Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

Brian Jones 28/02/1942 – 03/07/1969

Classic rock, Forever Young Posted on 08 jul, 2024 23:00

Woensdag, 9 juli 1969

Vandaag 55 jaar geleden  leerde ik, tijdens een vakantiejob, borduren op een kantmachine. Ik werd dus van de ene dag op de anderde borduurder. En dat een hele dag terwijl  G. mocht meerijden met de camion. Naar het schijnt vrijdag nog een volledige dag van hetzelfde.  Na het werk reden we langs de Philips winkel en jawel de bandopnemer staat er nog. Intussen in prijs verlaagd van 6500 naar 5200 frank, daar het een einde serie 68  betreft.  Nog wat bijleggen van de studiebeurs check en we komen er wel.

Donderdag, 10 juli 1969

Vandaag een dag als alle andere deze week. Weer een ganse lange dag aan dat rot machien.  Eindeloos lange dagen zonder einde.  Morgenavond schijnt zo ver weg. De eindstreep van onze vakantiejob.  Met G. is het al net zo gesteld.  We mochten nog van geluk spreken dat het slecht weer was.  

Schreef ik al dat 10 juli ook de dag was waarop Brian Jones, een Rolling Stone, op het kerkhof van Cheltenham werd begraven?

Je kan 1969 bezwaarlijk een topjaar noemen voor de ‘Rolling Stones’, hooguit een jaar van herstel na het fiasco eind 1967 van ‘Their Satanic Majesties Request’, en het mislukte project uit ‘68, dat ‘Rock and Roll Circus’ heette, en pas enkele tientallen jaren later alsnog werd uitgegeven.

‘Jagger en Richards’, hadden in navolging van ‘Lennon en McCartney’ zich toegelegd op het schijven van popsongs, omdat daar in eerste instantie veel meer geld met te rapen viel dan met het coveren van oude bluessongs. En laat dat nu net de onstaansreden zijn van de band. ‘Brian Jones’ was een fervent blues liefhebber, die menig nacht doorbracht op de sofa van ‘Alexis Korner’, waar hij zich door de discotheek van Korner worstelde, op zoek naar de echte blues. Korner was bekend voor zijn verzameling albums, waarvan de meeste geïmporteerd waren uit de States. Een liefhebberij die ook door de jonge Jagger langs de andere kant van Londen werd beoefend.

Al bij al bestond in die dagen in Londen toch een beperkte scene, waar in enkele clubs, latere sterren als ‘Eric Clapton’, ‘Jimmy Page’, ‘Paul Jones’, ‘John Mayall’, en tal van tijdgenoten naar elkaar kwamen luisteren. Dat Brian Jones opgegeten was van de blues blijkt alleen al uit het feit dat hij zich ‘Elmo Lewis’ liet noemen, verwijzend naar de slidegitarist ‘Elmore James’, waar hij een boon voor had. Brian zocht andere muzikanten om samen een bandje mee te vormen. Waarschijnlijk dacht geen van de tijdsgenoten in die dagen dat daar een levenslange job in zat. Het was op dat ogenblik vooral ontsnappen aan een job ergens in een fabriek of stratenmaker worden, een bezigheid die ‘Robert Plant’ nog een tijdje uitoefende in Kidderminster en onmiddellijke omgeving. ‘Roger Daltrey’ van de ‘Who’, beoefende ooit het loodgieterschap, en van ‘Rod Stewart’ wordt verteld dat hij een tijdje grafdelver was, wat niet echt klopt.

Weet ook dat bluesmuziek en bij uitbreiding populaire muziek niet onmiddellijk een product was dat bij honderden of duizenden over de toonbanken ging.  Het was die jongelui vooral te doen om via de muziek en voornamelijk via kleinschalige optredens in kleine clubs te overleven.

Soms vraag ik mij af: waren de ‘Beatles’ er nooit geweest, die de hele markt opengooiden, zouden die Londense jongens dan uiteindelijk toch succes hebben gehad?  Zou het leven van Brian Jones er anders hebben uitgezien, en zou hij misschien zelfs nu nog hebben geleefd? Ik weet ook wel dat indien ons kat een koe was geweest, ze melk zou gegeven hebben, en je ze kon melken onder de stoof, bij wijze van boutade. 

Men wil ons graag doen geloven, dat de uitgave begin jaren zestig, van de songs van ‘Robert Johnson’, een en ander teweeg bracht, maar dat is veeleer, iets wat pas jaren later door veel auteurs werd geponeerd.

Om een en ander te weten te komen over Brian Jones en de jonge Stones is het aan te bevelen het boek van ‘James Phelge’ er op na te slaan. Phelge deelde een tijd lang een kamer met de nucleus van de Rolling Stones. Een van de manieren om betaalbaar te kunnen wonen in Londen, was ‘sharing’, kostendelen.  Op de eerste platen van de Rolling Stones tref je heel wat songs aan van de hand van ‘Nanker Phelge’.  Dit was een imaginair persoon, die zijn naam ‘leende’ aan wat eigenlijk groepscomposities waren.  Een ideetje van Brian Jones, waar James Phelge zelfs in het begin niet van op de hoogte was.  Nanker kwam van nankering, een soortement gekke bekken trekken, dat door Jones werd beoefend, waarbij hij zijn neus naar boven duwde en zijn ogen naar beneden trok. Oude vrouwtjes aan het schrikken brengen en meer van dat soort ongein. 

Voornamelijk  Brian Jones, die al sedert zijn vijftiende, ongewild vader werd, en die stunt enkele keren herhaalde, was op zoek naar een ‘deftig’ inkomen. Het oprichten van een eigen bluesgroep, kon daar toe bijdragen. Via annonces, en contacten met Korner ontmoette Brian  uiteindelijk Jagger en Richards, alsook ‘Dick Taylor’, die later bij de ‘Pretty Things’ zou opduiken,  en tot slot  een niet meer voor de geschiedenis belangrijke drummer (voorloper van Charly).  Het is bekend dat toen ze samenhokten in ‘Edith Grove’, waar Jagger’s moeder regelmatig kwam kuisen en hen wat eten toestopte, Richards en Jones constant songs probeerden na te spelen.  Jagger studeerde nog voor boekhouder en was overdag vaak weg.

Ze kregen het voor elkaar om regelmatig in de ‘Crawdaddy’, de club van ‘Giorgio Gomelsky’ op te treden, en enkele andere clubs, zoals de ‘Marquee’. Optredens versierden ze ook op het legendarische ‘Eel Pie Island’, waar je via een loopbrugje al je materiaal heen moest slepen.

Giorgio Gomelsky bezorgd om de jonge band, werd hun manager.  Zijn bezorgdheid en managerschap was zuiver op vertrouwen gestoeld, want er werd nooit een contract opgesteld. Dat zou hem later zuur opbreken, wanneer de jonge Amerikaan, ‘Andrew Loog Oldham’,  op de scene verscheen, en de band wegkaapte onder de ogen van Gomelski. Gomelsky ruilde de Stones in  voor de jonge ‘Yardbirds’ met Eric Clapton, en het leven kabbelde verder. 

Brian stuurde brieven naar de BBC en naar iedereen die hij vond die hen zou kunnen helpen bij het opzetten van een carrière. (Iets wat Beatle Lennon in den beginne ook deed).

In die dagen verwerkte ‘Decca’ nog altijd de kater die ze opliepen vanwege het niet onder contract nemen van de Beatles. ‘Guitargroups are out now’, lieten ze de Beatles weten. Toen Decca eenmaal zag dat er met die ‘gitaargrtoepen’ toch wel wat te rapen viel, haasten ze zich om waarschijnlijk ‘de eerste de beste’ die zich aanbood te evalueren, en te signeren. Het geluk was met Brian en de Stones, en hun splinternieuwe manager Andrew Loog Oldham. Oldham leerde overigens een stuk van de stiel bij ‘Brian Epstein’, de Beatles manager.  Zelfs  Beatle ‘George Harrison’ speelde blijkbaar een rol in het versieren van het platencontract bij Decca.

Brian Jones moet ongelofelijk tevreden geweest zijn in die dagen. 

Al zou  het tij zou snel keren, wanneer bleek dat de Beatles hun eigen materiaal begonnen te schrijven, en miljoenen exemplaren  van hun platen verkochten, en dat niet enkel  in Engeland maar spoedig  ook in de USA en de rest van de wereld.  Binnen de kortste keren vormden de meeste authentieke bluesbands in Londen zich om tot popbands die maar wat graag in de voetsporen van de Beatles traden. De Amerikanen hadden het in 1964 en 1965 over de Britse invasie.  De Stones,  volgden in dit spoor en volgens de legende sloot Oldham, Jagger en Richards op, met de opdracht pas terug naar buiten te komen wanneer ze een eigen nummer hadden gecomponeerd. Tot die eerste nummers behoren o.a. ‘As Tears go By’ en ‘The Last Time’, een regelrecht gejat nummer van de Staple Singers.

In de praktijk kwam het er op neer, dat muzikanten die hun hart aan de blues hadden verpand, alleen maar konden toekijken naar wat zich voltrok.  ‘Manfred Mann’, wiens eerste lp’s schitterende bluesnummers bevatten coverde ‘Do Wach Diddy’ en startte hiermee hun carrière als popband.  Bluesman en zanger Paul Jones, stapt uit de groep.  Idem ditto bij de Yardbirds, waar Eric Clapton de richting niet ziet zitten die de band uitgaat.

Bij de Stones was het niet anders. Ook daar moet Jones vastgesteld hebben, dat hij zijn greep op de band kwijt was. Aleen…. hij stapte er niet uit, en bleef. Was het omdat dit hem een rijkelijk leven bood, en hij besefte dat opnieuw beginnen niet makkelijk zou zijn?  Was zijn talent om een band te leiden dan toch niet zo groot?

Gedurende de succesjaren van de Rolling Stones liep Brian vaak in de kijker, maar dat was voor het grootste deel niet vanwege zijn muzikale prestaties. En toch was hij de beste muzikant in de band. Hij bespeelde een scala aan instrumenten. Luister maar naar ‘Paint it Black’ waar hij de sitar bespeelt, of naar de Beatles-B-kant ‘You know my name’, waar Brian aanwezig is op saxofoon.

Maar het feit dat Brian geen hits uit zijn instrumenten toverde, en Jagger en Richards dat plots wel konden, dreef hem naar het achterplan. Jagger werd de echte frontman en in die positie door de pers ook aanzien als de echte leider van de band. Iets wat Brian erg moet gefrustreerd hebben. Brian verdiepte zich dan maar in enkele zijprojecten, zoals in de filmscore voor ‘A degree of Mur’der’ die hij samen met Jimmy Page maakte, en waarop ook ‘Nicky Hopkins’ te horen is, de pianist op ‘She’s a Rainbow’.  Of ook nog in een plaat die hij opname met een aantal Marokkaanse muzikanten onder de noemer:  ‘Brian Jones Presents the Pipes of Pan at Joujouka’.  Niet echt succesvolle ondernemingen. En in 1968 beterde het er niet op. Hij zag er opgezwollen uit en bleef vaak afwezig bij geplande opnames.  Ook het feit dat de Stones, net als de Beatles gestopt waren met optreden, was in het nadeel van Brian.  Hij kon zijn muzikale kunsten niet meer tonen op een podium.  Bij de opnamen van het ook al mislukte project Rock and Roll Circus, diende de regisseur hem om te praten om toch te komen.  Hij vertikte het bijna omdat ze hem teveel pesten, zoals hij het zelf uitdrukte.

Zou hij het feit dat ze hem begin juni ‘69 ontslagen hadden,als  bevrijdend hebben ervaren? Brian was geen leidende figuur, en het opzetten van een nieuwe band, of nieuwe soloprojecten zonder hulp van anderen lijkt hoogst onwaarschijnlijk. In elk geval de Stones wilden weer op pad met hun nieuwste LP, en daar paste Brian al helemaal niet meer in.  Hij had er ook nog nauwelijks op meegespeeld. En wat zou er gebeuren wanneer Jones voet zou ztten op Amerikaanse grond, na zijn veroordelingen voor gebruik van drugs?

De Begrafenis in Cheltenham op 10 juli 1969.

Ik lees vaak dat met uitzondering van Mick, die op weg was naar  Australië om er ‘Ned Kelly’ te vertolken in een film, hij de enige Stone was die afwezig was. Wie de geschiedenis wat beter doorzoekt moet vaststellen dat ook Keith en zijn vriendin ‘Anita Pallenberg’, overigens het ex-lief van Brian, er niet waren. ‘Anna Wohlin’ de toenmalige Zweedse vriendin van Brian schitterde ook door haar afwezigheid, al wijt ze dit aan het feit dat het haar verboden werd aanwezig te zijn, door het Stones management. Bouwvakker ‘Thorogood’ was er dan weer wel. De man waarvan later beweert werd dat hij Jones omgebracht zou hebben.

Drie juli, vijftig jaar later,  gaf Brian’s dochter, bij het graf,  een interview aan Sky News, waarin ze beweert dat Jones niet zomaar verdronk, maar werd “geholpen”.   Donovan, de Britse folkartiest,  bezocht het graf in gezelschap van Linda Lawrence (ex-vriendin van Brian) en de kleinzoon van Brian en Linda, Joolz.  Fans van Brian kunnen terecht bij twee besloten facebook groepen: Brian Jones Golden Stone en Brian Jones-The original Rolling Stone.

Via een ander filmpje dat een fan maakte, horen we dat ook Pat Andrews (*) en Jimmy Phelge aanwezig waren op de vijftigste herinneringsdag te Cheltenham.  Brian kwam uit Cheltenham een eind van Londen.

(*) https://www.gloucestershirelive.co.uk/news/cheltenham-news/cheltenham-must-more-remember-rolling-199728



Jeff Beck: in memoriam: 24 juni 1944 – 10 januari 2023

Classic rock Posted on 10 jan, 2024 21:25

2023 mag gerust een vreselijk jaar genoemd worden voor de muziekwereld. David Crosby, Top Topham, Gary Rossington, Tony McPhee, Randy Meisner, Robby Robertson, Gary Wright, Brendan Crocker, Shane MacGowan, Denny Laine, Tina Turner en Jeff Beck begonnen allen aan een lange eindeloze reis.

Early Jeff Beck

Zijn we terecht gekomen bij het begin van het einde?  Die periode waarin de menselijke verliezen zich zullen opstapelen.  En niet van waanzinnige oorlogen, maar “gewoon” omdat het einde van onze generaties nadert? ‘Presley’s’ dochter, overleden na amper 54 jaar op deze aardkloot.

Woensdagavond acht uur en ‘Terzake’ gaat helemaal de mist in. ‘Annelies Beck’ redt onverstoord de meubelen, en precies om dertien na acht wordt de reportage hervat.  Die andere ‘Beck’ heeft zichzelf niet kunnen redden. Een virus was er teveel aan. Het valt mij op dat de nationale omroep, die bulkt van de klaarliggende necrologieën blijkbaar  over ‘Jeff Beck’ weinig heeft klaarliggen. Anderen verbazen er zich over dat de sociale media overspoeld worden met lofbetuigingen aan het adres van Jeff en ‘Sandra’ zijn echtgenote. Overigens blijkt dat op de VRT nieuwslezers in hun ‘dode’ uren tussen de journaals in vaak aan de waggel worden gehouden door necrologieën  te schrijven over iedereen waarvan ze denken er enkele minuten te moeten aan weiden.  Vraag het maar na bij het lief van Van Het Groenewoud; zij was een van de doodsbericht schrijvers, tenminste  in de dagen dat ze nog op de Nieuwsdienst werkte en zich blauw ergerde wanneer het middagjournaal weer eens de mist in ging.

Over Jeff Beck hebben we het al uitgebreid gehad toen de man nog in leven was (*), en hij meer dan wat aandacht verdiende, want zelf was hij daar zeker niet op uit.  Hij die vond dat het publiek niet te lang moest applaudisseren, ‘omdat dat gewoon tijdverlies was’ en hij niets liever deed dan snel een nieuw nummer inzetten.

Laat ons stilstaan bij de vele eerbetuigingen waarmee de sociale media overspoeld werden. Uiteraard kwamen er reacties van ‘Eric Clapton’ en ‘Jimmy Page’, zijn voor- en naganger in de ‘Yardbirds’.  ‘Rod the Mod’ en ‘Ron Wood’ die dankzij Beck voor het eerst in Amerika belanden als leden van de ‘Jeff Beck Group’ pleegden enkele woorden. De lijst is eindeloos met namen van  muzikanten waar Beck zijn medewerking aan verleende. Van ‘Stevie Wonder’ tot ‘Mick Jagger’ over ‘Roger Waters’. Vooral gitaristen die in de sporen van Beck wilden treden laten van zich horen, en produceren vaak meerdere alinea’s tekst met herinneringen. Dikwijls zijn het de korte reacties die beklijven.

Hoe kijken leeftijdsgenoten aan tegen dit verlies?  De ene dag nog springlevend, en bezig met allerlei projecten, en de andere dag geveld worden door meningitis.

Om de Yardbirds of de Jeff Beck Group aan het werk te zien waren we net iets te jong. Platen kopen dat wel.  Ik denk nog vaak aan die keer in de ‘Telcona’ winkel te Aalst waar ik ‘Under Over Sideways Down’ (zonder hoesje) kocht en ‘Shape of Things’, met hoesje, liet liggen. Keuze gemaakt op basis van de titel die op de B-kant stond, namelijk: ‘Jeffs Boogie’.

Het mag gezegd dat Jeff bij ons al aansloeg in 1967 vanaf de eerste, door hemzelf, gehate singels ‘Hi Ho Silver Lining’ en ‘Tallyman’ waarop hij “moest” zingen omdat ‘Micky Most’ het zo wou.  Most is intussen zelf al een paar jaar geleden vertrokken naar de eeuwige jachtvelden, met een lading asbest in zijn lijf. Een jaar later verbaasde Jeff Beck de mensheid door een songfestival nummertje te coveren: ‘L’amour est blue’ van ene ‘Vicky’ dat door Luxemburg naar het songfestival was gestuurd.  Vicky verpopte later tot ‘Vicky Leandros’ en L’amour est blue, door Paul Mauriat reeds in een instrumentale versie uitgebracht, transformeerde Beck tot het eveneens instrumentale,  prachtige Love is blue. Op de b-kant maakten we voor het eerst kennis met de rauwe stem van ‘Rod Stewart’ die er het nummer ‘I’ve been drinking’ mocht ‘kwelen’. Met de b-kant van Hi Ho Silver Lining  verliep de kennismaking pas jaren later, en dat dankzij Jimmy Page.

In de zomer van 1975 trokken we naar Londen om er Pink Floyd te zien, en onderweg platen in te slaan.  ‘Hans Laurie’ in ons gezelschap was toen vol lof over ‘Blow by Blow’, de eerste echte solo plaat van Beck op dat ogenblik.  Beck nam kort daarvoor voor nog op met ‘Carmine Appice’ en ‘Tim Bogert’ van de ‘Vanilla Fudge’.

Beck probeerde echt alles, gaande van een samenwerking met Stevie Wonder tot deelnemen aan een auditie voor de Rolling Stones die een opvolger zochten voor Mick Taylor.  Het was niet het kopje thee van Jeff en hij trok in 74 naar ‘George Martin’. Van de samenwerking kwam een plaat die voor geen meter viel te vergelijken met wat hij eerder deed in de Jeff Beck Group. De plaat viel nog best te omschrijven als een jazz-fusion crossover meesterwerk. Het begin van een carrière met hoogtes en laagtes en vooral vele verschillende stijlen.  Het lijkt er op alsof Jeff echt alles uit een gitaar wilde halen.

En toen, en toen…. kwamen de vermaledijde jaren tachtig, waarin het spoor van een aantal artiesten uit de golden sixties vaak warrelig werd.  ‘Lennon’ was vermoord, Zeppelin was gestopt na twee mindere lp’s en een toer naar Amerika die er niet kwam omwille van de dood van ‘John Bonham’. Muziekliefhebbers volgden nieuwe sporen: ‘U2’, ‘Pretenders’, ‘Talking Heads’ en dies meer.

Voor ons werd Beck herboren op Blues Peer op dezelfde dag waarop ‘John Mayal’ en ‘Roger McGuinn’ acte de présence gaven. Mayal viel tegen omdat hij meer de klavieren beroerde dan de snaren. Samen met  bassiste Tal Wilkenfeld speelde Beck er de pannen van de tent.  Enkele oudere blues-Peergangers vonden het iets minder. Te technisch vonden ze. Beck die tremelogewijs elke melodie uit zijn snarenplank haalt techniek verwijten is een understatement.

Een tweede keer zagen we hem aan het werk in de AB.  En recenter in het Koninklijk Circus met zanger ‘Jimmy Hall’ van ‘Wet Willie’. Maar liefst vier nummers van de Yardbirds passeerden de revue. Een vierde keer had nog makkelijk gekund, want Jeff Beck vertoonde geen tekenen van ouderdom: helaas het mag niet zijn…. precies op de verjaardag van Rod Stewart hield het leven op.

Enkele reacties van collega gitaristen, bijeengesprokkeld via sociale media.

Jimmy Page: ‘The six stringed Warrior is no longer here for us to admire the spell he could weave around our mortal emotions. Jeff could channel music from the ethereal. His technique unique. His imaginations apparently limitless. Jeff I will miss you along with your millions of fans.  Jeff Beck Rest in Peace.’

Eric Clapton: “Always and ever”……. ec

Paul Samwell-Smith: ‘ former bassist with the Yardbirds: “Jeff: What a genius. We wrote Shapes of Things together and Jeff had a blank sixteen bars for a solo in the middle of the song. He not only played an extraordinary solo, but he changed the nature of guitar playing ever after. Jeff was a lot of fun, and very naughty, in life and in music. What a great life he enjoyed.”’

Simon napier Bell: ‘…The thing that always surprised me  about Jeff was how little he chased the love of an audience. For performing artists that’s usually the primary purpose of being on stage. But Jeff got impatient when the audience applauded too much; he preferred to get on with the next number.   That’s not to say he didn’t need them; he did. He used the intensity of their expectation to create a fantasy cocoon for himself onstage, where he hid in full view, just him and his guitar, lost in his feelings or thoughts. Or sometimes, perhaps, just testing the limits of his technique. Whichever it was, he always ‘played’ rather than ‘performed’. And although  he needed the audience to push him to his greatest moments, he was never really looking for their approval.  That  what made him different from every other artist I ever managed.  And he was by far my favourite of all of them.’

Rod Stewart: ‘Jeff Beck was on another planet . He took me and Ronnie Wood to the USA in the late 60s in his band the Jeff Beck Group and we haven’t looked back since . He was one of the few guitarists that when playing live would actually listen to me sing and respond . Jeff, you were the greatest, my man . Thank you for everything . RIP’

Ronnie Wood:  ‘Now Jeff has gone, I feel like one of my band of brothers has left this world, and I’m going to dearly miss him. I’m sending much sympathy to Sandra, his family, and all who loved him. I want to thank him for all our early days together in the Jeff Beck Group, conquering America for the first time. Musically, we were breaking all the rules, it was fantastic, groundbreaking rock ’n’ roll! Listen to the incredible track ‘Plynth’ in his honour. Jeff, I will always love you. God bless’

Tal Wilkenfeld: ‘Jeff Beck’s light and power were so strong I was convinced we’d be goofing around and making music until the day I leave this planet. He was forever youthful, fueled so deeply by the muse that basic necessities were last on his list. “Are you hungry, Jeff?” “Oh no, I had a huge muffin yesterday!” We lost our favorite guitarist, and we also lost one of the most intelligent, intuitive, hilarious people I’ve ever met. Jeff, thank you for believing in me before anyone else did. You stood behind me and told everyone to take me seriously. You treated me like a daughter to the point where Wikipedia actually thought that was true. Actually, I did too.’

