Een goed halfjaar geleden, kreeg ik via Ronny De Schepper (zie ook Dagelijks iets degelijks) de vraag of Jeff Beck buiten een paar hits nog ooit zelf nummers had gezongen. Goed voor ons om wat te graven in de carrière van Jeff Beck. Een neerslag van onze bevindingen. Beck kan zijn gitaar laten zingen als geen ander; maar zelf houdt hij meestal stevig de lippen op elkaar.
Jeff Beck in de sixties.
Jeff Beck, was de derde gitarist op rij van de legendarische Yardbirds. Jawel. Hij volgde ‘Clapton is God’ op, die op zijn beurt vervanger was geweest van Anthony ‘Top’ Topham. Een man die voor de verdere rockgeschiedenis van weinig belang was, maar die toch aan de helaas grillige en bochtige weg is blijven timmeren. Dat hij uit de Yardbirds stapte heeft te maken met zijn jeugdige leeftijd, en het stel ouders dat er niet van gediend was, dat hun zoon de hort op zou trekken en alle kansen op een degelijke schoolopleiding zou verkwanselen. Exit Yardbirds. Via een bijeengeharkte anthologie van Top Topham leren we dat hij helemaal niet slecht was, en dat hij zelfs enkele singles mocht maken en een LP voor het nu legendarische Blue Horizon label van Mike Vernon.
In de jaren negentig vinden we Topham terug op Under a Belgian Moon, een van de eerste solo cd’s van William Souffreau, waar hij samen met Dave Peabody meespeelt op het nummer ‘Acid Rain Is Gonna Fall’. Hij treedt tegenwoordig nog regelmatig op in enkele Londense clubs, waar hij de blues levendig houdt.
Jeff Beck, zou oorspronkelijk zelfs helemaal geen deel hebben uitgemaakt van de Yardbirds. Na Clapton’s vertrek werd gevraagd aan Jimmy Page om de besnaarde plank over te nemen. Een uitdaging waarvoor hij zich niet voldoende klaar voelde. Zijn succesvol sessie werk zinde hem nog teveel en het bracht bovendien nog een behoorlijke penny op. Jimmy suggereerde de Tridents’ gitarist Jeff Beck. Een bevriende gitarist die hij kende uit zijn jeugd in Epsom, een van de zuidelijke gemeentes van Londen. Overigens uit Epsom en omstreken komen verschillende succesvolle muzikanten. Ook geluidstechnicus en producer Glyn Johns kwam er vandaan. Menig journalist vraagt zich soms nog af of er soms ‘iets in het water zit’ in de regio.
Beck trad toe tot de band, en tijdens zijn ‘verblijf’ oogsten ze hun grootste triomfen. Clapton was uit de band gestapt, omdat het volgens hem de foute richting uitging. Als blues purist was hij helemaal niet geïnteresseerd in de popdeuntjes van Graham Gouldman (zie ook Hollies, Hermans’s Hermits en 10 cc), die de band werden voorgeschoteld, lees opgedrongen, door manager Mickie Most. Clapton zwerft een paar maanden door Griekenland, maakt met John Mayall het legendarische ‘beano’ album(1), en sluit zich aan bij de ritmesectie van de Graham Bond Organization, om er de crème de la Cream met te vormen. Het verhaal van Ginger Baker, Jack Bruce en Clapton is voldoende bekend. Zij plaveiden de weg voor heel wat Britse muzikanten richting Ahmed Ertegun, baas van het Atlantic label. Niet in het minst voor Becks opvolger in de Yardbirds, Jimmy Page, en zijn manager Peter Grant, de kompaan van Mickie Most, die later de New Yardbirds zullen omvormen tot de grootste rockband die deze wereld gekend heeft.(2)
Het kan er op lijken alsof alles ooit aan alles was gelinked, en dat was het in feite ook. De Londense scène in de jaren zestig was echt niet zo supergroot als vaak wordt gedacht. Alles speelde zich af in een beperkt aantal trendy clubs, zoals de ‘Two I’s’, waar figuren als Mickie Most ooit de koffietap bediende en de imposante Grant als buitenwipper fungeerde.
