Blog Image

Sadeler's blog

If I were a miller at a mill wheel grinding, would you miss your color box, and your soft shoe shining? (c) Tim Hardin

Link naar:  windmolens, Facebook   Meer weten? contacteer mij. 

Opgelet: Alle artikels en foto's zijn beschermd door copyright. Alle overeenkomsten tussen bestaande personen en personages berusten op louter toeval. Topfoto (c) Michel Verdoodt.

2016 Een muzikaal overzicht

Het Lijsternest Posted on 31 jan, 2017 22:21

De aanwas in 2016

Ieder jaar opnieuw worden er heel wat voor de hand liggende lijstjes op de wereld losgelaten. Dit jaar, nog meer dan vorig jaar, keek ik met belangstelling uit naar de overzichten van anderen. Op facebook, in de muziekbladen, op radio, tv, enz… heb ik moeten vaststellen, dat mijn smaak, nog meer dan vroeger, door de stilaan tot erfgoed verworden artiesten wordt beheerst. Misschien ontdek ik de nieuwelingen van 2016 ooit nog op een later moment. Op dit ogenblik heb ik er echt geen behoefte aan.

Dat toch nog meer dan tien platen gemaakt in 2016 in mijn “mancave” belanden, en mij beroerden, is mooi meegenomen.

Enkele platenbeurzen, vele kringwinkels en wat bezoeken aan Mediamarkten, en prachtige kleinschalige Engelse en Welsche tweedehands shops later breekt de tijd aan om nog even achterom te blikken.

2016 was een jaar om opnieuw breder te gaan binnen het muziek spectrum. Nog meer jazz, lang vergeten maar toch ook uitstekende soundtracks uit onze uitgaansjaren waarin de disco hoogtij vierde. Ontdekken dat de muzikanten die Van McCoy rond zich schaarde in zijn Soul Symphony Orchestra eigenlijk dezelfde waren als degene die John Lennon bijstonden op Mindgames. It’s a small world, with no place for f….n streetcredibility. If it sounds good, then it is good. En daarmee basta.

Overzicht

21 David Bowie The Deram anthology 1966-68

20 The greatest Blues legends 10cd box

19 Bob Dylan, No direction home

18 George Thoroughood & Destroyers 2120 South Michigan Avenue

17 Albert Lee & Hogan’s Heroes Tear it up

16 bout time Dobrojean

15 The Blues Project

14 Kathryn Jenkins Living a dream

13 Joe Bonamassa Blues of desperation

12 Marianne Faithful No Exit + DVD

11 Neil Young Peace trail

10 Beatles Eight days a week Live at Hollywood Bowl

9 Van Morrison Keep me singing

8 Pink Floyd Cre/action The early years 1967-1972

7 Joe Bonamassa Live at the greek theatre

6 Mose Allison I’m not talkin the song stylings of 1957-1971

5 Led Zeppelin BBC sessions

4 Rolling Stones Blue & Lonesome

3 Jeff Beck Loud Healer

2 Harvey Mandel Snakepit

1 Leonard Cohen You want it darker

Een greep uit al het moois:

Net buiten de twintig, een herinnering aan Bowie’s pre-‘Living in a tin can’ periode.

De CD box met Blueslegends bevat 10 cd’s met daarop 20 originele albums, in replicahoesjes, die meer dan vijftig jaar geleden het mooi weer uitmaakten. Goed om tijdens een verre autotrip naar Porto de ene na de andere in de cd-lade te schuiven.

De onovertroffen Albert (nee niet Alvin of Arthur) Lee hier met Hogan’s Heroes verdient het om beter bekend te zijn.

Belgisch geluid van Dobrojean (in het echt Jan Oelbrandt), dat door god weet welke onverlaat naar een kringwinkel werd gebracht verraste ons aangenaam.

De vijftiende en veertiende plaats heb ik voorbehouden aan prachtige ontdekkingen in 2016, van ouder materiaal. Kathryn Jenkins heeft een Welshe stem om u tegen te zeggen, ook al behoort ze niet tot het rockgenre, en het liveconcert uit de sixties van de Blues Project is een must voor wie van het genre houd. Bonamassa die platen aan de lopende band uitbrengt komen we hogerop twee keer tegen, Heruitgaven van Zeppelin en Mose Allison (op de valreep dood in 2016) konden niet ontbreken. En dan zijn er de klassiekers die verder timmeren aan de weg: Neil Young, de Rolling Stones en verassend genoeg ook Harvey Mandel, die ik enkel jaren geleden aan het werk mocht zien in de Woodstock versie van Canned Heat in Heist-aan-Zee. Beatles en Pink Floyd vervolledigden hun catalogus, met eerder uitgebracht en opgekuist werk, al zit er bij Floyd ook onuitgebracht materiaal tussen.

De pluimen gaan naar Jeff Beck, Harvey Mandel en enkele meters hoger op het ereschavot: Leonard Cohen.

Leonard Cohen onbetwist de beste:

Leonard Cohen, bleek al in de zestiger jaren tot de “ouderen” te behoren. Een dichter/schrijver die het waagde om een plaat op te nemen, nadat bleek dat anderen met zijn songs succes oogsten. Net als Dylan had Leonard geen perfecte zangstem. Iets waardoor je bijna gedwongen werd om meer aandacht te schenken aan zijn teksten. Kwam daar dan nog bij dat Cohen net als Dylan jood bleek te zijn, dat hij Canadees was, en op het mythische eiland Hydra had gewoond, samen met een nimf van een vrouw.

De eenvoudig uitgevoerde hoes van zijn eerste lp, versterkte het gevoel dat dit om “echte” songs ging, en niet zomaar popliedjes. De wijze waarop hij de vrouw voor ons neerzette, maakte ons deel van zijn leefwereld. ‘Suzanne ik neem je mee naar een bank bij het water’, klonk het in een Nederlandse vertaling bij Herman van Veen. Suzanne, Marianne ze werden op slag onsterfelijk voor ons, en van zodra we ontdekten dat Marianne ook nog eens zijn echte muze was, waren we helemaal verkocht.

In Aalst in de Las Vegas pub stak het plaatje zelfs op de jukebox. A-kant Suzanne en B-kant So Long Marianne. Echt verkopen deed Cohen nog niet in die dagen, getuige onze aankoop van bewuste single in de uitverkoop bakken aan twintig frank.

Een van Cohen’s nummers, ‘You know who I am’, stond wat verloren op de dubbelaar ‘Fill Your Head with Rock’, waar CBS hem promootte tussen alle mogelijke progressieve rock- en bluesbands.

Zoals alle groten heeft ook Cohen een periode gekend, waarin zijn platen wat minder niveau hadden, en hij bij de toenmalige tienergeneratie wegdeemsterde. Neem daarbij dan zijn vijf jaar durende sabbat in een boeddhistisch klooster, en het mag een wonder heetten dat er nog meesterwerken zouden volgen. Zelfs na 1980 groeide een van zijn songs uit tot een klassieker, in een versie van de te vroeg gestorven Jeff Buckley. Bij Hallelujah, denken nog steeds velen in eerste instantie aan Buckley, en niet aan auteur Cohen.

We zullen hem moeten missen, al blijven we hopen, dat er nog enig onuitgebracht materiaal hier of daar op een plank ligt te wachten. Een gedachte die zelfs niet bij ons opkomt wanneer we denken aan de vorig jaar ontvallen Bowie of Prince. Beide heren brachten steengoed materiaal voort, in een ver verleden, maar waren nog amper een schim van zichzelf, daar waar Cohen nog altijd klonk zoals we hem leerden kennen. En dat terwijl hij, zoals blijkt uit zijn laatste worp, afscheid aan het nemen was. Van Marianne Ibsen, en van ons, zijn publiek. De hoes van zijn laatste plaat roept herinneringen op aan ‘Songs from a Room’. De cirkel is als het ware rond.

Een wistjedatje in deze wat niet vaak op de voorgrond komt, is wel dat deze laatste hoes ontworpen werd door de Brugse Sammy Slabbinck (1). De stem van de zanger klinkt wat vermoeider, maar is nog duidelijk verstaanbaar in tegenstelling tot gemurmel van zijn soortgenoten, die hem zelf ook een warm hart toedragen.

Voor ons de plaat van 2016. Eentje om nog lang te koesteren.

Zoals gezegd behoorlijk wat Jazz bijeengekringwinkeld….. of in het geval van Toots gekregen bij de krant De Standaard.

20 Ronny Jordan The quiet Revolution

19 The Jeggpep NO Jazz Band Along the Mississippi

18 Carla Bruni Qulqu’un m’a dit

17 Larry Adler The Piano Roll recordings

16 Liane Foly Acoustque

15 Tubby Hayes/Ronny Scott The jazz courier

14 Herbie Hancock Head Hunters

13 The Rosenberg trio Gypsy Summer

12 Chris Barber’s Jazzband

11 Wim Mertens Close cover

10 Chick Corea The sound of Jazz

9 Cecil Taylor 1955-1961

8 Larry Coyell Masters of the Jazz guitar

7 Jazz Masters Stan Getz

6 Miles Davis Sketches of Spain

5 Django Reinhardt Souvenirs

4 Diana Krall Only trust your heart

3 Earl Bostic Dance to the best of

2 Fridaynight in San Fransisco McLaughlin, Dei Mola, De Lucia

1 Smile het beste van Toots

R&B hebben we dit jaar wat uitgebreide met dance en disco.

Dance 25 Vanvelzen Unwind

Div 24 Moulin Rouge Music from Bar Luhrman’s

R&R 23 5 x CD Elvis Presley

Dance 22 Zita Swoon Group Dancing with the sound hobbyist

Dance 21 The Orb Pomme Fritz

disco 20 Michael Jackson Thriller 25

Dance 19 Welcome to the pleasuredome

div 18 Boombal Vol 1.

Dance 17 Fatboy Slim Live on Brighton Beach

R&R 16 Jaap Dekker 25 jaar Boogies en romantiek

dance 15 Moby 18.

Dance 14 The Chemical Brothers Push the button

Dance 13 Air Safari Moon

R&R 12 Elvis It’s now or never The tribute to

Disco 11 The fantastic sound of Philadelphia

R&B 10 Long John Baldry The Peye anthology

R&R 9 Vince Taylor et ses play-boys – Barclay sessions

soul 8 Aretha Franklin Greatest Hits (1980-1994)

R&R 7 Bo Diddley is a gunslinger

disco 6 Kool and the gang The dance collection

soul 5 Sam Cooke Portrait of a legend

soul 4 Donna Summer The Journey Very best of

R&B 3 Georgie Fame Twenty beat classics

R&B 2 Georgie Fame Cool cat blues

R&B 1 The birth of British blues box proper

Noot:

(1) http://focus.knack.be/entertainment/muziek/de-vreemde-historie-achter-de-belgische-leonard-cohen-hoes/article-normal-767919.html



Aalst Carnaval 2017

Nieuws Posted on 22 jan, 2017 17:31

Raf wordt de nieuwe prins Carnaval 2017 in Aalst.

Een video impressie van DRA.

Link

26 Februari trekken we met zijn allen naar Aalst.



Jeff Beck

Classic rock Posted on 23 okt, 2016 12:42

Een goed halfjaar geleden, kreeg ik via Ronny De Schepper (zie ook Dagelijks iets degelijks) de vraag of Jeff Beck buiten een paar hits nog ooit zelf nummers had gezongen. Goed voor ons om wat te graven in de carrière van Jeff Beck. Een neerslag van onze bevindingen. Beck kan zijn gitaar laten zingen als geen ander; maar zelf houdt hij meestal stevig de lippen op elkaar.

Jeff Beck in de sixties.

Jeff Beck, was de derde gitarist op rij van de legendarische Yardbirds. Jawel. Hij volgde ‘Clapton is God’ op, die op zijn beurt vervanger was geweest van Anthony ‘Top’ Topham. Een man die voor de verdere rockgeschiedenis van weinig belang was, maar die toch aan de helaas grillige en bochtige weg is blijven timmeren. Dat hij uit de Yardbirds stapte heeft te maken met zijn jeugdige leeftijd, en het stel ouders dat er niet van gediend was, dat hun zoon de hort op zou trekken en alle kansen op een degelijke schoolopleiding zou verkwanselen. Exit Yardbirds. Via een bijeengeharkte anthologie van Top Topham leren we dat hij helemaal niet slecht was, en dat hij zelfs enkele singles mocht maken en een LP voor het nu legendarische Blue Horizon label van Mike Vernon.

In de jaren negentig vinden we Topham terug op Under a Belgian Moon, een van de eerste solo cd’s van William Souffreau, waar hij samen met Dave Peabody meespeelt op het nummer ‘Acid Rain Is Gonna Fall’. Hij treedt tegenwoordig nog regelmatig op in enkele Londense clubs, waar hij de blues levendig houdt.

Jeff Beck, zou oorspronkelijk zelfs helemaal geen deel hebben uitgemaakt van de Yardbirds. Na Clapton’s vertrek werd gevraagd aan Jimmy Page om de besnaarde plank over te nemen. Een uitdaging waarvoor hij zich niet voldoende klaar voelde. Zijn succesvol sessie werk zinde hem nog teveel en het bracht bovendien nog een behoorlijke penny op. Jimmy suggereerde de Tridents’ gitarist Jeff Beck. Een bevriende gitarist die hij kende uit zijn jeugd in Epsom, een van de zuidelijke gemeentes van Londen. Overigens uit Epsom en omstreken komen verschillende succesvolle muzikanten. Ook geluidstechnicus en producer Glyn Johns kwam er vandaan. Menig journalist vraagt zich soms nog af of er soms ‘iets in het water zit’ in de regio.