Imelda May: ‘Jeff Beck Rules Forever. Jeff will be in my heart for the rest of my life. I loved him dearly. He was family. He changed my life all those years ago when we first met and he showed me the world, his magical world.  I found in him a kindred spirit, someone I felt at ease and totally myself with but also someone I looked up to and was thrilled to impress.  He inspired, supported, and encouraged me with every whoop, cheer, gasp and tear when I sang with him whether on stage, studio or sitting in his kitchen or mine.  He was the genius in the room yet he made everyone else around him feel special.  We talked for hours and celebrated often I ran to him and Sandra each time I needed saving. And how they saved me. His enthusiasm for life was immense. He was full of fun, excitement, wit, plans, laughter, brilliance, creativity, love, heart!  This world class coolest motherfucker somehow kept the boy in him alive, the obsessed boy in the bedroom that couldn’t leave a guitar out of his hands was always there. He was dedicated to making pure art. He was responsible for many bands, collaborations and influenced so many by creating his own sound that will outlive us all but he was still creating, still challenging himself, always innovative and pushing boundaries with every album he made.  Each solo he played could perfectly swing from classical to rock, jazz to Middle Eastern, badass to tender.  He was one of a kind that was and never will be again. Every single note he played could kill me with its beauty.  His light was so blindingly bright it already feels so dark without him. The greatest guitarist that ever lived. The finest friend you could wish for. Thank you Jeff Beck. All my love is with the love of his life Sandra and all those of us who miss him dearly

PP Arnold: ‘Rest in Peace and Power Jeff Beck Beautiful Soul . I first met Jeff Beck as an Ikette with the Ike and Tina Turner review on the 1966 Rolling Stones tour. The Yardbirds were also opening acts on that tour. Our paths crossed many times in those heady days of the mid-sixties and not only was he a great gifted guitarist he was such a lovely, very cool, kind guy. I never got an opportunity to record with him directly, but we both featured on Roger Water´s beautiful Amused to death album on the inspirational track ´What God Wants, God Gets´. The last time I saw him, was at The Royal Festival Hall where he shared the bill with Roger. He did a blinding set on his own and invited Roger back on stage to do What God Wants, God Gets. I was fortunate to be on that stage that evening. He was on fire  Remembering that performance sends goosebumps down my spine and both of my arms. Afterwards, at the hotel, we all spent an enjoyable evening and he reminisced with me about the past.

David Gilmour: ‘I am devastated to hear the news of the death of my friend and hero Jeff Beck, whose music has thrilled and inspired me and countless others for so many years.  Polly‘s and my thoughts go out to his lovely wife Sandra.  He will be forever in our hearts.’

Ritchie Blackmore Official Site: ‘First met Jeff Beck around 64-65 and it was a session where we were both playing guitars and Jimmy Page was producing. I couldn’t believe how incredible he was, not only with his technique but his sound too. I became a fan of his ever since. He could reach up into the stars and make magic with his playing. His choice of notes were always absolutely perfect. This whole thing is a shock. We shall always remember Jeff as the best rock and roll player.’

Steve winwood: ‘“Jeff Beck was a brilliant and unique musician who managed to sustain his presence as an outstanding guitarist throughout all of his career, from the mid-sixties to the present time. His guitar style utilised many differing techniques and styles. He was a leader and an innovator, and he will be sadly missed.” – SW’

Dave Mason: ‘Never had the pleasure to meet or play with him but I am very sad to learn we just lost one of contemporary music’s greatest guitar players. God Speed Jeff Beck.’

Martin Barre: ‘I am so saddened to hear the news of the passing of Jeff Beck. Our paths only crossed a few times, but my admiration of his unique talent was always a part of my musical upbringing. He occupied a huge space in the world of guitar playing, and no one will ever fill that void.  Martin,’

Jack Bruce: ‘We are so saddened by this news. RIP one of the greats, Jeff Beck The Bruce family would like to extend our sincere love and condolences to Jeff’s family, friends and fans around the world. What an incredible legacy. Here are a couple of photos of Jack and Jeff together, not so long ago’

John Mayall: ‘Very sad news about Jeff Beck passing this week. He was certainly one of the very best at his craft, leaving large shoes to fill. Heartfelt condolences to family and friends.’

John McLaughlin: ‘You are the Greatest!! I Love you forever!! RIP’

Al Di Meola: ‘ Horrible news! Rest in Peace, Jeff Beck! I remember growing up with Truth and Beck-Ola. Great ! Later years between 76-79 I loved when Jeff came to my Hammersmith Odeon shows when I played London ! There was no one like Jeff! He had the most unique style In a very prestigious category ! I can’t believe this!!! Sad Day!’

Tony Iommi: ‘I was totally shocked to hear the very sad news of Jeff Beck’s passing.  Jeff was such a nice person and an outstanding iconic, genius guitar player – there will never be another Jeff Beck. His playing was very special and distinctively brilliant!!! He will surely be missed.  R.I.P Jeff. Tony

Paul McCartney: ‘I was so saddened to hear that Jeff Beck had died. Jeff Beck was a lovely man with a wicked sense of humour who played some of the best guitar music ever to come out of Great Britain. He was a superb technician and could strip down his guitar and put it back together again in time for the show.  His unique style of playing was something that no one could match, and I will always remember the great times we had together. He would come over to dinner at our place or he and his wife, Sandra, would host an evening at their house.  Jeff had immaculate taste in most things and was an expert at rebuilding his collection of cars. His no nonsense attitude to the music business was always so refreshing and I will cherish forever the moments we spent together.  Jeff Beck has left the building and it is a lonelier place without him.  God bless Jeff and his family. Love Paul’

Robert Plant: ‘  This is tragic news.. Hard to take in.. Jeff always appeared timeless, ever evolving .. He embraced project after project with limitless energy and enthusiasm.. He surfaced in an extraordinary time..he took his place side by side with the virtuosos of the period .. his mates .. The scene was on fire, he introduced a cool template moving from Yardbird to Bolero to Truth, Beck Ola with Rod the perfect foil…the singer and guitarist syndrome..plenty of sparks…great results…  He cooked up magic through all the passing eras, always up for the next, unknown, unlikely collision, back in time to homage Cliff Gallup, forward to Johnny Depp. His gift was enormous. He was funny, challenging and eager. My feelings are with Sandra today.. RP

Paul Rodgers Official: ‘Jeff was in touch with something other worldly when he played and was in a league of his own. On the ‘Truth’ album Jeff and Rod Stewart set the bar for the next 50 years of rock & roll. Beyond sad to lose him from this world, but he left us the gift of his music forever. RIP my friend. Deep condolences to Sandra, family, friends and fans. – Paul’

Donovan: ‘ Oh Darling Jeff.. I always remember our times together  See you down the road  This one’s for you Maestro ! Donovan’

Joe Bonamassa: ‘ To say we are all devastated by this news is an understatement. I simply cannot get my head around it. Rest in peace Jeff. The greatest that ever touched a guitar.

Joe Perry:  ‘Jeff Beck was the Salvador Dali of guitar, to see him play was to hear the ultimate 6 string alchemist create magic in a world of its own. With his passing, the world is a poorer place. Our heartfelt sympathies go out to Sandra. We share your sorrow.’

Warren Haynes: ‘I’m devastated. People ask me a lot “who’s your favorite living guitarist?” and the answer would always have to be Jeff Beck. So much so that I’ve always made a point of being careful not to listen to him too much for fear of wanting to imitate him. I was lucky, thanks to my older brothers, to have discovered Beck at a very early age, even before I started playing guitar. He was ferocious — not just inventive, but totally unique. Nobody played like that. I loved everything he did. All the “guitar heroes” back then were thrust into recording at an early age so we could hear tremendous growth in a lot of cases from album to album, year to year, but with Jeff Beck even more so. So, now when someone asks me “Who’s your favorite guitarist — living or dead?” I will say what I always say: “I can’t answer that.” But my very short list will include Jeff. There will never be another Jeff Beck. RIP.’

Stevie Van Zandt: ‘”RIP Jeff Beck. Having trouble processing this. Not only was he a major influence, and his genius an infinite source of joy my entire lifetime, he was in great spirits when we spoke a few weeks ago having done a flawless show with Johnny the night before at the Capitol. Unreal.” – SVZ’

Jack White: ‘ “Jeff Beck, guitar innovator extraordinaire has moved to the next realm. I wrote to him a couple of years ago to show him that I was standing where he once stood inside Sam Phillips studio in Memphis some 50 odd years before. He was amazingly kind and instructional to me over the years. Many shows that I’ve played began moments after listening to his song “Led Boots” backstage. This bootleg clip that I’m posting is when I had one of the greatest thrills of my life, along with Meg White and Jack Lawrence of the Greenhornes, we were “the yardbirds” for one night backing up Jeff at the Royal Festival Hall in London. In our rehearsals he plugged straight into an amp, no effects pedals. He was changing the sound of the guitar and doing things people didn’t know were possible from his earliest days on stage. God Bless you Jeff, you must already be chatting with Cliff Gallup somewhere.” -Jack White III’

Simon Phillips Music: ‘Woke up yesterday to the sad news that Jeff had “left the building”. I can’t believe it! At my first meeting with him he had to wipe his hands on his jeans before shaking my hand – it was covered with oil from working on one of his rods. His guitars were scattered all over a sofa in his music room and if you picked up one and “played” it for a couple of minutes you would have to wash your hands because of the oil encrusted around the frets. I once asked him why he didn’t play the newer guitars he had. He said they were too easy – he preferred to work hard at playing! One time we flew back to Heathrow from JFK after some rehearsals with Mick Jagger and HM customs pulled us over. Many questions were asked and while the officer went to speak to her superior Jeff opened his case, picked up his Strat, sat on the metal bench and started playing. Even without any amplification he sounded so beautiful and as other travelers walked by they did a double take! It was hilarious! I don’t remember where this shot was taken but it would have been on the There & Back tour in 1980. The World has lost one of the greatest guitarists ever. It was an honor to play all that music with you Jeff. Bon voyage – RIP.’

Billy F Gibbons: ‘I met Jeff Beck when I was 17 and I was glad to know a guy like that, a guy who was able to show me how this guitar playing thing should be approached and that’s still very much the case. Jeff was a wondrous soul and we already miss him tremendously. We are comforted in the fact that he’ll be with us forever. Hi Ho Silver Lining!’

Joe Satriani: ‘Jeff Beck was a genius, a stunning original. He was an astounding guitar player with more ways to make you go, “WTF was that?” than anybody else. He was profoundly talented, and never stopped innovating on the instrument. He had an enormous impact on my guitar playing, my musicianship and my soul. When I was a beginner, I would spend hours trying to jam along with his solo albums. I found his approach to the instrument so inspiring. I was fascinated with his unusual arrangements and his aggressive guitar tones. He always stood out as a unique player: He was always, purely “Jeff Beck”.  His solo albums were all groundbreaking, “ahead of their time”, and paved the way for me and so many other guitarists around the world. And they were fun to listen to, over and over again. I had the pleasure of saying hello to Jeff a few times, once when Chickenfoot went to see him play at the Fox Theater in Oakland, and a second time when we were all playing at the BosPop Festival in The Netherlands. We all had a fun jam backstage that day. Unfortunately, I didn’t ever get to really know him. I hope he knew how much I admired, revered and respected him. When I finish writing this I will go and listen to Jeff’s “Where Were You” a few times and thank him for giving us so much beautiful music. My deepest condolences to his family and close friends. R.I.P. Jeff’

Chrissie Hynde: ‘Still reeling over his sudden departure. I loved him since I was 14. Sadly, he couldn’t influence my primitive skills on guitar – but my hair style was all his. I fucking loved him!!!! JEFF!!!’

Graham Bonnet : ‘ Hey everybody! I wasn’t going to post about Jeff Beck as so many already have. I’ve only actually met him on one occasion but over the past couple of days, I haven’t been able to stop thinking about the profound loss to the world of music. Jeff was so innovative, a true musical genius. No one sounded like or could sound like Jeff. He was so unique. I remember as a young man hearing the Yardbirds on the radio and wondering how he was able to get those sounds. I tried to imitate what he played on my Hofner but it just didn’t sound the same. I knew he was playing a telecaster and I thought if I had a Telecaster I could sound like he did. I went to our local music store and got a hold of a Telecaster and attempted it again. It sounded nothing like Jeff and I realized, it wasn’t the guitar, it was his technique. I was in awe of him from that moment forward. Imagine my delight when years later, he came to see his old pal Cozy Powell from the Jeff Beck Group and turned up backstage at our show in Brighton. We had a brief, friendly conversation and later that evening, Cozy told me that Jeff said “I want to steal your singer.” I was so flattered! Ritchie said to Jeff (and I’m paraphrasing here) “I’m glad that I didn’t know you were in attendance tonight or I could have quite possibly cocked it up.” The whole band thought he was just the greatest. There isn’t much more I could say that hasn’t already been said but I’m so sad wondering how much more incredible music could have come from those hands, that soul.  It’s not a great photo but this is a pic from that actual evening.’

Jimi Hendrix: ‘Experience Hendrix and the family of Jimi Hendrix are deeply saddened to learn of the sudden passing of our good friend, legendary guitarist Jeff Beck. Amongst the pantheon of the world’s great guitarists—Jeff Beck’s influential style incorporated rock, jazz and blues alongside unparalleled improvisational talents that made him a prominent figure as a member of The Yardbirds, Beck Bogert & Appice. The Jeff Beck group, and throughout his multi-decade solo career along with special projects such as recent collaborations with Johnny Depp.

Jimi Hendrix and Jeff Beck jammed together a couple of times in 1968 and that admiration continued through to this day. Beck once acknowledged that the guitar riffs on “Scared for the Children” were inspired by Hendrix, saying “I’ve never loved Hendrix more than I do now. Ever since I learned the chords to ‘Little Wing,’ nobody can shut me up.”

George Thorogood & The Destroyers: ‘We are deeply saddened to hear about the passing of Jeff Beck, one of the greatest ever. Our thoughts and prayers go to his family and friends.’

The Who: ‘So sad to hear of the passing of Jeff Beck. Pete and Roger pay their respects to a good friend. Read their comments on www.thewho.com’

The New York Times: ‘Jeff Beck, one of the most skilled, admired, and influential guitarists in rock history, died on Tuesday at 78. His stinging licks and darting leads on songs added an expansive element to music that helped signal the emerging psychedelic rock revolution. Read his NYT obituary: https://nyti.ms/3IIpFdI

PETA UK: ‘Jeff Beck was vegetarian for more than 50 years and used his platform to call for the King’s Guard’s bearskin caps to be replaced with faux fur. Many will remember him as one of the greatest guitarists of all time. We will also remember him as an unwavering friend to animals.’

Wat de Belgen er over dachten:

Ik peilde naar enkele reacties bij wat oudere Belgische gitaristen, en vroeg aan ‘Jean Van der Schueren’, ‘Kloot Perwez’,’ William Souffreau’, ‘Eddy Piens’, ‘Walter De Berlangeer’, ‘Wouter Mattelin’ en ‘Top Topham’: ‘Wat denken Belgische gitaristen over het overlijden van Jeff Beck.’

Reacties waren er vanwege:

Jean Van der Schueren: ‘Jeff Beck was oa.mijn voorbeeld bij Irish Coffee! Zijn warme melodieuze vibrerende zanglijnen op de Stratocaster zullen altijd mijn geliefkoosde voorbeeld blijven ! Wat een gevoelige snaar die hij wist te raken ..vol van melodieuze speurtochten in zijn knappe improvisatie tochten ! (Hartje)

Kloot Perwez: ‘van de drie ex yardbirden was hij de meest technische en misschien ook de origineelste. Maar desalnietemin heeft hij nooit het commeciele succes  van de anderen kunnen aanhouden, mss was hij te puur. Enn toch ook een beetje neigend naar jazzigheid. Truth en Beck Ola waren uitstekende platen. Beck Bogert and Appice was zijn cream. Zijn tijd met Micky Most en een ietwat commercièlere richting boeiden me minder. Hij werd meer en meer een musicians musician gespecilaliseerd in serieus tremolo arm gebruik en net geen fusion. En dan plots kwam zijn Blue Caps tribute rockabillyplaat. Ik onhou Beck vooral voor It Ain’t Superstitious en merkwaardig, Superstition.En ik klasseer hem lager dan Hendrix hoger dan Clapton.

Eddy Piens: ‘Heb maar een woord Eddy het is de gitarist van God’

De Berlangeer Walter: ‘Goeienavond Eddy, eerst en vooral was ik geschokt door zijn plotse overlijden, je wil dat zulke gitaargoden onsterfelijk blijven. Ik volgde hem vooral in zijn Yardbirds periode en zijn begin 70’s Jeff Beck Group LP’s zoals Truth (1968) Rough and Ready (1971) Blow by Blow (1975) Wired (1976) daarna kwam ik in het progwereldje terecht (knipoogje). Ik ga me Jeff Beck herinneren om zijn uniek gitaarspel, buitenaards en onvervangbaar zowel in het rock, soul, blues, als jazz genre. Ik zag hem het laatst in 2014 in de AB Brussel…maar hij laat ons tenminste achter met de beelden van zijn ultieme Live At Ronnie Scotts concert met Tal Wilkenfeld. (gitaartje).’

Nieuwsblad.be: ‘Hij liet zijn vingers verzekeren voor 10 miljoen dollar. Maar vooral zijn contactenlijst was onbetaalbaar.’

Martin Pulaski intussen zelf overleden RIP: ‘Jeff Beck heeft ons voorgoed verlaten. Hoewel we in de jaren zestig korte metten maakten met helden van allerlei slag was Jeff Beck voor ons een ware held. Een gitaarheld, een echte enkeling, iemand met stijl, iemand met wie wij ons konden identificeren. Zijn eerste solo-elpee Truth (1968), met Rod Stewart als zanger en Ron Wood op bas, draaiden wij opnieuw en opnieuw. Jarenlang was Shapes Of Things (1966) van the Yardbirds, mogelijk de allereerste psychedelische ‘commerciële rocksong’, de favoriete single in mijn collectie. Jeff Beck is dood, zijn muziek leeft.’

Van Willim Souffreau en Top Topham kreeg ik geen reactie, om begrijpelijke reden.

(*) https://blog.sadeler.be/2016/10/23/jeff-beck-153/



Irish Coffee …. de laatste?

Classic rock, dagblog Posted on 14 apr, 2023 13:37

In memoriam William Souffreau 1946-2023

In de vroege jaren tachtig was het, tijdens een zonnige zaterdagnamiddag, pootte een vrouw uit de Koolstraat op de Aalsterse Grote Markt een kraam, met daarop verschillende bakken gevuld met diverse, zeer goed bewaarde, 45-toerenplaatjes. Zij verkocht de gedurende dertig jaar, door haar man, die veel te vroeg gestorven was, bijeengespaarde collectie vinylplaatjes. Alles netjes gerangschikt, voorzien van plastic hoesjes, en zelfs kartonnetjes ter versteviging. Een prijs. 50 frank vroeg ze voor een plaatje. Wij begonnen aan de rechterkant van het kraam de bakken te doorzoeken, en vonden ‘Rock and Roll Music’ in originele jaren vijftig uitgave van ‘Chuck Berry’, ‘Gimme some lovin’ van de ‘Spencer Davis Group’, en nog veel meer moois. Aan de andere kant van het kraam haalde ‘William Souffreau’, er de ene na de andere ‘Beatles’ eepee uit. Allemaal uitgaves op het ‘Parlophone label’. Je zal maar geluk hebben, was het enige wat wij er bij konden bedenken. Wat later diezelfde namiddag aan de toog in het ‘Pompierken’, vertelde William ons nog dat hij een stevige Beatles fan was, maar dat het voor hem allemaal zo’n zes zeven jaar eerder was gestart met ‘Elvis’, Chuck Berry en ‘Eddie Cochran’. Tot dan toe hadden wij er nooit bij stilgestaan dat William al een kleine generatie eerder bezig was met muziek. Voor ons was William toen nog synoniem met de progressieve muziek van ‘Led Zeppelin’, ‘Spooky Tooth’, ‘Free’ en meer van dat slag bands van begin jaren zeventig. Pas vele jaren later raakte algemeen bekend wat de voorgeschiedenis van William Souffreau was. Dat hij van de ‘Kinks’ hield en in de ‘Mings’ en de F’our Rockets’ had gespeeld in de jaren zestig toen wij nog volop in korte broek rondliepen.

Archief auteur

Irish Coffee 1970-1972

Als een donderslag bij heldere hemel, begint het voor ons op zondag 15 november 1970, in ‘Jeugdhuis Leeuwerik’ te ‘Lede’, waar de ‘Voodoo’ optreedt. De eerste band die we hoorden, waarvan we konden zeggen dat die “onze geliefde muziek” speelde. Nummers uit lp’s die wij koesterden. Ze bevonden zich aan de vooravond van hun eerste single die ze net hadden ingeblikt. In de daaropvolgende weken vervelde de Voodoo plots in ‘Irish Coffee’. Een naam die we in het begin als behoorlijk vreemd ervoeren, en behoorlijk minder tot de verbeelding sprak dan het lekker klinkende Voodoo. Voodoo was zeker geen uitzonderlijke naam in het rockwereldje. ‘Black Sabbath’ of ‘Spirit’ en ‘Black Widow’ waren namen die we kenden van het pas verschenen promotie album van ‘CBS’: ‘Fill your head with Rock’. Voor ons klonk Irish Coffee eerder stomweg als de naam van een veredelde koffie, of niet soms? Het verhaal ging al snel rond, dat de naamswijziging nodig was, omdat ze een LP hadden opgenomen waarmee de doorbraak in de States zou worden geforceerd. Het was allemaal de schuld van ‘Louis De Vries’, hun toenmalige manager, die ook de ‘Pebbles’ onder zijn vleugels had. Intussen zijn we de naam Irish Coffee meer dan gewoon geraakt, en geen enkele rockfanaat in ons land denkt daarbij nog aan koffie.
De band repeteerde In de periode van 1970 tot 1972 in Lede in het ‘Brouwershuis’, de vroegere bioscoopzaal ‘Patria’, waar in de dagen van ‘patron Norbert’ regelmatig werd gefuifd. Historische optredens vonden er plaats waarbij op een affiche zowel ‘John Woolley & Just Born’ als Irish Coffee voorkwamen. Die 17de januari in 1971 was het publiek verdeeld in twee kampen, precies zoals het zes jaar eerder voorkwam over de plas bij optredens van “Stones en Beatles”. Woolley werd in die dagen eerder beschouwd als pop zanger terwijl het langharige publiek op haar beurt Irish Coffee beschouwde als “de” heilige graal. Naast Wiliam Souffreau, zang en gitaar bestond de band uit ‘Jean Van Der Schueren’ op sologitaar, organist ‘Paul Lambert’, bassist ‘Willy De Bisschop ‘ en lokale Leedse drummer, ‘Hugo Verhoye’. Hun titelloze lp verkocht te Lede als zoetebroodjes, en niemand vermoedde dat jaren later Japanners en Amerikanen de streek zouden uitkammen om er exemplaren op de kop te tikken die op dat ogenblik voor minstens 500 euro van eigenaar wisselden. Het succes van Irish Coffee was voornamelijk te wijten aan het formidabele gitaarspel van Jean, het via leslie versterkte orgel van Paul Lambert en het gouden keelgat van William.
Lede was voor een tijdje het epicentrum van Irish Coffee met optredens georganiseerd door de Schellebelse ‘DJ Ludaro’ (voorheen zanger ‘Jacky River’ met de ‘Black Devils’, en latere bezieler van het op trouwpartijen alom aanwezige L’udwig’s Discotheek’), en de Leedse ‘DJ Daheera’ van het toenmalige M’usical Born’ (organisator van het op 31 oktober 1971 in de kelder van het ‘Groen Kruis’ gehouden ‘Pop-Aalst ’71’). 20 december 1970, 28 februari 1971, 4 april 1970, 26 september 1971, data van enkele zeer gesmaakte concerten van Irish Coffee in zaal Brouwershuis, waar ze n die dagen ook voor de ‘VRT’ door ‘Zaki’ werden geintervieuwd.
Wie er bij was, zag de nu legendarische LP Irish Coffee worden geboren. Speelden de Voodoo en de beginnende Irish Coffee voornamelijk covers van ‘Free’, ‘Spooky Tooth’, ‘Humble Pie’ dan evolueerde dit naar nummers als T’he Beginning Or The End’ en uiteraard ‘Masterpiece’ en ‘The Show.’
Helaas leidde het succes van de band ertoe dat zij enerzijds “duurder” werden, en vaak gevraagd werden in vooral Wallonie en Frankrijk. Wij, het lokale publiek, zagen Irish Coffee uit onze handen glippen, en voelden ons als ‘Liverpudlians’ die meemaakten hoe de Beatles de ‘Cavern’ ontgroeiden.

Irish Coffee 1973-1975

De band die de legendarische LP opname speelde amper twee jaar samen. Een tweede single ‘Carry On’, haalde nog amper de radiogolven, en regelmatig doken ze het cafe van Norbert binnen met de legendarische woorden: “we zijn gesplit”. Splitten was in die dagen als het ware een modewoord. Uiteindelijk hield drummer Hugo het voor bekeken en werd vervangen door ‘Raf Lenssens.’ Er volgde een derde single ‘Down Down’ met op de B-kant het meesterlijke ‘I’m Alive’ waarna ook Jean het voor bekeken hield en L’uc De Clus’ de zes snaren plank overnam. Er volgden nog een laatste single ‘Witchy Lady’, maar de grote doorbraak in de rest van de wereld, buiten Frankrijk greep nooit plaats.
Stilaan verminderden de optredens en speelden de muzikanten ondermeer in de begeleidingsband van Wetteraar ‘Wim De Craene’. Mooie herinneringen hebben wij nog aan het voorlaatste optreden van Luc, Paul en Raf dat zij op 31 oktober 1974 gaven te Sint-Lievens-Esse in ‘Dancing Discovaria’, gelegen naast de legendarische danstempel ‘De Truweel’, waar ‘Zottegemse Miele’ een voorprogramma verzorgde voor ‘Johan Verminnen’ en Wim De Craene. Een nacht later, op de terugweg vanuit Limburg na hun laatste optreden waren werden ze slachtoffers van een fataal ongeluk waarbij een dronken chauffeur hen frontaal aanreed en Paul Lambert het leven liet. Ook Raf was er een tijdlang slecht aan toe.

