leerjaar echte schoolboekjes werden gebruikt? Ik weet het niet, maar het systeem ‘Verhoeven’ heeft gewerkt, want ik ken er heel wat uit die tijd die het tot ingenieur of zelfs directeur hebben gebracht.

Van november tot pasen brandde de kachel. Een duvel, met een meterslange stoofbuis die ergens in het plafond verdween.

Madame Emilie heeft de 40ste verjaardag van het schooltje in 1968 niet meer meegemaakt. Ze overleed al op 4 januari van dat jaar. Bidprentje

In januari 2008 besteedde het blad van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere uitgebreid aandacht aan de geschiedenis van het schooltje.



Daar is de lente, daar is de zon.

Denderend toerisme Posted on 27 mrt, 2017 19:32

Elk jaar is het weer uitkijken naar de week na 19 maart. De week waarin de lente schoorvoetend aantreedt. De week waarin ik elk jaar opnieuw de vrijheid vier, en de slogan: ‘alles mag, maar niets hoeft nog’ gedenk. Acht jaar geleden in 2009, na een laatste draaibeurt door het toegangstourniquet, en nog wat drinks in een lokale pub, reed ik in een wagen getrokken door vurige paarden de hemel tegemoet. Brel zong al ‘dat het hard te sterven is als de lente komt’, iets wat ik enkel beaam.

De week lijkt wel een copie van die gedenkwaardige week in 2009, nu alweer acht jaar geleden. Wandelen te Schellebelle in nieuw aangelegde overstromingsgebieden waar de fauna schoorvoetend haar intrede doet. Waar toch al vlinders zijn neergestreken.

Luisteren naar iemand die nog maar een boek schreef over Nick Drake.
Je verschuilen achter een Duvel op een zonnige maandagnamiddag, en wat foto’s ordenen. Plannen maken voor de komende zevende maanden waarin we een uurtje meer licht krijgen toegewezen.

Zij wandelt over de zandweg. Het zonlicht weerkaatst op haar goudkleurig bezet schoeisel. Haar windjack hangt nonchalant over haar schouder. Ze snuift de warme lentelucht op, en ze denkt….



Heidense feesten… UNESCO erkenning waard.

Carnaval Posted on 18 mrt, 2017 18:35

De eerste lentedagen liggen achter ons. De maartse buien keerden onherroepelijk terug. Wie nog wat heeft met vroeger, en aanverwante feesten zit nu midden in de vastentijd.

Wij blikken terug op Walmkenbrand en krakelingenworp.

Het zijn maar twee eenvoudige woorden, maar ze vertellen iets meer over ons eeuwenoud erfgoed. In zoverre zelfs dat Unesco er een erkenning veil voor heeft. Dit jaar, uitgerekend op carnavalszondag van het eveneens door Unesco erkende Aalsterse carnaval bleven we gespaard van regen en ander winters onheil. Een optocht waarin ongeveer 1000 figuranten meeliepen trok door de straten van Geraardsbergen. Dit jaar werd de stoet opgebouwd rond het thema markt, en het mag dan ook niet verwonderen dat diverse Manneke Pis figuren een aantal thematische uitbeeldingen aankondigden. Meerdere kleine ventjes waren in de huid van het kleine pissserken gekropen. Ik mag als lid van de broederschap toch wel stellen dat ze het met verve deden, en dat we trots mogen zijn op onze jeugd die nog zin heeft om een vrije zondagnamiddag aan het thema erfgoed te besteden.

Er is de laatste jaren heel wat te doen geweest over de krakelingenworp en het erbij horend drinken uit een schaal gevuld met wijn waarin vrolijk levende visjes rondzwemmen. Gaia vond dat dit barbaarse gebruik, niet langer kon, maar zij rekenden toch enigszins buiten de keltische waard, en wie weet nog wat keltisch bloed dat door de aderen van de juristen van de rechtbanken van Oudenaarde, Gent en het Hooggerechtshof stroomt en die uiteindelijk in november 2002 gingen voor het compromis. Een Belgische oplossing, zoals alleen wij die kunnen verzinnen. De levende visjes mogen nog opgeslurpt worden maar enkel door de notabelen, en dus niet meer door jan met de pet, zoals dat vroeger gebruikelijk was. En zolang als er koeien, varkens en andere kiekens geslacht blijven worden kunnen wij als rechtgeaarde dierenliefhebber daar toch enigszins met leven.