Beck trad toe tot de band, en tijdens zijn ‘verblijf’ oogsten ze hun grootste triomfen. Clapton was uit de band gestapt, omdat het volgens hem de foute richting uitging. Als blues purist was hij helemaal niet geïnteresseerd in de popdeuntjes van Graham Gouldman (zie ook Hollies, Hermans’s Hermits en 10 cc), die de band werden voorgeschoteld, lees opgedrongen, door manager Mickie Most. Clapton zwerft een paar maanden door Griekenland, maakt met John Mayall het legendarische ‘beano’ album(1), en sluit zich aan bij de ritmesectie van de Graham Bond Organization, om er de crème de la Cream met te vormen. Het verhaal van Ginger Baker, Jack Bruce en Clapton is voldoende bekend. Zij plaveiden de weg voor heel wat Britse muzikanten richting Ahmed Ertegun, baas van het Atlantic label. Niet in het minst voor Becks opvolger in de Yardbirds, Jimmy Page, en zijn manager Peter Grant, de kompaan van Mickie Most, die later de New Yardbirds zullen omvormen tot de grootste rockband die deze wereld gekend heeft.(2)

Het kan er op lijken alsof alles ooit aan alles was gelinked, en dat was het in feite ook. De Londense scène in de jaren zestig was echt niet zo supergroot als vaak wordt gedacht. Alles speelde zich af in een beperkt aantal trendy clubs, zoals de ‘Two I’s’, waar figuren als Mickie Most ooit de koffietap bediende en de imposante Grant als buitenwipper fungeerde.

Mickie Most was een manager die, laat ons eerlijk zijn, albums zag als een middel om hits te verkopen. Dat hij het ‘hit potentieel’ van een lied kon inschatten leidt geen twijfel. Via de eerder genoemde Graham Gouldman voorzag hij o.a. Herman’s Hermits van top 40 hits. De Animals en ‘House of the Rising Sun’, doen het nog altijd goed. Later richt Most een eigen label op: Rak Records. Wie dacht dat Rak een afkorting of een of ander letterwoord is, is er aan voor de moeite. Rak komt van het woordje rek, zoals in een supermarkt rek, waarop waren uitgestald staan. Dat is wat Most wilde: zijn plaatjes slijten via rekken in de supermarkt. En in de jaren zeventig en tachtig slaagde hij daar nog wonderwel in ook met teenybopper bands als Suzy Quatro en Kim Wilde. Overigens ook het formidabele Hot Chocolat zat bij Rak, en zelfs de band CCS, waarin we Alexis Korner, godfather van de Britse blues aantreffen. It’s a small world….

Niet te verwonderen dus dat er door de ingesteldheid van Micky Most, van de Yardbirds omzeggens geen legendarische lp’s bestaan. Uit de Clapton periode kennen we enkel de ‘Five Live Yardbirds’, en enkele, vooral in Canada uitgegeven verzamelaars. Toch wordt er een LP gemaakt met Beck, nl. het album dat bekend werd onder de naam ‘Roger the Engineer’, en dat nu in een luxeversie opnieuw te verkrijgen is.

Beck is een gitarist en geen zanger.

Dat zal nog vaak blijken in zijn verdere loopbaan.

In 1967 treedt Jimmy Page uiteindelijk dan toch toe tot de Yardbirds, na heel wat interne strubbelingen. Hun bassist houdt het voor bekeken uit onvrede met zanger Keith Relf. De Yardbirds gaan nog een korte periode door als quintet met Page als bassist en Beck als gitarist. Een periode waar weinig materiaal van bestaat. Weinig fotomateriaal, en al even weinig plaatopnames. Ze zijn wel samen te zien in de film ‘Blow Up’ van Antonioni in een nummer, waar Beck helemaal aan het eind, zijn gitaar aan flarden slaat. Een verwijzing naar de optredens van de Who?

Nadat Beck vertrokken is krijgen we de Page periode van de Yardbirds, waarmee toch nog een album wordt inblikt. Het door Micky Most ‘geproduceerde’ Little Games, waarmee niemand gelukkig was. Most blijft op de hitsingle nagel hameren. Er wordt zelfs een Italiaanse singel op de markt gebracht voor een of ander songfestival.

Beck na de Yardbirds.

Beck, zit ook niet bij de pakken neer, en start met enkele ‘werkloze’ Londense muzikanten een nieuwe band, waarmee hij de rock in nieuwe richtingen wil sturen. Iets waarin hij ook slaagt, al zal helaas, de eer en de roem hem niet te beurt vallen. Het zal Jimmy Page zijn, die vanaf 1968, eens hij datzelfde pad kiest, wel mag smaken van de roem.

Keren we terug naar de zomer van 1967 en de Jeff Beck Group. Een groep waarvan de kern bestaat uit Jeff Beck, Ron Wood, en Rod Stewart. Stewart, toch al een tijdje bezig, komt van onder de vleugels van Long John Baldry en Steampacket en vind stilaan zijn weg als bedeesde zanger en harmonicaspeler. Steevast gekleed als een Mod, blijft al snel de bijnaam Rod the Mod hangen. Maar Most heeft het niet begrepen op zijn imago, noch op zijn te lange neus, en noch op zijn te hese bijna als een rasp klinkende stem.

Wanneer ze de studio betreden wordt het snel duidelijk dat Most in eerste instantie wil dat er hits komen, en Jeff Beck wordt min of meer gedwongen om enkele nummers te zingen. Rod wordt verbannen naar de b-kantjes van de drie singels die gemaakt worden onder de naam Jeff Beck.

Om te beginnen is er ‘Hi-Ho Silverlining’, dat het prachtig doet in de zomer van 1967. Later gevolgd door ‘Tallymen’ en ‘Love is Blue’. Het laatste nummer is een instrumentale versie van het songfestival nummer waarmee Vicky scoorde voor Luxemburg. ‘L’amour est Blue’. Vicky maakt later carrière onder haar volledige naam Vicky Leandros.

Jeff Beck wordt heel even een top of the Pops idool. Wie wil weten wat hij echt wou verwijzen wij, zoals reeds gezegd, naar de b-kantjes. Op de flip van Hi-Ho Silverlining belandt Beck’s Bolero, een nummer dat een paar jaar eerder werd ingeblikt, door een supergroup avant la lettre. Jeff Beck, Jimmy Page, Nicky Hopkins (vaak bij de Rolling Stones), Keith Moon en John Entwistle een band om u tegen te zeggen. Deze combinatie wordt vaak omschreven als de blueprint voor Led Zeppelin, maar het mocht niet zijn. Moon en Entwistle bleven onder de vleugels van Pete Townshend bij de Who. Het was overigens Moon die vond dat het latere project van Page zou opstijgen als een Lead Zeppelin. Op ‘Becks Bolero’, van de hand van Page, hanteert Beck de sologitaar en Page de rhythm gitaar.

Op de b-kant van Tallymen vinden we een Jeffrey Rod compositie terug: Rock my plimsoul. Jeffrey Rod, voor alle duidelijkheid, is geen bestaande componist maar een ‘nom de plume’ van Stewart en Beck, waaronder ze oude bluesnummers inpikken, en van wat nieuwe woorden voorzien. Rock My Plimsoul” is niet meer of min dan hun versie van B.B. King’s ‘Rock Me Baby’. Het b-kantje van ‘Love is Blue’ kennen we als ‘I’ve been drinking’. Ook dat is een Jeffrey Rod geval, waarin ze een oude Johnny Mercer song te lijf gaan: ‘Drinking Again’.

Staan wenkt even stil bij ‘Hiho Silverlining’, want uiteindelijk zal de goegemeente zich vooral dit lied van Jeff Beck blijven herinneren. De song werd geschreven in de Amerikaanse brillbuilding door Scott English en Larry Weiss waar, volgens Record Collector, Micky Most een paar flarden van de nog onafgewerkte song opving. Hij zag er de hitpotentie van in, wat ook Scott English wel inzag, want English wou in feite de song voor zichzelf houden. Omdat Most echter aandrong, vervolledigde English de tekst met echte nonsens zinnen in de hoop dat Most zich zou bedenken.

Ook The Attack nam een versie van op het nummer. Wij vragen ons af, hoe die bij dit nummer verzeild raakten?

Vaak wordt de vraag gesteld of Beck nu echt ‘Hi-Ho Silverlining’ zo haatte dat hij het nooit meer wou spelen. Het behoort zeker niet tot zijn reguliere repertoire, en naar ons gevoel gaat hij er mee om zoals iemand omgaat met een toevallig genomen foto waaraan hij niet graag wordt herinnerd. Even bij stilstaan als het dan toch echt moet. Iets wat hij deed tijdens het A.R.M.S.(3) concert in Londen ter ere van Ronny Lane, de aan MS overleden bassist van de Small Faces. Tijdens dit A.R.M.S. concert traden een plejade van muzikanten aan, die twee dingen gemeen hadden. Hun liefde voor Ronny Lane, en hun connecties die ze smeedden in de kleedkamers van enkele Londense rockclubs. Ook voor het eerst samen op een podium: Beck, Page en Clapton, om maar iets te zeggen. Verder maakten ook Steve Winwood, Andy Fairweather Low, Bill Wyman, Kenney Jones and Charlie Watts deel uit van de band in Londen. Tijdens het Londense A.R.M.S. Concert zingt Beck op een gegeven ogenblik dan toch ‘Hi-Ho Silverlining’. Echt geen hoogstandje, maar wel warm onthaald.

De ‘A.R.M.S. groep’ zal later nog een toernee door de States maken, met enkele wijzigingen in de bezetting. Winwood is er niet bij, Joe Cocker dan weer wel. Tijdens de Amerikaanse toer langs een negental zalen treden Page en Paul Rodgers van Bad Company voor het eerst samen op. Dit zal kort daarna leidden tot het met een kort leven beschoren project ‘The Firm’ dat toch voor twee lp’s zorgt, die in geen enkele collectie van een rechtgeaarde Page fan mogen ontbreken. Hun laatste concert in Wembley werd behoorlijk knap ‘gebootlegged’. De verdere solocarrière van Page is echt niet zo uitgebreid als wat men van hem zou kunnen verwachten. Mogelijks voegt hij er in 2016 toch nog iets aan toe?

Jeff Beck is echter geen bandleider. Hij is teveel een solo performer die graag flirt met verschillende muziekstijlen (altijd prominent op gitaar) en die zich dikwijls omringt met jong talent. Narada Michael Walden, Tal Wilkenfeld op bas, en de ritmesectie, Tim Bogert en Carmen Appice, van wat ooit Vanilla Fudge was, zijn slechts enkele namen. Heel af en toe dook ook Wood en Stewart nog wel eens op, maar bijv. Bij een toernee door de States met Stewart liet Beck het al na enkele optredens van de tournee afweten. De droom van Rod Stewart om nog ooit eens de hort op te trekken met en de Jeff Beck Group en de Faces samen zou wel eens een ijdele hoop kunnen blijken.

De Jeff Beck Group brengt twee albums, ‘Truth’ en ‘Beck-Ola’, uit die mogen gelden als blueprints van wat we vandaag classic rock noemen. Wat daarna volgt werd met verschillende bezettingen opgenomen en haalt nooit meer het niveau van die eerste twee platen. Tot in 1975 na wat stille jaren zijn carrière plots een boost krijgt. Hij neemt twee platen op samen met producer George Martin van de Beatles, waarbij hij o.a. het Beatles nummer ‘She’s a Woman’ covered. De platen laten een volwassener geluid horen, dankzij de cross-over geluiden uit de jazzscene. Beck werkt mee aan enkele nummers van Stevie Wonder, maar zit zelf niet op de plaat van Wonder. Wel covered hij zelf ‘Superstition’ en plaatst het op zijn eigen album.

De ‘echte’ gitaarsound was dan wel weer helemaal terug op het album ‘Jeff Beck’s Guitarshop’.

In de tussenliggende jaren produceerde hij werk dat aanleunde bij de nieuwe dance rage in Engeland en Ibiza door snoeihard ‘blockrocking beats’ a la Chemical Brothers te brengen op de albums ‘Jeff’ ‘You had it coming’ en ‘Who Else!’.

Beck komen we vaak tegen als ‘hired hand’ op een serie platen die, om ze hier allemaal te noemen ons te ver zou leiden. Via het internet (4) zijn er verschillende lijsten te raadplegen waarop je tot in detail vind naar welke nummers en albums je zeker moet uitkijken. We noemen hier slechts enkele: Mick Jagger en ‘Primitive Cool’, ‘Red Shoes’ van Kate Bush, Roger Waters van Pink Floyd op zijn soloplaat ‘Amused to Death’, en Paul Rodgers van Bad Company op zijn tribute plaat voor Muddy Waters.

Jeff Beck is ook niet te verlegen om zijn bewondering voor zijn eigen helden naar buiten te brengen. Cliff Gallup, de gitarist op ‘Be bop a lula’ van Gene Vincent, krijgt als eerste een eerbetoon via een compleet aan hem opgedragen plaat. Later doet hij het nog eens over met een album en een DVD ter ere van Les Paul, de uitvinder van, jawel, de Les Paul gitaren.

Enkele jaren geleden zagen we Jeff Beck aan het werk, met Wilkenfeld, tijdens een concert op Blues Peer, en het moet gezegd, hij kreeg er nogal wat kritiek te slikken, vanwege: ’toch geen echte bluesgitarist’ en ’te technisch’. Een overigens schitterend concert waar hij o.a. ‘A day in the life’ bracht, alweer een eerbetoon, deze keer aan zowel John Lennon als aan producer George Martin. Overigens ook op diezelfde Peer affiche: John Mayall en Roger McGuinn. Peer wou dat jaar wat breder afficheren en slaagde er volgens ons ook in, want wij waren er voor het eerst op bezoek. Steeds weer vernieuwend doet hij enkele jaren later de AB aan, met alweer enkele andere muzikanten.