William Souffreau nam in 1973 samen met Diane, zijn echtgenote, in Aalst de ‘Bar Amber’ over, waar voordien ‘Vader’ en later de vroegere garcon van Vader, ‘Gilbert’, achter de toog hadden gestaan. Bijna drie jaar lang werd dit het stamcafé van iedereen die een jongerencafé zocht met ‘deftige’ muziek op de jukebox. Vanaf oktober ’75 nam de ‘Ferre ‘de fakkel over en introduceerde er het betere lp werk.

We vinden William nadien nog terug in de ‘Alegro Ma Non Tropo’, en in een café waarvan de naam ons ontsnapt tegenover de ‘Aa keirk’ ofte de Sint Martinuskerk.

Irish Coffee-loze tijd 1976-1990

De lokale weekkrant Voorpost interviewt William aan de vooravond van een eerste solostart waarin hij laat weten te werken aan een single en een LP die zullen uitgebracht worden via het ‘BASF’ label onder leiding van ‘Romain De Smet’. De Smet ook bekend van ‘Cindy (Nelson)’ die eveneens op datzelfde label platen uitbracht, en twintig jaar later een duet met William zal opnemen. Zaterdag 1 maart 1975 treedt William solo op in het ‘Kultureel Centrum’ te Affligem in het voorprogramma van Johan Verminnen.
Een jaar later komt de lp ‘Raarlst’ op de markt. Een productie van William en ‘Luc Ardyns’ (Just Born) waarop 12 lokale groepen worden gepromoot. Een van de nummers, ‘Amber’, wordt door William zelf gebracht. 29 mei 1976 staat William op het podium met oud-collega Jean Van Der Schueren in de Denderleeuwse jeugdhonk ‘Parnassos’ onder de noemer “Rock and Classic”

Vanaf 1978 vinden we de ‘Soef’ terug in een aantal bandjes die nooit het legendarisch succes van Irish Coffee halen: ‘Joystick’ werd steevast aangekondigd als (ex-Irish Coffee). William en Raf Lensens gingen in zee met zanger ‘Tony Boast’ en vormden vanaf 1978 de band Joystick. Daarna kwam ‘Oh Boy’ voornamelijk gekend als coverband. Jaren later maakt William gedurende zijn solocarriere af en toe leuke uitstapjes met ‘Blink-It’, de ‘Moonlovers’ en de ‘Rockabilly Rhythm Revue.’ Een aantal jaren treedt hij voor het voetlicht aan de zijde van ‘Kloot PerW’.
Zaterdag 29 juni 1991 brengt William Souffreau een countryprogramma samen met ‘Wigbert van Lierde.’ Die avond in de ‘Mikisclub’ kregen we een aan de ‘Everly Brothers’ herinnerende set gepresenteerd.

Irish Coffee 1993

William hield van afwisseling en haalde af en toe Irish Coffee uit de mottenballen. De band released hun eerste en enige lp op CD, aangevuld met de vier singles en b-kantjes. Ook het nummer Masterpiece was daar eindelijk bij, want dit was niet meegenomen op de originele LP. Omdat de originele banden niet terug te vinden waren, werd gebruik gemaakt van een aantal zeer gave vinylexemplaren. Bij die gelegenheid treedt de band (versie met Luc De Clus), op 9 juli 1993 aan in zaal Netwerk. Alweer is er sprake van een legendarisch optreden. Wie er was koestert nog steeds de herinnering,… en het kaartje met daarop het LP logo.

Archief auteur

Vanaf 1990 gaat William officieel solo. Vooral zijn allereerste soloworp werd goed ontvangen door de toenmalige BRT, en vaak hoorde je het nummer ‘We all must get together’ uit ‘Under a Belgian moon’. William werd op zijn eerste soloworpen bijgestaan door de recent overleden ‘Top Topham’, de allereerste gitarist van de ‘Yardbirds’, voor ‘Eric Clapton’. Topham hanteerde opnieuw de gitaar in een aantal recente bezettingen van de Yardbirds.

4 Februari 1995 stelt William ‘In My Room’ live voor in ‘De Werf’. Bij die gelegeheid komt Cindy Nelson haar duet live inzingen.

Archief auteur

Irish Coffee 2002-2022

Op 5 oktober 2002 speelde de band in de Florahallen. We zagen hen als voorprogramma voor ‘Golden Earring’. Lager op de affiche stond ‘Golden Green’, band met ‘Kris Van der Cammen’.
Over naar 2005 wanneer de band optreedt in het Duitse ‘Rockpalast’, uitgegeven op zowel DVD als CD. Ook in deze reïncarnatie speelt Luc De Clus.

In 2007 te Lede in zaal Intermezzo concerteert hij akoestisch samen met Jean Van Der Schueren. Zij brengen er ondermeer The Show.

De Werf stond garant in 2013 voor enkele reunieconcerten van Aalsterse bands. ‘Isopoda, John Woolley & Just Born, ‘Lavvi Ebbel’ en Irish Coffee stonden toen tijdens een tweedaags gebeuren op de affiche. Voor de gelegenheid traden ook een aantal oudleden voor de spotlights waaronder Jean Van Der Schueren. Een maxi-CD inclusief interviews verscheen bij die gelegenheid. Werden er van die concerten opnames gemaakt door de Werf? Wij blijven het hopen.

Vanaf 2002 wordt nieuw materiaal uitgebracht.
Achtereenvolgens in 2004 ‘Irish Coffee II’ versie met Luc De Clus. In 2013 ‘Irish Coffee Revisited III ‘met een gloednieuwe band waarin Kris Van Der Cammen en ‘Franky Cooreman’, in 2015 ‘When The Owl Cries’, en als (voorlopig?) laatste ‘Heaven’ in 2020 in een alweer nieuwe bezetting met gitarist ‘Frank Van Laethem’.

In maart 2014 stelt William een gelegenheidsband samen om samen met het ‘Amber Reunie Team’ (ART) herinneringen op te halen aan de legendarische bar Amber. Ook Ferre is van de partij en vergast het publiek op een progressieve dj-set.
Twee jaar later gaat het Amber Team door, en viert in zaal ‘De Brug’ de zeventigste verjaardag van William, met Aalsterse gastmuzikanten waaronder ‘Jan Oelbrandt’, ‘John Woolley’, ‘Dirk De Schepper ‘en ‘Cas Van Der Taelen’. William speelt tot slot de avond naar een hoogtepunt met een stomende Irish Coffee versie van Whole Lotta Love, opgedragen aan iedereen die er niet meer bij kon zijn. Als herinnering aan Den Amber krijgen we het magistrale ‘They Tore the Playhouse Down’, terug te vinden op Whhen The Owl Cries.


Bronnen:
Onuitgegeven diaries auteur. Archief auteur.
Digitaal krantenarchief Aalst, de Voorpost edities jaren 70.
Discogs en FM-setlists



Neil Young wordt 75.

Classic rock Posted on 12 nov, 2020 18:09

Achteraf bekeken bestaat het leven uit een aan elkaar rijgen van gebeurtenissen. Sommige gebeurtenissen vinden plaats zonder dat we erbij zijn, of zelfs zonder dat wij er weet van hebben. Soms laten we ons misleiden door een of ander prul van een recensie van een of ander stuk onbenul in een of ander al even onbenullig week- of maandblad.
Terzake: elke luisteraar van het nachtradioprogramma met Tineke op Veronica kende haar afsluit tune, Expecting to Fly, die ze leende van Buffalo Springfield.
We wisten allemaal dat in Woodstock Crosby, Stills en Nash hun debuut maakten. Iets minder bekend was dat dwarsligger Neil Young had geeist dat hij niet zichtbaar in de film zou komen. Er waren er nog die dat liever niet hadden. CCR om ze niet te noemen.
En dan een paar jaar later werden we dagelijks, op de radio, om de oren geslagen met Heart of Gold, door radiofiguren als daar zijn: Anthony, Prince Of Darkness. Zacht gevooisde muziek tussen het geweld van Zeppelin en Deep Purple en Pink Floyd.
Kortom Neil Young stond in die jaren niet hoog genoteerd in mijn fan-lijst.
Daar kwam in 1976 verandering in. En of daar verandering in kwam. De openbaring vind plaats op 25 maart in 1976. Amper zes dagen nadat ik de liefde van mijn leven tegen kwam. Had een en ander late geprogrammeerd geweest, het had helemaal anders kunnen gelopen zijn. In die dagen dweilden we op zondag- en zaterdagavond nog de discotheken af. Plaatsen waar je Neil nooit hoorde, want everybody was still Kung-Fu Fichting. Maar dankzij ‘de Rie’ liet ik mij overhalen om mee te gaan naar Vorst. We hadden met ons beiden nog maar pas naar het Koninklijk Circus bezocht waar we in Bad Company vertoefden, en nog enkel maanden eerder zagen we Status Quo. Nog zo een band waar ik in mijn eentje niet zou voor zijn buitengekomen. Zelden zo een op en neer gaande massa gezien als die avond in de betonnen Vorstelijke tempel.

Een dag na het concert kocht ik Zuma. En daar is het niet bij gebleven. Precies op 25 maart maakte ik kennis met Neil, die zowaar gitaar kon spelen. Tenminste dat schreef ik,neer in mijn toenmalig verslag. We stapten binnen in Vorst Nationaal beladen met herinneringen aan Helpless en Woodstock. Wat direct opviel was de massale opkomst. Er waren zelfs Canadese soldaten die gekazerneerd lagen in Duitsland, met een bus gekomen. Na een poos begon ik mij stilaan te realiseren dat Young iets meer bezat dan zijn ‘eigenaardige’ stem. Hij kon begot nog gitaar spelen ook. De songs uit Zuma en ander recent plaatwerk stonden als een huis. Een solied huis. Young startte met een akoestische set. Een man op een stoel met een gitaar, die wondermooie nummers bracht. The Needle and the Damage Done was er een van. Na de pauze trad Young voor het licht met Crazy Horse, en pootte hij een geluid neer, wat ik nog nooit had gehoord. Dat was pas een rockband. Ik eindigde de korte beschrijving met: ‘We geven grif toe dat we Young danig onderschat hebben. Muziek die je energie geeft. Young heeft er weer een fan bij.’

Ik zag hem intussen tien keer live, en de rist platen en cd’s is niet meer te meten.
Wie meer wil lezen over mijn concertbezoeker of cd-recensies verwijs ik graag door naar:

Neil Young in Antwerpen

2014 Het jaar van Neil Young

Ik zou het bijna nog vergeten, maar vandaag vierde Neil Young zijn vijfenzeventigste verjaardag.
We hebben nog veel Neil Young tegoed. Wij wensen de archivaris en vooral componist en muzikant Young nog veel mooie muzikale jaren. We komen elkaar nog wel eens tegen.



Tom Jones, tachtig.

Classic rock Posted on 08 jun, 2020 13:18

Tachtig is hij geworden. En het is er niet aan te zien. De man die ooit ‘I who Have Nothing’ zong, werd geboren als Thomas John Woodward op 7 juni 1940 in Wales. Hij bracht zijn jeugd door in Pontypridd, een mijnstadje in Zuid Wales.

Zoals de meeste jongeren die iets zagen in muziek werd hij beïnvloed door rock & roll zangers zoals Little Richard, Solomon Burke, Jacky Wilson, Brook Benton, Elvis en Jerry Lee. Stuk voor stuk jongens met een gouden keelgat. Thomas hield naast muziek ook van het andere geslacht wat er toe leidde dat hij al op 16 jarige leeftijd ‘van straat’ was. Linda Trenchard blijft zijn vrouw tot bij haar dood, een paar jaar geleden. Zestien waren ze toen ze trouwden en het was zoals de Hollies ooit zongen: ‘In the Passion of the spring came the baby….’ Ze kregen een zoon. Zoonlief werd later zijn manager, en moet vandaag ook al de gezegende leeftijd van 63 hebben bereikt.

Na allerlei baantjes werd hij in 63 op zijn drieëntwintigste als Tommy Scott voorzanger van de Senators. Ze namen enkele demo nummers op voor Joe Meek, doch dat werd niets. Meek was vooral geïnteresseerd in de gespierde zanger. Jones zag dat duidelijk niet zitten, en liet dat dan ook kordaat weten aan Meek.
Pas wanneer Gordon Mills, ook al uit Wales, overkomt uit het verre Londen en hem in Wales aan het werk ziet in een club, wordt Tom Jones geboren. Op die manier komt hij in 1964 bij Decca terecht, waar zijn carrière echt start met ‘It”s not Unusual’. Mede dank zij piraten radio Caroline begint Jones’ populariteit te rijzen.
Helaas zijn het vooral jonge meisjes en vrouwen die stilaan voor hem vallen. Wie interesse vertoonde in ‘betere popmuziek’ liep voorbij aan zijn talentvolle stem, en in de in hun toenmalige ogen ‘melige’ nummers.
Dit zal zeker ook te maken hebben gehad met het feit dat Mills ook ondermeer Engelbert Humperdinck en later Gilbert O’Sullivan onder zijn vleugels nam. Wat helemaal ten onrechte er toe leidde dat Jones en Humpy al te gemakkelijk op een hoopje werden gegooid en als een pot nat werden beschouwd. Wat totaal fout was, maar het onheil was geschied. Tom Jones was een hitmachine geworden die het moest hebben van slow en sexy nummers, haast smartlappen, en slipjes die hem naar het hoofd werden gegooid tijdens optredens. Tom Jones kwam je tegen in ‘de boekjes’ en niet in de gereputeerde muziekbladen.
We betreuren dat heel wat ‘kenners’ dit tot op vandaag noga tijd zo bekijken.

We weten nu, na onderzoek van zijn erfgoed dat Jones albums heeft uitgebracht waarop hij een repertoire vergaarde om u tegen te zeggen. Bovendien liet hij zich bijstaan door de beste muzikanten. Niet te verwonderen dat in zijn band in de periode tussen ‘69 en ‘74 om precies te zijn, ene Big Jim Sullivan (*) de gitaar hanteerde. Luister even naar She’s a Lady en overtuig u zelf.
Zoals bij zovele andere sixties sterren begon zijn carriere in de jaren zeventig te tanen. Weg waren de grote hits uit het verleden: Green Green Grass of Home (ook op repertoire van Jerry Lee Lewis), Detroit City, Delilah, She’s a Lady en I’ll never fall in love again.

Reeds in 1967 had Jones opgetreden in Las Vegas, en dat was waar hij uiteindelijk heentrok. En het waren niet de hotels van Las Vegas in de eerste plaats, maar veel meer nog de verkiezingen die Labour in 1974 aan de macht brachten en die de belastingen lieten stijgen tot om en bij de 98%. Tom Jones reageerde dus niet anders dan de Rolling Stones, Led Zeppelin en Rod Stewart, die allen de UK de rug toekeerden. Big Jim Sullivan is er in het begin nog wel bij maar houdt dit blijkbaar niet vol, en verkast zichzelf naar het orkest van…. James Last. Jones werd bevriend met de ‘dikke’ versie van Elvis Presley, en ook dat deed zijn reputatie wederom geen goed, tenminste wilde hij serieus genomen worden in een wereld waar de jongeren zich op Pink Floyd en Led Zeppelin hadden gestort. Tom Jones blijft een vaste waarde in Las Vegas tot in 2011.

In de echte wereld van de rocksterren wordt de stem van Tom wel gewaardeerd. Waarom zong hij anders in ’69 een duet met Janis Joplin?
Samen met tal van andere sterren verdween hij in de jaren tachtig naar de achtergrond. Zelfs ons blijft deze periode, waarin hij verschillende country songs opnam, waar hij zelfs mee scoorde in de US Country Top 40, toch vrij onbekend.
Heeft het feit dat zijn manager Gordon Mills in ’86 sterft, gezorgd voor een nieuwe impuls in zijn carriere? Zijn zoon neemt vanaf dan zijn management waar. Vanaf ’88 merken wij, zij het met tussenpozen, dat Tom Jones een nieuwe adem vindt. Voor velen is zijn versie van Prince’s ‘Kiss’, samen met de Art of Noise, zowat het laatste wat ze zich van Tom Jones herinneren.
En laat het nu net vanaf dat ogenblik zijn dat Jones echt boeiend begint te worden voor de rock liefhebber. Bij zoverre zelf dat hij in 1992 te gast is op het Glastonbury Festival, iets wat ons hier over de plas uiteraard totaal ontgaat.

In 1993 komt een eerste niet te versmaden album op de markt: ‘The Lead and how to Swing it’. In 1997 horen we hem in de film ‘The Full Monty’ waar hij ‘You Can Leave Your Hat on’ ten beste geeft.
In 1999 doet hij zowaar een ‘Turalura’, met dat verschil dat hij samenzingt op Reload met een scala aan andere sterren, gaande van the Cardigans, Natalie Imbruglia, Cerys Matthews, Van Morrison, Portishead, de Stereophonics en Robbie Williams.
Er werden meer dan 4 miljoen exemplaren verkocht van deze samenwerking op CD, en het leverde hem een nummer 1 op. ‘Sexbomb’, het duet met Mousse T. werd een superhit, en doet het vandaag nog altijd even goed op de dansvloer. Net als zijn versie van ‘Burning down the house’ met de Cardigans. Op de maxi cd wagen ze zich verder nog aan ‘Come Together van ‘Lennon’ & McCartney.
Het mag gezegd: Tom Jones had zichzelf bij de aanvang van het nieuwe millenium opnieuw op de kaart gezet, en dat zal zo blijven. Clinton nodigt hem uit om het nieuwe millenium mee in te zingen.

Totaal weg is de crooner en smartlappen koning. Tom Jones vind zich opnieuw uit en verovert zijn plaats tussen de hedendaagse sterren. Meer nog hij zal stilaan beginnen teruggrijpen naar zijn roots: soul, gospel, blues.
We zien hem verassend genoeg in 2002 zeer overtuigend aan het werk in de Blues filmreeks van Martin Scorcese. In het deel ‘Red White and Blues’ treedt hij aan naast Van Morrison en Jeff Beck, en vertelt hij zijn verhaal.

In 2002 neemt hij een album op samen met Jools Holland, in wiens programma hij daarvoor ook al regelmatig mocht opdraven. Een snuifje bigband, rock & roll, rootsmuziek, R&B, soul. Ze gooien zich met verve op covers van o.a. Willie Dixon, Howlin’ Wolf, Presley en Solomon Burke. ‘Slow Down’ van Larry Williams, een favoriet van Lennon en door de Beatles eerder onder handen genomen krijgt hier een prachtig nieuw jasje aan gemeten. De plaat straalt spontaniteit uit. De meeste songs werden dan ook quasi live ingeblikt.

In 2010 volgt Praise & Blame een gospel en blues album waarop hij Dylan en John Lee Hooker covered. Booker T. Jones mag meespelen net als Augie Meyers. Een productie van Ethan Jones die mee aan een deel van de songs schrijft. Een album dat verschijnt op het Island label. Island “kocht” Jones over van EMI voor een behoorlijk grote som. Aan religieuze songs hadden ze niet direct verwacht.
In 2012 volgt een singel die geproduceerd werd door Jack White, die we kennen van de White Stripes.
In mei van hetzelfde jaar lanceert Island het album ‘Spirit in the Room’, en hier zien we dat Jones nu de gehele rockwereld in zijn armen sluit: Paul McCartney, Paul Simon, Leonard Cohen, Richard and Linda Thompson, Blind Willie Johnson, Tom Waits leveren songs voor deze opnieuw, uitstekende, plaat.

In September 2015 volgt deel drie in wat op een drieluik is gaan lijken: ‘Long Lost Suitcase’. Daarnaast krijgen we ook nog zijn autobiografie ‘Over the top and back’, waarbij de hoofdstukken werden opgemaakt rond de titels van de laatste cd. Deze keer werden Gillian Welch, the Rolling Stones en Hank Williams worden onder handen genomen. Voor ons het beste nummer op deze plaat, een oude Yardbirds hit ‘I wish you would’, geschreven door Billy Boy Arnold.

Een greep uit zijn repertoire voor wie aan de slag wil….

Along Came Jones (1965)
A-tom-ic Jones (1966)
Green, Green Grass of Home (1967)
Delilah (1968)
Reload (1999)
Tom Jones & Jools Holland (with Jools Holland) (2004)
24 Hours (2008)
Praise & Blame (2010)
Spirit in the Room (2012)
Long Lost Suitcase (2015)

(*) Big Jim Sullivan, was een van de top sessiemuzikanten in de UK. Hij hanteerde de gitaar op liefst 56 nummer 1 hits, en bleef al die tijd bescheiden op de achtergrond. Vaak wordt zijn werk verward met die andere sessiemuzikant ‘Little’ Jimmy Page. Vooral Wikipedia is zeer slordig wanneer het op de juiste credits aankomt. BJS moet je beluisteren op o.a. Dave Berry’s The Crying Game en PJ Proby’s Hold me.



Jimmy Page wordt 75

Classic rock Posted on 09 jan, 2019 23:17

Vandaag vieren V. en R. hun zesenzestigste verjaardag. Beiden speelden ze, nu meer dan vijftig jaar geleden, een sleutelrol in mijn leven zoals te lezen was in een aantal afleveringen van ‘Een dagboek uit 1968’. In die dagen stond niemand er bij stil dat beide vrienden op precies dezelfde dag jarig waren als Jimmy Page.

Jimmy Page wordt 75.
Page die het levenslicht zag in 1944 mag 75 kaarsjes uitblazen.

Jan met de pet kent figuren als Jimmy Page niet, en wie hem wel kent verbindt zijn naam doorgaans enkel en alleen met Led Zeppelin. Zeppelin startte iets meer dan 50 jaar geleden in het najaar van 68, en hield er mee op in december 1980. De maand dat de muziek stierf, toen ook nog John Lennon weggemaaid werd. Op enkele zeldzame reünie concerten na stonden de leden van de band nooit meer samen op een podium. Jimmy Page belooft al 10 jaar lang een ‘nieuwe’ plaat, maar die is er vooralsnog niet gekomen, vanwege te druk bezig met zijn erfgoed. Zelfs Wikipedia blijft schaars met info voor wat de periode na 1980 betreft van onze jarige.

En toch…. wie een dergelijk palmares bijeen speelde behoort tot de allergrootsten die de muziekbusiness voortbracht.

Op 14 jarige leeftijd reeds verschijnen op de BBC in een skiffle bandje, het is niet aan iedereen gegeven. Wat later speelde hij in enkele bandjes zoals Neil Christian and the Crusaders en Carter Lewis and the Southeners, maar dat lukte niet zo best vanwege zijn gezondheid. Een eerste en enige single ‘She just Satisfies’, moet duidelijk gemaakt hebben dat zijn toekomst niet achter de microfoon lag.

Al vroeg in de jaren zestig verzeilt Page in het zogenaamde ‘sessiemuzikanten’ circuit. Een job die behoorlijk goed betaalde, zeker wanneer je regelmatig mocht opdraven in de studio’s. En vanaf het ogenblik dat producers doorhadden dat hij ‘behoorlijk’ goed was in het opvullen van gaatjes, vaak met een rhythm gitaar, werd er quasi dagelijks meerdere keren op hem beroep gedaan. Al snel maakte hij deel uit van een select groepje waartoe ook Clem Cattini, en Bobby Graham behoorden en waar ook ‘Big Jim Sullivan’ deel van uitmaakte. Een van de redenen dat men in de Londense studio’s al snel Jimmy betitelde als ‘Little Jim’, dit om hem te onderscheidden van Big Jim. Deze laatste hanteerde de gitaar op maar liefst 54 Britse nummer een hits uit de jaren zestig. Van deze heren wordt beweerd dat ze deelnamen aan duizenden sessies, waarvan ze het grootste deel zelf vergeten zijn. Of dit klopt zullen we mogelijks nog ooit kunnen lezen in Jimmy’s memoires. Reken dat ze gedurende 3 a 4 jaar dagelijks, op werkdagen alleen al ,3 sessies verzorgden dan kom je toch al snel aan plusminus 1000. De afgelopen vijftig jaar verschenen enkele verzamelplaten met zogenaamde nummers waarop Page een ‘fine young’ of ‘hip guitarslinger’ wordt genoemd. Het is intussen bekend dat de tracklistings niet voor de volle 100 procent kloppen, en dat de betrokkenen de lippen tot nu toe stijf opeen houden. Ooit was er sprake van dat Page de leadgitaar zou hebben gehanteerd op ‘You really got me’ van de Kinks. Iets wat in het verkeerde keelgat schoot bij Ray Davies, opper-Kink. Davies verklaarde later wel dat hij Page ooit in de studio had gezien. Uiteraard aangezien Jimmy talrijke sessies verzorgde voor de in Engeland vertoevende Amerikaanse producer Shel Talmy, die in die dagen zowel de Kinks als de Who onder zijn vleugels had.