Mickie Most was een manager die, laat ons eerlijk zijn, albums zag als een middel om hits te verkopen. Dat hij het ‘hit potentieel’ van een lied kon inschatten leidt geen twijfel. Via de eerder genoemde Graham Gouldman voorzag hij o.a. Herman’s Hermits van top 40 hits. De Animals en ‘House of the Rising Sun’, doen het nog altijd goed. Later richt Most een eigen label op: Rak Records. Wie dacht dat Rak een afkorting of een of ander letterwoord is, is er aan voor de moeite. Rak komt van het woordje rek, zoals in een supermarkt rek, waarop waren uitgestald staan. Dat is wat Most wilde: zijn plaatjes slijten via rekken in de supermarkt. En in de jaren zeventig en tachtig slaagde hij daar nog wonderwel in ook met teenybopper bands als Suzy Quatro en Kim Wilde. Overigens ook het formidabele Hot Chocolat zat bij Rak, en zelfs de band CCS, waarin we Alexis Korner, godfather van de Britse blues aantreffen. It’s a small world….
Niet te verwonderen dus dat er door de ingesteldheid van Micky Most, van de Yardbirds omzeggens geen legendarische lp’s bestaan. Uit de Clapton periode kennen we enkel de ‘Five Live Yardbirds’, en enkele, vooral in Canada uitgegeven verzamelaars. Toch wordt er een LP gemaakt met Beck, nl. het album dat bekend werd onder de naam ‘Roger the Engineer’, en dat nu in een luxeversie opnieuw te verkrijgen is.
Beck is een gitarist en geen zanger.
Dat zal nog vaak blijken in zijn verdere loopbaan.
In 1967 treedt Jimmy Page uiteindelijk dan toch toe tot de Yardbirds, na heel wat interne strubbelingen. Hun bassist houdt het voor bekeken uit onvrede met zanger Keith Relf. De Yardbirds gaan nog een korte periode door als quintet met Page als bassist en Beck als gitarist. Een periode waar weinig materiaal van bestaat. Weinig fotomateriaal, en al even weinig plaatopnames. Ze zijn wel samen te zien in de film ‘Blow Up’ van Antonioni in een nummer, waar Beck helemaal aan het eind, zijn gitaar aan flarden slaat. Een verwijzing naar de optredens van de Who?
Nadat Beck vertrokken is krijgen we de Page periode van de Yardbirds, waarmee toch nog een album wordt inblikt. Het door Micky Most ‘geproduceerde’ Little Games, waarmee niemand gelukkig was. Most blijft op de hitsingle nagel hameren. Er wordt zelfs een Italiaanse singel op de markt gebracht voor een of ander songfestival.
Beck na de Yardbirds.
Beck, zit ook niet bij de pakken neer, en start met enkele ‘werkloze’ Londense muzikanten een nieuwe band, waarmee hij de rock in nieuwe richtingen wil sturen. Iets waarin hij ook slaagt, al zal helaas, de eer en de roem hem niet te beurt vallen. Het zal Jimmy Page zijn, die vanaf 1968, eens hij datzelfde pad kiest, wel mag smaken van de roem.
Keren we terug naar de zomer van 1967 en de Jeff Beck Group. Een groep waarvan de kern bestaat uit Jeff Beck, Ron Wood, en Rod Stewart. Stewart, toch al een tijdje bezig, komt van onder de vleugels van Long John Baldry en Steampacket en vind stilaan zijn weg als bedeesde zanger en harmonicaspeler. Steevast gekleed als een Mod, blijft al snel de bijnaam Rod the Mod hangen. Maar Most heeft het niet begrepen op zijn imago, noch op zijn te lange neus, en noch op zijn te hese bijna als een rasp klinkende stem.
Wanneer ze de studio betreden wordt het snel duidelijk dat Most in eerste instantie wil dat er hits komen, en Jeff Beck wordt min of meer gedwongen om enkele nummers te zingen. Rod wordt verbannen naar de b-kantjes van de drie singels die gemaakt worden onder de naam Jeff Beck.
Om te beginnen is er ‘Hi-Ho Silverlining’, dat het prachtig doet in de zomer van 1967. Later gevolgd door ‘Tallymen’ en ‘Love is Blue’. Het laatste nummer is een instrumentale versie van het songfestival nummer waarmee Vicky scoorde voor Luxemburg. ‘L’amour est Blue’. Vicky maakt later carrière onder haar volledige naam Vicky Leandros.