Af en toe vinden we hem ook terug in de gespecialiseerde rockpers, vaak samen met Page, waar dan weer een of andere nieuwbakken journalist probeert te doorgronden wat de twee al die jaren scheidde. Het is een bekend gegeven dat Beck niet gelukkig was toen hij voor het eerst ‘You Shook Me’ hoorde, een blues klassieker die hij opnam voor de eerste Jeff Beck LP, ‘Truth’, en waarvan hij moest vaststellen dat Page hetzelfde nummer op de eerste Zep had neergepoot. En we weten met zijn allen voor welke versie de goegemeente heeft gekozen. Journalisten zien er vaak het niet uit de startblokken geraken in van de Jeff Beck Group. Zelf denken we dat dit eerder ligt aan het wispelturige karakter van Beck. En net dit karakter heeft er voor gezorgd dat hij nog in zeer goede doen is, de jetset van de rock altijd geschuwd heeft, en een ongelofelijk divers repertoire heeft bijeen gespeeld. Beck blijft steeds zichzelf. Het is al meerdere keren voorgekomen dat hij er midden in een toernee waaraan hij meewerkt plots de brui aangeeft. Stewart kan er van meespreken. Zou het kunnen dat Beck ook moeilijk nee kan zeggen tegen eender welk nieuw project? Al te vaak lees je dat hij weer met deze of gene in zee is gegaan en ergens in een opnamestudio zit. Later hoor je er dan totaal niets meer over. Wat we van Jeff Beck de laatste tien jaar zagen verschijnen is dermate gevarieerd en interessant, dat wij hem nog lang niet afschrijven. Voor ‘Emotions and commotions’ omringde hij zich door een heus orkest, en ging hij nummers als ‘Nessun Dorma’ te lijf. Tussendoor liet hij voldoende livemateriaal op de goegemeente los, om alle bootleggers voor eeuwig het zwijgen op te leggen. Eerst was er het uit 2007 daterende ‘Live at Ronny Scotts’, opgenomen op de avond dat Led Zeppelin in de O2 zou spelen, ware het niet dat Jimmy Page in zijn donkere tuin ‘over iets struikelde’ en zijn vinger bezeerde en daardoor voor enkele weken buiten strijd was. Een voorval, dat wij nog altijd als een godsgeschenk uit de hemel beschouwen, want dankzij de verstuikte vinger van Page bleek er plots een ticket op overschot voor ondergetekende voor het naar december verschoven concert. Recenter kregen we Live+.

Jeff Beck in 2016

In juli 2016 verschijnt een nieuw studioalbum, waarop Jeff Beck de vocalen overlaat aan alweer een nieuwe jongedame waarop hij werd attent gemaakt tijdens een of andere viering waar hij even niet buiten kon.

Rolling Stone kondigde in mei het album als volgt aan: ‘Jeff Beck zal deze zomer, na zes jaar zijn eerste nieuw album uitbrengen, Loud Hailer – genoemd naar een ander woord voor megafoon. De plaat bestaat uit 11 nummers gaande van funk, elektronische muziek, soul en blues met de nadruk op gezongen nummers. De plaat verschijnt op 15 juli, digitaal, op vinyl en op CD.’

De staff van Guitarworld postte ondermeer het volgende:

Op Jeff Beck’s nieuwe studioplaat, zijn eerste in zes jaar, combineert de gitarist vloeiend fretwerk, met actuele songteksten, om een sterk statement te maken over alles gaande van de liefde voor kracht tot de kracht van de liefde.

…. een album dat niet bang is om zijn gedacht te zeggen.

De tot tweemaal toe opgenomen in de Rock en Roll Hall of Famer legt uit: ‘Ik wou een statement maken over enkele smerige dingen, die ik in de wereld van vandaag zie, en ik hield van het idee om bij een bijeenkomst te zijn en dit luid apparaat te gebruiken om mijn mening te spuien.’

En om dit doel te bereiken omringde Beck zich met twee Londense jongedames: Rosie Bones van de band Bones en Carmen Vandenberg. Beck leerde Vandenberg kennen op het verjaardagsfeestje van Roger Taylor, de drummer van Queen. Zij nodigden hem uit om naar een van hun optredens te komen kijken, en daarover vertelt hij dat hij gewoonweg was weggeblazen.

Een en ander leidde er toe dat ze samen kwamen en in een paar dagen reeds enkele nummers hadden geschreven.

Hij gebruikte zelfs de producer van het duo: Filippo Cimatti. Deze laatste zorgde dan nog voor een drummer en bassist: Davide Sollazzi en Giovanni Pallotti.

Rosie Bones zingt op negen van de 11 nummers, en zoveel stemgeluid zijn we niet gewoon op een Beckplaat. En dat zul je geweten hebben, al van bij het eerste nummer, ‘The Revolution will be Televised’ worden ook wij letterlijk en figuurlijk weggeblazen. Enkel op ‘Pull It’ en ‘Edna’ krijgen we een als vanouds instrumentale Jeff Beck te horen. Zingen is echt niet aan hem besteed.

Bij Consequence Of Sound ( http://consequenceofsound.net/2016/07/album-review-jeff-beck-loud-hailer/ ) lezen we dat: ‘Het krediet dat de 72 jaar oude gitarist krijgt voor dit album verdient, is echter niet enkel te wijten aan zijn voortbestaan. Loud Hailer voelt als het product van iemand die vooral een eigentijdse plaat wou maken , iemand die veel aandacht aan de geluiden van de moderne muziek en willen geven dat Het krediet dat de 72 -jarige gitarist verdient voor dit album , is echter niet te wijten aan zijn voortbestaan. ​​Loud Hailer voelt als het product van iemand die een eigentijdse plaat wou maken, iemand die veel aandacht besteed aan het geluid van de moderne muziek, en dat wil reflecteren in zijn eigen werk . Voor het grootste deel, bereikt Beck dit verheven doel met een botheid en politieke ijver en markeert het als een ongebruikelijke maar welkome episode in zijn discografie.

De meest directe sensatie die Loud Hailer biedt, is hoe lelijk een heleboel wel is. Beck en zijn nieuwe rhythm gitariste Carmen Vandenberg voeden hun instrumenten via een cluster van effectpedalen die over het geheel een discrepantie en modderigheid toevoegen. De neergaande melodie waarop “Pull It” drijft klinkt als het toerental van de motor van een scooter wanhopig op zoek naar een uptuning, en de solo’s in het razende ” Right Now ” roepen het beeld op van een zwerm boze insecten.’

In ‘The Balad of the Jersey Wives’ en ‘Thugs Club’ denken we verwijzingen te ontwaren naar 9/11, George W. Bush en alle mogelijke complottheorieën. ‘Consequence Of Sound’ schrijver vraagt zich af waarop dit allemaal nog slaat nu vijftien jaar later. Volgens Beck, in een recent interview, zijn er nog teveel onopgeloste vragen.

Stan van der Lught schrijft in bluesmagazine.nl wat volgt: enkele zinsneden uit het artikel.

Ditmaal geen jazzrock, fusion of experimenten met techno maar een modern rock album waarbij gebruik van beats niet worden geschuwd….

Hoewel Jeff Beck al jaren allergisch is om samen te werken met vocalisten is er nu toch een zangeres ingehuurd in de persoon van Rosie Bones…..

Jeff Beck is bewogen met de toestand van de wereld en dat horen we terug in de songteksten die o.a. gaan over de uitzichtloosheid van oorlog, de absurditeit van reality-tv en kinder welzijn. Maar laten we het eens over de muziek hebben.

Naast al het sonische geweld neemt Jeff Beck ook gas terug. Scared For The Children is een fraaie ballad, waarin een klein stukje Little Wing is in verwerkt. De melodie en het gitaargeluid in Shame lijken wel erg op die in Santo & Johnny’s Sleepwalk. Een mooi eerbetoon aan deze klassieker.

Van der Lugt concludeert:

De onverwachte samenwerking met Rosie en Carmen pakt erg goed uit. Er is chemie en blijkbaar werken de dames als een katalysator op de 72-jarige meester. Het album bevat pakkende en levendige songs gedragen door het spel van Jeff Beck die de meest kekke en gevarieerde geluiden uit zijn gitaar weet te persen. Guitar World kan toch tevreden zijn.

Jan Vollaard van NRC vind dan weer …dat Beck niet veel meer heeft te bewijzen, behalve het omhooghouden van zijn reputatie als stergitarist. Des te verrassender is het dat hij op Loud Hailer de samenwerking aangaat met het Londense duo Bones, twee brutale meiden die Becks muziek een jeugdige garagerockinjectie geven. Terwijl zangeres Rosie Bones haar stoere Cockney-accent praktiseert, neemt de oude Yardbird als gewoonlijk alle ruimte om er ongebreideld op los te riffen en soleren. Dat klinkt het best als er een bluesgevoel in het spel is, in de ballade ‘Shame’ en het stevig beukende ‘Live in the dark’. Al die nieuwgewonnen ruigheid geeft Beck een fris perspectief om met zijn fabelachtige gitaartechniek te pronken.

Andy Gill geeft in The Independent 3 van de 5 sterren aan Loud Healer.

Er is een reden waarom Jeff Beck ’s werelds meest geprezen levende gitarist blijft, net zo messcherp en gevoelig hier als zijn gefloreerd stunt – gitaarwerk waarmee hij naam maakte . Het is omdat zelfs op zijn 72, in plaats van te verglijden in de dotatie uit zijn oude verleden, hij voortdurend op zoek gaat naar nieuw bloed, vaker zijn dit wel dan niet jonge vrouwelijke virtuozen , die hem nog verder kunnen duwen . Hier staan, gitarist Carmen Vandenberg en zangeres Rosie Bones ​​klaar om de focus op de gitaar geluiden uit Beck’s woordenschat te leggen – afwisselend grommend als een auto motor , scherven versplinterend, en kreunend als een huilend zeemonster. Er is genoeg diepgaande funk-metal op Loud Hailer, maar het opvallendste stuk is ” Scared For The Children “, waar Beck’s solo climax de delicate, extatische kwaliteit heeft van Hendrix ’s ” Little Wing”.

Ook Jason Shadrick sleept er Hendrix bij in Premierguitar, waar hij al direct met de deur in huis valt: “This shit is real, baby.”

Jeff Beck speelt een gitaarstukje dat tot het beste uit zijn leven behoort. Hij staat boven aan de top, en niemand komt in zijn buurt.

Wat tot de verbeelding spreekt is dat Beck op dit album dingen speelt, waarvan je je moeilijk kan voorstellen dat hij daar vier of vijf jaar geleden mee zou hebben uitgepakt. Hij breekt “Thugs Club” open met een vervormde rubato intro, duikt in een verslavend funky ritme en een adembenemende solo op 1:25, waar ik verschillende keren naar moest luisteren vooraleer tot hetzelfde besluit te komen als na het beluisteren van zovele Beck solo’s: “Hoe doet hij dat?”

Beck horen klikken op zijn wah, terwijl hij zijn innerlijke Hendrix loslaat op “Right Now” is een lokroep naar zijn fans van de zes snaren. En zij die, voor de goede reden, verhangen zijn aan elke whammy flutter en bend zullen niet teleurgesteld zijn met Beck’s terugkeer naar een meer artistiek pop-beïnvloede playlist.

Tussen elke strofe van Rosie’s teksten, piekt de piepende feedback om zich heen en kadert deze stamper in als een verplicht nummer voor zijn komende toernee. Dit vraagt zo naar een duizendkoppige menigte die de vuisten ballend in de lucht meezingt.

Besluit:

Dat Jeff Beck geen grote zanger is of nog ooit zal worden staat buiten kijf, en of we hem nog ooit zelf zullen horen zingen, valt te betwijfelen. We zullen het ten eeuwigen dage moeten doen met Tallyman en Hiho Silverlining, de twee nummers die Mickie Most hem verplichtte te zingen, nu bijna 50 jaar geleden. Wie zich wil overtuigen begeeft zich best op 25 oktober richting Koninklijk Circus, waar Jeff Beck zal te aanschouwen zijn, met begeleiding van zijn nieuwste jonge grut.

Loud Hailer Track Listing

1. “The Revolution Will Be Televised”

2. “Live in the Dark”

3. “Pull It”

4. “Thugs Club”

5. “Scared for the Children”

6. “Right Now”

7. “Shame”

8. “Edna”

9. “The Ballad of the Jersey Wives”

10. “O.I.L.”

11. “Shrine”.

———-

(1)Beano album omdat op de hoesfoto Clapton een strip uit de Beano reeks zit te lezen.

(2)Led Zeppelin werkte onder de naam New Yardbirds de nog resterende contracten af van de oude Yardbirds. Page werd eigenaar van de naam, in tegenstelling tot de andere ex-leden die jaren later toch blijven opereren onder de naam Yardbirds.

(3)A.R.M.S. Staat voor Action into Research for Multiple Sclerosis. In september 1983 had in de Londense Royal Albert Hall een concert plaats onder de naam The Ronnie Lane Appeal for ARMS.

(4) Intressante discography: http://www.ainian.com/disc.html



Isopoda

Recensies in rock Posted on 09 okt, 2016 18:18

18 Juni 2016 trad Isopda nog een keer in de spotlights in JC De Kuip in Ninove. We kunnen het tot vervelens toe herhalen, maar al wie er om god weet welke reden niet bij was, heeft uiteraard weer eens ongelijk gehad. Bovendien vragen we ons terecht af: krijgen we later nog meer kansen, of ‘is the dream over’? Al wie in 2007 dacht dat Led Zeppelin opnieuw de wereld voor een paar jaar zou gaan onveilig maken, zal vermoedelijk nog altijd thuis achter zijn ‘stoofken’ zitten schilderen, om het enigszins beeldend uit te drukken.