Ook Wikipedia laat op dit vlak maar al te vaak steken vallen. Het heeft mij indertijd dik twee jaar gekost om enkele nitwits te overtuigen dat Jimmy Page helemaal geen gitaar speelde op ‘She’s a lady’ van ‘Tom Jones’. Zelfs de Vlaamse ‘popkenner’ Marc Brillouet bleef keihard ontkennen, door mij ‘bewijzen’ te sturen, die uiteraard gebaseerd waren op het ‘fake’ wikipedia artikel.

En dan moet je weten, dat door gewoon de achterkant van de LP She’s a Lady te bekijken iedereen kan lezen dat de gitaar bediend werd door … Big Jim Sullivan. Sullivan maakte begin jaren zeventig deel uit van de begeleidingsband van Tom Jones, tot deze verkaste naar Las Vegas. Sullivan speelde nadien nog dik 10 jaar in het orkest van…. James Last. (Hij staat op enkele lp’s op de foto met zijn dubbelneck gitaar).

Page zal sessies blijven spelen tot zelf op het ogenblik dat Led Zeppelin al bestaat. Zo beland quasi de hele Zep in een studio met PJ Proby voor de lp ‘Three week Hero’. John-Paul Jones bassist van Zeppelin en ook al met een sessiemuzikanten verleden stond voor die sessie geboekt. JPJ bracht zijn nieuwe vriendjes mee.

Tegenwoordig wordt ook vaak de LP of CD ‘Lovin’ up a Storm’ verkocht als een Jimmy Page solo album. Dat is en was het niet. Origineel ging het om een LP van Keith De Groot, ook bekend onder de naam Gerry Temple, die indertijd glansrijk flopte. (Keith De Groot zit op facebook).

Page leent ook zijn gitaar in die periode aan o.a. Donovan voor een gast solo op Sunshine Superman, iets wat hij een paar jaar geleden nog eens overdeed toen Don de gehele LP live speelde. En wie zou ‘Joe Cocker’ en ‘With a little help from my friends’ niet kennen. Ook hier gaat Page geweldig tekeer op zijn fretplank.

Page wordt overigens als vaste huisproducer aangeworven bij het Immediate label. Een label waar op het einde ook de Small faces onderdak vonden ten tijde van ‘Afterglow of your love’. Was het hier dat Page het idee kreeg om ‘Steve Marriott’ te vragen voor een nieuw project dat hij stilaan plande na het ophouden van de band de ‘Yardbirds’ waarin hij actief was. Met de ‘Yardbirds’ maakte hij slechts een plaat, nl ‘Little Games’ in 1967. Van een concert in America een jaar later werden live opnames gemaakt die echter pas zeer recent door Page werden vrijgegeven. Tegen elke bootleg van dit concert heeft hij zich steeds verzet.

In datzelfde straatje van recente uitgaven bevindt zich ook een plaat die hij samen met ‘Brian Jones’ maakte in 1967 voor de film ‘A degree of Murder’.

In ‘68 en ‘69 werkt Page mee aan respectievelijk een album van ‘The Maureeny’ (‘Wishfull Album’) en aan een album van ‘Al Stewart’, (‘Love Chronicles’), waarop ook ‘John-Paul Jones’ te horen is.

In 1971 speelt hij akoestisch op het nummer ‘Same old rock’ van het album ‘Stormcock’ van ‘Roy Harper’, zij het onder het pseudoniem ‘S. Flavius Mercurius’.

Jimmy Page de afgelopen 38 jaar.

Na Zeppelin blijft het even stil, tot we hem toch opnieuw op een podium treffen samen met een schare andere gastmuzikanten, waaronder ‘Paul Rodgers’, ter gelegenheid van het ‘ARMS’ concert dat werd gehouden om geld in het bakje te brengen ter bestrijding van Multiple Sclerosis, een ziekte waaraan ‘(Small) Faces’ gezicht ‘Ronny Lane’ leed. Van het een kwam het ander en samen met Rodgers vormde Page de band ‘The Firm’, goed voor twee albums (‘The Firm’ en ‘Mean Business’). In die dagen had Page in alle stilte thuis ook de muziek gecomponeerd voor de film ‘Deatwish II’ waarin ‘Charles Bronson’ schittert. Tijdens de tournees brengt Page vaak nummers, o.a. ‘the Chase’, uit deze soundtrack. Terug te vinden op een bootleg van goede kwaliteit van hun afscheidsconcert dat doorging in het Wembley stadium. De soundtrack van de film kan je terugvinden in twee vormen, enerzijds als de filmscore en anderzijds als een album met afzonderlijke tracks, waarvan enkele gezongen door ‘Chris Farlowe’.

Tussendoor was er heel even het ‘XYZ’ project, dat tot niets leidde. Ex-leden van ‘Yes’ en Zeppelin (‘Page’, ‘Squire’ en ‘White’) gingen al snel weer elk hun eigen weg.

En toen moet Jimmy gedacht hebben dat het stilaan tijd werd voor een soloalbum, ‘Outrider’, tot op, vandaag zijn enigste soloworp. Een plaat die net als de eerste solo uitspattingen van ‘Robert Plant’, de ex-zanger van Zep, niet door iedereen werd gesmaakt.

Gedurende de jaren 80 zien we hem af en toe opduiken bij oudgedienden zoals ‘Roy Harper’ waar hij meespeelt in 1985 op ‘Whatever happened to Jugula’. Het album in een hoes gestopt, lijkend op een pakje Rizzla sigarettenblaadjes. Enkele oud ‘Yardbirds’ leden nemen een album op onder de naam ‘Box of Frogs’ met covers die ze laten zingen door oude bekenden. Page leent zijn gitaar voor het nummer ‘Asylum’. Ook de ‘Rolling Stones’ maken na zoveel jaren gebruik van Page’s gitaar in het nummer ‘One hit to the body’ (1986). Ook ‘Robert Plant’ zet een nummer op plaat in 1988 met hulp van Page: ‘Tall cool one’ (1988).

Wat de echte fans van Page vooral betreurden was dat hij in 1993 een plaat uitbracht samen met de ‘gehate’ ex-‘Purple’ zanger ‘David Coverdale’, een regelrechte cloon van ‘Robert Plant’.

Ook ‘John-Paul Jones’ was even later (1994) niet gelukkig, toen ‘Page & Plant’ samen een akoestische set speelden voor ‘MTV Unplugged’ onder de noemer ‘Unledded’. Er volgden enkele tournees, en er kwam zelfs een plaat in 1998: ‘Walking into Clarksdale’. ‘Page & Plant’ deden in die tijd ook ‘Flanders Expo’ aan.

Wat velen hadden gehoopt bleef uit. Dit mondde niet uit in een Zeppelin reünie.

In 2000 had Page nieuwe vriendjes gevonden in de ‘Black Crowes’, waarmee hij optrad in de ‘Greek Theatre’. Uitgebracht als dubbel album ‘Live at the Greek’.

Toen ‘Puff Daddy’ hem vroeg om een sample te mogen gebruiken uit het uit 1975 stammende ‘Kashmir’ pakte Page zijn gitaar en ging hij de gitaarstukken zelf inspelen. Zo zit hij nu eenmaal in elkaar.

Over het concert in 2007 en de daaruit voortgekomen live plaat en DVD hebben we het al uitgebreid gehad.

Er werd nadien zelfs gerepeteerd met een mogelijke vervanger voor ‘Robert Plant’, maar alweer liep dit met een sisser af. ‘Jimmy Page’ is naderhand gaan beseffen dat Led Zeppelin as such nu wel echt voorbij is. Hij legt zich tegenwoordig vooral toe op het conserveren van het nagelaten erfgoed van Led Zeppelin, af en toe gestoord door geklop en gehamer bij zijn buur ‘Robby Williams’, die kost wat kost een zwembad wil neerpoten naast de tuin van Jimmy.

In 2012 verscheen na een halve eeuw ‘Lucifer Rising’, een soundtrack die indertijd nooit afgeraakt was.

Van de 2500 exemplaren van zijn eigen geschreven biografie in 2010 was hij binnen de paar minuten verlost.

Proficiat Jimmy Page met je 75 jaren op de teller.



Robert Plant wordt 70.

Classic rock Posted on 20 aug, 2018 21:49

Robert Anthony Plant CBE (born 20 August 1948) is an English singer, songwriter, and musician, best known as the lead singer and lyricist of the rock band Led Zeppelin ….. lezen wij op Wikipedia. Een overzicht.

Robert Plant heeft de kaap van zeventig jaren gerond.

De jonge god is veranderd in een oude knuffelbeer. Van een zekere episode in zijn jeugd wil hij liever niet te veel meer horen. Hij bepaalt zelf wel, waar en wanneer hij zich nog eens bukt, een parel opraapt, bewonderend bekijkt, en deze bezingt.

Over enkele weken zal het vijftig jaar geleden zijn, dat hij een beslissing nam die zijn leven overhoop gooide, en die hem in een tien jaar durende mallemolen deed belanden. Wij weten nu, dat hij slechts “derde” keus was. Page had zijn oog laten vallen op Steve Marriott de zanger van de Small Faces, om te fungeren in zijn vernieuwde Yardbirds groepje. Mariott’s manager (de papa van Sharon Osborne) sprak echter klare taal, en liet Page verstaan, dat je met gebroken vingers niet al te best gitaar kunt spelen. Keuze nummer twee , Terry Reid, was een blitscarriere beloofd door manager Micky Most, en gaf daarom ook al niet thuis. Hij kende wel een jongeman uit de ‘Brum’ regio, die hij een paar keer had horen zingen in de band van Alexis Korner. Achter diezelfde microfoon had enkele jaren eerder nog ene Michael Jagger gestaan, en die was toch goed terecht gekomen, moet Page gedacht hebben toen hij en manager Peter Grant contact opnamen met Robert Plant.

Hert mag een mirakel heten dat de al vijf jaar aan de weg timmerende Rob Plant inging op het verzoek. De Yardbirds hun beste prestaties lagen al enkele jaren achter hen. Hitsingles bleven uit, en hun laatste album verkocht ook voor geen meter. Page had echter bandleden nodig om nog wat bestaande contracten af te werken. Of hij toen al onmiddellijk aan Plant vertelde wat zijn plannen waren lezen we binnenkort misschien wel in een interview naar aanleiding van deze verjaardag (als die er al komt). Een reünie zit er voorlopig niet in, of het zou moeten ergens in een hutje in de Welshe bergen zijn.

Het is bekend dat Plant als drummer zijn goede vriend John Bonham naar voren schoof, en de rest is geschiedenis.

Ik neem hier een gedeelte over uit een eerder verschenen stuk over RP.

Robert Plant beleefde als Percy het engelachtig opperwezen, tussen 68 en 80 zijn carrière hoogtepunt, dansend over vnl. Amerikaanse podia, zwaaiend met de ‘Hammer of the Gods’. Maar niet enkel succes werd zijn deel, ook heel wat miserie daalde over hem heen, bij zoverre zelfs dat men stilaan begin te spreken over een vloek die over LZ heerste. Een vloek die teweeg zou gebracht zijn door Jimmy Page’s verering van het occulte, en zijn aanbidding van Alistair Crowley, van wie hij overigens een vroegere huis (Boleskin House) in Schotland kocht. Bollocks natuurlijk, maar Plant was na 75 toch nooit meer dezelfde jonge oppergod.

Omdat de Britse taxatiedienst in 1975 op het punt stond de LZ taart behoorlijk af te romen, besloot het vijftal (Peter Grant mag gerust de vijfde LZ-Beatle genoemd worden), een jaar lang Britse bodem te vermijden en te gaan reizen. Ergens in Griekenland raakten Robert en zijn eega Maureen betrokken in een zwaar auto-ongeval wat hem nagenoeg voor een hele tijd in een rolstoel en vervolgens op krukken deed belanden.

Tijdens een van de volgende tournees in de VS kreeg hij het onheilsbericht dat zijn zoontje Karac getroffen was door een zwaar virus. Het kind overleed amper enkele uren later. Led Zeppelin lag in die tweede helft van de seventies op apegapen.

Plant vloog onmiddellijk naar huis, en de toernee werd stopgezet. Noch Jones, noch Page waren op de begrafenis aanwezig. Het was een periode waarin Jimmy Page flirtte met sister heroïne. Plant maakte geen aanstalten om terug te eren naar Londen naar de andere leden van de band. Integendeel hij begon na een tijd af en toe in de Midlands op te treden in kleine gelegenheden met lokale bands. Iets wat hij tot op vandaag nog af en toe doet. Wij ontmoetten vorig jaar nog iemand in Kidderminster, die ons dit bevestigd. Op een keer in een wijnbar waar het toilet zich ergens boven bevond, en hij aan een van de klanten vroeg, hoe jij daar kon geraken, kreeg hij als antwoord: ‘Just take the stairway to heaven Robert’. Het leek wel alsof Led Zeppelin voor hem stilaan een afgesloten hoofdstuk aan het worden was. Een attitude die Page nooit zal kennen.

Maar Peter Grant, wist dat hij een gouden racepaard bezat, met vier jockeys, en dat het paard, het nooit zou overleven met andere berijders. Robert Plant keerde dan ook terug naar de stal, waarna ze samen nog twee platen maakten, niet van hun beste, maar platen die ondanks het punkgeweld uit die tijd een miljoenenverkoop haalden. Er is niet voor niets een managementprijs genoemd naar Peter Grant.

Het definitieve einde van Led Zeppelin diende zich aan met de dood van John Bonham. Zonder onze vriend kunnen wij niet verder.

Hert werd voor een hele tijd stil, en daar hadden zowel Jimmy als Robert voor een groot stuk zelf de hand in. Van Page verscheen slechts een soloplaat. Daarnaast bracht hij nog twee platen uit samen met Paul Rodgers in een band die ze The Firm hadden gedoopt. Goede platen, maar geen hoogvliegers. En Page vloekte nog meer tegen zijn fans door in zee te gaan met David Coverdale, een zanger waarvan elke fan vond dat het een goedkope niet geslaagde copie was van Robert Plant.

Maar ook Plant zelf schopte de fans tegen de schenen door in de jaren tachtig drie platen te maken, waarop hij zijn verleden afzwoer, en zich op typische jaren tachtig bijna synthpop bekeerde. Een McCartney-aanse misstap, die ook Paul zetten 10 jaar eerder toen hij via Wings Wildlife wilde breken met zijn verleden.

En…. ook wij haakten af, en wel twintig jaar lang. Fout uiteraard, want daardoor misten wij de passages in Gent van Page & Plant. MTV was niet aan ons besteed. Unledded, de ‘unplugged’ Page en Plant plaat werd niet de hemel in geprezen door de lokale muziekpers (lees Humo).

Een hernieuwde kennismaking.

Rond de eeuwwisseling, op een winterse avond na een troosteloze werkdag, liepen wij een kleine tweedehands CD-zaak binnen, een paar huizen verder dan WHSmith, op de Brusselse Adolphe Maxlaan. Bij het fileren van de verschillende CD rekken stootten wij op ’Dreamland’ van Robert Plant. Een hoesje dat wel aansprak en enkele titels, Morning dew, Song to the Siren en Hey Joe die ons afspraken en ons helemaal over de streep trokken om het op de prijssticker aangebrachte bedrag op te hoesten.

Nog diezelfde avond hebben wij Robert Plant opnieuw op zijn voetstuk geplaatst waar hij al die tijd thuishoorde.

Plant staat intussen in onze top vijf van meest bijgewoonde concerten (drie maal solo, een keer samen met Krauss, en twee keer met Zep), naast Neil Young, de Rolling Stones, Springsteen, McCartney en Roderick Stewart, en uiteraard Irish Coffee. Yoko Ono, met een concert, haalde helaas onze top vijf net niet.

Plant konden we op de Lokerse feesten in totaal drie keer aan het werk zien. Niet slecht, voor een lokaal festivalletje. Recent vertelde een van de organisatoren nog voor een lokaal tv-journaal hoe Plant die eerste keer, nu al zestien jaar geleden zijn concert onderbrak voor het afsluitend kermisvuurwerk, rustig vooraan op het podium plaatsnam, de benen bengelend over de podiumrand, genietend van een feeëriek spektakel met hoog in de lucht uiteen spattende vuurbollen.

Plant’s jeugdjaren

Wie zich wil verdiepen in de prehistorie van Plant, en toch ergens moet beginnen, raden we de albums ‘66 to Timbuktu’ en ‘Dreamland’ aan. De titel alleen al van de dubbele overzicht CD 66 to Timbuktu, vertelt het verhaal. Van een eerste (geflopt) singletje in 1966 tot een optreden in het HL van Pluto, in dit geval Timboektoe, ergens in Afrika. De CD had net zo goed ‘From Kidderminster to Timbuktu’ kunnen heten, of ’My best songs between 66 and 99’.

Plant was een jochie uit de buurt van Kidderminster in de Britse MIdlands, niet zo ver van Birmingham, en Wolverhampton. Een streek waar wel meerdere bands hun oorsprong hadden. Er bestond zelfs naar analogie met Merseybeat een naam voor: Brumbeat. (Brum is hoe de lokale mensen Birmingham noemen). Enkele bands hadden het zelfs in de sixties tot in de hitparades geschopt: Spencer Davis Group met Steve Winwood, de Move, de Moody Blues. Anderen zoals de Inbetweens (het latere Slade) timmerden een stuk langer aan de weg. Plant en zanger Noddy Holder waren overigens goed bevriend in die dagen. De ‘Band of Joy waar Plant en ook Bonham deel van uitmaakten mocht nooit van het succes proeven. Robert Plant slaagde er wel in om enkele niet onaardige singles (via CBS) uit te brengen, onder eigen naam of met de band Listen. Beide zijn terug te vinden op 66 to Timbuktu. Nummers die nu doorgaan voor wat we Northern Soul zijn gaan noemen. Maar zoals zovele andere, nu te verzamelen kleinoden, vielen ze niet op. Van de eerste singels van Bowie en Rod Stewart, kan je precies hetzelfde zeggen.

De dubbelaar bevat op de eerste CD nummers uit de eerste acht albums van Plant’s solo oeuvre.

De tweede CD is gevonden vreten voor Plant liefhebbers, want hierop staan diverse outtakes, demo’s en niet meer te vinden nummers die ooit verschenen voor Plant bij Zep terechtkwam.

‘You’d better Run’ stamt uit 1966 toen Plant in de band Listen zat. Het jaar daarop volgde ‘Our Song’ een vertaling van een Italiaans nummer: ‘La Musica è Finita’. Een mooie slow die het zeker hier en daar goed zal gedaan hebben bij de openingsdans op een of ander huwelijksfeest.

In de volgende nummers (demo’s opgenomen door de Band of Joy) wordt er nog meer gecovered, zij het wel van bekendere artiesten. Het overbekende ‘Hey Joe’ van Billy Roberts, dat naar de eeuwigheid werd geleid door Jimi Hendrix lijkt hier meer op de Amerikaanse punkversie van de Leaves. De tweede demo geschreven door Stephen Stills, is het overbekende ’For what it’s worth’ van Buffalo Springfield.

‘Operator’, dateert uit zijn dagen met Alexis Korner. En uiteraard staan er een aantal nummers op waarop Page de gitaar hanteert: “Tall Cool One”, Sea of Love, de hit van de Honeydrippers, Heaven Knows’ en ‘Rude World’.

Na Zeppelin.

Robert Plant zal gedurende zijn hele verdere carrière regelmatig terug grijpen naar aparte dingen waarin hij schittert. Bijvoorbeeld al heel vroeg in de jaren tachtig met de Honeydrippers Vol 1 (er moet nog altijd een vervolg komen), een must, waarop hij oude nummers aanpakt, en waar zelfs Page en Jeff Beck even mee aantreden. Het uitstapje met Allison Kraus levert hem een Grammy Award op.

Wat hem nog het dichtste bij Zeppelin bracht was de periode Page-Plant ten tijde van de de MTV unplugged concerten. ‘Walking into Clarksdale’ blijft een erg onderschatte plaat.

Het opnieuw de baan op trekken met oud bandleden van de Band of Joy moet hem zeker deugd gedaan hebben. Plant blijft gelukkig een entertainer die niet enkel nieuwe songs baart, maar die ze ook nog steeds graag live brengt, en vooral dan in kleinere locaties zoals ons eigenste Lokeren.

Zijn recentste platen, vanaf 2000, zijn bijna als een geheel te beschouwen en daar zijn de Sensational Space Shifters niet vreemd aan. Plant laat ook duidelijk verstaan dat hij blijft geloven in een versmelting van Keltische muziek, oosterse klanken, rock en blues. Het is precies die mengeling die leidt tot een unieke ‘Plantsound’. Hij schuwt niet langer meer zijn verleden. Het mag al eens klinken zoals ten tijde van LZ, en live sijpelen gelukkig ook regelmatig oude songs door naar de playlist.

De huidige Sensational Space Shifters is een samenraapsel van topmuzikanten die de laatste 25 jaar her en der hun sporen verdienden. Neem nu Liam ‘Skin’ Tyson de gitarist van Cast, die samen met John Power van de La’s (There she goes) indertijd bij Cast zorgde voor drie heerlijke platen, helemaal in de sixties-who stijl.

Een ding mag duidelijk zijn, Plant omarmt zijn Zep-verleden met liefde. Hij verbreedt het, voegt er een dimensie aan toe, en houdt de toorts brandend, op een voorlopig andere manier dan wat zijn kompaan Page doet, bij het remasteren van de echte canon van Led Zeppelin.

Maar…. wij merkten tijden de Zeppelin reünie in de Londense O2 al dat hij constant hete thee dronk, om zijn stem op peil te houden. We kunnen er van op aan dat hij nooit meer Whole lotta love zal zingen zoals het50 jaar geleden klonk. De man is zeventig.

Wij wensen hem proficiat voor deze mijlpaal in zijn leven, en hopen dat er nog vele schitterende schijven, en dito optredens mogen volgen.

Volg Robbert Plant op: HTTP://www.robertplant.com

Meer info op Sadeler’s Blogsite.

http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=130 Vers ‘gePlant’ te Lokeren.

http://iloapp.sadeler.be/blog/blog?Home&post=174 Plant een recensie.



1967: Summer of Love

Classic rock Posted on 03 nov, 2017 12:27


In 1967, was ik veertien, of vijftien naargelang je het bekijkt in de lente of later in de zomer. Het was een jaar dat voor eeuwig genoteerd staat als het jaar van “de summer of love”. De zomer waarin het geluid van de radio piraten uit nagenoeg elke transistor radio schalde.

Iedereen kent het; iedereen herinnert zich wel een speciaal jaar met een speciale zomer uit zijn of haar jeugd doorgaans beter dan de jaren ervoor of er na. Het zit hem in de leeftijd, waarop je je van een aantal dingen plots bewuster wordt. Meisjes, een andere school, cafés en dancings, of luisteren naar een nieuw geluid, dat al het vorige in de schaduw stelt: Pink Floyd, Cream, Jimmy Hendrix.

Veertien en een kind nog. Vijftien en al een puber. Kieckens ontdekken, plaatjes kopen, muziekblaadjes verslinden. Voor het eerst een vakantiejob, wat later bleek een echte klotejob te zijn. De zondagsschool frequenteren voor een taalbad, maar eigenlijk meer om samen met meisjes in de klas te zitten. Athenea zoals KAA (de Koninklijke Apen Academie, ofte Koninklijk Atheneum Aalst) waren toen nog ‘ongerokt’.

De lessen van de ‘Zwing’, ‘de Sooi’, ‘de Kiek’, ‘de Miss’ en de ‘Koperen’ lagen achter ons. En de lessen van de ‘Slasj’, ‘de Spek’. ‘de Vogel’ en nog een paar anderen trotseren zag ik niet zitten. Tijd dus om andere oorden op te zoeken.


Een muzikale zomer.


1967, het is intussen herfst geworden, maar de Summer of Love wil vooralsnog niet echt wijken. En dat was precies zo in 1967. In oktober hoorden we nog dagelijks op de radio ‘Excerpt from a Teenage Opera’, ‘San Fransisco’, ‘All You Need is Love’, ‘We love you’ of ‘Blommenkinders’ van Armand.