Jeff Beck wordt heel even een top of the Pops idool. Wie wil weten wat hij echt wou verwijzen wij, zoals reeds gezegd, naar de b-kantjes. Op de flip van Hi-Ho Silverlining belandt Beck’s Bolero, een nummer dat een paar jaar eerder werd ingeblikt, door een supergroup avant la lettre. Jeff Beck, Jimmy Page, Nicky Hopkins (vaak bij de Rolling Stones), Keith Moon en John Entwistle een band om u tegen te zeggen. Deze combinatie wordt vaak omschreven als de blueprint voor Led Zeppelin, maar het mocht niet zijn. Moon en Entwistle bleven onder de vleugels van Pete Townshend bij de Who. Het was overigens Moon die vond dat het latere project van Page zou opstijgen als een Lead Zeppelin. Op ‘Becks Bolero’, van de hand van Page, hanteert Beck de sologitaar en Page de rhythm gitaar.
Op de b-kant van Tallymen vinden we een Jeffrey Rod compositie terug: Rock my plimsoul. Jeffrey Rod, voor alle duidelijkheid, is geen bestaande componist maar een ‘nom de plume’ van Stewart en Beck, waaronder ze oude bluesnummers inpikken, en van wat nieuwe woorden voorzien. Rock My Plimsoul” is niet meer of min dan hun versie van B.B. King’s ‘Rock Me Baby’. Het b-kantje van ‘Love is Blue’ kennen we als ‘I’ve been drinking’. Ook dat is een Jeffrey Rod geval, waarin ze een oude Johnny Mercer song te lijf gaan: ‘Drinking Again’.
Staan wenkt even stil bij ‘Hiho Silverlining’, want uiteindelijk zal de goegemeente zich vooral dit lied van Jeff Beck blijven herinneren. De song werd geschreven in de Amerikaanse brillbuilding door Scott English en Larry Weiss waar, volgens Record Collector, Micky Most een paar flarden van de nog onafgewerkte song opving. Hij zag er de hitpotentie van in, wat ook Scott English wel inzag, want English wou in feite de song voor zichzelf houden. Omdat Most echter aandrong, vervolledigde English de tekst met echte nonsens zinnen in de hoop dat Most zich zou bedenken.
Ook The Attack nam een versie van op het nummer. Wij vragen ons af, hoe die bij dit nummer verzeild raakten?
Vaak wordt de vraag gesteld of Beck nu echt ‘Hi-Ho Silverlining’ zo haatte dat hij het nooit meer wou spelen. Het behoort zeker niet tot zijn reguliere repertoire, en naar ons gevoel gaat hij er mee om zoals iemand omgaat met een toevallig genomen foto waaraan hij niet graag wordt herinnerd. Even bij stilstaan als het dan toch echt moet. Iets wat hij deed tijdens het A.R.M.S.(3) concert in Londen ter ere van Ronny Lane, de aan MS overleden bassist van de Small Faces. Tijdens dit A.R.M.S. concert traden een plejade van muzikanten aan, die twee dingen gemeen hadden. Hun liefde voor Ronny Lane, en hun connecties die ze smeedden in de kleedkamers van enkele Londense rockclubs. Ook voor het eerst samen op een podium: Beck, Page en Clapton, om maar iets te zeggen. Verder maakten ook Steve Winwood, Andy Fairweather Low, Bill Wyman, Kenney Jones and Charlie Watts deel uit van de band in Londen. Tijdens het Londense A.R.M.S. Concert zingt Beck op een gegeven ogenblik dan toch ‘Hi-Ho Silverlining’. Echt geen hoogstandje, maar wel warm onthaald.
De ‘A.R.M.S. groep’ zal later nog een toernee door de States maken, met enkele wijzigingen in de bezetting. Winwood is er niet bij, Joe Cocker dan weer wel. Tijdens de Amerikaanse toer langs een negental zalen treden Page en Paul Rodgers van Bad Company voor het eerst samen op. Dit zal kort daarna leidden tot het met een kort leven beschoren project ‘The Firm’ dat toch voor twee lp’s zorgt, die in geen enkele collectie van een rechtgeaarde Page fan mogen ontbreken. Hun laatste concert in Wembley werd behoorlijk knap ‘gebootlegged’. De verdere solocarrière van Page is echt niet zo uitgebreid als wat men van hem zou kunnen verwachten. Mogelijks voegt hij er in 2016 toch nog iets aan toe?