Eerste indruk over het concert van Isopda in Ninove: amaai nu reeds het laatste nummer? Het was ons helemaal ontgaan dat ze toen al meer dan een dik uur bezig waren. Time flies when you are having fun.

Shame on us, Isopda, mocht ons dan wel bekend zijn, nooit ondernamen we een poging om ze te beluisteren, laat staan naar een concert te gaan. Je bent jong en je wil je ‘streetcredibility’ niet op het spel zetten. Om te beginnen hoorde het als ‘volgeling’ van Humo en meer bepaald Marc Didden niet om symfonische rock goed te vinden. Genesis, en aanverwante, dat was iets voor de ‘snobistische Walen’, die zelfs voor een cloon van eigen bodem hadden gezorgd in de vorm van Machiavel. Isopda hoorde voor ons in hetzelfde rijtje thuis. In die dagen treurden wij hier in het Aalsterse nog te veel om het ter ziele gegane Irish Coffee waarvoor niemand direct een opvolger zag.

Vanaf de late jaren zeventig, tot een eind in de tachtihger jaren werden wij begeesterd door New-Wave, Springsteen, Ramones en aanverwante. Helaas voor ons was Isopoda, toen wij weer met beide voeten op de grond stonden, grotendeels van het Aalsterse voorplan verdwenen. Er braken barre tijden aan.

Later in je leven stel je vast dat ouder worden ook enkele voordelen met zich brengt: street-credibility hoeft niet meer zonodig. Je geest verruimt (jawel ook zonder middelen), je ontdekt stilaan dat de roots van alle muziek wel heel dicht bij elkaar liggen. Ook de dagen waarop men bands als Emerson Lake and Palmer, Yes, Genesis of Jethro Tull uitgespuwde zijn lang voorbij.

De passages van Peter Gabriel op Rock Werchter, en de erbij horende voortreffelijke albums uit die dagen openden deuren voor ons naar de kelders van de muziek waarin zich o.a. Genesis’ The Lamb lies down on Broadway bevonden. Platen die er nu, veertig jaar na datum, nog steeds staan als een huis.

Drie jaar geleden trad in de Werf, tijdens een avond met Aalsterse bands naast Irish Coffee, John Woolley & Just Born, Lavvi Ebbel, ook Isopoda aan, en dat beviel. Net als overigens het herbeluisteren van enkele van hun LP tracks. De hernieuwde belangstelling voor vinyl bracht ook de LP Raaarlst in de belangstelling. Een plaat ooit opgenomen in de Just Born studio in Mere en geproduced door Luc Ardyns en William Souffreau waarop wij ooit voor het eerst kennis maakten met Isopoda. Hun twee reguliere verschenen albums waren toen al lang niet meer voorhanden in de shops.

Geen wonder dus dat we ons voor de avond in Ninove enigszins afborstelden, en ons met hetzelf geprinte ticket, inclusief streepjescode (wow wat professioneel), richting ‘oudste en stoutste stad’ van het land begaven.

Wij keken toe en zagen dat het goed was. De band vloog er al direct in met mogelijks hun bekendste nummer Acrostichon.

Een band die vooral uit Scheppers bestaat. Oudgedienden van het eerste uur Arnold en Dirk, aangevuld met het kroost van Arnold en een bevriende virtuoze jonge toetsenist.

Isopoda koos voor dit benefietconcert voor de muziek. Theatrale toestanden uit de jaren zeventig bleven achterwege. Dat de optie om naast de twee oude getrouwen jongere muzikanten te gebruiken een goed idee is, mocht blijken, al viel het ons wat tegen dat de jeugd tussen het publiek toch minder aandachtig bij de les was, dan het publiek van weleer.

World in Motion, het zegt u waarschijnlijk niet veel, maar het is een album van Fossil Evolution, de band die Arnold De Schepper opzetten met zijn drie zoons en een vriend van een van hen. Deze band uitbouwen zou wel eens in de weg kunnen staan van meer Isopoda optredens. Al mogen ze voor ons de Aalsterse podia af en toe betreden.

Wie er was, genoot van dit uniek stukje erfgoed. We hoorden sommigen zelfs verklaren dat de stem van zanger Dirk er op verbeterd is, en vooral dat deze set veel beter klonk, dan Isopda ooit geklonken heeft in de seventies. Al zal de moderne techniek, ons collectief slecht geheugen, en nostalgie hier ook wel voor iets tussen gezeten hebben.

Het was mooi. Wij hopen op meer. Een Amber Reunie Concert in de toekomst?

En hopen helpt blijkbaar, want op 30 oktober, precies vier jaar na hun passage in de Werf doen ze Aalst nog een keer aan. Met zijn allen naar de Houtmarkt, voor een avondje genieten.

In de setlist herkenden we

Acrostichon

Endless Streets

The Usual Start

Taking Root

Watch The Daylight Shine

Considering

Bis: The muse (akoestisch) en opgedragen aan de ‘missus’ van A. De Schepper.



Harvest Moon…. In Denemarken.

TIMS mills Posted on 16 sep, 2016 20:01

Harvest Moon on Mandø
Elk jaar, in de eerste helft van september, bij volle maan sta ik toch weer even stil bij een avontuur ergens onderweg in Europa…. Een van de x days on the road.

Vijf jaar geleden in oktober, blikte ik een eerste keer terug, tijdens een fietstochtje langs de Schelde op een winderige dag…. Here we go.

Vandaag fiets ik langs de Schelde. Er staat een stevig windje, en het valt op dat het water de gehele tijd behoorlijk hoog staat. Geen vissers langs de kant. Hun vaste stekken zijn hier en daar zelfs onbereikbaar. Ik denk terug aan één maan geleden. Achtentwintig dagen om precies te zijn. Word ik indiaan? Of begin ik misschien de natuur iets beter te observeren? Je zou voor minder….

Precies een maand geleden op 12 september ondernam ik de tocht van mijn leven, uiteraard, zonder dit op dat ogenblik zelf te beseffen.

Mando, is een van de kleinere Deense Waddeneilanden, dat was opgenomen op het molenmenu van de in 2011 georganiseerde TIMS Posttour, als een aan te doene halte tijdens de tweede dag van deze tour. Van bij het begin had ik besloten om niet officieel deel te nemen aan deze Posttour. Ik wou zelf gaan zwerven door Jutland, en ik zou er dan wel voor zorgen dat ik de Posttourers af en toe “per toeval” nog zou ontmoeten, want dat zorgde er voor dat ik nog een paar molens langs het parcours zou kunnen bezoeken. De meeste molens zijn doorgaans, net als bij ons, op door de weekse dagen gesloten, en openen hun deuren enkel wanneer er liefhebbers langs komen.

Zeg maar een mooie combitour: vakantie, gewone dagdagelijkse dingen beleven, wat sightseeing en toch ook nog enkele molens meepikken. En dat lukte behoorlijk, ook al lag er al eens een brug iets te ver. Gebruikmakend van het geplande tourschema stipte ik enkele molens aan, verspreid over de verschillende dagen die deze Posttour in beslag nam. En daar maakte de molen op het eiland Mando dus deel van uit. Uitgaande van de opgezette planning zou ik de deelnemers over de middag nog kunnen ontmoeten die 12de september. Volgens mijn eigen schema kon ik, vanuit mijn centraal gelegen campsite, nog net tegen de middag het eilandje bereiken.

Mando is bereikbaar vanaf het vasteland, via een verharde weg van zowat acht kilometer, die autoverkeer naar en van het eiland mogelijk maakt. De enige verbindingsweg met het eiland. Nergens staan elektronische borden, die aangeven wat de toestand van het tij is op het ogenblik dat je er aankomt. Geen slagbomen die gesloten kunnen worden bij ontij. Er staat enkel op een enigszins verweerd lijkend verkeersbord een waarschuwing: ‘…dat je beter de tocht niet aanvat als je geen benul hebt van eb en vloed’. En dat uiteraard in het Deens. Zelf voelde ik mij behoorlijk safe, want ik had immers het officieel routeboekje van de Posttour op zak. Maar je zal zien, er zijn altijd details die je dan toch weer ontbeert, net op het ogenblik dat je ze o zo broodnodig hebt. Wist ik veel dat de tourbus, niet zelf naar het eiland reed, maar dat de groep ‘als attractie’ naar de molen werd gebracht met een van de toeristische tractorbussen. Grote open wagens, eigenlijk dubbeldekkers, gemonteerd op een tractoronderstel, met behoorlijk grote wielen, zodat de passagiers langzaam, en genietend heen en weer worden gebracht.
Zelf reed ik erheen als een volleerd eilandbewoner. Dat wil zeggen, met mijn eigen wielen. Op de heenweg, viel het mij op, dat het water aan beide kanten van de weg, reeds behoorlijk gelijk golfde met de verharde weg, die op een gegeven ogenblik zelfs ‘verbeterd’ was door middel van een keientapijt. Langs de zijkanten was deze weg afgeboord, met om de paar tientallen meter, grote keien, van wel een halve meter of meer in doorsnede, zoals je ze ook vaak bij boerderijen ziet liggen.

Merkte ik nu op een van de tegenliggende tractorbussen, toch een schim van een molencollega? Kan niet, want het reisplan…. Ik karde rustig verder. Stilaan begon het lichtjes te miezeren. Dat ontbrak er nog aan. ‘Dit levert allicht geen te beste foto’s’, dacht ik nog. Achteraf beschouwd ben ik er nog steeds niet uit, of die regen een zegen dan wel een vloek was. In elk geval was de molen dicht, schluss, gesloten, toen ik er aan kwam, en dat was vreemd. Geen hond of kat vielen er te bespeuren. Was die schimmige molenaar op de tractorbus, dan toch geen schim? Intussentijd begon het zelfs nog wat harder te regenen. Maar daar zijn we na zoveel jaren in getraind. Ik bedoel in het bliksemsnel schieten van plaatjes, van molens, ook bij slechte weersomstandigheden. Verdraaid wel sneu, dat ik hier dus blijkbaar toch te laat was gearriveerd. Na een pitstop achter de haag, was het alsof een zeer klein stemmetje zei…. ‘Hier klopt iets niet’.

De keuze tussen nog even verder het eiland exploreren, of terugkeren, was snel gemaakt. Ik weet dat er nog een kerkje staat, maar staat er ook een restaurant? Daar was in mijn tourschema alvast geen melding van gemaakt. Ik kan het niet beter omschrijven, dan dat ik Mando, hals over kop heb verlaten. In gedachten zag ik teveel van het wassende en klotsende water aan weerszijden van de weg. Ik zal verder bezoek en exploratie op het eiland toevoegen aan mijn ellenlange ‘after fifty Bucket list’, dacht ik nog.

Vrij snel haalde ik een van de tractorbussen in op zijn terugweg naar het moederland Jutland. Ik kon er haast niet langs, want echt breed is de weg niet. Gelukkig liet de chauffeur mij voorbij steken, al Zou snel blijken dat dit niet veel baat bij bracht.

De zee, de regen, het wad….

Er zijn van die beelden, die je nooit meer vergeet. Terugrijdend van Mando, een weg geleidelijk zien verdwijnen in de zee, behoort daar toe. Water stroomt af en aan over de keien. Gelukkig zijn er de keien langs beide kanten van de weg. En toch, de aanblik van een kilometerslange onder water staande weg… met enkel aan de linkerkant en de rechterkant de zee. Op een dergelijk ogenblik stop je echt werktuigelijk, schat de situatie in, en besluit dat het beter is om terug te keren naar het eiland. Misschien is de kerk wel open, om er te schuilen, of misschien is er toch een restaurant, om er zes uur te verpozen en te wachten op het komende laagtij…. Wie zal het zeggen?

Een ervaring die ik reeds kende, want ooit bezocht ik, samen met kind twee, tijdens een vakantiereis in het noord-Engelse Cheshire, meer precies in de Wirral het eiland Hilbre. Een eiland dat je kan bereiken na een fikse strandwandeling. Er is geen autoverkeer, behalve een paar jeeps van enkele coastguards. Wij togen er heen, hopend op een bakje koffie, mooi terrasje, en vooral onze hoopvolle blik gericht op rondzwemmende zeehonden. Eerlijk gezegd, viel het allemaal wat tegen. Helaas, Hilbre Island kent slechts een vier of vijftal op kabouterhuisjes lijkende (vakantie?)-woninkjes, waar je achter het venster een eenzame boekenlezende wurm ontwaart. Eenzaten die de stilte opzoeken, al zullen ze de naar zeehonden op zoek zijnde ‘bloody tourists’ wel verwensen neem ik aan. Wij weten nu ook dat je er kan genieten van rondvliegende zeevogels, om het eiland heenzwemmende zeehondjes, die verbaasd naar de ’tijdelijke’ bewoners van dit eiland komen kijken, ‘genieten’ in een zeldzame bunker uit lang vervlogen tijden waarin je kan schuilen tegen de regen, en waar je vooral uren lang kunt wachten op het komende tij, tot je weer helemaal over het stand kunt terugwandelen. Of kind twee, mij intussentijd die prachtige wandeling vergeven heeft, weet ik nog altijd niet…..