1967 was het jaar van ‘A whiter shade of Pale’, ‘Groovin” en ‘Pleasant Valley Sunday’ van de ‘Monkees’, om slechts enkele hits te noemen. ‘Be sure to wear some flowers in your hair’, geschreven door ‘John Phillips’ van de ‘Mama’s en de Papa’s’, en gezongen door one-hit wonder ‘Scott McKenzie’ werd de soundtrack van onze zomer. Het jaar waarin ‘Gaston’ in het frans schreeuwde dat er ‘Téléphone’ was, en dat er ‘personne’ de moeite nam om deze te beantwoorden. Het jaar waarin de eerste carnavalshit verscheen in Aalst: ‘Oilsjteneers Zemmen’ waarin we leren dat de blauwe zone zijn intrede deed, burgemeesters plots op een minifiets rijden, en dat je van jicht af kan raken door een bracelet te dragen.

In de top 40 van 7 oktober 1967 werden de eerste 6 plaatsen ingenomen door:

1 Excerpt from a teenage opera – Keith West

2 We love you – De Rolling Stones

3 Ithyco Parc – De Small Faces

4 Time seller – de Spencer Davis Group

5 San Fransisco – Scott McKenzie

6 San Fransiscan Nights – Eric Burdon en de Animals

In de lagere regionen komen we verder nog tegen:

19 Hole in my shoe – Traffic

25 Pick-Nick – Boudewijn De Groot

29 Blommenkinders – Armand

32 All you need is love – De Beatles

34 Flowers in the rain – De Move

En toch was 1967 ook het jaar van de geboorte van de meer progressieve rock met nummers als ‘Arnold Layne’ van toen nog ‘The Pink Floyd’, ‘White Rabbit’ van ‘Jefferson Airplane’, ‘Paper Sun’ en ‘A hole in my Shoe’ van ‘Traffic’.

Het jaar waarin op het ‘Monterey popfestival’ de muziek klonk als nooit tevoren. ‘Burdon’ bezong het eerste echte popconcert van betekenis: Monterey.(*) Alles moest nog uitgevonden worden. De ‘Animals’ werden na het vertrek van ‘Alan Price’ omgevormd tot ‘New Animals’ en leadzanger ‘Eric Burdon’ trok met de band naar Monterey in Amerika, niet enkel om er over te zingen maar ook om er op te treden. Terloops liet hij ons kennismaken met ‘San Fransiscan Nights’. Daar was het dat de Amerikanen voor het eerste echt ‘Jimi Hendrix’ aanbaden, die voor hun ogen zijn gitaar in brand stak, waarmee hij het optreden van de ‘Who’, dat steevast eindigde in chaos, inclusief kapot geslagen gitaren, overklaste. De naar Engeland uitgeweken ‘Jimi Hendrix’ beleefde er zijn hoogdagen en genoot duidelijk van de erkenning na jaren van aanmodderen in de States.

Een uitgeweken Welshman, ‘John Cale’, schrijft samen met een uitgeweken Duitse, ‘Nico’, en wat Amerikanen, ‘Lou Reed’ en ‘Andy Warhol’, geschiedenis door een plaat uit te brengen met een hoes waarop slechts een banaan staat afgebeeld. Geloof me vrij, niemand, maar dan ook niemand had bij ons in 1967 oog voor deze mijlpaal. Onze bekendste plaatjesdraaier uit die tijd, ‘Zaki’, probeerde ons op woensdagnamiddag in ‘Rudi’s Club’ te verleiden om naar ‘Arthur Conley’ en ‘Wilson Pickett’ te luisteren.

Nooit meer oorlog, bloemen in je haar en mediteren. Tijdens de Summer of Love in 1967 kon je niet naast TM (Transcendental Meditation) en het erbij horende yoga kijken. Het lijkt nu haast onvoorstelbaar dat dit toen kon. Jassen, parka’s uit omgekeerd schapenvel, bloemetjesjurken, een opkomende wiet en acid cultuur. Het leverde mooie muziek op en zette een aantal Amerikaanse West-coast bands voorgoed op de kaart. ‘Greatfull Dead’, de ‘Doors’, ‘Buffalo Springfield’, de ‘MC5’, enz…

‘Phil Bloom’ die zich op de Nederlandse TV in het programma ‘Hoepla’ van haar “tepelste” kanten liet bewonderen. Helaas werd het door ‘Joost Den Draayer’ (van de Veronica top 40) gepresenteerde jongerenprogramma van de VPRO, onmiddellijk afgevoerd. De VPRO had toen helaas nog leden, die zich achter de naam van de omroep schaarden (Vrije Protestantse Radio Omroep), en die in die dagen vooral woest in hun pen waren geklommen. Phil Bloom op Pinterest.

Engeland:

In Engeland verschenen een rist tijdsgebonden platen. ‘Tomorrow’ de groep met ‘Keith West’ bezong de Amsterdamse witte fietsen in ‘My white bycicle’. Zelf werd Keith wereldberoemd met dat ene nummer uit ‘A teenage Opera’. Een project (rockopera?) van ‘Mark Wirtz’ dat nooit werd afgewerkt. De titel was dus zeer goed gekozen. En wie niet zo’n geheugen h’eft voor lange titels, die zal zich zeker het kinderkoortje herinneren dat het over ‘Grocer Jack’ had. ‘Traffic’, een van de eerste supergroepen in Engeland met oud-leden uit diverse bands uit de omgeving van Birmingham bezongen een gat in hun schoenen en keken naar papieren zonnen. In hun midden bevond zich een van de belangrijkste Britse aanstormende muzikanten. ‘Steve Winwood’ was toen amper 17 en toch reeds ‘ex-Spencer Davis Group’, Ook al uit Birmingham. ‘The Move’, de band van ‘Ace Kefford’ en ‘Bev Bevan’, waar ‘Carl Wayne’ de zang waarnam en ‘Roy Wood’ als bekendste naam uit voortkwam bezongen bloemen in de regen, en bovendien hoorden zij terloops gezegd ook het gras groeien…. Om maar te zeggen: ‘Sgt. Pepper’ de plaat die op 1 juni werd uitgebracht door de ‘Beatles’ had duidelijk zijn werk gedaan en sporen nagelaten. Zelfs de uit blues geboren ‘Rolling Stones’ vonden dat zij niet langer konden toekijken en berichten over wat zich tweeduizend lichtjaren van hier afspeelde, terwijl ze hun bewondering uitdrukten voor een meisje dat op een regenboog leek. De ‘Stones’ waren in die zomer ook de eerste band die geklist werd voor het bezit van drugs en die het kon gaan uitleggen voor de rechtbank. ‘Keith en Mick’ werden vrijgesproken. ‘Brian Jones’ oprichter van de band zat dieper in de sh… waaruit hij nooit meer echt zou wegkomen. De andere twee Stones, ‘Charly en Bill’ zaten veilig thuis, achter de stoof bij hun respectievelijke echtgenotes.

Het leverde wel een door de ‘Who’ opgenomen cover van ‘The Last time’ op. (Trouwens in een nacht opgenomen). En om de ‘Beatles’ van antwoord te dienen brachten de Stones zelf heel snel ‘We love you’ uit, waarop tal van andere muzikanten, waaronder enkele ‘Beatles’ meezongen. Bij de aanvang van het nummer hoor je gevangenisdeuren dichtslaan over de tonen heen van het pianootje van sessiemuzikant ‘Nicky Hopkins’. Dezelfde sessiemuzikant die samen met ‘John-Paul Jones’ (later ‘Led Zeppelin’ bassist) van ‘She’s a rainbow’ een topnummer maakt.

Over Offshore radio hadden we het in een vorig artikel. Offshore omdat het vnl in Engeland ging, op een enkele uitzondering na, om omgebouwde schepen die voor anker lagen, net buiten de territoriale wateren. De monding van de Theems, of de buurt van het eiland Man waren de locaties waar de schepen van ‘Big L (Radio London)’, ‘Caroline South en North’ voor anker lagen. ‘Radio City’ nestelde zich in een oud, op palen staand, fort in de monding van de Theems. Het was de tijd waarin men zelfs bij ons dacht dat het eenvoudig was om een graantje mee te pikken van dit fenomeen via het helaas mislukte project van ‘Radio Uilenspiegel’.

Zenders die zich schikten noch naar het gebod van God, noch naar de wetten van de regering van het Verenigd Koninkrijk, die alles in het werk stelde om een einde te stellen aan deze piraterij. En dat lukte ze nog ook, op 14 augustus van dat jaar, nadat ze besloten hadden om een alternatief te bieden (zonder reclame) door een kanaal bij te creëren op de BBC Radio. Radio One zag het levenslicht op 1 september van datzelfde jaar.

Nederland had uiteraard ‘Radio Veronica’, tot dan toe een familiezender, met “presentatoren” als ‘Stan Haag’ en ‘Cowboy Gerard (de Vries)’.

Nog in de zomer van 67 startte ‘Radio 227’, in het Nederlands, vanop het schip waarop ook al ‘Britain Radio’ en ‘Radio England’ uitzonden. Het feest duurde maar enkele maanden, want op 14 augustus schikte de directie van Radio England zich naar de wet, en schip en apparatuur waren niet meer voorhanden voor radio 227. Radio 227 was gehuisvest op een Brits schip, en het station verdween dus figuurlijk mee in de golven. Het was in die korte tijd dat we ‘Lex Harding’ voor het eerst te horen kregen, en dat was verdomd verfrissend.

‘Tom Collins’ en ‘Lex Harding’ zitten binnen de kortste keren achter een microfoon in Hilversum te verkondigen dat zij nu op zee zitten bij Veronica, en hertekenen mee het zendschema van het wat oubollige radiostation. Vooral Lex Harding laat het station meer swingen en zorgt er voor dat de Summer of Love hits blijven komen.

Na 15 augustus zat er voor ons niks anders op dan afstemmen op de enige overgebleven piraat die moeizaam doorzette: ‘Radio Caroline rules the waves’ klonk het, toch tot begin februari van 68, toen het schip ‘Mi Amigo’ aan de grond liep. Maar Caroline bleef af en aan terugkomen, tot zelfs vandaag de dag, zei het via het Internet. En juist ja, het schip Mi Amigo zal later terecht komen bij koekjesbakker ‘Sylvain Tack’ uit Huizingen of was het Buizingen?

Het vrijgevochten radio Caroline deinsde er niet voor terug om bepaalde platen meer te draaien dan andere, tot dit zelfs bepaalde disk jockeys de strot uitkwam. ‘Ronan O’Rahilly’, de Ierse baas van Caroline had nauwe banden met het platenlabel ‘Major Minor’, waarop de eerste drie platen van ‘David McWilliams’ uitkwamen. Men probeerde ons wijs te maken dat ‘McWiliams’ de nieuwe ‘Dylan’, ‘Donovan’ of zo was, waar we niet omheen konden, maar het pakte anders uit. De man zijn ‘Days of Perly Spencer’ werd een superhit op het continent, maar in Engeland bakte de vis niet. Evenzo verliep het de ‘Equals’ waarvan men de eerste lp iets teveel plugde. ‘Baby come back’ was enkel bij ons een hit en pas een jaar later brak het potten in Engeland. Wat ons er toe aanzet te denken, dat die piraten stations zeer goed in de markt lagen bij jonge gasten zoals wijzelf, die nog te jong waren om veel geld te spenderen aan het platen materiaal dat zij ons serveerden.

Vlaanderen en Nederland:

Maar…. hoe zat het eigenlijk met die fameuze Summer of Love bij ons in Vlaanderen? Het antwoord moeten we grotendeels schuldig blijven. In 1967 verschijnt een plaat van Miek en Roel + Roland, maar het duurt nog drie jaar eer ze bloemetjesgewijs afgebeeld staan op een lp-hoes. Uit hun muziek viel het ook al niet af te leiden: ‘Wie wil horen, al van ene jonge smid’ klonk het nog in 1967. Muzikaal, cultureel keken de jongeren langs de piraten schepen op de Noordzee heen naar wat er in Londen gebeurde. Daar scheen alles zich af te spelen in Carnaby Street in het Soho district. Londen, waar Jimi Hendrix was neergestreken vanuit Amerika, en waar de Beatles op tv zongen, in een wereldwijd overgenomen uitzending van Our World dat all wat je nodig hebt liefde is: ‘All you need is love’.

Met wat vertraging sijpelde een en ander door via Nederland. Over de witte fietsen van de Amsterdamse provo’s hadden we het reeds. En er was natuurlijk ‘Herman van Loenhout’, die zijn haar in de rode hennep doopte en voor de rest van zijn leven een hippie bleef en door het leven ging als ‘Armand’. ‘Blommenkinders leg die stiletto’s weg’. Veel duidelijker kon je het niet zeggen. Armand was begonnen met hippe singeltjes als ‘Ben ik te min’ en ‘Een van hen ben ik’, waarin hij al tegen de schenen van de rijkere bourgeois mensen schopte. In de jaren zeventig maakte hij nog verschillende albums die hij overigens uitbracht op het label van ‘Johnny Hoes’, en waarop hij zich liet begeleiden door de toen nog onbekende groep ‘Normaal’ uit de Achterhoek. Ook toen bleef hij zijn idealen trouw met nummers als ‘De bloemen groeien metershoog’, ‘Ik heb het gevonden’, en ‘De Nederlander is een meelzak’.

Toch slaagde een duo uit Nederland er in om door te dringen tot het wereldje van Carnaby Street, en zijn fervente aanhangers. ‘Simon Posthuma en Marijke Koger’ die later onder de naam ‘Seemon & Marijke’ nog singeltjes op de markt zullen brengen, maakten toen deel uit van het kunstenaarscollectief ‘The Fool’. In zoverre zelf dat zij een ontwerp voor Sgt Pepper maakten, wat enkel in het begin gebruikt werd voor de eerste binnenhoezen van Pepper. Later zullen zij de Rolls Royce van Lennon en de Appleboetiek van de Beatles versieren met hun ontwerpen.

Ook in Nederland zelf komen we ze tegen. ‘Boudewijn De Groot’ en ‘Lennart Nijgh’ maakten in de sixties twee hippieplaten. In 1967 verschijnt net nog ‘Pick-Nick’ en in het jaar daarop verschijnt de heksensabbat plaat ‘Nacht en Ontij’. Het is de zeer kleurrijke hoes van Pick-Nick die van de hand van The Fool is. Een plaat die zoals zovele platen van Boudewijn De Groot beluisterbaar blijft. De Groot had zichzelf en tekstdichter Lennart Nijgh een jaar eerder op de kaart gezet met het album ‘Voor de Overlevenden’. Een plaat die je zou kunnen bestempelen als hun ‘Revolver’ (meesterwerk van de Beatles). Het album ‘Voor de overlevenden’ mag dan hier te lande bekend staan als ‘kleinkunst’, het was zeker geen kleine kunst. ‘Testament’, ‘Verdronken Vlinder’, het blijven overbekende parels, oorwurmen die zich in ons hoofd nestelden.

De Groot zal na ‘Nacht en Ontij’ helemaal de richting rock evolueren, zelfs overschakelen naar het Engels met de groep ‘The Tower’, waar hij gewoon een onderdeel van zal worden. Helaas loopt dat avontuur niet zo goed, en Boudewijn zijn carriere staat plots on hold voor een drietal jaar. Het is pas met ‘Jimmy’, ‘hoe sterk is de eenzame fietser’, dat er een nieuwe Boudewijn De Groot opstaat die in tegenstelling tot Armand, helemaal niet zal “blijven hangen aan de sixties”.

Pick-Nick met nummers als ‘Eva’ en het op single uitgebrachte, in duet met Elly Nieman gezongen, ‘Meester Prikkebeen’ lieten ons kennismaken met wat later klassieke songs zullen worden.

Naar analogie met de Engelse band Traffic, die een plaat maakten terwijl ze op het platteland woonden, trokken de jongens van ‘Cuby & the Blizzards’ zich terug in een oude schuur in ‘Grollo’ om er de plaat ‘Groeten uit Grollo’ te maken.

In september/oktober van 1967 bulkt het in de de top 40 van nazomerse geluiden.

Andere nederlandse Summer of Love muziek situeerde zich eerder binnen de doorsnee top 40 regionen. ‘De Shoes’ namen ‘Farewell in the rain’ op, de ‘Outsiders’ verblijden ons met ‘Summer is here’ en ‘After Tea’ deed hetzelfde met ‘After Tea’ en ‘Not just a flower in your hair’. Zij maakten in 1967 in Nederland het mooie weer uit. Eerder gemodelleerd op wat zich ook in Engeland voltrok, toen studiomuzikanten zich vermomden tot Flowerpotmen en ‘Let’s go to San Fransisco’ en ‘A walk in the sky’ opnamen.

1967, het jaar waarin het meisje in het blauw voor het eerst verscheen en andere meisjes zich als Elvis-idool uitten. Waarin we fietsten naar Hofstade-bad bij Mechelen, een afstand van heen en terug 100 km. De zomer waarin we vliegtuigen spotten in de lucht. 1967 toen we uitrekenden hou oud we zouden zijn in het magische jaar 2000. Het jaar waarin buurman Frans vertelde dat hij de straten van Bazel had gekasseid, en wij ontdekten dat er dus toch meer dan een koe bestaat die Blaar heet, althans volgens een oud gezegde. 1967 het jaar waarin buurvrouw Lisa de dagen overbrugde op een doos poeders van het Wit Kruis. 1967 een tijd van onbezonnen fietsen door de tijd, een verhaal dat om een vervolg vraagt.

Om te eindigen een greep uit het betere “hitwerk” van 1967

The Monkees – Alternate Title

The Monkees – Pleasant valley Sunday

Keith West & Tomorrow – Excerpt from a teenage opera

Traffic – Paper Sun

Traffic – Hole in my shoe

The Young Rascals – Groovin’

The Gibsons – The Magic book

The Rolling Stones – We love you

Eric Burdon & the Animals – San Fransiscan Nights

Eric Burdon & the Animals – Monterey

The Spencer Davis Group – Time

Jeff Beck – Beck’s Bolero / Hi ho silverlining

Van Morrison – Spanish Rose

The Royal Guardsmen – The Airplane Song

The Hollies – King Midas in reverse

Donovan – There’s a mountain

The Attack – Created by Clive

Buffalo Springfield – Mr Soul

Robert Plant – Our song

The Bee Gees – The New York Mining disaster 1941

The Troggs – Night of the long grass

The Move – Flowers in the rain

The Move – I can hear the grass grow

Paul Jones – High time

The Small Faces – Itchycoo Parc

The Kinks – Waterloo Sunset

The Who – I can see for miles

Pink Floyd – See Emily play

Procol Harum – Homburg

David McWilliams – Harlem lady / Days of Perly Spencer

The Equals – Give love a try

The Beatles – All you need is love

The Who – The Last time

Cream – Strange brew

The Jimi Hendrix Experience – Burning of the midnight lamp

(*) Over festivals in 1967 later meer.



Bangor en de Beatles. 50 jaar geleden.

Classic rock Posted on 28 aug, 2017 23:30

Bangor, ergens in Noord Wales.

Precies vijftig jaar geleden op 23 augustus namen de Beatles, na een jaar voor het eerst weer, alle vier tezamen in Londen de trein naar Bangor bijna an het einde van de wereld in Noord-Wales. Ik herinner mij nog goed de nieuwsberichten over deze uitstap. Alleen dachten wij dat Bangor een of andere negorij was in Indië (*). De Beatles waren met Harrison voorop zich plots gaan interesseren aan Indische muziek (sitar) en aan meditatie.

De maharashi die transcendente meditatie predikte werd al enkele jaren steevast uitgenodigd aan het Coleg Normal, wat nu deel uitmaakt van de Bangor universiteit. Patti, de vrouw van George Harrison zag op een poster dat er in Londen een voordracht was, en vertelde dit door aan haar man, wat er toe leidde dat George en de andere drie aanwezig waren bij die voordracht. De Maharashi die, meer dan waarschijnlijk wat westerse publiciteit kon gebruiken nodigde de heren uit naar Bangor te komen om meer te vernemen over TM (Transcendental Meditation). Iets waar ze gretig op ingingen. Overigens zal Patti later nog bezongen worden door Harrisons vriend Eric Clapton in het lied Layla. Hij was in alle stilte smoorverliefd op haar. Later eenmaal de b(r)ui(d)t binnen is hij er nooit echt gelukkig mee geworden, wat een ander verhaal is.

Een aankomende Engelse journalist neemt in Chester dezelfde trein, verzwijgt dat hij journalist !n spe is en slaagt er in hen te intervieuwen, zijn verhaal te verkopen, en zijn carrière op de rails te zetten.

Brian Epstein hun manager, die hen doorgaans vergezelde zou later, op maandag, eveneens participeren in Bangor, maar zover kwam het nooit.

De bezoeker (en zeker de Beatlesfanatici) in Bangor moet weten dat het Normal College intussen is opgenomen in de Universiteit van Bangor en dat het nu gekend is als het Management gebouw. 15 jaar geleden bij de 35e herdenking werd er binnenin een plakkaat aangebracht ter herinnering aan die fameuze week uit 1967.

Herinneringsplaat opgehangen in 2002.

En gek genoeg ook in de Highstreet van Bangor ligt ergens in het geplaveide voetpad een gedenksteen. Op een blog (**) las ik dat de bezoeker van het teahouse aan het einde van de pier er langs liep, en zich afvroeg wat die steen daar lag te doen. Geen van de personen die ze aanklampte had een idee. Eentje dacht aan een optreden vroeg in de sixties toen ze zelfs nog niet echt bekend waren. Andere hadden geen benul.

Volgens de beschrijving van Hunter Davies gaat het om de plaats waar de Beatles de eerste avond na hun aankomst in een chinees restaurant iets gingen eten, want dat was blijkbaar aan het College niet voorzien. Het grappige aan het verhaal is dat het gezelschap na het eten vaststelde dat niemand geld bij zich had, tot Harrison zijn voet op tafel legde en uit zijn sandaal een opgevouwen briefje van 20 pond toverde ‘voor noodgevallen’.

Het college was in die tijd zeker ook niet voorzien op de ontvangst van, bijzondere gasten. De Beatles mochten er overnachten in studentenchambrettes, waar ze boven elkander werden gestapeld. De Maharashi mocht en suite slapen in het huis van de portierster. Overigens waren niet enkel de Beatles aanwezig op die trip. Ook Jane Asher (zij nam de verschrikkelijke telefoon aan met het nieuws over Brian), Lennon’s vrouw, en Mick Jagger en Marianne Faithfull behoorden tot het gezelschap, evenals hun roadies. Overigens Cynthia Lennon miste zelfs de trein in Londen en werd dan maar door een roadie met de wagen naar Bangor gevoerd.

Mogelijks zou de aandacht voor dat weekend een stuk minder nagezonden hebben, ware het niet dat het in Bangor was dat de Beatles vernamen dat hun manager die zondag was overleden na het nemen van een overdosis (bewust/niet bewust?) pillen. McCartney reisde quasi onmiddellijk terug naar Londen en de anderen werden getroost door de Maharashi en stonden ook even de pers te woord, die in grote getale naar Bangor was afgereisd. Blijkbaar vernamen zij het nieuws nog eerder dan de Beatles zelf.

En nu vijftig jaar later, lees ik nog een en ander in de nationale pers, ook bij de BBC, maar verder in Noord-Wales is het eerder stil. Wanneer ik door College Street wandel valt daar niemand te bespeuren. Bij het huidige hoofdgebouw stapt een man naar buiten die er op het eerste zicht uit ziet als iemand die 1967 wel meegemaakt heeft. “Yes mate, I do remember” repliceert hij op mijn vraag, maar waar exact dat ze verbleven dat wist hij niet. “Vraag het binnen maar eens, al hebben ze daar blijkbaar andere vodden aan hun kop”. Bleek dat de man op zijn hemdje een logos van de Post droeg, en hij dus weinig of niets met de Uni te maken had. Hij vernam er wel, ‘gossipde’ hij verder dat de Bangor Universiteit diep in de schulden zou zitten op dit ogenblik.

Misschien daarom dat hier nu niets herdacht wordt, al wijt ik het eerder aan het feit, dat 50 jaar net te lang is om nog voldoende actievelingen te vinden die hun tijd willen stoppen in herinnering gen. Wie nu aan de universiteit studeert of er aan het bewind is, is van een later generatie.

Het is voorbij mogen we zeggen. Wie het meemaakte, en er mogelijk bij was, mag zich ook hier in Bangor een zeventiger noemen….. wij waren 15 en net te jong.

Maar kijk…. Aan de overkant van de straat in een majestueus oud kerkgebouw waarin de muziekacademie van de Univ huist klinkt muziek. Ik begeef mij op illegaal pad en speel even voor ‘backdoor man’ en wandel enkele lange gangen door, eer ik in de grote ruimte terechtkom waar een vijftigtal studenten van een Filharmonisch orkest aan het oefenen zijn. Ik word met rust gelaten door de aanwezige stewards, en geniet van een halfuur prachtige muziek. Violen, cello’s, paukens, alles waarop je kan blazen, een harp, enz…. zeer de moeite waard, en een herinnering voor het leven. Muziek aan de universiteit van Bangor, klinkt goed, ook al was er geen Beatle noch Beatlekenner te bespeuren.