Jeff Beck is echter geen bandleider. Hij is teveel een solo performer die graag flirt met verschillende muziekstijlen (altijd prominent op gitaar) en die zich dikwijls omringt met jong talent. Narada Michael Walden, Tal Wilkenfeld op bas, en de ritmesectie, Tim Bogert en Carmen Appice, van wat ooit Vanilla Fudge was, zijn slechts enkele namen. Heel af en toe dook ook Wood en Stewart nog wel eens op, maar bijv. Bij een toernee door de States met Stewart liet Beck het al na enkele optredens van de tournee afweten. De droom van Rod Stewart om nog ooit eens de hort op te trekken met en de Jeff Beck Group en de Faces samen zou wel eens een ijdele hoop kunnen blijken.
De Jeff Beck Group brengt twee albums, ‘Truth’ en ‘Beck-Ola’, uit die mogen gelden als blueprints van wat we vandaag classic rock noemen. Wat daarna volgt werd met verschillende bezettingen opgenomen en haalt nooit meer het niveau van die eerste twee platen. Tot in 1975 na wat stille jaren zijn carrière plots een boost krijgt. Hij neemt twee platen op samen met producer George Martin van de Beatles, waarbij hij o.a. het Beatles nummer ‘She’s a Woman’ covered. De platen laten een volwassener geluid horen, dankzij de cross-over geluiden uit de jazzscene. Beck werkt mee aan enkele nummers van Stevie Wonder, maar zit zelf niet op de plaat van Wonder. Wel covered hij zelf ‘Superstition’ en plaatst het op zijn eigen album.
De ‘echte’ gitaarsound was dan wel weer helemaal terug op het album ‘Jeff Beck’s Guitarshop’.
In de tussenliggende jaren produceerde hij werk dat aanleunde bij de nieuwe dance rage in Engeland en Ibiza door snoeihard ‘blockrocking beats’ a la Chemical Brothers te brengen op de albums ‘Jeff’ ‘You had it coming’ en ‘Who Else!’.
Beck komen we vaak tegen als ‘hired hand’ op een serie platen die, om ze hier allemaal te noemen ons te ver zou leiden. Via het internet (4) zijn er verschillende lijsten te raadplegen waarop je tot in detail vind naar welke nummers en albums je zeker moet uitkijken. We noemen hier slechts enkele: Mick Jagger en ‘Primitive Cool’, ‘Red Shoes’ van Kate Bush, Roger Waters van Pink Floyd op zijn soloplaat ‘Amused to Death’, en Paul Rodgers van Bad Company op zijn tribute plaat voor Muddy Waters.
Jeff Beck is ook niet te verlegen om zijn bewondering voor zijn eigen helden naar buiten te brengen. Cliff Gallup, de gitarist op ‘Be bop a lula’ van Gene Vincent, krijgt als eerste een eerbetoon via een compleet aan hem opgedragen plaat. Later doet hij het nog eens over met een album en een DVD ter ere van Les Paul, de uitvinder van, jawel, de Les Paul gitaren.
Enkele jaren geleden zagen we Jeff Beck aan het werk, met Wilkenfeld, tijdens een concert op Blues Peer, en het moet gezegd, hij kreeg er nogal wat kritiek te slikken, vanwege: ’toch geen echte bluesgitarist’ en ’te technisch’. Een overigens schitterend concert waar hij o.a. ‘A day in the life’ bracht, alweer een eerbetoon, deze keer aan zowel John Lennon als aan producer George Martin. Overigens ook op diezelfde Peer affiche: John Mayall en Roger McGuinn. Peer wou dat jaar wat breder afficheren en slaagde er volgens ons ook in, want wij waren er voor het eerst op bezoek. Steeds weer vernieuwend doet hij enkele jaren later de AB aan, met alweer enkele andere muzikanten.