Laat ons terugkeren naar Denemarken en meer specifiek naar het eiland Mando. Terugrijden besliste ik ter plekke, op zoek naar het kerkje, de molen en hopelijk dat restaurant, al mocht een gewone Deense taverne ook wel. Ook dat laatste heb ik niet kunnen controleren, want op mijn terugweg, versperde de tractorbus als het ware mij de weg. Hij knipperde bovendien angstaanjagend met zijn koplampen, en maande mij aan te stoppen. Deze Deense inboorling zocht duidelijk contact met de explorerende Vlaming. In een filmische scene: ik met opengedraaid raam, de naar binnen slaande regen trotserend, en hij, de bestuurder, goed en veilig wel een meter hoger zittend dan ikzelf, half hangend uit zijn zijraampje, mij toeroepend: ‘Don’t go back. Drive through the water, but sloooooowly, very slooooowly’. ‘Are you sure’, repliceerde ik voorzichtig terwijl ik monsterde hoe hoog hij wel in de cabine zat van zijn tractor, uitgerust met ongelofelijk grote monsterachtige wielen. Vanop zijn veilige plaats bleef hij gesticuleren, en roepen: ‘Yes, Yes, go back’.

Ik heb altijd geleerd, dat je goede raad niet mag in de wind slaan, en bovendien, hij moest er toch ook doorheen, en, er was zelfs nog een andere tractorbus een kilometer achter hem op komst.

De scholieren op de tractorbus vonden het intussentijd reuzeleuk, en schoten plaatjes dat het een lieve lust was.

In de gutsende regen, maakte ik opnieuw rechtsomkeert, liet de tractorbus achter mij, en stoof tegen een slordige zeventig kilometer in het uur de keiweg op richting….. de zee. Het monsterachtige waterbeest wachte niet, het had in die enkele minuten alweer een stuk weg verorberd. Het finale contact met het water zal mij eeuwig bijblijven. Eigen schuld, want ik had de goede raad van de chauffeur niet helemaal opgevolgd. Vooral met het ‘sloooowly’, had ik niet echt rekening gehouden. En tegen een behoorlijk hoge snelheid het water inrijden, zorgt ervoor dat de auto als het ware wil gaan varen. Noem het aquaplaning in het kwadraat. De wielen raken even de grond niet, en het lijkt wel of je op de ‘cakewalk’ belandt. Bovendien kreeg ik door mijn lichtjes openstaand rechter raampje, een behoorlijke geut water binnen. De rest van het water vloog langs alle kanten tegen de auto op, en gutste zelfs over het dak. Een glazen dak is leuk, maar kan ook beangstigend zijn, weet ik nu. Ruitenwissers komen af en toe van pas weet ik nu, en mag ik bij deze ook de uitvinder van de GPS op mijn blote knieën danken, want het schermpje gaf steevast via een kaarsrechte streep de rijrichting aan.

Gelukkig waren het slechts de eerste seconden na het contact met het water dat de wielen los van de grond kwamen, en dat het hele ding wou gaan drijven. Mijn kapiteinstijd was snel over. Ik kreeg opnieuw grip op het stuur, de snelheid viel enigszins terug, en ik reed… vermoedelijk nog steeds te hard, want het water bleef over de motorkap heen slaan, tot tegen het dak. Ik bleef echter de harde voet gebruiken, met slechts een gedachte: ‘Ik moet hier zo snel als mogelijk door.’ Fout dus, want pas nu besef ik dat het ‘sloooowly’ vooral bedoeld was, om het klotsen van het water tegen te gaan.

De weg was nu bijna helemaal weg, enkel nog de toppen van de kantstenen kon ik ontwaren, maar ook die verdwenen na een tijdje helemaal onder het oppervlak. Er waren enkel nog de satellieten die er voor zorgden dat er een rechte streep op het GPS toestel bleef.

Het enige waar je nog aan kunt denken op dergelijk ogenblik is: ‘Wat als de motor afslaat’? De enige rustgevende gedachte toen was: ‘Die tractorbus zit nog een eind achter mij. Die sleept mij hier zeker en vast wel uit.’ Maar klopt dit wel, en zou hij?

Mogelijks zou ik het snel te weten komen, want pal in het midden van mijn dashboard begon zachtjesaan een lampje stilaan geelachtig te gloeien. Lampjes die je normaliter nooit ziet gloeien, en tot op vandaag weet ik bij God niet welk lampje het was, want even snel het instructieboekje opdiepen uit het handschoenkastje zag ik echt niet zitten. Ik kon alleen maar denken: ‘Nu geel, vermoedelijk wordt dit stilaan rood, en treedt de stilte in’. Je beseft gewoon niet dat men ons zo geconditioneerd heeft in ons dagdagelijks leven; dat wij na oranje, rood verwachten door onze veelvuldige confrontaties met stomme verkeerslichten.

Nog een geluk, dat een mens in dergelijks situatie al zijn zintuigen nodig heeft om de boel te coördineren, of je zou nog een ongeluk veroorzaken.

Om een lang verhaal toch enigszins in te korten. Het lampje bleef geel, en dat voor nog een behoorlijk stuk van de weg. De auto begon stilaan langzamer te gaan, zodat er niets anders opzat dan terug te schakelen naar eerste of tweede. Welke precies, dat zou ik echt niet meer weten. De tegendruk van het hoge water werd zwaar, dat kon je zo voelen. Maar het werkte. De leeuw die door de Fransen in het karretje moet zijn gemonteerd bleef trekken, sleuren, tot het ogenblik waarop ik nog slechts een goede honderd meter te gaan had, naar die plek, waar de weg, als in een droom terug uit het water oprees. Je voelde de grip op de weg, langzaam terugkeren. Het valt echt niet te beschrijven, wat je denkt, op het ogenblik dat je nog die laatste honderd meter moet overbruggen. Dit moet Mozes gevoeld hebben toen hij door de rode zee stapte, en veilig de overkant bereikte. Mijn partner in crime, het gelig-oranje lampje doofde langzaam maar zachtjes uit, toen uit de wielkappen het laatste water wegvloeide.

Ik reed tot voorbij de bocht, op de dijk, vanwaar ik zicht had op de verdronken weg naar Mando. Een zucht van opluchting slakend, nam ik nadien enkele foto’s van de, wat leek op minuten na mij, langzaam aan opdoemende tractorbussen die inderdaad zeer traag vooruitkwamen in het nog meer gestegen water. Ik reed naar het tractordepot, en wachte de ‘sloooowly’ man op. Die wou ik nog even bedanken, want had hij er niet voor gezorgd dat ik niet de komende zes uur vastzat op het eiland Mando?

Eind goed, al goed.

Je gelooft soms je eigen ogen niet. Op weg naar het tractordepot zag ik in de verte plots een hele grote camper opdoemen rijdend in de richting van Mando. Ik zag dat hij een Belgische nummerplaat had. Ik probeerde hem een teken te geven, door naar het hoge water te wijzen, maar hij begreep mijn gebaren niet, lachte en reed voorbij. Vast en zeker een Waal, die zelfs onze Vlaamse gebarentaal niet machtig is.

‘Are you Allright? Is your car Allright?’ Kwam de tractorman al aangelopen. ‘Yeah, sure, no problem, I’m fine, but I have to admit this was a real adventure’ repliceerde ik terug. ‘You are lucky’ lachte hij mij toe. Ik keek wat schaapachtig naar ik vermoed. Het kwam er op neer dat hij mij verder vertelde, dat het die nacht volle maan zou zijn, dat dit het begin van een springtij was, en dat het zeeniveau nu al een meter vijfenzeventig centimeter hoger stond dan normaal. ‘Weet je’ sprak hij verder, ‘dat morgen de weg helemaal niet boven water komt’? ‘Oh nee?’ ‘Was je teruggereden, dan zat je voor minstens drie dagen vast op het eiland, want morgen rijden de tractorbussen niet uit’. ‘Een goede raad: rij snel naar een carwash en geef je auto een goede beurt, zoadat al het zout water er vanaf is, want je wil volgend jaar toch niet met een roestbak rond gaan rijden’? Die zat, want daar had ik helemaal nog niet eens aan gedacht. Sloooowly had hier duidelijk ervaring mee.

Het werd nog een heksentoer om in het nabijgelegen stadje een carwash op te sporen. Ik mag zeggen, dat ik mijn vorige Mio GPS intussen de deur heb uitgekeild, om onder andere die reden. Toen ik het bijna opgaf zag ik bij het wegrijden uit Ribe, plots een modern vierkant gebouwtje dat bovendien een full automatic carwash bleek te zijn. Via een gleufje speciaal aangebracht voor plastic money kon je het deurtje openen. Binnenin een menu met een vijftal opties waaruit je kunt kiezen, tenminste als je Deens wat vlot. Verder enkel een telefoon waar je indien nodig, hulp zou kunnen in roepen, want wie belt er nu vanuit een carwash?

Ik ging er voor de zekerheid maar van uit, dat hoe hoger de prijs, hoe minder zout ik zou meenemen naar het vaderland, en nu jaren later kan ik zeggen dat dit een zeer goede keuze was.

Ook al vraag ik bij elke garageboezoek nog steevast ‘of er nog geen roest te zien is aan de onderkant’? Hoe zouden de eilandbewoners van en naar hun werk pendelen? Beschikken zij over glijdende uren, aangepast aan het tij?

Na een uurtje karren bood zich reeds een andere molen aan uit het Posttour programma, en daar nogsteeds in de regen, mocht ik mijn avontuur reeds een eerste keer vertellen, want zij hadden mij inderdaad tijdens hun terugweg zien karren, het onheil tegemoet rijdend.

Toch zou ik de volgende paar dagen nog voldoende verhalen te horen krijgen, over lui die hetzelfde meemaakten, en waar de motor effectief sputterend stilviel. En nee zij werden niet op sleeptouw genomen door een tractorbus. Vaak mochten zij dan wel tevoet aan boord, met de boodschap: ‘haal je auto de volgende dag maar op’. Blijkt ook dat de zee op die plaats al meerdere auto’s gewoon meegenomen heeft.

Ik ben nog twee dagen in Denemarken gebleven, maar daar zitten dan weer andere verhalen aan vast…..



Van Morrison: een glorieuze avond.

Recensies in rock Posted on 16 aug, 2016 13:00

Was het niet dat er al enkele dagen regen was aangekondigd, we zouden het niet geloofd hebben, maar die dinsdagavond was het vooral ‘A marvelous night for a Moondance’. Lokeren heeft het geweten, ‘ridder Van de Man’ kwam langs, met in zijn kielzog de meest doorgewinterde muzikanten die we de laatste tijd aan het werk zagen. (c) foto: Herwig Goeman

Een kleine balans vooraf. Jezus was in enkele nummers aanwezig, een erfenisje van het tijdelijk gefrequenteer met Brits oerpopidool Cliff Richard. Het publiek kreeg nauwelijks de tijd om in de handen te klappen. Het leek alsof Van, verstopt achter een donkere bril, het allang goed vond, en dat hij vooral niet wenste te treuzelen. Hij heeft een knorrig imago, dat is bekend, waar hier echter niets van te merken was. Het is zoals hij zelf zingt: ‘laat mij mijn werk doen en voor de rest, donder op’. Van Morrison mag dan de grootse muzikale verhalenverteller, deze kant van de grote plas, zijn, het blijft net zo goed een laadbak rocker. In Lokeren bracht hij een mooie staalkaart uit een oeuvre van om en bij de veertig albums.

Bon daarmee hebben we als inleiding kort aangestipt, wat in elke concertrecensie van een Morrison optreden thuishoort, en kunnen we dus vanaf nu beginnen met de loftrompet te steken.

Dit was zowaar een avond gevuld met greatest hits uit het repertoire van Van Morrison, al zijn de ‘echte’ hits uiteraard schaars in zijn carriere. De man heeft zoveel nummers dat er uiteraard niets anders opzit dan te selecteren, en van die taak heeft hij zich voor dit concert behoorlijk gekweten. DRIE nummers van Them brengen op een avond, zegt reeds veel. Voeg daarbij dan nog ‘Moondance’, ‘Domino’, ‘Cleaning Windows’, en voor de dames ‘Have I told you lately’, en je hebt een mooie staalkaart van de geluidsvibraties die de Lokerse avondlucht werden ingeblazen.

Via ‘Moondance’ in een heerlijk jazzy jasje konden we kennis maken met een hechte band. De meeste echte oude rotten in hun vak, en Van past daar wonderwel tussen. Hoed wat voorovergezakt, donkere zonnebril, saxofoon omgegord betreedt hij het podium. Hij lijkt nog meer op mijn garagist, die de pensioenleeftijd nadert, dan ik voor mogelijk hield. Sir Van Morrison windt er geen doekjes om. Rechttoe rechtaan rijgt de band het ene nummer aan het andere. Het publiek gaat uit zijn dak bij de eerste tonen van Them’s ‘Baby Please Don’t Go’. Mondharmonica, en zelfs een strofe uit Lonnie Donegans ‘Rock Island Line’ worden er in verwerkt. There’s not enough Rhythm and Blues on the Radio zullen we hem wat later nog horen zingen. Het concert wordt meer dan anderhalf uur later waardig afgesloten met een stomende versie van ‘Gloria’. Tussendoor passeert ook nog ‘Brown Eyed Girl’ de revue. In ‘Cleaning Windows’ verwerkt hij zowaar een flard ‘Be bop a Lula’.

(c) foto: Herwig Goeman

Hij heeft er duidelijk zin in, en wil het publiek waar geven voor, laat ons eerlijk zijn, het weinige geld dat ze betaalden.

Van bij het begin was de toon gezet. Dit optreden refereerde naar de beginjaren van de sixties, en bijwijlen leek het alsof we opnieuw in Londen in de Marquee of de Flamingo stonden, waar toenmalige jonge bands samengesteld uit ex-jazzers, en jonge snotapen stilaan trad-jazz, blues en R&B begonnen te vermengen tot wat later Rock zou gaan heten. Het samenspel tussen pianist, organist tevens voortreffelijk trompetter, en Van die zelf de sax of het mondharmonica bespeelde, deden ons meermaals denken aan het beste wat uit de Stax en Atlantic studio’s kwam. Zelfs de gitarist verdenken we ervan thuis over een collectie Steve Cropper platen te beschikken.