Feiten:

Bangor ligt langs de A5, de vroegere handelsweg tussen Londen en Dublin, bij Anglessey een eiland tussen de UK en Ierland. Het Welshe eiland lijkt in feite meer op een schiereiland dan een eiland.

Wales kent twee universiteiten: eentje in Bangor en eentje in Aberystwith. Geboren Aalstenaar en later kunstschilder Valerius De Saedeleer verbleef tussen 1914 en 1922 als oorlogsvluchteling, in Rhyd-y-felin vlak bij Aberystwith. Het scheelde niet veel of hij bemachtigde een leerstoel aan de universiteit. In dat geval hadden we hem waarschijnlijk nooit meer weten terugkomen naar Etikhove en later Oudenaarde.

Enkele links naar krantenartikels over dit bezoek 50 jaar geleden en aanverwante artikels.

De dailypost

Beatlesbijbel

De BBC

Een bericht van de Bangor University ifv Pepper en de herdenkingsplaat opgehangen aan de universiteit.
———————————————————

(*) de Beatles gaan in 67, op een later ogenblik, wel degelijk naar Indië vergezeld van o.a. Donovan en Mia Farrow(Sexy Sady).

(**) I was intrigued by a paving stone in the High Street that told me The Beatles had been in Bangor in 1967. But nobody I spoke to in town seemed to know anything about it. When I asked Vic, he said he hadn’t been in Bangor then either, but he HAD seen The Beatles play at Buxton Opera House in the early 1960s before they really became famous. Ah, the stories Vic could tell…

Klik voor dit blog door naar: fancy a cuppa



50 jaar geleden Marine Offences Bill

Classic rock Posted on 14 aug, 2017 12:53

Johnny Walker’s Lament op Youtube

Johnny Walker (nee niet de drank, maar de DJ), (The Admiral) Robby Dale, (The emperor) Rosco, DLT ofte Dave Lee Travis, John Peel, Roger Day, of zelfs Tony Blackburn en god help ons Jimmy Saville. Het zijn allemaal klinkende namen van disc jockeys uit de jaren zestig. Allen praten ze platen aan elkaar in het woelige jaar 1967.

Johnny Walker in 1967 om middernacht.

Zeezenders op woelige baren.

Woelig omdat zij het mooi weer uitmaakten vanop zee, enkele kilometer verwijderd van Frinton in Essex, net buiten de territoriale Engelse wateren. ‘Pirate radio’ heette dat toen. Zenders die zich in die dagen geen moer aantrokken van de geldende Britse regels. Hun inkomsten haalden ze uit reclame waarop ze geen cent belastingen betaalden. Sabam of de Britse variant daarvan wilden zij maar al te graag betalen, maar dat wilden de 4 grote Engelse platenmaatschappijen dan weer niet. Zij zagen de piraten als kapers op hun kust, en dachten dat omdat zij de godganse dag hun platen draaiden, de tieners die niet meer zouden kopen in de winkels. Hoe verkeerd kun je redeneren, maar wat wil je, dergelijke platenmastodonten werden geleid door mannen in pakken die geen voeling hadden met de muziek die ze uitbrachten. Piraten zoals Big L Radio London, Caroline en zelfs radio City draaiden de platen nog voor ze in de reguliere hitparades verschenen, wat op zich alleen al een niet te onderschatten gratis reclame was voor de Big Four, zoals ze soms werden omschreven: Decca Philips, Pye en EMI. Overigens haalden de piraten ook inkomsten door geld te vragen voor wie een plaastje wilde ‘bemachtigen’ in de playlist.

Naast Engeland bestond piratenradio ook in Zweden en Nederland. Veronica gegroeid uit de VRON (Vrije Nederlandse Radio Omroep) was zelfs al eerder in de lucht dan de Engelse piraten. Hun programma’s waren echter in die tijd eerder te klasseren als huisvrouwenradio. Pas na ’67, en het verdwijnen van de Britse piraten, en door de overname van enkele dj’s van het schip van Radio England, wat intussen vernederlandst was via radio Dolfijn tot radio 227, begonnen de namiddagprogramma’s van Veronica te verbeteren. DJ’s die overkwamen van radio 227 kennen we intussen maar al te goed. Tom Collins, Lex Harding hadden een en ander opgepikt van de Engelse collega’s, en introduceerden dit in Nederland, naast nieuw programma’s van Tinneke en Rob Out. De Nederlandse piraten zullen overleven tot bijna eind 1974. Overigens alle programma’s van Radio Veronica werden opgenomen op band in studio’s in Hilversum. Een bootje bracht de geluidsbanden naar het schip, waar een nieuwslezer/technicus ze afspeelde.

In de jaren 70 zend in NL ook nog radio Noordzee/Radio Northsea uit vanop de Mebo II. En om ons vastelandsverhaal te completeren mogen we ook niet de korte levensloop van het Vlaamse Radio Atlantis of zelfs Radio Uilenspiegel vergeten dat al strandde nog voor het de zee bereikte vanop zijn tocht uit de Antwerpse haven.

Terug naar Engeland, waar voor de kust van Engeland en zelfs tot in de mondig van de Theems radio werd gemaakt. In Engeland werkten de dj’s wel degelijk aan boord van een van de schepen.

Radio London was terug te vinden op de Galaxy, Radio Caroline op de Mi Amigo, dat we jaren later nog tegenkomen in Vlaanderen wanneer een wafelbakker vindt dat hij een nieuwe uitdaging nodig heeft naast zijn muziekstudio Start en het managen van Paul Severs. Radio England startte op de Olga Patricia, een gamel oud Amerikaans schip, dat later werd herdoopt tot Laissez Faire.

Een van de Britse radio’s zat zelfs niet op een schip maar was gehuisvest op een oud fort op palen, uit de laatste oorlog, ergens in de monding van de Theems. De Britse excentriekeling Lord Sutch (die nog platen zal opnemen met begeleiding van Jeff Beck, Jimmy Page en Ritchie Blackmore) had dit oude fort gekocht en startte er Radio Sutch dat later verder ging als Radio City. Met geld kun je blijkbaar alles kopen, gaande van een radiostation, tot de beste studiomuzikanten.

De Britse piraten zagen het levenslicht in 1964, en van bij het begin broedde de Britse regering op plannen om een stokje te steken voor wat dit ongeregeld zootje de Britse jeugd voorschotelde.

Al kun je moeilijk stellen dat de BBC radio te lijden had onder deze manier van radiomaken, want zelf zorgden ze amper voor enkele uren popradio in de week, en die uitzendingen mochten dan nog van de vakbonden niet bestaan uit een vol uur “mechanische” muziek. Nee dat moest afgewisseld worden met live muziek. Iets wat op dat ogenblik toch ook geld opbracht voor de muzikanten, en wat toegegeven, jaren later voor ons heel wat fantastische BBC radio opnamen opgeleverd heeft. Ook al gingen de meeste opnames verloren, want de technici gebruikten nl hun banden steeds weer opnieuw. Er moet dus doorheen de geschiedenis nogal wat verloren zijn gegaan van tal van muzikanten en het mag een wonder heten dat er toch nog BBC opnamen bewaard zijn gebleven van o.a. De Beatles, Zeppelin en bijv. ook Fleetwood Mac. Maar de Stones, Van Morrison en al die anderen….

Tot 1967, nu vijftig jaar geleden hadden de conservatieve regeringen de piraten gedoogd, maar met de komst van de socialist Wilson werd het plots menens. Zeker toen bovendien binnen het wereldje van de piraten een en ander misliep en een van de bazen (radio City), trouwens ook manager van de Fortunes, doodgeschoten werd aangetroffen, in zijn huis. Dit was de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen, en de regering besloot de Marine Offences Bill te laten ingaan op maandag 14 augustus om middernacht. Johnny Walker , op dat ogenblik dj op radio Caroline en vastbesloten om door te gaan beschrijft in zijn biografie hoe hij op dat ogenblik een crimineel werd door het draaien van plaatjes. Iedereen die meewerkte aan een zeezender kon vervolgd worden, en daarvoor zelfs twee jaar worden opgesloten. De regering beloofde bovendien dat de BBC vanaf september met een popzender zou starten, en dat heeft tal van disc jokeys doen besluiten om eieren voor hun geld te kiezen en het piraten radio wereldje vaarwel te zeggen. Het was mooi zolang het duurde. Je kon enerzijds treuren of samen met Johnny Walker, Robby Dale en nog enkele nieuwelingen verder Radio Caroline beluisteren. Mijn eigenste portatief was vanaf 15 augustus vastgeroest op 259 meter de golflengte van Caroline, en dat tot het echt stil werd op 3 februari 1968, toen er uit de radio enkel nog witte ruis kwam. Geen boodschap, geen afscheid, wat was er gebeurd? Nog jaren hebben we gehoopt op de terugkomst van Caroline, wat ook zelfs een paar keer gebeurde, als Caroline, en een tijdje als Radio Seagull. Helaas het was nooit meer hetzelfde. En naar BBC Radio One luisteren op 247 meter kon je enkel ‘s avonds en dan nog was het zwaar gestoord. Er reste ons enkel nog good old 208 Radio Luxemburg, waar we toen massaal naar teruggrepen, en dat overigens duizend keer beter programmeerde dan radio One, waar de DJ’s in een popkeurslijf werden gedwongen en enkel plaatjes uit de top 40 playlist mochten draaien. John Peel is hier eigenaardig genoeg altijd een uitzondering bij gebleven, en dat was iets wat Johnny Walker ook wel wou, maar dat heeft men hem nooit gegund.

Johnny Walker in 1970 op Radio One(BBC)

Waren deze piratenstations echt belangrijk?

Het valt niet te ontkennen dat zij in het eerste gedeelte van de jaren zestig een ongelofelijke ondersteuning hebben geboden aan het gemeengoed worden van popmuziek van Beatles, Stones, Who, Small Faces en tal van andere. Vanaf ‘67 evolueert de betere popmuziek richting rock, en komt er nieuwe lichtere popmuziek Sweet, Middle of the Road, Slade, enz… voor in de plaats. Welke piste zouden de piraten gevolgd hebben? Van radio One werd het duidelijk. Johnny Walker wordt op een gegeven ogenblik ontslagen omdat hij de Bay City Rollers een kutband vond, en dat iets te duidelijk liet merken.

Blijkbaar verschenen de Britse piraten op het juiste ogenblik op het toneel, op een ogenblik dat alles nog nieuw was, en de jongerencultuur (muziek, kleding, uitgaan) zich begon te manifesteren. Vergeet niet dat men in Engeland nog jaren na de oorlog leefde met rantsoenzegeltjes, en jongeren pas in de jaren zestig over enig zakgeld begonnen te beschikken.

De wereld is niet vergaan na 14 augustus 1967, wel geëvolueerd. Wie het meemaakte koestert het nog steeds, en daar is niets verkeerd aan.

Wat de krant schreef



Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band

Classic rock Posted on 01 jun, 2017 13:26

1 juni 1967: Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band

In 1967, was ik veertien, of vijftien naargelang je het bekijkt in de lente of later in de zomer. Het was een jaar dat voor eeuwig genoteerd staat als het jaar van “de summer of love”, met een duidelijke breuklijn: voor of na 1 juni. Ik was dus net vijftien toen de Beatles de wereld verbaasden met wat nu een iconisch album heet: Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band. Een mond vol, en ja het was het wachten meer dan waard. Al in 1966 nadat ze stopten met live optredens, werd ons het manna uit de hemel beloofd. Alleen het duurde zo lang. Zeker wanneer je weet dat de Beatles in de jaren er voor nooit uit de hitlijsten verdwenen. Parlophone (EMI) zorgde er voor dat er steevast een single, EP of LP in de platenwinkels lag, en dat het duidelijk was wie de besten waren. De Rolling Stones, in overleg met de Beatles zorgden er steevast voor dat “hun product” netjes werd gelanceerd in de dalperiodes tussen de pieken van de Beatles in. Daar gaan de opgeklopte verhalen over de strijd tussen Beatles en Stones, maar dat was toen de realiteit die blijkbaar niemand opmerkte. Toegegeven Lennon heeft af en toe wel naar de Stones gesneerd, dat zij bijzonder goed keken naar het materiaal waar de Beatles mee scoorden, om er dan ook mee uit te pakken.

1967 is een mijlpaal geworden in de geschiedenis van de pop en rockmuziek. Het jaar waarin tussen beide een duidelijk onderscheid werd vastgelegd. De enige band die daartoe in staat was, waren de Beatles. Zij hadden in augustus 66, drie hectische jaren beëindigd. Jaren zonder vrije tijd, waarin hun leven zich afspeelde in studio’s en hotelkamers. Wanneer wij er achteraf op terugkijken, dan kunnen we enkel vaststellen, dat zij enerzijds de techniek tegen hadden, en anderzijds, niet door de meest technisch en financieel onderlegde mensen werden bijgestaan.

Optreden voor meer dan 50.000 mensen (Shea Stadium), met een installatie van amper enkele honderden watts, moet echt wel deprimerend geweest zijn. En als daar dan bovendien alle grieten die zich tussen die 50.000 bezoekers bevinden, hun schril keelgat openzetten, dan moeten Lennon en McCartney en zeker Harrison vaak gedacht hebben: ‘God laat dit ophouden’. Weet daarenboven dat die concerten geen grote sommen in het bakje brachten. Naar hedendaagse normen waren daarnaast de inkomsten uit hun platenverkoop al even pover. The Beatles leefden in die dagen nog met belabberde contracten die ze in hun jeugd hadden getekend. Het leeuwendeel ging naar al wie hen omringde, en van wat zij overhielden werden zij geacht meer dan 90 procent aan de overheid af te dragen. Harrison schrijft daarover in 1966 het nummer Taxman. De Stones, zullen zich begin jaren zeventig in Frankrijk vestigen en er de plaat Exile on Main street opnemen. Een eveneens veelzeggende titel. Ook Led Zeppelin zwerft later over de wereld om een jaar uit Engeland te kunnen wegblijven. Dit leidt er zelfs toe dat een, in Griekenland, zwaar geblesseerde Robert Plant in Jersey wordt verzorgd.

De Beatles werden onderscheiden met een MBE (Member of the British Empire) voor hun ‘bijdrage’ aan het Britse Rijk. McCartney, altijd Brit gebleven, wordt jaren later nog geridderd tot Sir.

Dit om aan te geven dat de Beatles, eind ‘66 en de eerste helft van ‘67 meer dan welke band ooit zeer veel tijd in de studio’s doorbrachten, om er een meesterwerk te componeren. Er lekte weinig uit, en als er al eens iets in de pers verscheen, waren dit vaak negatieve voorspellingen. Waren de Beatles passé? EMI en hun manager verslikten zich in dergelijke berichtgeving en eisten dat er tenminste een single op de wereld werd losgelaten. En aangezien het in die tijd de gewoonte was om singles niet nog eens op lp’s te zetten bleven twee van de beste nummers van de Beatles lp-loos. Penny Lane en Strawberry Fields Forever, hadden eigenlijk op Pepper moeten staan. George Martin keek er later op terug met gemengde gevoelens en noemde het zelfs ‘een flater’ die hij toen beging. Al kunnen we ons afvragen welke andere nummers er dan mogelijks niet hadden opgestaan, want 38 minuten was toenertijd een maximum tijd voor een lp. En stel dat die nummers niet op single kwamen, dan zou zelfs mogelijks Pepper een andere background kunnen hebben gehad. Want was het origineel idee niet om nummers te componeren die teruggingen op hun tijd in liverpool? Een beetje achteromkijken op hun jeugd.

De twee volgende nummers die zij opnemen: ‘When I’m sixty four’ en ‘A day in the life’ gingen ook die richting uit. Voeg daar nog ‘Lovely Rita’ bij, een lied over een vrouwelijke parkeerwachter, gegrepen uit het dagelijkse Liverpoolse stadsleven, en de lijn was duidelijk. Maar toch het liep anders, toen McCartney met het idee aan kwam zetten, dat ze zich tijdelijk moesten verbeelden, dat zij niet de Beatles waren maar een andere groep: ‘Sgt. Peppers Lonely Hearts Club band’. Dat zou hun toelaten om alle nieuwe projecten en songs te benaderen zonder beperkingen, want zij hoefden op die manier zich geen vragen te stellen bij hun eigen verleden. Geen, och past dit wel binnen het Beatlesrepertoire? Geen, och dat gaan de fans niet pikken. Neen, zij konden onbevreesd alles uitproberen. Elk instrument dat in een hoek van de Abbeyroad studio rondslingerde konden ze gebruiken, en ze konden er bovendien hun fantasie op botvieren met experimenten dat het niet mooi meer was. En daar kwam de inbreng van George Martin, een doorgewinterde studiorat, pas goed van pas. Bedenk eveneens dat Pepper op amper vier sporen werd opgenomen, want EMI hinkte wat achterop als het op moderne techniek aankwam. En de Beatles experimenteerden niet enkel met techniek en instrumenten. Daarnaast probeerden ze ook hun geesten te verruimen met o.a. Lysergeenzuur diethylamide 25, al snel afgekort tot LSD.

Later zal iemand ontdekken dat het nummer Lucy in the Sky with Diamonds kan afgekort worden als LSD. Lennon heeft altijd volgehouden dat dit puur toeval was, want zoon Julian toonde hem een tekening van op school en sprak: kijk papa ‘Lucy in the sky with diamonds’. Doet er in feite weinig toe ook al klinkt Lucy bijzonder psychedelisch en roept de tekst de vreemdste beelden op wanneer het gaat over ‘plasticine portraits’ of ‘marmelade skys’.

Wij willen het hier toch nog even hebben over waarom Pepper echt belangrijk is. Het was een grensverleggende plaat die niet valt te catalogeren onder pop of rock, blues of wat dan ook. Het waren een stel songs die zeer sterk varieerden en toch als het ware een geheel vormden. En dat kwam niet alleen door het feit dat de plaat tussen de songs geen stiltes kende, en de nummers als het ware in elkaar overvloeiden. Pepper is een van de weinige platen waaruit geen op zich staande singels werden gepuurd. Ook losse nummers toevoegen aan best of platen kon echt niet. In de jaren zeventig gebeurde het toch op de blauwe dubbelaar, en precies daarom was dit geen goede plaat. Het mythisch gegeven werd nog versterkt omdat Beatlefans meer dan een half jaar hadden moeten wachten op de opvolger van ‘Revolver’. ‘Revolver’ had al aangegeven dat de Beatles hun lp’s serieus namen, en dat zij probeerden om elk nummer tot een meesterwerk te boetseren.

Het lange wachten had de spanning alleen maar doen toenemen, en wanneer op 1 juni de wereld de plaat ten gehore kreeg, was iedereen wel vol lof over een of ander nummer. Voor het eerst draaiden radiostations de gehele plaat meerdere keren, en becommentarieerden zij de nummers.

Vooral de climax in ‘A day in the life’, het aanzwellend geluid gevolgd door de mokerslag en het nazinderend einde van deze LP zorgden voor kippenvel. Hier lustte iedereen wel meer pap van, en inderdaad het procedé werkte. De plaat werd een succes, dat zeer moeilijk zou te evenaren zijn. Wij weten allemaal dat Brian Wilson zijn Smile tapes opborg, want hij moet gedacht hebben: ‘Hier kan ik onmogelijk tegenop.’ Iets wat blijkt wanneer we uiteindelijk na meer dan 40 jaar de ‘Smile’ nummers te horen krijgen: schitterend mooi, dat wel maar dit was geen ‘Sgt. Pepper’. Ook Jagger die nadat hij de plaat hoorde tegen Glyn Johns zei: nu moet jij uit je pijp komen. Waarop Glyn repliceerde: ‘Ik? Kom jij maar uit je kot,’ wat de Stones ook hebben geprobeerd. Het pas in januari 68 verschenen ‘Their Satanic Majesties Request’ was a) veel te laat om nog tot de Summer of Love te behoren, en b) ook niet te vergelijken met Pepper. Ok, de hoes was speciaal, en er stonden een aantal prachtige songs op. ‘She’s a rainbow’ met help van toetsenist Nicky Hopkins in een arrangement van John Paul Jones (de latere Led Zeppelin bassist) vinden wij mooi net als ‘Two thausend lightyears from home’, ook al vinden sommigen dit een draak van een song. De Stones hebben nadien altijd wijselijk gezwegen over deze plaat. Deze keer was hun ‘afkijkgedrag’ niet geslaagd. Jagger heeft steevast materiaal uitgebracht in het kielzog van de Beatles dat daar zij het niet altijd opvallend toch naar verwees. Men kan zich afvragen of de Rolling Stones met Brian Jones langer zouden hebben bestaan waren er nooit Beatles geweest en waren ze langer r&b blijven spelen. Jagger had al snel door dat er met r&b geen geld te rapen viel, en dat hij van het succes kon proeven door in de voetsporen van Lennon & McCartney te treden. Stevige of zijn het hevige Stonesfanaten kunnen het niet laten om te proberen hun idolen boven de Beatles te plaatsen. Neem nu Peter Cnop die in 2007 in een reactie reageert, op het blog: ‘Dagelijks iets degelijks’ naar aanleiding van een terugblik na 40 jaar door Ronny de Schepper op Sgt. Pepperop met: ‘ Ks ks, toch wel erg dat Beatle-fans ook na 40 jaar blijven volhouden dat ‘Their Satanic Majesties’ Request’ van de Rolling Stones een slechte kopie is van ‘Sgt. Pepper’s’. De feiten echter zijn dat het grootste deel van TSMR opgenomen is voor SPLHCB verscheen, nl. in de lente van ’67 en nog wat extra’s in de herfst.’ Hij geeft daarna wel ruiterlijk toe dat dit niet de Stones hun beste worp was: ‘Ze kan nauwelijk de beste van de RS genoemd worden, …’(*)

Jongeren, en daarmee bedoelen wij die generatie die vaak jaren na het verschijnen van ‘Pepper’ de plaat leerden kennen, en dus ook het rijpingsproces ontberen, beschouwen deze lp vaak niet als de beste Beatles lp. Sommigen gaan zo ver om ‘de dubbele witte’ die eigenlijk ‘The Beatles’ heet hoger te nomineren. Voor eens en voor altijd: ‘The Beatles’ is een steengoede plaat, die nog straffer zou geklonken hebben ware het een enkele plaat, en geen dubbel lp, geweest. Het blijft toch de plaat van vier afzonderlijke Beatles die zich laten begeleiden door de drie andere. Iets wat ze tijden hun eerste vijf solojaren zullen blijven doen in meer of mindere mate, maar dan bijgestaan door externe muzikanten. De Beatles als maatschappij werd pas ontbonden in 1975, en alle opbrengsten van hun solo platenmateriaal ging dan ook samen in dezelfde pot, ook al probeerde ‘Macca’ dat te verhinderen. Wij willen benadrukken dat ‘de witte’ hoger noteren een brug te ver is: forget it. En dat geldt, ook al zullen jonkies dit niet graag horen ook voor dat andere meesterwerk ‘Revolver’, waarop niet alleen de single Paperback writer/Rain ontbreekt, maar ook Yellow submarine niet echt had gehoefd.

‘Revolver’, en zeker het eind nummer ‘Tomorrow never knows’ gaf aan welke richting de Beatles, voor wat Lennon betrof uit zouden gaan. Maar ‘Tomorrow never knows’ op zich is onvoldoende om de plaat tot de beste van de Beatles te bombarderen. Net als het door de Jam opgepikte en al hoger geciteerde ‘Taxman’ van ‘Harrison’ geen concurrentie is voor de songs op Pepper.

Wat Pepper uniek maakt is dat het een geheel vormde zoals ons dat nog nooit voorheen was gepresenteerd. Een hoes, waar je maaden later nog altijd nieuwe dingen op ontdekte. Afgedrukte songteksten, zodat je eindelijk je beginners-Engels bij kon spijkeren. Een plaat die bestond uit een lange groef, waarbij geen tijd verloren ging tussen de verschillende songs, en bovendien sloten die songs daardoor bij elkaar aan, in een onmogelijk nog te wijzigen volgorde. Voor ons klinkt de uitloop van ‘Good Morning, Good Morning’ met de neerhofgeluiden, hollende paarden, en een langzaam naderende kukeleku’ende haan die overgaat in de mokerslagen van de drum en bass van de Sgt. Pepper reprise nog altijd even fris in de oren dan toen we de plaat de allereerste keren hoorden op de radio die eerste juni in 1967.