Af en toe vinden we hem ook terug in de gespecialiseerde rockpers, vaak samen met Page, waar dan weer een of andere nieuwbakken journalist probeert te doorgronden wat de twee al die jaren scheidde. Het is een bekend gegeven dat Beck niet gelukkig was toen hij voor het eerst ‘You Shook Me’ hoorde, een blues klassieker die hij opnam voor de eerste Jeff Beck LP, ‘Truth’, en waarvan hij moest vaststellen dat Page hetzelfde nummer op de eerste Zep had neergepoot. En we weten met zijn allen voor welke versie de goegemeente heeft gekozen. Journalisten zien er vaak het niet uit de startblokken geraken in van de Jeff Beck Group. Zelf denken we dat dit eerder ligt aan het wispelturige karakter van Beck. En net dit karakter heeft er voor gezorgd dat hij nog in zeer goede doen is, de jetset van de rock altijd geschuwd heeft, en een ongelofelijk divers repertoire heeft bijeen gespeeld. Beck blijft steeds zichzelf. Het is al meerdere keren voorgekomen dat hij er midden in een toernee waaraan hij meewerkt plots de brui aangeeft. Stewart kan er van meespreken. Zou het kunnen dat Beck ook moeilijk nee kan zeggen tegen eender welk nieuw project? Al te vaak lees je dat hij weer met deze of gene in zee is gegaan en ergens in een opnamestudio zit. Later hoor je er dan totaal niets meer over. Wat we van Jeff Beck de laatste tien jaar zagen verschijnen is dermate gevarieerd en interessant, dat wij hem nog lang niet afschrijven. Voor ‘Emotions and commotions’ omringde hij zich door een heus orkest, en ging hij nummers als ‘Nessun Dorma’ te lijf. Tussendoor liet hij voldoende livemateriaal op de goegemeente los, om alle bootleggers voor eeuwig het zwijgen op te leggen. Eerst was er het uit 2007 daterende ‘Live at Ronny Scotts’, opgenomen op de avond dat Led Zeppelin in de O2 zou spelen, ware het niet dat Jimmy Page in zijn donkere tuin ‘over iets struikelde’ en zijn vinger bezeerde en daardoor voor enkele weken buiten strijd was. Een voorval, dat wij nog altijd als een godsgeschenk uit de hemel beschouwen, want dankzij de verstuikte vinger van Page bleek er plots een ticket op overschot voor ondergetekende voor het naar december verschoven concert. Recenter kregen we Live+.
Jeff Beck in 2016
In juli 2016 verschijnt een nieuw studioalbum, waarop Jeff Beck de vocalen overlaat aan alweer een nieuwe jongedame waarop hij werd attent gemaakt tijdens een of andere viering waar hij even niet buiten kon.
Rolling Stone kondigde in mei het album als volgt aan: ‘Jeff Beck zal deze zomer, na zes jaar zijn eerste nieuw album uitbrengen, Loud Hailer – genoemd naar een ander woord voor megafoon. De plaat bestaat uit 11 nummers gaande van funk, elektronische muziek, soul en blues met de nadruk op gezongen nummers. De plaat verschijnt op 15 juli, digitaal, op vinyl en op CD.’
De staff van Guitarworld postte ondermeer het volgende:
Op Jeff Beck’s nieuwe studioplaat, zijn eerste in zes jaar, combineert de gitarist vloeiend fretwerk, met actuele songteksten, om een sterk statement te maken over alles gaande van de liefde voor kracht tot de kracht van de liefde.
…. een album dat niet bang is om zijn gedacht te zeggen.
De tot tweemaal toe opgenomen in de Rock en Roll Hall of Famer legt uit: ‘Ik wou een statement maken over enkele smerige dingen, die ik in de wereld van vandaag zie, en ik hield van het idee om bij een bijeenkomst te zijn en dit luid apparaat te gebruiken om mijn mening te spuien.’
En om dit doel te bereiken omringde Beck zich met twee Londense jongedames: Rosie Bones van de band Bones en Carmen Vandenberg. Beck leerde Vandenberg kennen op het verjaardagsfeestje van Roger Taylor, de drummer van Queen. Zij nodigden hem uit om naar een van hun optredens te komen kijken, en daarover vertelt hij dat hij gewoonweg was weggeblazen.
Een en ander leidde er toe dat ze samen kwamen en in een paar dagen reeds enkele nummers hadden geschreven.
Hij gebruikte zelfs de producer van het duo: Filippo Cimatti. Deze laatste zorgde dan nog voor een drummer en bassist: Davide Sollazzi en Giovanni Pallotti.