Vanavond werd duidelijk dat de rijpheid er enkel komt met de jaren. Al kan men zich de vraag stellen: hoelang zal/kan dit nog doorgaan? Lokeren wij rekenen op u…. Eric Clapton, Jeff Beck, Bob Seger, de Who… de namen liggen voor het rapen om er de affiches voor de komende jaren mee samen te stellen.

Kitty, Daisy en Lewis, drie echte Londeners, (broer en zussen) mochten het voorprogramma verzorgen.

(c) foto: Herwig Goeman

Een band die we ooit leerden kennen via een merkwaardige versie van ‘Going Up The Country’, dat ze tijdens een ‘Later with Jools Holland’ uitzending mochten brengen. In Lokeren brachten ze dit als afsluiter. Een band die toch wel paste als opwarmer voor Van Morrison.

Wat de afsluiter betreft, kunnen we kort zijn: na een topconcert zoals vanavond gebracht , hoeft voor ons echt geen toemaatje meer, en zeker niet als dit van een overjaarse Arno moet komen. Zijn trukendoos is al te lang bekend, en sorry , wij begrijpen niet dat hij nog steeds geprogrammeerd wordt naast grote namen als Morrison of zoals twee jaar geleden in het voorprogramma van de Rolling Stones bij hun doortocht in Werchter.

Playlist.

Moondance

The Way Young Lovers Do

By His Grace

Someone Like You

Enlightenment

Magic Time

Baby Please Don’t Go medley (Them) Don’t Start Crying Now, Good Morning Blues

Here Comes the Night (Them)

Precious Time

Wild Night

Sometimes We Cry, inclusief flard Cry

Domino

Whenever God Shines His Light

The Beauty of the Days Gone By

Why Must I Always Explain?

Cleaning Windows inclusief o.a. een flard Be-Bop-A-Lula

Have I Told You Lately

Real Real Gone

Did Ye Get Healed

Jackie Wilson Said (I’m in Heaven When You Smile)

Brown Eyed Girl (Them)

Gloria (Them)
Met dank aan Herwig voor de foto’s



Vrijdag: De dag dat ik mijn verjaardag vierde, 2

De week van Posted on 03 jun, 2016 10:37

When I’m Sixty-Four.


Die ochtend

Whisky, de dag begint met Whisky, de kat van de buren, die de oude dag niet voelde komen. Hoe vaak stoof deze kater naar de overkant van de straat, waar buren een en ander bijbouwen in hun tuin. Nieuwe uitdagingen. Helaas een keer minder opgelet en een mens met een moordwapen op vier wielen maakte een eind aan het leven van Whisky. Het had anders gekund, maar in onze cameraloze straat snort men met mak boven de zeventig, en daar kan geen enkel ‘voorrang van rechts kruispunt’ een rem op zetten. Ban het verkeer naar nieuwe ringwegen, en je boekt een dubbele winst. De mens krijgt zijn dorp terug, en de metershoge mais verdwijnt.

Auto naar de foeter…. en ik moet morgen naar Kinderdijk. ’t Is te zeggen: hier en daar komt er rook uit waar die niet uit zou moeten komen, maar verder bolt hij als geen ander met 294.000 km op de teller. Toch beter even naar de garagist fietsen. Shluss, toe, ferm gesloten…. De man is 65 plus, en geniet op dit eigenste ogenblik van zijn vrije tijd ergens in Turkije, maar ik mag dinsdag langskomen….

Ik mag vandaag een spiksplinternieuw rijbewijs afhalen bij mijn gemeente. Voor eeuwig verlost van mijn driedubbelgevouwen papieren exemplaar met foto genomen in een ‘kotje in de Bon Marche’. Gelukkig heb ik die overjaarse foto niet al te vaak moeten tonen of ik was zonder enige twijfel al eerder gemeentehuiswaarts gestuurd. Ik bewonder dit nieuwe plastic kleinood. “Dat is dan 25 euro mijnheer, en het blijft 10 jaar geldig.” Ik voel me plots wat meer Europeaan, dan alle Engelsen, Nederlanders, Polen of Oostenrijkers, want ik beschik tenminste over een echt Europees rijbewijs.

Het is nog voormiddag, de zon schijnt nog niet te fel, en ik fiets richting ‘parijbossen’. Veel van mijn dorpsgenoten beseffen het misschien niet, maar bij ons zijn nog echte bossen. Of moet ik eerder bosjes zeggen. Ze bevinden zich aan de rand van de gemeente en liggen op grondgebied van meerdere gemeentes. Maar goed ook, want op die manier laat iedereen ze met rust. Het is er nog wat drassig in het voorjaar, en dus zal Joke, met haar salonschoentjes er voorlopig nog wel wegblijven. Zeker nu we haar stelling kennen dat elke boom geplant werd om er ‘gekapt’ van te maken. Er liggen ook geen nationale wegen in de buurt, dus overslagbedrijven zijn ook niet geinteresseerd.

Hoeveel jaren is het geleden dat we bij een wandeling door dat bosje een fotootje vonden (eentje die je kreeg bij plakjes kauwgom), en dat door de Amerikanen betiteld wordt als bubblegumcard.

Op de voorkant stond een foto van Cliff of iemand anders uit die tijd, en op de achterzijde stond de tekst van een nummer dat Jagger en Richards ooit penden in hun jeugd voor Marianne Faithful.

As Tears go by. I sit and watch, etc….

Filmpje volgt….

De ijvere mannen van Natuurpunt hebben blijkbaar ook dit bosje ontdekt (opgekocht?), en om het de wandelaar wat aangenamer te maken hebben ze het drassige pad ‘verhard’ met schijven hout gezaagd uit toch al weer gerooide bomen.

Het is nog vroeg en de vogels zijn blij en danken weet ik veel wie, met hun gezang voor alweer een prachtige dag. Ik dank Steve Jobs, omdat hij ons de IPhone schonk en ik daarmee het tafereel kan vastleggen voor het nageslacht, of toch voor wie dit blog volgt….

Het is bijna middag, en ik rij langs de straten van mijn jeugd, waar ik huizen zie die na ‘gestript’ te zijn nu opnieuw aangekleed worden. Ik ontmoet mensen die ooit kleine kinderen waren in de golden sixties, meer bepaald in 1967, op de vooravond van het verschijnen van Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band (1 juni 1967). We halen herinneringen op aan hoe het was, en hoe vergankelijk de dingen zijn.

En dan is er die lange steenweg naar huis. Volgestouwd met huizen, slingert de steenweg zich als een lint door het groene landschap. Later meer over mijn jeugdig ‘lintbebouwd’ dorp.

Een cadeautje gekocht.

Ik heb dringend een kabeltje nodig om de wereld van Nikon en Apple met elkaar te verbinden, zodanig dat mijn reisstudio weer wat kleiner wordt, en het gezeul met laptops stopt. En laten ze dat nu weer bij Mediamarkt te koop aanbieden.

Mediamarkt in onze regio betekent even op en neer fietsen naar Oostakker.

De mooiste tijden van het jaar zijn deze waarbij de natuur vervelt. Het bruinroodkleurende najaar, de erbij horende weemoed, en de felle najaarsgeuren ons nog een laatse keer richting park en bos lokken of zoals nu in het ontluikende voorjaar tijdens die heerlijke meimaand, wanneer de engerling plots meikever wordt en op zoek gaat naar frisse groene blaadjes van een ‘meikeverhaag’. Jonge en oude bomen laten hun ‘botten’ openspringen, blaadjes priemen hemelwaarts. Over een ‘echte’ hemelvaart gesproken overigens. Overal op de wereld ervaren mensen ditzelfde gevoel. En ook al duurt het maar even, eer de volle zomer het overneemt, de mais meters hoog groeit, tiener heimwee naar wuivend graan de kop opsteekt, en de bijna verdwenen blauwe korenbloemen heel af en toe toch nog het landschap sieren. Het is op een dag als vandaag dat je dit beleven moet. Fietsend langs waterboorden, via smalle kouterpaadjes, temporiserend genieten van vers getrokken voren in het land, denkend aan wat de verplicht werkende mens ontbeert.

Een eerste lange tocht als voorbereiding op het fietsen naar de ‘grote’ eeuwenoude stad Gent wat verderop langs het Scheldelint. Vandaag rijden we langs eeuwenoude molens, langs nieuwere Luminus molens, langs brouwerijen die je een delirium kunnen bezorgen, door dorpen met namen als Westrem en Gontrode, door wijken en gehuchten met namen als Vantegem en Aard om te verpozen in Lourdes of Schellebelle. Nog altijd het dorp met de mooiste naam, en de heerlijkste ‘Duvel’ in the Sky, of was het in Disguise. Thanks mijnheer Moortgat, meer moet dat echt niet zijn op een warme meidag, terrasgewijs een heerlijke avond tegemoetziend…

Onderweg werden we ‘Ipodsgewijs’ vandaag geruggesteund (nog steeds zonder ‘n’, en kom miljaar ni zagen) door de zachte stem van Adrian Borland en de Citizens. Ooit heerlijk gesmaakt tijdens een aflevering van de wat verderop gehouden Lokerse feesten, en nooit begrepen waarom deze man die behoorlijk wat uptempo songs maakte er uiteindelijk voor koos om een snel rijdende trein frontaal te willen bekijken. Dylan’s bootleg sessions nummer zeven loodsten ons langs het beste van wat hij op de wereld losliet in de vroege jaren zestig. ‘T Is te zeggen, versies van songs die aan de kant waren gegooid, en op de dag van vandaag nog altijd beter klinken dan eender welke plaat van eender welke artiest van de afgelopen 45 jaar…. Oef.

Safe as Milk, een vergeten parel, van een man met een schuurpapieren stem, die ooit Van Oekels discohoek studio deelde met de beeldschone Cindy, geboetseerd uit Aalsterse klei, die we helaas vandaag de dag te weinig te zien en te horen krijgen.

Mediamarkt, Iik stap er buiten met 40 platen onder mijn arm. Het is te zeggen, twee kleine kartonnen boxen waarin telekens 10 cd’s met per cd twee debuutlp’s van niet de minsten: Chuck Berry, Eddie Cohran, Muddy Waters, Fabian, Elmore James, Elvis, enz…. En dat voor de fenomenale som van 22 euro. Het deficit van de platenbizz, gelukkig zullen de meeste artiesten er nog weinig last van hebben, vanwege al heel lang vertrokken naar het podium waar ’the great ging in the sky’ voor eeuwig doorgaat.

Tijd om onder de notelaars van het Boerenhof, koffie te slurpen, te reflecteren over alweer een verjaardag. Niet dat verjaardagen anders zijn dan andere dagen, dat merkt iedereen wel. Maar toch deze…. Will you still need me, will you still feed me…. ‘Vera, Chuck and Dave’ de ‘grandchilderen on your knee’ zijn er helaas nog niet, maar wie bevroedde in die zomer van 67, dat de plaat die de Beatles toen op de wereld loslieten vandaag nog in zijn originele, zij het opgepoetste staat, zou voorhanden zijn?

Genieten van het leven.

Verderop tussen Schellebelle en Dendermonde loopt de dijk af en toe een eindje verder het binnenland in. Er werden “natuurlijke” vijvergebieden geschapen. Borden leren ons dat indien nodig hier behoorlijk wat water kan worden opgevangen.

Een tijdje gelede pedaleerde ik hier voorbij net op de dag dat de wereld nog maar eens zou vergaan. Heeft iedereen zijn gazon al aan kant, want je weet toch maar nooit. Volgens enkele carnaille zotten hadden we het zitten omdat Mercurius zich voor de zon zou gaan nestelen, en ze in een lijn zou staan met enkele sterrenbeelden, waar de ‘great man in the sky’ uiteraard nog nooit van heeft gehoord. Noch deze carnaille zotten, noch die andere ontsproten aan enkele verpauperde stadswijken zullen er in slagen deze wereld om zeep te helpen. Maar ik kan hen gerust stellen….. De wereld is al om zeep…. Een paar eilanden, nee niet de Wadden, maar enkele, wat verderop, in de Stille Oceaan moeten we al niet meer bezoeken. Verzwolgen door het water….. Nu nog vuur, en alle godgeleerden krijgen nog gelijk ook…..

Maar keren we terug naar de dag waarop ik mijn verjaardag vierde. De dag waarop zelfs

het vinyl meer dan ooit is teruggekomen van eigenlijk nooit is weggeweest.

When, I’m sixty Four.

En zoals elke dag…. Tomorrow is another day.

Toch bedankt aan iedereen die al facebookend of twitterend even stilstond bij mijn xxxx’te dag in het leven…..

Zes uur in de avond… Tijd om boterhammen te smeren.



Rod Stewart: Antwerpen 15 mei 2016

Recensies in rock Posted on 16 mei, 2016 12:14

Voor de derde keer naar Rod Stewart.