Krakelingen, de naam doet vermoeden, dat het niet om zachte broodjes gaat, zijn ringvormige broodjes, die men in het Gentse eerder mastellen dan krakelingen noemt. De krakelingen en Tonnekensbrand gaan terug op heidense feesten van de Kelten die, met het vuur, de winter verdreven. In de omliggende gemeenten van Geraardsbergen beantwoordt men dit Tonnekensbrand vuur met kleinere vuren, die omdat ze kleiner zijn dan ook “maar” Walmkenbrand werden genoemd.

Maar terug naar de stoet, waar we na het reuzenpaar Goliath, Gerarda en hun kinneke Baba, vergast werden op druïden en keltische bloedmooie prinsessen. We zagen hoe de stad de stad werd gesticht, hoe poorters langs de stadspoorten liepen, wat er in vroeger tijden gebeurde binnen de abdijmuren. Hoe de stad werd verdedigt tegen de belegering van Walter van Edingen, we schrijven 1381, waarbij volgens de legende de Geraardsbergenaren hun laatste krakelingen en vissen over de stadsmuren gooiden, om de aanvallers te misleiden. Helaas blijkt dit een legende, want het leger van van Edingen geloofde echt niet dat de stad nog een overvloed aan voedsel bezat.

Tot zover het inleidende, geschiedkundige, deel van de stoet. Tijdens het marktgebeuren, was het achtereenvolgens de beurt aan lakenhandelaren die hun kramen meezeulden, werd Manneken Pis onthuld, vierde de schuttersgilde Sint-Joris haar keizer, beleefden we een laatste terechtstelling in 1816, en mochten de kaatsers omstreeks 1955 de straat inpalmen. Wij herinneren ons zelf nog de tijd van de Manneken Pis rally die vanaf 1971 telkens op een tweede pinksterdag Geraardsbergen aandeed. Prachtige oude Engelse auto’s op weg van ergens in Zwitserland naar ergens in Engeland. Helaas stopte dit evenement in 1999.

Eindigen deed deze stoet met vuurtaferelen die verwezen naar Tonnekensbrand en Walmkenbrand. De vuuracrobaten en talrijke duiveltjes begeleiden de tocht, naar de top van de Oudenberg, waar de kapel, de levende visjes, en de krakelingen wachten. Het vuur wordt pas aangestoken om 20 uur ’s avonds.

De ene Unesco optocht is de andere niet. Waar men in Geraardsbergen de geschiedenis laat herleven steekt men in Aalst de draak met de huidige geschiedenisbeleving. Trump zal het geweten hebben, net als overigens al wie terecht of ten onrechte tot de graaipotten van onze samenleving werd veroordeeld.

Die maandag vierden ze verder….. al viel een en andere ajuin letterlijk in het water.



Veermannen en veervrouwen.

Denderend toerisme Posted on 07 feb, 2017 00:42

Routeplan

Vandaag, nu we weeral vijf weken ver zijn in 2017 (dat is 10 procent van een jaar beste mensen), werd het hoogtijd om het ijzeren paard te zadelen, de platte banden vol te pompen, en dertig km door te peddelen in het Denderend Scheldeland. Van veer naar veer, en terug thuis voor “den donkeren”, vanwege koplichtbatterijtjes plat.

Een bankje langs het water nodigt uit tot enig

sfeervol bulshitten….

Laverend langs het water af en toe verend

naar dichtbije overkanten.

Van Aard naar Waterhoek, koffiebonennat verterend,

schuivend doorheen Paardeweiden, langs houtkanten,


over vers aangelegde binnendijken.

Getuige mogen zijn van moeder natuur,

die terugneemt van wat zij ooit bezat, dat bekijk je.

Geknotte wilgen gekapt, wachtend vol vuur,


op nieuw takkengetooi, vol leven

Vogels die niet trekken, maar wachten,

zoekend naar een zon ver weg, voor even.

Hoeveel dagen nog, hoeveel nachten?


Denderende boten, de een na de andere worden ze versast,

Op weekdagen mag het nog, en dat verrast,

Jo, baardige vaarder, Pien niet gezien, niet geheurd,

De veerman stierde de varende brug richting zijn jeugd.

Enz….

Morgen zijn we weer lid van het clubje van S/S. Nee niet die, wel het clubje van Stram en Stijf….



« VorigeVolgende »