Rosie Bones zingt op negen van de 11 nummers, en zoveel stemgeluid zijn we niet gewoon op een Beckplaat. En dat zul je geweten hebben, al van bij het eerste nummer, ‘The Revolution will be Televised’ worden ook wij letterlijk en figuurlijk weggeblazen. Enkel op ‘Pull It’ en ‘Edna’ krijgen we een als vanouds instrumentale Jeff Beck te horen. Zingen is echt niet aan hem besteed.
Bij Consequence Of Sound ( http://consequenceofsound.net/2016/07/album-review-jeff-beck-loud-hailer/ ) lezen we dat: ‘Het krediet dat de 72 jaar oude gitarist krijgt voor dit album verdient, is echter niet enkel te wijten aan zijn voortbestaan. Loud Hailer voelt als het product van iemand die vooral een eigentijdse plaat wou maken , iemand die veel aandacht aan de geluiden van de moderne muziek en willen geven dat Het krediet dat de 72 -jarige gitarist verdient voor dit album , is echter niet te wijten aan zijn voortbestaan. Loud Hailer voelt als het product van iemand die een eigentijdse plaat wou maken, iemand die veel aandacht besteed aan het geluid van de moderne muziek, en dat wil reflecteren in zijn eigen werk . Voor het grootste deel, bereikt Beck dit verheven doel met een botheid en politieke ijver en markeert het als een ongebruikelijke maar welkome episode in zijn discografie.
De meest directe sensatie die Loud Hailer biedt, is hoe lelijk een heleboel wel is. Beck en zijn nieuwe rhythm gitariste Carmen Vandenberg voeden hun instrumenten via een cluster van effectpedalen die over het geheel een discrepantie en modderigheid toevoegen. De neergaande melodie waarop “Pull It” drijft klinkt als het toerental van de motor van een scooter wanhopig op zoek naar een uptuning, en de solo’s in het razende ” Right Now ” roepen het beeld op van een zwerm boze insecten.’
In ‘The Balad of the Jersey Wives’ en ‘Thugs Club’ denken we verwijzingen te ontwaren naar 9/11, George W. Bush en alle mogelijke complottheorieën. ‘Consequence Of Sound’ schrijver vraagt zich af waarop dit allemaal nog slaat nu vijftien jaar later. Volgens Beck, in een recent interview, zijn er nog teveel onopgeloste vragen.
Stan van der Lught schrijft in bluesmagazine.nl wat volgt: enkele zinsneden uit het artikel.
Ditmaal geen jazzrock, fusion of experimenten met techno maar een modern rock album waarbij gebruik van beats niet worden geschuwd….
Hoewel Jeff Beck al jaren allergisch is om samen te werken met vocalisten is er nu toch een zangeres ingehuurd in de persoon van Rosie Bones…..
Jeff Beck is bewogen met de toestand van de wereld en dat horen we terug in de songteksten die o.a. gaan over de uitzichtloosheid van oorlog, de absurditeit van reality-tv en kinder welzijn. Maar laten we het eens over de muziek hebben.
Naast al het sonische geweld neemt Jeff Beck ook gas terug. Scared For The Children is een fraaie ballad, waarin een klein stukje Little Wing is in verwerkt. De melodie en het gitaargeluid in Shame lijken wel erg op die in Santo & Johnny’s Sleepwalk. Een mooi eerbetoon aan deze klassieker.
Van der Lugt concludeert:
De onverwachte samenwerking met Rosie en Carmen pakt erg goed uit. Er is chemie en blijkbaar werken de dames als een katalysator op de 72-jarige meester. Het album bevat pakkende en levendige songs gedragen door het spel van Jeff Beck die de meest kekke en gevarieerde geluiden uit zijn gitaar weet te persen. Guitar World kan toch tevreden zijn.
Jan Vollaard van NRC vind dan weer …dat Beck niet veel meer heeft te bewijzen, behalve het omhooghouden van zijn reputatie als stergitarist. Des te verrassender is het dat hij op Loud Hailer de samenwerking aangaat met het Londense duo Bones, twee brutale meiden die Becks muziek een jeugdige garagerockinjectie geven. Terwijl zangeres Rosie Bones haar stoere Cockney-accent praktiseert, neemt de oude Yardbird als gewoonlijk alle ruimte om er ongebreideld op los te riffen en soleren. Dat klinkt het best als er een bluesgevoel in het spel is, in de ballade ‘Shame’ en het stevig beukende ‘Live in the dark’. Al die nieuwgewonnen ruigheid geeft Beck een fris perspectief om met zijn fabelachtige gitaartechniek te pronken.