Na 10 augustus 1986 op het beton van de Oostendse luchthaven, en de al even harde betonnen muren van Flanders Expo in Gent op 21 juni 1995 zagen we voetbalfanaat en liefhebber van Schotland, Roderick Stewart, opnieuw aan het werk in Antwerpen.
De geringe aandacht in de pers en het doodzwijgen van Stewart op onze traditionele radiostations leidde er toe dat de bovenste ring van het Antwerpse sportpaleis dicht bleef. Al zullen de ticketprijzen er ook wel voor iets tussenzitten. Wie een zitje vooraan wou mocht de volle 104 euro ophoesten.
Maggy May (part) Antwerp 15 May 2016

De ” zaal” was voor het overige goed gevuld, en wij hadden een zeer mooi uitzicht vanop de zevende rij….pal voor het podium.
Het concert samengevat in enkele woorden: Forever Young.
Een ongelofelijk sterke band met een super saxofoonspeler. Zelf had hij, Stewart, last van een “valling”, want de zakdoek kwam er een paar keer aan te pas, of was dat gewoon om onze aandacht te trekken op zijn iets te grote neus? In het begin leek zijn stem wat zoek, maar zijn reis door het beste van zijn oeuvre was zeer subliem. Het was een echt “hits” concert zoals trouwens aangekondigd, met de traditionele voetballen die de zaal werden ingeshot tijdens de Faces nummers.
Ik zag toch vooral veel gelukkige mensen, die weer eens een van hun avond hebben genoten.
De grote namen van vroeger beginnen schaars te worden, en dan heb ik vooral veel respect voor iemand als Stewart, die zich weet te omringen door een bende Young Turks, die bovendien schitterend hun instrumenten bespelen. En al die mooie vrouwelijke muzikanten, zijn enerzijds een knipoog en anderzijds een mooi statement van Stewart, naar al diegenen die vinden dat hij in de jaren zeventig het verkeerde pad opging door zich in de jetset wereld te storten.
Iets waar hij al lang komaf mee maakte.

Ik kan iedereen zijn zelf gepende autobiografie aanbevelen. Het leest als een trein, en is bovendien zeer grappig geschreven.

Concertticket fraude

Naast mij zat iemand die een ticket had gekocht bij een van die Nederlandse sites. Die mensen werden er aan de ingang uitgepikt, en moesten zich aan de kassa aanmelden, waar ze een papier gekregen hebben waarop staat wat ze moeten doen om het teveel betaalde geld te recupereren.
Dit is zo te zien alvast een zeer goed teken, dat er effectief opgetreden wordt.
En apropos ook het leger was opvallend aanwezig aan de ingang.

Een greep uit de setlist.

Sailing
I don’t wanna talk about it
Forever Young
Downtown Train
Hot Legs
Enkele schitterende nummers uit zijn laatste twee CD’s, waarvan geen hond buiten de die-hard fans weten hoe ze heten. Don’t stop me now.
Rolling and Tumblin van Muddy Waters, overgoten met een fantastisch bluesrock sausje. Vele keren beter dan wat Dylan er van maakte.
Maggy Mae
Stay with me
The first cut is the deepest, enz, enz

Nu nog Stewart, Beck en Wood op een podium krijgen en we komen terug af…. dat is beloofd.



Manneke Pis wordt molenaar…. te Geraardsbergen.

Molens Posted on 12 mei, 2016 16:49

Lees meer op: blog van 9500News

“Het klimaat in Geraardsbergen, België” volgens de website www.worldmeteo.info

Geraardsbergen is gelegen in een gebied met een gematigd zeeklimaat. Dit klimaat wordt het hele jaar door gedomineerd door een koufront wat resulteert in veranderlijk en bewolkt weer. De zomers zijn fris door koude oceaanstromen en winters zijn mild maar meestal sterk bewolkt.

De warmste maand is augustus met een gemiddelde temperatuur van 17.5 °C. De koudste maand is januari met een gemiddelde temperatuur van 2.5 °C. De meeste neerslag valt in november (75 mm) en de minste neerslag in april (50 mm).

De onderstaande klimaatgegevens zijn gebaseerd op weergegevens over een periode van vijftig jaar. Het klimaat geeft een goede indicatie van het te verwachten weer (voor bijvoorbeeld het plannen van een vakantie), echter biedt het geen garantie voor het weer op korte termijn.
——————————————————–
Op de foto de fiere Meter en Peter, terwijl een gebrilde Broeder toekijkt.

Op Zaterdag 7 mei was daar niet veel van te merken, want…..

Onder een “brandende” voorjaarszon troepten wat molenaars samen rond het Geraardsbergse Manneken Pis, om er getuige van te zijn dat het ventje alweer een nieuw kostuumpje werd geschonken. Dit keer, wat had je gedacht, een echt voor de gelegenheid in miniformaat uitgevoerd molenaarsplunje. Gecompleteerd met muts. Zijn blauwe met witte bollen versierde halsdoek schenken we hem bij een volgende gelegenheid. Een molenaar vind wel altijd een reden om nog eens af te zakken naar de omgeving van de Muur, of het wat verder gelegen Museum van ’t Aloam, dat net als de vereniging Oost-Vlaamse Molens, zijn tiende verjaardag vierde, die zevende mei van het jare van ons heer tweeduizend en zestien.

Om de folklore en de heemkunde hoog in het vaandel te houden traden we toe tot De Broerderschap van Manneken Pis. Ik kon niet anders dan onwillekeurig denken aan het beeld dat facebookgewijze tot ons kwam van de zanger Van Morrison, die recent knielde voor het zwaard in de hand van de eeuwig wachtende Britse troonopvolger toen hij ge”sir”d werd. Een tikje op de linkerschouder, een tikje op de rechterschouder, wat wijze woorden, en that’s it.

Walter, onder begeleiding van Jan Delcour bracht een van de ontelbare “stoute” molenliederen, waarna we de burgemeester nog even aanhoorden, en gezamenlijk de ceremonie beëindigden onder het zingen van een uitbundig: ‘Daar bij die Molen’. Geef toe, iedereen heeft zo zijn eigen volkslied, ook al komt dat van ons uit het koude noorden waar boven de Moerdijk voornamelijk Hollanders en Brabanders huizen.

Tussen haakjes, mag toch even vermeldt, dat het Geraardsbergse Manneken Pis, niet het enige pisserken is in ons land. In Brussel hebben ze er ook eentje. iets minder oud, en vooral bedoeld om de Japanners enige sexuele inkijk te geven. Japanners komen speciaal naar België om een foto te kunnen nemen van dit ‘zonder broek’ ventje. Al moet ook gezegd worden dat ze zeker ook komen om ook in het Antwerpse een ander beeldje te zien en te fotograferen. Dat van het Vlaams jongetje Nello en zijn hond Patrache. Maar daar vertellen we over in een volgend bericht.

In Brussel werd in de jaren zeventig, (door de emancipatie?) plots ook een beeldje van een plassend meisje geplaatst, in een zijstraat van de Beenhouwerstraat: Jeanneke Pis. En staat er niet ergens in Zelzate of zo ook een beeldje van een Mieke Stroel?

Al in de voormiddag woonden de molenaars, moleneigenaars, en molinologen de tiende Algemene Vergadering bij van de Vzw Oost-Vlaamse Molens. Een vereniging die intussen meer dan driehonderd gelijkgestemden verenigd, en enkele molens in de provincie met meer dan liefde beheerd of in erfpacht heeft. Neem daarbij nog wat jongere leden die recent molens aankochten, en je weet dat de toekomst van onze molens verzekerd blijft. Nu Bourgeois nog overtuigen, dat er ook nog zout op de patatten moet, willen ze vooral lekker smaken, en willen we er van verzekerd blijven dat er nog handen zijn in de toekomst om er voor te zorgen dat er nog patatten geplant, gekookt en gebakken worden…. Wij bedoelen gewoon, dat koken, voornamelijk geld kost….

Kom onze molens bekijken op 29 mei, want dan gooien ze in heel Vlaanderen nog maar eens hun deuren open. En u weet toch dat de techniek in de molen, de voorloper is van alle technische vooruitgang, en dat we vandaag geen computers, geen auto’s, geen fabrieken (in het Engels nog steeds mills geheten), zouden hebben, zonder die nobele onbekende die de eerste molen in gang zette ergens in Perzië of Sirië…..


Kom, samen met ons, op 29 mei zoeken naar deze steen….. In Oost-Vlaanderen.



William Souffreau wordt 70!

Recensies in rock Posted on 27 apr, 2016 13:44

Langzaam start de fanfare haar ode aan de eenvoudige man…. ‘Fanfare for the Common Man’ van Emerson Lake en Palmer. Vandaag een ode aan de jarige, en tevens een eerbetoon aan de man die deze prachtige muziek van Aaron Copland bewerkte: de onlangs overleden Keith Emerson.

Karel, de MC van dienst, mocht de gelauwerde voorstellen aan de ondertussen stilaan volgelopen zaal. “En William, enkele dagen geleden zeventig worden. Hoe heb je dat ervaren?” “Ik zou het niet weten, niet echt speciaal.”

Hadden we iets anders verwacht? In de bescheidenheid ligt de kracht van de Meester. Je kon zo van zijn gezicht lezen…. “Komaan mannen, waar blijft…. De Show?”

Het eerbetoon.

Achter de schermen werden stilletjesaan de gitaren uitgepakt. Op het scherm zagen we een jonge William, met achtereenvolgens zijn eerste plaatje uit 1967, een BRT archiefopname waarbij de held geïnterviewd werd door Zaki, en een nostalgisch nummer van Irish Coffee: ‘The Show.’

Als eerste trad de voorzitter van het Amber Reunie Team aan, met enkele hartverwarmende woorden voor het publiek, om vervolgens, samen met de vaste backingband (Kris,Franky en Gunther) er meteen in te vliegen. Een voorzitter die zingt, kan dat wel? Zeer zeker wanneer het gaat over de stem van Isopoda, voor de gelegenheid bijgestaan door broer/gitarist, ook Isopoda, Arnold De Schepper. Een stomend ‘Summer in the city’, gevolgd door een gewaagd ‘Masterpiece’ lieten ons onmiddellijk verstaan waarvoor we naar hier waren.

De formule, waarbij covers, die aanleunen bij het repertoire en de smaak van William, afgewisseld werden met ‘echte’ covers uit het repertoire van Irish Coffee of het solo oeuvre van Souffreau bleek een topformule.

We zagen achtereenvolgens John Woolley met begeleider Herman Kiekens, de beloftevolle Sandy Melkebeek (zus van), Karel Megank met Peter Bronder, Eddy Piens, en verrassing, wildeman en spring in het veld: Cas Van der Taelen, bijgestaan door William Wesemael, die we kennen van de KBC Band, en een op Hendrix geënte slotact van Jan Oelbrandt (Dobro Jean).

John Woolley die er prat op gaat dat hij in 1970, nog voor Irish Coffee, al in 1970 een popsingle op de wereld losliet (Ruby Baby), werkte zich door enkele Creedence Clearwater nummers (I put a spell on you en Born on the Bayou), en zette het voortreffelijk gebrachte Bad Boy van de eregast himself neer. Zeg maar een vette knipoog.

Eddy Piens, tapte uit een ander vaatje toen hij zich aan Iron Lion Zion waagde. Reggae geserveerd op een zompig boogy bedje. Een heerlijk ritmisch gebracht ‘Little Girls’, dat ons wat deed denken aan Listen to her heart van Tom Petty, en dat is een compliment voor alle duidelijkheid. ‘All shook up’, de Elvis klassieker, hier gebracht in een McCartniaanse versie. Piens werd meer dan gesmaakt door het laaiend entoesiaste publiek, dat hier duidelijk nog meer pap van lustte.

Peter Bronder “speelde” vervolgens begeleider van onze MC Karel Meganck. Karel, steevast het smoelschuivertje in de aanslag, is de man waarvan we weten dat hij uit het goede blueshout gesneden is. Hij wrong zich letterlijk in bochten, bij het zingen van het met een bluesy sausje overgoten ‘When the owl cries’ uit het vorig jaar verschenen gelijknamig album van de derde reïncarnatie van Irish Coffee. Thanks Karel.

Verder een voortreffelijk ‘Love Her with a Feeling’ van Freddy King en Kim Wilson’s ‘Boogie All Night’ Meer moet het echt niet zijn. En daar getuigen de talrijk genomen foto’s van.

De nog te onbekende Sandy (maar daar komt verandering in) heeft nu al letterlijk de grootte van Wiliam bereikt, en dat lukt haar vast figuurlijk ook wel. Deze Aalsterse Janis Joplin heeft nog een en ander in haar mars, getuige haar voortreffelijke cover van Big Brother’s ‘Piece of my Heart’.

Voor haar tweede nummer puurde ze uit Williams eerste solo-cd. ‘We all must get together’.

De verassing van de avond kwam van, hoe kan het anders, duizendpoot en stem van Lavvi Ebbel: Cas Van Der Talen. Cas beloofde al tijdens de repetities dat hij aan een speciale tekst aan het wrochten was. Wetende dat dit geënt zou worden op ‘Wild Thing’ van de ‘Troggs’, deed dit bij ons de spanning nog meer stijgen.

Wie dacht dat William en Diane rustig van het concert zouden genieten, op hun “slasjkens”, languit achteroverliggend in een zetel, was er aan voor de moeite. We zagen Diane ritmisch bewegen voor het podium, daar waar William zich enigszins ‘verschool’ naast het podium. Het valt niet vaak voor dat we William naast een podium zien, en nog minder dat we hem zo uitbundig zien genieten.

‘Wild Thing’ ging er in als koek, en dat geldt zeker de tekst die voor de gelegenheid was omgevormd van ‘Wild Thing’ naar ‘William’. “William, Iedereen zegt Souffriau maar ’t is Souffreau” klonk het verrassend. Een nieuwe meezinger zag die avond het licht.

En Cas…. ‘Let’s stick together’…. ‘No Cure for the Summertime Blues’. Samen genieten: we gaan er graag in mee. Het enige wat echt telt.

Jan Oelbrandt maakte van ‘Mister Taxman’ warempel een echte klassieker. Scheurende gitaarklanken, die niemand verwacht had. Een op Zeppelin geschoeide verschroeiende ‘In My Time of Dying’. ‘There ain’t no Road too Long’….. Juist zeer juist…. Een waardige afsluiter.

William geschilderd.