Wie Pepper voor het eerst hoorde, kreeg er geen speld tussen tijdens de eerste drie songs. En je moet het maar doen, om je plaat te laten beginnen met amper een introsong, gevolgd door een op het eerste gehoor onbenullig liedje als ‘With a little help from my friends’ gebracht door de non-zanger Ringo Starr. Wat was dat? Maar daar was Lennon al in trance met ‘Lucy in the sky with diamonds’, een introductie voor de meesten van ons in een nieuwe psychedelische geluidswereld. Geen song was vergelijkbaar met de vorige. Nummers als ‘She’s Leaving Home’ en ‘When I’m sixty-four’ met een McCartiaanse inslag zorgden er voor dat ook een oudere generatie plots de oren spitste. In onze vriendenkring zaten gasten die niet zo opliepen met popmusiek, maar die ‘Being for the benefit of Mr. Kite’ echt wel het einde vonden. De plaat omdraaien betekende geconfronteerd worden met het Oosten. Harrison die vroeger al mooie stukjes sitar in Beatlessongs had geintroduceerd, ging nu helemaal uit de bocht. Hier kwam buiten hemzelf geen Beatle aan te pas. Dit was pas een gedurfd experiment, maar…. het was er echt wel de tijd voor, toen in 1967. Ravi Shankar en de Maharashi stonden te dringen om onze wereld binnen te treden, dankzij dit nummer op Pepper.

‘Fixing a hole’ en ‘Getting Better’ behoren tot de minder gespeelde songs uit het album, maar klinken nu bij herbeluistering nog even fris en dansbaar als toen. Pepper is een plaat die nu na vijftig jaar nog even beluisterbaar is als om het even welk klassiek werk van Mozart, of Beethoven. Kortom een classic.

De Pepper reprise toonde de weg hoe een sterke rocksong in de toekomst wel zou mogen klinken, en leek een waardige afsluiter van de plaat, maar dat was buiten de Beatles gerekend. Lennon had McCartney nodig om zijn ‘A day in the life’ af te werken met een subliem tussenstuk. Een song die de hele plaat naar een dusdanige climax leidde dat zoals we reeds schreven niet enkel iedereen naar adem deed happen, maar het zorgde er tevens voor dat je uit je zetel kwam, de plaat omdraaide en je opnieuw liet meeslepen in een wereld die totaal nieuw was, en de Summer of Love moest nog beginnen toen…..

(*) https://ronnydeschepper.com/2017/06/01/1967-een-topjaar-voor-de-schepper-sgtpepper/#comments



Jeff Beck

Classic rock Posted on 23 okt, 2016 12:42

Een goed halfjaar geleden, kreeg ik via Ronny De Schepper (zie ook Dagelijks iets degelijks) de vraag of Jeff Beck buiten een paar hits nog ooit zelf nummers had gezongen. Goed voor ons om wat te graven in de carrière van Jeff Beck. Een neerslag van onze bevindingen. Beck kan zijn gitaar laten zingen als geen ander; maar zelf houdt hij meestal stevig de lippen op elkaar.

Jeff Beck in de sixties.

Jeff Beck, was de derde gitarist op rij van de legendarische Yardbirds. Jawel. Hij volgde ‘Clapton is God’ op, die op zijn beurt vervanger was geweest van Anthony ‘Top’ Topham. Een man die voor de verdere rockgeschiedenis van weinig belang was, maar die toch aan de helaas grillige en bochtige weg is blijven timmeren. Dat hij uit de Yardbirds stapte heeft te maken met zijn jeugdige leeftijd, en het stel ouders dat er niet van gediend was, dat hun zoon de hort op zou trekken en alle kansen op een degelijke schoolopleiding zou verkwanselen. Exit Yardbirds. Via een bijeengeharkte anthologie van Top Topham leren we dat hij helemaal niet slecht was, en dat hij zelfs enkele singles mocht maken en een LP voor het nu legendarische Blue Horizon label van Mike Vernon.

In de jaren negentig vinden we Topham terug op Under a Belgian Moon, een van de eerste solo cd’s van William Souffreau, waar hij samen met Dave Peabody meespeelt op het nummer ‘Acid Rain Is Gonna Fall’. Hij treedt tegenwoordig nog regelmatig op in enkele Londense clubs, waar hij de blues levendig houdt.

Jeff Beck, zou oorspronkelijk zelfs helemaal geen deel hebben uitgemaakt van de Yardbirds. Na Clapton’s vertrek werd gevraagd aan Jimmy Page om de besnaarde plank over te nemen. Een uitdaging waarvoor hij zich niet voldoende klaar voelde. Zijn succesvol sessie werk zinde hem nog teveel en het bracht bovendien nog een behoorlijke penny op. Jimmy suggereerde de Tridents’ gitarist Jeff Beck. Een bevriende gitarist die hij kende uit zijn jeugd in Epsom, een van de zuidelijke gemeentes van Londen. Overigens uit Epsom en omstreken komen verschillende succesvolle muzikanten. Ook geluidstechnicus en producer Glyn Johns kwam er vandaan. Menig journalist vraagt zich soms nog af of er soms ‘iets in het water zit’ in de regio.

Beck trad toe tot de band, en tijdens zijn ‘verblijf’ oogsten ze hun grootste triomfen. Clapton was uit de band gestapt, omdat het volgens hem de foute richting uitging. Als blues purist was hij helemaal niet geïnteresseerd in de popdeuntjes van Graham Gouldman (zie ook Hollies, Hermans’s Hermits en 10 cc), die de band werden voorgeschoteld, lees opgedrongen, door manager Mickie Most. Clapton zwerft een paar maanden door Griekenland, maakt met John Mayall het legendarische ‘beano’ album(1), en sluit zich aan bij de ritmesectie van de Graham Bond Organization, om er de crème de la Cream met te vormen. Het verhaal van Ginger Baker, Jack Bruce en Clapton is voldoende bekend. Zij plaveiden de weg voor heel wat Britse muzikanten richting Ahmed Ertegun, baas van het Atlantic label. Niet in het minst voor Becks opvolger in de Yardbirds, Jimmy Page, en zijn manager Peter Grant, de kompaan van Mickie Most, die later de New Yardbirds zullen omvormen tot de grootste rockband die deze wereld gekend heeft.(2)

Het kan er op lijken alsof alles ooit aan alles was gelinked, en dat was het in feite ook. De Londense scène in de jaren zestig was echt niet zo supergroot als vaak wordt gedacht. Alles speelde zich af in een beperkt aantal trendy clubs, zoals de ‘Two I’s’, waar figuren als Mickie Most ooit de koffietap bediende en de imposante Grant als buitenwipper fungeerde.

Mickie Most was een manager die, laat ons eerlijk zijn, albums zag als een middel om hits te verkopen. Dat hij het ‘hit potentieel’ van een lied kon inschatten leidt geen twijfel. Via de eerder genoemde Graham Gouldman voorzag hij o.a. Herman’s Hermits van top 40 hits. De Animals en ‘House of the Rising Sun’, doen het nog altijd goed. Later richt Most een eigen label op: Rak Records. Wie dacht dat Rak een afkorting of een of ander letterwoord is, is er aan voor de moeite. Rak komt van het woordje rek, zoals in een supermarkt rek, waarop waren uitgestald staan. Dat is wat Most wilde: zijn plaatjes slijten via rekken in de supermarkt. En in de jaren zeventig en tachtig slaagde hij daar nog wonderwel in ook met teenybopper bands als Suzy Quatro en Kim Wilde. Overigens ook het formidabele Hot Chocolat zat bij Rak, en zelfs de band CCS, waarin we Alexis Korner, godfather van de Britse blues aantreffen. It’s a small world….

Niet te verwonderen dus dat er door de ingesteldheid van Micky Most, van de Yardbirds omzeggens geen legendarische lp’s bestaan. Uit de Clapton periode kennen we enkel de ‘Five Live Yardbirds’, en enkele, vooral in Canada uitgegeven verzamelaars. Toch wordt er een LP gemaakt met Beck, nl. het album dat bekend werd onder de naam ‘Roger the Engineer’, en dat nu in een luxeversie opnieuw te verkrijgen is.

Beck is een gitarist en geen zanger.

Dat zal nog vaak blijken in zijn verdere loopbaan.

In 1967 treedt Jimmy Page uiteindelijk dan toch toe tot de Yardbirds, na heel wat interne strubbelingen. Hun bassist houdt het voor bekeken uit onvrede met zanger Keith Relf. De Yardbirds gaan nog een korte periode door als quintet met Page als bassist en Beck als gitarist. Een periode waar weinig materiaal van bestaat. Weinig fotomateriaal, en al even weinig plaatopnames. Ze zijn wel samen te zien in de film ‘Blow Up’ van Antonioni in een nummer, waar Beck helemaal aan het eind, zijn gitaar aan flarden slaat. Een verwijzing naar de optredens van de Who?

Nadat Beck vertrokken is krijgen we de Page periode van de Yardbirds, waarmee toch nog een album wordt inblikt. Het door Micky Most ‘geproduceerde’ Little Games, waarmee niemand gelukkig was. Most blijft op de hitsingle nagel hameren. Er wordt zelfs een Italiaanse singel op de markt gebracht voor een of ander songfestival.

Beck na de Yardbirds.

Beck, zit ook niet bij de pakken neer, en start met enkele ‘werkloze’ Londense muzikanten een nieuwe band, waarmee hij de rock in nieuwe richtingen wil sturen. Iets waarin hij ook slaagt, al zal helaas, de eer en de roem hem niet te beurt vallen. Het zal Jimmy Page zijn, die vanaf 1968, eens hij datzelfde pad kiest, wel mag smaken van de roem.

Keren we terug naar de zomer van 1967 en de Jeff Beck Group. Een groep waarvan de kern bestaat uit Jeff Beck, Ron Wood, en Rod Stewart. Stewart, toch al een tijdje bezig, komt van onder de vleugels van Long John Baldry en Steampacket en vind stilaan zijn weg als bedeesde zanger en harmonicaspeler. Steevast gekleed als een Mod, blijft al snel de bijnaam Rod the Mod hangen. Maar Most heeft het niet begrepen op zijn imago, noch op zijn te lange neus, en noch op zijn te hese bijna als een rasp klinkende stem.

Wanneer ze de studio betreden wordt het snel duidelijk dat Most in eerste instantie wil dat er hits komen, en Jeff Beck wordt min of meer gedwongen om enkele nummers te zingen. Rod wordt verbannen naar de b-kantjes van de drie singels die gemaakt worden onder de naam Jeff Beck.

Om te beginnen is er ‘Hi-Ho Silverlining’, dat het prachtig doet in de zomer van 1967. Later gevolgd door ‘Tallymen’ en ‘Love is Blue’. Het laatste nummer is een instrumentale versie van het songfestival nummer waarmee Vicky scoorde voor Luxemburg. ‘L’amour est Blue’. Vicky maakt later carrière onder haar volledige naam Vicky Leandros.

Jeff Beck wordt heel even een top of the Pops idool. Wie wil weten wat hij echt wou verwijzen wij, zoals reeds gezegd, naar de b-kantjes. Op de flip van Hi-Ho Silverlining belandt Beck’s Bolero, een nummer dat een paar jaar eerder werd ingeblikt, door een supergroup avant la lettre. Jeff Beck, Jimmy Page, Nicky Hopkins (vaak bij de Rolling Stones), Keith Moon en John Entwistle een band om u tegen te zeggen. Deze combinatie wordt vaak omschreven als de blueprint voor Led Zeppelin, maar het mocht niet zijn. Moon en Entwistle bleven onder de vleugels van Pete Townshend bij de Who. Het was overigens Moon die vond dat het latere project van Page zou opstijgen als een Lead Zeppelin. Op ‘Becks Bolero’, van de hand van Page, hanteert Beck de sologitaar en Page de rhythm gitaar.

Op de b-kant van Tallymen vinden we een Jeffrey Rod compositie terug: Rock my plimsoul. Jeffrey Rod, voor alle duidelijkheid, is geen bestaande componist maar een ‘nom de plume’ van Stewart en Beck, waaronder ze oude bluesnummers inpikken, en van wat nieuwe woorden voorzien. Rock My Plimsoul” is niet meer of min dan hun versie van B.B. King’s ‘Rock Me Baby’. Het b-kantje van ‘Love is Blue’ kennen we als ‘I’ve been drinking’. Ook dat is een Jeffrey Rod geval, waarin ze een oude Johnny Mercer song te lijf gaan: ‘Drinking Again’.

Staan wenkt even stil bij ‘Hiho Silverlining’, want uiteindelijk zal de goegemeente zich vooral dit lied van Jeff Beck blijven herinneren. De song werd geschreven in de Amerikaanse brillbuilding door Scott English en Larry Weiss waar, volgens Record Collector, Micky Most een paar flarden van de nog onafgewerkte song opving. Hij zag er de hitpotentie van in, wat ook Scott English wel inzag, want English wou in feite de song voor zichzelf houden. Omdat Most echter aandrong, vervolledigde English de tekst met echte nonsens zinnen in de hoop dat Most zich zou bedenken.

Ook The Attack nam een versie van op het nummer. Wij vragen ons af, hoe die bij dit nummer verzeild raakten?

Vaak wordt de vraag gesteld of Beck nu echt ‘Hi-Ho Silverlining’ zo haatte dat hij het nooit meer wou spelen. Het behoort zeker niet tot zijn reguliere repertoire, en naar ons gevoel gaat hij er mee om zoals iemand omgaat met een toevallig genomen foto waaraan hij niet graag wordt herinnerd. Even bij stilstaan als het dan toch echt moet. Iets wat hij deed tijdens het A.R.M.S.(3) concert in Londen ter ere van Ronny Lane, de aan MS overleden bassist van de Small Faces. Tijdens dit A.R.M.S. concert traden een plejade van muzikanten aan, die twee dingen gemeen hadden. Hun liefde voor Ronny Lane, en hun connecties die ze smeedden in de kleedkamers van enkele Londense rockclubs. Ook voor het eerst samen op een podium: Beck, Page en Clapton, om maar iets te zeggen. Verder maakten ook Steve Winwood, Andy Fairweather Low, Bill Wyman, Kenney Jones and Charlie Watts deel uit van de band in Londen. Tijdens het Londense A.R.M.S. Concert zingt Beck op een gegeven ogenblik dan toch ‘Hi-Ho Silverlining’. Echt geen hoogstandje, maar wel warm onthaald.

De ‘A.R.M.S. groep’ zal later nog een toernee door de States maken, met enkele wijzigingen in de bezetting. Winwood is er niet bij, Joe Cocker dan weer wel. Tijdens de Amerikaanse toer langs een negental zalen treden Page en Paul Rodgers van Bad Company voor het eerst samen op. Dit zal kort daarna leidden tot het met een kort leven beschoren project ‘The Firm’ dat toch voor twee lp’s zorgt, die in geen enkele collectie van een rechtgeaarde Page fan mogen ontbreken. Hun laatste concert in Wembley werd behoorlijk knap ‘gebootlegged’. De verdere solocarrière van Page is echt niet zo uitgebreid als wat men van hem zou kunnen verwachten. Mogelijks voegt hij er in 2016 toch nog iets aan toe?

Jeff Beck is echter geen bandleider. Hij is teveel een solo performer die graag flirt met verschillende muziekstijlen (altijd prominent op gitaar) en die zich dikwijls omringt met jong talent. Narada Michael Walden, Tal Wilkenfeld op bas, en de ritmesectie, Tim Bogert en Carmen Appice, van wat ooit Vanilla Fudge was, zijn slechts enkele namen. Heel af en toe dook ook Wood en Stewart nog wel eens op, maar bijv. Bij een toernee door de States met Stewart liet Beck het al na enkele optredens van de tournee afweten. De droom van Rod Stewart om nog ooit eens de hort op te trekken met en de Jeff Beck Group en de Faces samen zou wel eens een ijdele hoop kunnen blijken.

De Jeff Beck Group brengt twee albums, ‘Truth’ en ‘Beck-Ola’, uit die mogen gelden als blueprints van wat we vandaag classic rock noemen. Wat daarna volgt werd met verschillende bezettingen opgenomen en haalt nooit meer het niveau van die eerste twee platen. Tot in 1975 na wat stille jaren zijn carrière plots een boost krijgt. Hij neemt twee platen op samen met producer George Martin van de Beatles, waarbij hij o.a. het Beatles nummer ‘She’s a Woman’ covered. De platen laten een volwassener geluid horen, dankzij de cross-over geluiden uit de jazzscene. Beck werkt mee aan enkele nummers van Stevie Wonder, maar zit zelf niet op de plaat van Wonder. Wel covered hij zelf ‘Superstition’ en plaatst het op zijn eigen album.

De ‘echte’ gitaarsound was dan wel weer helemaal terug op het album ‘Jeff Beck’s Guitarshop’.

In de tussenliggende jaren produceerde hij werk dat aanleunde bij de nieuwe dance rage in Engeland en Ibiza door snoeihard ‘blockrocking beats’ a la Chemical Brothers te brengen op de albums ‘Jeff’ ‘You had it coming’ en ‘Who Else!’.

Beck komen we vaak tegen als ‘hired hand’ op een serie platen die, om ze hier allemaal te noemen ons te ver zou leiden. Via het internet (4) zijn er verschillende lijsten te raadplegen waarop je tot in detail vind naar welke nummers en albums je zeker moet uitkijken. We noemen hier slechts enkele: Mick Jagger en ‘Primitive Cool’, ‘Red Shoes’ van Kate Bush, Roger Waters van Pink Floyd op zijn soloplaat ‘Amused to Death’, en Paul Rodgers van Bad Company op zijn tribute plaat voor Muddy Waters.

Jeff Beck is ook niet te verlegen om zijn bewondering voor zijn eigen helden naar buiten te brengen. Cliff Gallup, de gitarist op ‘Be bop a lula’ van Gene Vincent, krijgt als eerste een eerbetoon via een compleet aan hem opgedragen plaat. Later doet hij het nog eens over met een album en een DVD ter ere van Les Paul, de uitvinder van, jawel, de Les Paul gitaren.

Enkele jaren geleden zagen we Jeff Beck aan het werk, met Wilkenfeld, tijdens een concert op Blues Peer, en het moet gezegd, hij kreeg er nogal wat kritiek te slikken, vanwege: ’toch geen echte bluesgitarist’ en ’te technisch’. Een overigens schitterend concert waar hij o.a. ‘A day in the life’ bracht, alweer een eerbetoon, deze keer aan zowel John Lennon als aan producer George Martin. Overigens ook op diezelfde Peer affiche: John Mayall en Roger McGuinn. Peer wou dat jaar wat breder afficheren en slaagde er volgens ons ook in, want wij waren er voor het eerst op bezoek. Steeds weer vernieuwend doet hij enkele jaren later de AB aan, met alweer enkele andere muzikanten.

Af en toe vinden we hem ook terug in de gespecialiseerde rockpers, vaak samen met Page, waar dan weer een of andere nieuwbakken journalist probeert te doorgronden wat de twee al die jaren scheidde. Het is een bekend gegeven dat Beck niet gelukkig was toen hij voor het eerst ‘You Shook Me’ hoorde, een blues klassieker die hij opnam voor de eerste Jeff Beck LP, ‘Truth’, en waarvan hij moest vaststellen dat Page hetzelfde nummer op de eerste Zep had neergepoot. En we weten met zijn allen voor welke versie de goegemeente heeft gekozen. Journalisten zien er vaak het niet uit de startblokken geraken in van de Jeff Beck Group. Zelf denken we dat dit eerder ligt aan het wispelturige karakter van Beck. En net dit karakter heeft er voor gezorgd dat hij nog in zeer goede doen is, de jetset van de rock altijd geschuwd heeft, en een ongelofelijk divers repertoire heeft bijeen gespeeld. Beck blijft steeds zichzelf. Het is al meerdere keren voorgekomen dat hij er midden in een toernee waaraan hij meewerkt plots de brui aangeeft. Stewart kan er van meespreken. Zou het kunnen dat Beck ook moeilijk nee kan zeggen tegen eender welk nieuw project? Al te vaak lees je dat hij weer met deze of gene in zee is gegaan en ergens in een opnamestudio zit. Later hoor je er dan totaal niets meer over. Wat we van Jeff Beck de laatste tien jaar zagen verschijnen is dermate gevarieerd en interessant, dat wij hem nog lang niet afschrijven. Voor ‘Emotions and commotions’ omringde hij zich door een heus orkest, en ging hij nummers als ‘Nessun Dorma’ te lijf. Tussendoor liet hij voldoende livemateriaal op de goegemeente los, om alle bootleggers voor eeuwig het zwijgen op te leggen. Eerst was er het uit 2007 daterende ‘Live at Ronny Scotts’, opgenomen op de avond dat Led Zeppelin in de O2 zou spelen, ware het niet dat Jimmy Page in zijn donkere tuin ‘over iets struikelde’ en zijn vinger bezeerde en daardoor voor enkele weken buiten strijd was. Een voorval, dat wij nog altijd als een godsgeschenk uit de hemel beschouwen, want dankzij de verstuikte vinger van Page bleek er plots een ticket op overschot voor ondergetekende voor het naar december verschoven concert. Recenter kregen we Live+.

Jeff Beck in 2016

In juli 2016 verschijnt een nieuw studioalbum, waarop Jeff Beck de vocalen overlaat aan alweer een nieuwe jongedame waarop hij werd attent gemaakt tijdens een of andere viering waar hij even niet buiten kon.

Rolling Stone kondigde in mei het album als volgt aan: ‘Jeff Beck zal deze zomer, na zes jaar zijn eerste nieuw album uitbrengen, Loud Hailer – genoemd naar een ander woord voor megafoon. De plaat bestaat uit 11 nummers gaande van funk, elektronische muziek, soul en blues met de nadruk op gezongen nummers. De plaat verschijnt op 15 juli, digitaal, op vinyl en op CD.’

De staff van Guitarworld postte ondermeer het volgende:

Op Jeff Beck’s nieuwe studioplaat, zijn eerste in zes jaar, combineert de gitarist vloeiend fretwerk, met actuele songteksten, om een sterk statement te maken over alles gaande van de liefde voor kracht tot de kracht van de liefde.

…. een album dat niet bang is om zijn gedacht te zeggen.

De tot tweemaal toe opgenomen in de Rock en Roll Hall of Famer legt uit: ‘Ik wou een statement maken over enkele smerige dingen, die ik in de wereld van vandaag zie, en ik hield van het idee om bij een bijeenkomst te zijn en dit luid apparaat te gebruiken om mijn mening te spuien.’

En om dit doel te bereiken omringde Beck zich met twee Londense jongedames: Rosie Bones van de band Bones en Carmen Vandenberg. Beck leerde Vandenberg kennen op het verjaardagsfeestje van Roger Taylor, de drummer van Queen. Zij nodigden hem uit om naar een van hun optredens te komen kijken, en daarover vertelt hij dat hij gewoonweg was weggeblazen.

Een en ander leidde er toe dat ze samen kwamen en in een paar dagen reeds enkele nummers hadden geschreven.

Hij gebruikte zelfs de producer van het duo: Filippo Cimatti. Deze laatste zorgde dan nog voor een drummer en bassist: Davide Sollazzi en Giovanni Pallotti.

Rosie Bones zingt op negen van de 11 nummers, en zoveel stemgeluid zijn we niet gewoon op een Beckplaat. En dat zul je geweten hebben, al van bij het eerste nummer, ‘The Revolution will be Televised’ worden ook wij letterlijk en figuurlijk weggeblazen. Enkel op ‘Pull It’ en ‘Edna’ krijgen we een als vanouds instrumentale Jeff Beck te horen. Zingen is echt niet aan hem besteed.

Bij Consequence Of Sound ( http://consequenceofsound.net/2016/07/album-review-jeff-beck-loud-hailer/ ) lezen we dat: ‘Het krediet dat de 72 jaar oude gitarist krijgt voor dit album verdient, is echter niet enkel te wijten aan zijn voortbestaan. Loud Hailer voelt als het product van iemand die vooral een eigentijdse plaat wou maken , iemand die veel aandacht aan de geluiden van de moderne muziek en willen geven dat Het krediet dat de 72 -jarige gitarist verdient voor dit album , is echter niet te wijten aan zijn voortbestaan. ​​Loud Hailer voelt als het product van iemand die een eigentijdse plaat wou maken, iemand die veel aandacht besteed aan het geluid van de moderne muziek, en dat wil reflecteren in zijn eigen werk . Voor het grootste deel, bereikt Beck dit verheven doel met een botheid en politieke ijver en markeert het als een ongebruikelijke maar welkome episode in zijn discografie.

De meest directe sensatie die Loud Hailer biedt, is hoe lelijk een heleboel wel is. Beck en zijn nieuwe rhythm gitariste Carmen Vandenberg voeden hun instrumenten via een cluster van effectpedalen die over het geheel een discrepantie en modderigheid toevoegen. De neergaande melodie waarop “Pull It” drijft klinkt als het toerental van de motor van een scooter wanhopig op zoek naar een uptuning, en de solo’s in het razende ” Right Now ” roepen het beeld op van een zwerm boze insecten.’