Andy Gill geeft in The Independent 3 van de 5 sterren aan Loud Healer.
Er is een reden waarom Jeff Beck ’s werelds meest geprezen levende gitarist blijft, net zo messcherp en gevoelig hier als zijn gefloreerd stunt – gitaarwerk waarmee hij naam maakte . Het is omdat zelfs op zijn 72, in plaats van te verglijden in de dotatie uit zijn oude verleden, hij voortdurend op zoek gaat naar nieuw bloed, vaker zijn dit wel dan niet jonge vrouwelijke virtuozen , die hem nog verder kunnen duwen . Hier staan, gitarist Carmen Vandenberg en zangeres Rosie Bones klaar om de focus op de gitaar geluiden uit Beck’s woordenschat te leggen – afwisselend grommend als een auto motor , scherven versplinterend, en kreunend als een huilend zeemonster. Er is genoeg diepgaande funk-metal op Loud Hailer, maar het opvallendste stuk is ” Scared For The Children “, waar Beck’s solo climax de delicate, extatische kwaliteit heeft van Hendrix ’s ” Little Wing”.
Ook Jason Shadrick sleept er Hendrix bij in Premierguitar, waar hij al direct met de deur in huis valt: “This shit is real, baby.”
Jeff Beck speelt een gitaarstukje dat tot het beste uit zijn leven behoort. Hij staat boven aan de top, en niemand komt in zijn buurt.
Wat tot de verbeelding spreekt is dat Beck op dit album dingen speelt, waarvan je je moeilijk kan voorstellen dat hij daar vier of vijf jaar geleden mee zou hebben uitgepakt. Hij breekt “Thugs Club” open met een vervormde rubato intro, duikt in een verslavend funky ritme en een adembenemende solo op 1:25, waar ik verschillende keren naar moest luisteren vooraleer tot hetzelfde besluit te komen als na het beluisteren van zovele Beck solo’s: “Hoe doet hij dat?”
Beck horen klikken op zijn wah, terwijl hij zijn innerlijke Hendrix loslaat op “Right Now” is een lokroep naar zijn fans van de zes snaren. En zij die, voor de goede reden, verhangen zijn aan elke whammy flutter en bend zullen niet teleurgesteld zijn met Beck’s terugkeer naar een meer artistiek pop-beïnvloede playlist.
Tussen elke strofe van Rosie’s teksten, piekt de piepende feedback om zich heen en kadert deze stamper in als een verplicht nummer voor zijn komende toernee. Dit vraagt zo naar een duizendkoppige menigte die de vuisten ballend in de lucht meezingt.
Besluit:
Dat Jeff Beck geen grote zanger is of nog ooit zal worden staat buiten kijf, en of we hem nog ooit zelf zullen horen zingen, valt te betwijfelen. We zullen het ten eeuwigen dage moeten doen met Tallyman en Hiho Silverlining, de twee nummers die Mickie Most hem verplichtte te zingen, nu bijna 50 jaar geleden. Wie zich wil overtuigen begeeft zich best op 25 oktober richting Koninklijk Circus, waar Jeff Beck zal te aanschouwen zijn, met begeleiding van zijn nieuwste jonge grut.
Loud Hailer Track Listing
1. “The Revolution Will Be Televised”
2. “Live in the Dark”
3. “Pull It”
4. “Thugs Club”
5. “Scared for the Children”
6. “Right Now”
7. “Shame”
8. “Edna”
9. “The Ballad of the Jersey Wives”
10. “O.I.L.”
11. “Shrine”.
———-
(1)Beano album omdat op de hoesfoto Clapton een strip uit de Beano reeks zit te lezen.
(2)Led Zeppelin werkte onder de naam New Yardbirds de nog resterende contracten af van de oude Yardbirds. Page werd eigenaar van de naam, in tegenstelling tot de andere ex-leden die jaren later toch blijven opereren onder de naam Yardbirds.
(3)A.R.M.S. Staat voor Action into Research for Multiple Sclerosis. In september 1983 had in de Londense Royal Albert Hall een concert plaats onder de naam The Ronnie Lane Appeal for ARMS.
(4) Intressante discography: http://www.ainian.com/disc.html