In ‘The Balad of the Jersey Wives’ en ‘Thugs Club’ denken we verwijzingen te ontwaren naar 9/11, George W. Bush en alle mogelijke complottheorieën. ‘Consequence Of Sound’ schrijver vraagt zich af waarop dit allemaal nog slaat nu vijftien jaar later. Volgens Beck, in een recent interview, zijn er nog teveel onopgeloste vragen.

Stan van der Lught schrijft in bluesmagazine.nl wat volgt: enkele zinsneden uit het artikel.

Ditmaal geen jazzrock, fusion of experimenten met techno maar een modern rock album waarbij gebruik van beats niet worden geschuwd….

Hoewel Jeff Beck al jaren allergisch is om samen te werken met vocalisten is er nu toch een zangeres ingehuurd in de persoon van Rosie Bones…..

Jeff Beck is bewogen met de toestand van de wereld en dat horen we terug in de songteksten die o.a. gaan over de uitzichtloosheid van oorlog, de absurditeit van reality-tv en kinder welzijn. Maar laten we het eens over de muziek hebben.

Naast al het sonische geweld neemt Jeff Beck ook gas terug. Scared For The Children is een fraaie ballad, waarin een klein stukje Little Wing is in verwerkt. De melodie en het gitaargeluid in Shame lijken wel erg op die in Santo & Johnny’s Sleepwalk. Een mooi eerbetoon aan deze klassieker.

Van der Lugt concludeert:

De onverwachte samenwerking met Rosie en Carmen pakt erg goed uit. Er is chemie en blijkbaar werken de dames als een katalysator op de 72-jarige meester. Het album bevat pakkende en levendige songs gedragen door het spel van Jeff Beck die de meest kekke en gevarieerde geluiden uit zijn gitaar weet te persen. Guitar World kan toch tevreden zijn.

Jan Vollaard van NRC vind dan weer …dat Beck niet veel meer heeft te bewijzen, behalve het omhooghouden van zijn reputatie als stergitarist. Des te verrassender is het dat hij op Loud Hailer de samenwerking aangaat met het Londense duo Bones, twee brutale meiden die Becks muziek een jeugdige garagerockinjectie geven. Terwijl zangeres Rosie Bones haar stoere Cockney-accent praktiseert, neemt de oude Yardbird als gewoonlijk alle ruimte om er ongebreideld op los te riffen en soleren. Dat klinkt het best als er een bluesgevoel in het spel is, in de ballade ‘Shame’ en het stevig beukende ‘Live in the dark’. Al die nieuwgewonnen ruigheid geeft Beck een fris perspectief om met zijn fabelachtige gitaartechniek te pronken.

Andy Gill geeft in The Independent 3 van de 5 sterren aan Loud Healer.

Er is een reden waarom Jeff Beck ’s werelds meest geprezen levende gitarist blijft, net zo messcherp en gevoelig hier als zijn gefloreerd stunt – gitaarwerk waarmee hij naam maakte . Het is omdat zelfs op zijn 72, in plaats van te verglijden in de dotatie uit zijn oude verleden, hij voortdurend op zoek gaat naar nieuw bloed, vaker zijn dit wel dan niet jonge vrouwelijke virtuozen , die hem nog verder kunnen duwen . Hier staan, gitarist Carmen Vandenberg en zangeres Rosie Bones ​​klaar om de focus op de gitaar geluiden uit Beck’s woordenschat te leggen – afwisselend grommend als een auto motor , scherven versplinterend, en kreunend als een huilend zeemonster. Er is genoeg diepgaande funk-metal op Loud Hailer, maar het opvallendste stuk is ” Scared For The Children “, waar Beck’s solo climax de delicate, extatische kwaliteit heeft van Hendrix ’s ” Little Wing”.

Ook Jason Shadrick sleept er Hendrix bij in Premierguitar, waar hij al direct met de deur in huis valt: “This shit is real, baby.”

Jeff Beck speelt een gitaarstukje dat tot het beste uit zijn leven behoort. Hij staat boven aan de top, en niemand komt in zijn buurt.

Wat tot de verbeelding spreekt is dat Beck op dit album dingen speelt, waarvan je je moeilijk kan voorstellen dat hij daar vier of vijf jaar geleden mee zou hebben uitgepakt. Hij breekt “Thugs Club” open met een vervormde rubato intro, duikt in een verslavend funky ritme en een adembenemende solo op 1:25, waar ik verschillende keren naar moest luisteren vooraleer tot hetzelfde besluit te komen als na het beluisteren van zovele Beck solo’s: “Hoe doet hij dat?”

Beck horen klikken op zijn wah, terwijl hij zijn innerlijke Hendrix loslaat op “Right Now” is een lokroep naar zijn fans van de zes snaren. En zij die, voor de goede reden, verhangen zijn aan elke whammy flutter en bend zullen niet teleurgesteld zijn met Beck’s terugkeer naar een meer artistiek pop-beïnvloede playlist.

Tussen elke strofe van Rosie’s teksten, piekt de piepende feedback om zich heen en kadert deze stamper in als een verplicht nummer voor zijn komende toernee. Dit vraagt zo naar een duizendkoppige menigte die de vuisten ballend in de lucht meezingt.

Besluit:

Dat Jeff Beck geen grote zanger is of nog ooit zal worden staat buiten kijf, en of we hem nog ooit zelf zullen horen zingen, valt te betwijfelen. We zullen het ten eeuwigen dage moeten doen met Tallyman en Hiho Silverlining, de twee nummers die Mickie Most hem verplichtte te zingen, nu bijna 50 jaar geleden. Wie zich wil overtuigen begeeft zich best op 25 oktober richting Koninklijk Circus, waar Jeff Beck zal te aanschouwen zijn, met begeleiding van zijn nieuwste jonge grut.

Loud Hailer Track Listing

1. “The Revolution Will Be Televised”

2. “Live in the Dark”

3. “Pull It”

4. “Thugs Club”

5. “Scared for the Children”

6. “Right Now”

7. “Shame”

8. “Edna”

9. “The Ballad of the Jersey Wives”

10. “O.I.L.”

11. “Shrine”.

———-

(1)Beano album omdat op de hoesfoto Clapton een strip uit de Beano reeks zit te lezen.

(2)Led Zeppelin werkte onder de naam New Yardbirds de nog resterende contracten af van de oude Yardbirds. Page werd eigenaar van de naam, in tegenstelling tot de andere ex-leden die jaren later toch blijven opereren onder de naam Yardbirds.

(3)A.R.M.S. Staat voor Action into Research for Multiple Sclerosis. In september 1983 had in de Londense Royal Albert Hall een concert plaats onder de naam The Ronnie Lane Appeal for ARMS.

(4) Intressante discography: http://www.ainian.com/disc.html



Een mei viering: Heist-Op-Den-Berg 2015

Classic rock Posted on 17 mei, 2015 19:18

Platenbeurzen, een traditie.
Bon, 1 mei staat voor de dag van de Arbeid, met een hoofdletter werd mij altijd al geleerd. De dag waarop de Internationale hoort gezongen te worden, en je even opzij moet voor optochten met rode vlaggen. Niets van dat alles heb ik noch gezien, noch gehoord. Veranderen de tijden?

Toegegeven ik heb er ook niet echt naar gezocht.

Traditioneel wordt er te Heist-Op-Den-Berg op 1 november en 1 mei een platenbeurs georganiseerd. Te Heist mag men de initiatiefnemers gerust pioniers noemen voor wat betreft het op poten zetten van dergelijke evenementen. Het mag gezegd, het is en blijft nog steeds een succes. Al stonden deze keer, op een aantal plaatsen, de kramen van de standhouders toch wat verder uit elkaar. Een van mijn favoriete Engelse standhouders (vnl. omdat hij behoorlijk veel CD’s dumpt) ontbrak. Een andere Engelsman die steeds verkoopt volgens het systeem 1 pond is 1 euro, stond toch wel even aan de klaagmuur. “Er bestaat een oplossing voor jouw probleem”, probeerde ik vriendelijk wat te helpen. “Drop the pound, and join the euro.” Hij lachte wat schaapachtig, en schudde toch heftig met zijn hoofd, waaruit ik mocht concluderen, dat de switch er bij de doorsnee Engelsman voorlopig nog niet inzit. Overigens zullen ook vakanties naar Wales, wat duurder uitvallen….

Platenbeurzen lopen weer helemaal warm voor vinyl. Het lijkt alsof de standhouders hun indertijd volgestouwde kelders en zolders weer helemaal leeg hebben gemaakt. Terloops hebben ze zelfs de prijzen wat aangepast, voornamelijk richting hemel…. was iets anders wat mij opviel. Daardoor was het dit jaar wat rustiger aan de enkele stands die toch nog bij de zilveren ceedeetjes zweren. Vinyl is aan mij zeker besteed, maar dan wel tegen kringloopprijzen. Pal bij de uitgang, het was intussen halftwee geworden, en de maag begon vervaarlijk te grommen, nog snel wat vinyl aan een euro per stuk meegenomen. ‘Fats Domino live in New-York’, twee steengoede verzamelaars, waarvan eentje op Stax en een andere op Atlantic, en om af te ronden ‘Camel Live’ een dubbelaar waarop ze o.a. The Snowgoose live uitvoeren samen met het Londen Philarmonic. Rond deze tijd verscheen trouwens een speciaal nummer van Progmusic voor een groot deel geweidt aan de Canterburry scene en Camel’s Snowgoose.

De overgrote vangst bestond dit keer uit 19, jawel negentien, ceedeetjes. Teveel om op te lijsten, maar toch een kleine greep uit al dit moois:

‘Jethro Tull Live’ op het Isle of Wight festival. Ik heb iets met liveplaten. De technische kwaliteit mag dan af en toe wat lager liggen, je krijgt er dan weer dat echte pure voor terug. Bands mogen af en toe wel laten zien wat ze in hun mars hebben. Al dan niet opgesmukt met de nodige overdubs.

‘Chic Live’ in het Budokan theater in Japan, met assistentie van Slash, en de gezusters Sledge. Dansmuziek van het zuiverste water. Dit moeten ook tal van blanke artieisten gedacht hebben toen ze indertijd met het duo Nile Rodgers/Bernard Rhodes gingen samenwerken. Overigens toch alweer een Atlantic label band.

Twee schijfjes, die wat muzikaliteit betreft elkaar overlappen. Eentje van Georgie Fame met assistentie van Van Morrison, ‘Cool Blues’, en eentje waarop hetzelfde duo, maar nu Van Morrison met assistentie van Fame de nummers brengt, ‘How long has this been going on’. ‘John Mayall live in 69’. ‘Black Coffee’ van Al Kooper, gewoon gekocht om te ontdekken, en ik kan zeggen dat dit een zeer geslaagde ontdekking werd. Met een inlegboekje waarin Andrew Loog Oldham, of all people, het levensverhaal van Kooper schetst. Ook al om te ontdekken, een ceedeetje, met hoesje uitgevoerd in het wit, compleet met volgnummer er op, ‘The Blues White Album’. Heeft u hem. Yep het witte album van de Beatles gedeeltelijk gecovered door ondermeer Chris Duarte, Maria Muldaur, Joe Louis Walker. Het betreft niet het complete album, maar toch verassend tref je er ‘Ob-la-di, Ob-la-da’ op aan, naast bijv. ‘Don’t pass me by’ en ‘Why don’t we do it in the road’. Toch uitkijken naar ‘Revolution’, ‘Yer Blues’, ‘While my guitar gently weeps’ en ‘I’m so tired’, nummers die de blues al sowieso in zich hadden.

U verwacht het misschien niet, maar toch de als dubbel cd uitgevoerde en geremasterde versie van ‘The Lamb lies down on Broadway’, van Genesis. Genesis is eigenlijk nooit ons kopje thee geweest. Maar deze, toen nog met Peter Gabriel, kan ik wel iedereen, die er vroeger in een boogje omheen liep, aanbevelen. Long live progressive rock…. En overigens opgenomen in Wales. Dus alleen al daarom. 🙂

‘Out of our heads’ in de UK versie van de Stones, ontbrak nog in het rijtje van al veel te lang ontbrekende Stonesplaten uit de sixties in mijn discotheek.

Prachtige vondst was zeker ook deze van de onlangs overleden Duffy Power: ‘Leapers and Sleepers’. Ik probeer Power, facebookgewijze dan toch, regelmatig onder de aandacht te brengen. Dit was een van de essentiele namen in het Londense R&B circuit van begin jaren zestig, die helaas nooit aan de oppervlakte verscheen, in tegenstelling tot bijv. Baldry en Farlowe. Power was een zanger die regelmatig optrad met o.a. Graham Bond, Alexis Korner, enz… Zo tref ik op deze overzichtcd op RKM, o.a. Little Boy Blue aan met begeleiding van, Baker en Bruce. Het dichtst bij enige naambekendheid raakte hij ooit met zijn cover van het Lennon-McCartney nummer, ‘I saw Her Standing There’. Er staan twee versies van het nummer op deze CD. Een eerste met de Graham Bond band, met als toenmalige gitarist John McLaughlin. Een versie waar de Beatles niet echt happy mee waren omdat het wat te jazzy klonk. Een maand later blikten ze een nieuwe versie in, maar McLaughlin kon er niet bij zijn en als gitarist fungeerde toen Big Jim Sullivan, die uiteindelijk in de finale mix compleet samen gemixed werd met de orgelpartij, en daardoor quasi onhoorbaar is. Althans dat is toch wat Duffy Power vertelde ten tijde van de samenstelling van deze overzichtcd.

Binnen mijn kleine project: ‘ik koop alles wat ik vind van Roy Harper’, kon ik vandaag ‘Come out fighting Ghengis Smith’ op de kop tikken. Een plaat origineel uit 1967, hier aangevuld met twee tracks uit 69 van het album Folkjokeopus, en verder twee nummers ooit verschenen op een singeltje in 67, een drietal nummers uit BBC sessions, waaronder o.a. Top Gear en de John Peelshows. Alweer een ontdekkingstocht. Op de binnenzijde van het inlegboekje, een foto van vermoedelijk de achterflap van de originele hoes, met een tekst van Bert Jansch. Jansch eindigt met ‘… Reap in the harvest of Heave, stand flowered in petals of silver, and dressed in song you shall hear music and dance naked on the grass’. Hoe zit het nu eigenlijk, op de dag van vandaag, met Harper?

Op de terugweg maak ik een ommetje via Scherpenheuvel…..

Scherpenheuvel mag dan een bedevaartsoord zijn, er gebeuren ook nog doordeweekse dingen, zoals bijv. een garageverkoop…. ceedeetjes aan 1 euro per stuk. Daar kan geen muziekliefhebber langs lopen zonder… Juist ja: de volgende vier aan de buit van deze namiddag toegevoegd. Elvin Bisschop, Terry Reid, de Pretenders en Taj Mahal. Het had slechter gekund.

Die ochtend tijdens de autorit, radio1, in de lucht, luisterend naar de Top 100, meldde al snel een luisteraar, dat zijn buurman Camiel D. de radio zo hard had aanstaan, dat aan meegenieten niet te ontsnappen viel. Music For Ever, dus toch…..



25 september 1980 – koeien en stieren

Classic rock Posted on 26 sep, 2014 13:11

25 september 1980. Het kan eind september nog behoorlijk prachtig weer zijn. Zo moet het ook geweest zijn toen “de Beast” ergens op het Engelse platteland in de buurt van Kidderminster afscheid nam van zijn stieren en koeien, en van Pat. Goesting, om het met een populair Vlaams woord te zeggen, ontbrak. Hij zag het echt niet zitten om dit stukje paradijs op aarde, want dat was, en nog steeds, is het. Dat men hem de ‘beast’ noemde, daar had hij zelf voor gezorgd, of toch zeker de journalisten, die maar wat graag op sensatie uit waren. Thuis was hij den boer, die zich, botten aan, ledig hield met zijn beesten, en zijn tractoren. Dankzij zijn verbeterd inkomen stonden er in die dagen op The Old Hyde, zoals de boerderij heette, ook enkele prachtexemplaren van sportauto’s. Zeg maar het speelgoed van de wat eigenzinnige trommelaar. Hij had er voor gezorgd, dat het hanteren van drumsticks was geëvolueerd van wat roffelen op popplaatjes, tot een heuse kunst binnen het rockmilieu. Dat was zijn kunst. Van de rest moest je hem niet te veel vragen. Legendarisch is het interview, waar de reporter hem een bladvullende vraag stelt, en hij antwoordt met een bedacht: “Yes”. Dat was hem ten voeten uit. Den boer die zich stierlijk verveelde mijlenver van huis tijdens alweer een Amerikaanse tournee. Logisch dat de in de entourage verkerende “kameraden” die zich ook stierlijk verveelden elkaar vonden en de meest waanzinnige grappen uithaalden. Tot nog toe vaak beschreven, al heeft geen enkele insider tot op heden, ook maar de minste joke bevestigt. Het blijft gissen wat indianenverhaal was en wat niet.

//www.youtube-nocookie.com/embed/wX-eam-53-w?rel=0

Tussen de lijnen door valt wel op te maken dat de kermis in feite al eindigde eind 1974. Het moet toen hard aangekomen zijn voor de boer uit de streek van Kidderminster, wanneer hij te horen kreeg, dat hij voorlopig niet terug naar huis zou kunnen vanwege “taks redenen”. De band kon niet anders dan vakantie nemen en vooral geld spenderen, want anders zou dit toch door de Britse fiscus afgeroomd worden. Plant huurde een auto en nam vakantie op de Griekse eilanden. Wat hem bijna het leven kostte, toen het autootje van de weg belandde. Hij zal via de Engelse entourage uiteindelijk in een hospitaal op Jersey belanden. Page zwierf door Indië en Marokko, en God weet waar nog op de wereld. Van Jones weten we niet zoveel over zijn privé leven. Bonzo moet zich serieus verveeld hebben in Zwisterland. Bonzo’s Montreux stamt uit die dagen.

1975 bracht nog het summum aan plaatwerk uit hun carrière, maar toch. Teveel materiaal voor een plaat en te weinig voor twee, wat leidde tot het aanvullen met leftovers uit vroeger dagen, en spielereien als Boogie with Stu met Rolling Stone van het eerste uur Ian Stewart.

Plant krijgt naderhand nog wat meer te verteren, met het verlies van Karac zijn zoontje, die een virus oploopt en niet te redden valt.

Zeppelin toert nadien veel minder, maakt platen van toch iets mindere kwaliteit, al zullen er op de twee platen na 75 nog heerlijke stukken verschijnen. Fans fronsen de wenkbrauwen wanneer ze horen dat een plaat opgenomen wordt in de Polar studios in Zweden, van uitgerekend Abba. Is dit nog de real thing?

Twee keer treden ze tijdens de zomer van 79 op tijdens het overbekende Knebworth festival. Organisator Freddie Bannister houdt er een stevige kater aan over. Het is waarschijnlijk de laatste superdeal die manager Peter Grant had uitgewerkt, en waar zoals gewoonlijk geen speld was tussen te krijgen. Bannister scheurde er wel zijn broek aan, en er zouden de komende 30 jaar geen Knebworth festivals meer plaatsgrijpen.

In 80 (juni/juli) wordt nog getoerd door Europa, waarbij Duitsland en ook Vorst Nationaal wordt aangedaan. De Beast is er zwaarder op geworden, draagt een witte overall en een zwarte bolhoed. Hij lijkt weggelopen uit de film: A Clockwork Orange.

Naar alle waarschijnlijkheid maakte Bonzo in 1980 mee, wat Robert Plant nu al zeven jaar meemaakt. Hoe stap je uit Led Zeppelin? Hoe maak je Jimmy Page diets dat het voorbij is? Hoe vertel je iemand dat het sprookje moet ophouden, en dat je liever op je tractor rijdt en tussen je koeien loopt, dan weer eens op een Amerikaans podium een bende idioten vermaken. Hoe vul je de gaten op tussen de ellenlang uitgesponnen nummers waar vriend Page minutenlang soleert? En de nieuwere nummers, geef toe, dat was toch niet meer hetzelfde.

En dan komt dat telefoontje ergens in september 1980. Pak je kit, zak af naar Londen. We komen samen bij Jimmy, en gaan repeteren voor een volgende Amerikaanse tournee. Ik kan mij voorstellen dat Bonzo die dagen, en zeker de dag van de trip naar Londen verschillende keren voor zichzelf heeft uitgemaakt wat hij zou zeggen: “Jim, ik stop. Ik ga terug naar mijn koeien. Zoek het maar uit.” Terwijl hij mogelijks dacht. “Ik wil niet eindigen zoals Moon the Loon van die andere grootse rockband in de wereld.”

Wie zal het zeggen? Wat we weten is dat hij tijdens de trip naar Londen vanuit het rustige Ruschok, verschillende keren halt heeft gehouden. En dat was niet om een cola tegen de dorst te nuttigen. Neen, viervoudige vodka’s waren het die achterover werden geslagen. Moed indrinken?

foto: Eddy De Saedeleer

Wie zal het zeggen? Bonzo zal allicht nooit gedacht hebben dat hij zo snel weer in Ruschok zou terugkeren. Boven op de heuvel, in de schaduw van het kerkje, waar nog steeds eeuwige rust heerst. Ook al komen er mensen uit de hele wereld, om drumsticks neer te leggen als een eerbetoon.

25 September 1980, the day the music died, again.



4 Juli… 45 jaar geleden.

Classic rock Posted on 04 jul, 2014 23:45

Precies 45 jaar geleden was ik ziek deze dag. Wie onthoudt nu zo iets banaals?
Ik dus. Het is nl. een van die Kennedydagen uit mijn leven.
Net 17 geworden, nog op school, en bezig met een vakantiejob. Sparen en werken voor een bandopnemer. In die dagen de makkelijkste manier om goedkoop veel muziek te vergaren.
Het werk bestond voornamelijk uit het vullen van plastiek zakken met vlokjes mousse. We werkten dan ook in een nu nog steeds bestaande matrassenfabriek. Het zou te ver leiden om het hele verhaal hier op te tekenen, maar het was een goede leerschool, om te beseffen dat verder studeren toch maar de beste optie was.
Het was vooral warm op de zolder waar we de zakken vulden, en die 3e juli kondigde wat leek op een zomergriepje zich aan. Precies een dag voor de Rolling Stones hun nieuwste single op de goegemeente zouden loslaten.
Het was dan ook bijzonder erg schrikken die 4e juli in de ochtend toen de radio het meest vreselijke nieuws bracht wat een muziekfan kan te horen krijgen. Brian Jones, die net enkel weken ervoor uit de Rolling Stones was gegooid was verdronken in zijn zwembad. Zelfdoding? Of erger? De waarheid, ook al met een hoog Kennedygehalte, kennen we nog altijd niet.
Nog maar enkele weken geleden maakte ik het volgende mee.
Een bezoek aan het graf van Brian Jones is steeds weer een rustgevend moment in een mensenleven. Het graf wordt goed onderhouden. Er ligt zelfs een grote kei op, met de tekst: “Thanks grandad.” Achter de rechtopstaande steen ligt een plastic Tupperware doos, met wat souvenirs, een notablokje en een schrijfstok. Er komen regelmatig mensen langs valt op te maken uit de notities.
Recht tegenover het graf onder een grote boom staat een zitbank, waarop je wat kan mijmeren, of wat schrijven zoals ik toen deed. Een wat oudere werkman liep langs, aarzelde even, stapte door, maar draaide zich dan toch nog even om. “Weet je dat die gast die hier ligt (that bloke) slechts twee nummers heeft geschreven?”. ik antwoordde ontkennend, want twee nummers is mij niet bekend. “Hij schreef Ruby Tuesday” voegde hij er wat achteloos aan toe. Ik liet hem voor wat hij was, maar vond het toch merkwaardig dat deze man Ruby Tuesday aan Brian Jones koppelde.
Dan maar even gegoogeld zoals dat vandaag de dag moet.
Een echt sluitend antwoord is er niet. Blijkbaar is het ene Alan Clayson die in een boek Marianne Faithful laat zeggen dat Keith de tekst schreef en Brian de muziek, zonder er ooit credits voor te krijgen. Maar dit wordt dan weer links en rechts betwist. In ieder geval heeft Jagger wel bevestigd dat hij noch met de tekst, noch met de muziek iets vandoen had. Richards beweerde de ene keer dat het over een groepie ging, en de andere keer weer dat het over Linda Keith zou gaan. Linda Keith die in 67 Richards verliet en o.a. optrok met Jimi hendrix.
Misschien moet ene Peter Cnop, Stonesfanaat dat voor ons maar even uitzoeken.



Volgende »