En onze jarige, had het aan het begin al schoorvoetend gevraagd. “Ik mag toch ook een lieken spelen?” En dat kon uiteraard niemand weigeren. Wat zeg ik: een liedje? Een heel concert kregen we er bovenop van een sterk op dreef zijnde Irish Coffee, uitgerust met een extra (nieuwe vaste?) gitarist.

Knap programma, met een apotheose om u tegen te zeggen. Na een verplichte Whole lotta love, kreeg het publiek er nog een stomende jamsessie bij, geheel uit graniet opgetrokken en gebouwd rond de Guess Who’s ‘American Woman’.

Al tijdens de afterparty werd duidelijk, dat het Amber Team voor een paar momenten van geluk had gezorgd, voor de beste muzikant die we hebben in onze regio. The show must go on.

In de wandelgangen kon een gastenboek gesigneerd worden, en kon er rustig rondgekuierd worden langs foto’s en andere memorabilia van de tijdelijke tentoonstelling samengesteld door Erwin. Jan zorgde voor een heuse rocktree, een muzikale stamboom, die op grote belangstelling kon rekenen.

Het ART, Amber Reunie Team….

De camera’s werden bediend door het team van Pascal. We kijken nu al rijkhalzend uit naar der resultaten. Komt er een DVD? Met extra’s? In elk geval wordt er nog iets in petto gehouden, een bijdrage van een van de muzikanten die er spijtig genoeg niet bij kon zijn. ‘Kloot Perwez’ maakte, en stuurde in plaats van zijn kat, een prachtig opgenomen hommage, dat u niet mag missen.

Moe maar tevreden stopten Florre, Atlas en Eddy de platendraaiers. Het was bijna drive uur. Slaapwel en nog maar eens bedankt Diane om Wiliam zo goed te conserveren, en William bedankt om vooral zeventig jaar te zijn geworden…, want zonder…..



Op het schip van zeven jaar….

Steen der filosofen Posted on 20 mrt, 2016 18:35

Precies een jaar geleden tijdens de week in de aanloop naar 19 maart, zat het weer helemaal mee. Niet zoals dit jaar waarin we af te rekenen krijgen met voortdurende gure noord-oostenwinden. Het leek wel een kopie van die gedenkwaardige week in 2009, nu alweer zeven jaar geleden. Wie kijkt daar nog naar om? Vooral ik vanwege de aanloop naar die grote sprong in het duister. Hoe voelt het om voor het laatst in je leven naar het werk, naar de job, te rijden. Nog enkele keren, die laatste met hindernissen volgestouwde weg te nemen met zijn al te rode stoplichten, al te hoge ezelsruggen, veel te lang gesloten overwegen, teveel andere spitsrijders op de weg, enz…?

Hoe ging dat lied ook alweer: Having the time of your life? Zittend op een bankje aan de boorden van de Schelde, of aan de oevers van een Nieuwe Donk. De nog koude voorjaarswind streelt langs mijn oren, waarin de Apple Ipod de godganse Get Ready, twintig minuten lang laat voorbijkomen.

Die laatste week, kwam en ging, net als alle weken die haar vooraf gingen. Een mens vraagt zich op dergelijke ogenblikken af, of een werkafscheid à la In de Gloria, ook echt bestaat. Frank Focketyns lopen er genoeg rond in my dreams, daar niet van. Bon, in die dagen leek het in elk geval beter, om aan dergelijke ogenblikken, want dat zijn het, niet al teveel ruchtbaarheid te geven, en het schip in stilte te verlaten. Een schip waarvan niemand op dat ogenblik wist, of het nu afstevende op metershoge klippen, dan wel of het in volle zee, met de beste westenwind naar een nieuwe onbekende toekomst zou zeilen.

Als bijzonder kleine deeleigenaar van het schip, was ik er in geslaagd om mijn deel meer dan op tijd van de hand te doen. Ik prijs mij gelukkig, te hebben kunnen meehelpen aan het weer enigszins stuurbaar maken van het schip, ook al was dit dan door het schip te verlaten. Geloven in iets is een raar ding. Kijken naar een einder die je niet ziet. Hopen dat het goed komt, en vooral de gok wagen en opnieuw investeren in iets wat sommigen hopeloos zullen vinden.

Tot nog toe heeft het gewerkt. Het leven gaat misschien wat trager, maar het pad loopt nog steeds naar boven. Sterk, Like a Rock, zoals alleen Bob Seger het hier zingt. I still believe in my dreams…

Het is verdomd heerlijk om na zeven jaar te kunnen achterom kijken en te vinden dat het meer dan de moeite was, om het met de woorden van een van mijn beste oudleraars, die nog dagelijk zijn trapistje drinkt, te zeggen: “Het leven is altijd waard om geleefd te worden, ondanks alles wat je ziet of hoort om je heen.” Ter illustratie voegde hij er aan toe. “Mocht je er aan twijfelen, ga dan maar eens doodnuchter, midden in de nacht op café, en bekijk wat er zich allemaal rond jou afspeelt, en observeer.” De man kon niet alleen erg goed met een vliegtuig uit de voeten, hij was ook een beetje filosoof.

We leven in bizar interessante tijden. Iedereen moet opnieuw aan het werk, en liefst nog vandaag. Vooral de uitgestotenen, zij die van het schip werden geduwd, moeten opnieuw meevaren met een ander schip, waarop ook al geduwd en getrokken wordt.

Onze lijders, jawel met gestipte ij, weten het denkelijk ook niet meer. Er moet meer geld in de economie gepompt worden, maar ik hoor en lees sociaal mediagewijs, dat de massa er aan denkt om de schepen iets lichter te maken en de buit voornamelijk in handgestopte kousen weg te bergen. Gisteren nog werd de poenschepper van Suske en Wiske bovengehaald: geef iedereen gratis 1000 euro, “om te spenderen”, en we zijn gered. Wat een eenvoudig idee… Helemaal in de lijn van…. als ik nou eens aan iedere Belg vraag om twintig cent aan mij over te maken…. Kom ik zo in Verduyn’s (*) lijst van rijkste artiesten…. Artiest, jawel, want ik wil wel het auteursrecht op dit plan voor mijzelf houden.

Een ding is zeker: om te filosoferen heb je vrije tijd nodig, en die heb ik vandaag zat, nu al meer dan zeven jaar…..

(*) Lijst samengesteld door Ludwig Verduyn, journalist. Klik door.



Aalst Carnaval 2016 – een historische editie?

Carnaval Posted on 11 feb, 2016 14:41

Aalst Carnaval 2016 – een historische editie?

Het is me opnieuw wat geweest met het Carnaval te Aalst dit jaar. Maar of dit betekent dat het mede daardoor dan ook een historische editie geworden is valt toch te betwijfelen. Het is in ieder geval een editie geworden, waar enkele vraagtekens bij kunnen geplaatst worden. Om te beginnen is het al van 1990 geleden dat er nog onderdelen werden geschrapt, zoals nu gebeurde met de maandagstoet. VRT kondigde al enkele dagen bar weer aan, en Aalst en zijn veiligheidscel heeft daar gretig op ingespeeld. Het zal in elk geval mooi meegenomen geweest zijn, dat het aantal dienders van dienst, toch maar mooi kon gereduceerd worden, want zoals elkeen weet kampen we nog altijd met een dreigingsniveau drie. Getuige hiervan de misnoegde cafébazen die met onsteltenis vaststelden dat dinsdagnamiddag na de voil Jeanetten stoet de Grote Markt werd ontruimd, en nagenoeg hermetisch afgesloten, waardoor geen klant noch over hun drempels kwam. Dit uiteraard om toe te laten dat de nodige veiligheidsvoorbereidingen konden getroffen worden in de aanloop naar de popverbranding ’s avonds. Kwam dit doordat men dit jaar, in tegenstelling tot vorig jaar, niet kon rekenen op de aanwezigheid van Premier Michel tijdens de Ajuinworp? Wie zal het zeggen?

De voorbereidingen:

In ieder geval was deze editie van Carnaval, zelfs al bij de activiteiten in de aanloop naar de drie dagen, niet echt gestart onder een goed gesternte. Om te beginnen heeft de weliswaar reeds op hoge ouderdom verkerende Jules Boelens vader van de Ajuinworp ons verlaten in januari. Hij werd 91. Cyriel, de oudste voiljeannet ziet het niet meer zitten om het ganse parcours af te lopen, en vertoont zich nog enkel op de Grote Markt, bij de start.

De Prinsenverkiezing eindigde met een zeer nipte overwinning van Prins Dennis, wat er voor zorgde dat medekandidaat Cali, kort voor calimero, “voor zijn eigen gemoedsrust” een inzage vroeg in het schriftelijk gedeelte van de verkiezing. En wat bleek? Daar zaten enkele zeer merkwaardige, onzorgvuldig omschreven, vragen tussen. Wie zou uitmaken wat nu een correct antwoord was? Er was op een gegeven ogenblik sprake van juridische bijstand. Zo ver is het gelukkig niet gekomen, maar het zal voor altijd voor Cali een zure appel blijven waarin hij toen heeft gebeten. Want je moet weten dat een prinscampagne voorbereiden in Aalst nog iets anders is dan wat men ons in ‘Den elfde van den elfde’ wil doen geloven. Het kost vooral een bom geld, en geen enkele jeugdige kandidaat kan zich dat twee jaar na elkaar permitteren. Een prins trouwens ook niet, wat er toe leidt dat het nog een tijdje kan duren eer Keizer Kamiel Sergant ooit een opvolger krijgt. Kamiel is er nog altijd, en daar kan een avondlijke val in een put tijdens werken voor zijn deur, niets aan veranderen. Toch is Kamiel niet meer prominent van de partij zoals vroeger. Overigens wanneer komt dat standbeeld er nu voor Kamiel?

Toch nog dit over de Prinsenverkiezing: wanneer er meer dan waarschijnlijk toch weer zal geevalueerd, lees gesleuteld, worden aan het reglement, hopen wij dat ze dan ook niet vergeten om een oplossing uit te dokteren voor de nu waardeloze SMS-voting. Nu lijkt het vooral op een kassa-kassa onderdeel van de verkiezing. Door een veel te lage drempel in te bouwen op het aantal in aanmerking te nemen sms’jes brengt een dergelijke voting niets bij. Wetende dat Aalst met gemak 4000 actieve carnavalisten telt, dan is een bovengrens van 1000 sms’jes echt een lat die veel te laag ligt. Of was het de bedoeling om Jan Publiek op die manier buiten spel te zetten, en weer meer en meer naar een uitslag te evolueren waarbij enkel een “professionele” jury meetelt? Ook wetende dat een geschreven examen over ‘kennis van Aalst’ in principe voor wie zich kandidaat stelt geen enkel probleem mag opleveren, en dus derhalve overbodig is.

Maar net als jullie blijven wij er in geloven dat ons Feestcomité ooit wel eens de ideale oplossing uit haar hoed zal toveren.

Carnaval een feest?

Tijd om een ander fenomeen onder de loupe te nemen, en wij zijn niet de enigen die ons zorgen maken. En wel hierom: Carnaval is een feest, en het is niet meer dan normaal, dat Carnavalisten niet enkel een stoet willen zien, maar ook graag daarna nog samen feestvieren in leuke etablissementen. Vooral dat laatste is er de laatste jaren echt niet meer bij. Meer en meer cafébazen sluiten hun deuren tijdens de drie dagen van Carnaval. Waar is de tijd, dat ze Carnaval nodig hadden om hun jaaromzet op te krikken? Wie toch opent, timmert letterlijk eerst zijn zaak dicht. Houten panelen, en dergelijke worden “ter bescherming” van het decor aangebracht. Alles wat niet echt vast zit wordt verwijderd uit de zaak. Kortom bij het binnenkomen lijkt het wel alsof je, een snel ineengetimmerde, barak voor vluchtelingen betreedt. Ambiance valt er ver te zoeken, en de plasticbeker bier, een carnavlspint, die men je in de handen duwt is nu ook niet echt je van het. Niet te verwonderen dat de wat oudere Carnavalist achter zijn stoof blijft.

En buiten dan, zul je vragen? Wat gebeurd er op de verschillende pleinen waar muziek gemaakt wordt? Helaas ook die pleinen zijn verworden tot mini afkooksels van Tomorrowland, waar de jeugd uit zijn dak gaat op de laatste carnavalshits doorspekt met boumboum geluiden.

De kermis werd jaren geleden al verdreven van de stadspleinen en verbannen naar enkele onzichtbare parkings achter hoge huizenrijen. De pleinen kregen er de pompiers voor in de plaats. Pompiers zijn voor alle duidelijkheid, afgedankte brandweerwagens omgevormd tot rijdende tapkasten, annex discobars. Om beurten krijgen ze de toelating om enkele uren op een van de pleinen te staan. De jeugd lust er wel pap van, maar ooit zullen ook zij ondervinden dat Carnaval toch iets meer moet zijn. Wij denken vooralsnog dat Carnaval om andere redenen tot Unesco werelderfgoed werd gebombardeerd.

De zondagstoet.

Maar laat ons terugkeren tot de essentie. Feestvieren, praalwagens, peper en zout, een en ander op de korrel nemen, en historiek. Dat alles zit samengebald in een alweer formidabele carnavalsstoet die zondag vanaf een uur tot laat in de avond door de Aalsterse straten trok. Op gang getrokken door de Aalsterse Gilles, het Ros Balatum, de Aalsterse stadsreuzen en Prins Dennis. In hun kielzog 75 verschillende groepen. Iets meer dan 50 gecatalogeerd als kleine groep. Elf grote groepen en de overige er tussenin Middelgroot. Teneinde een mooie verdeling over het parcours te krijgen worden de groepen dan nog eens onderverdeeld in een A,B en C deel. Hierdoor zie je in pakweg drie blokken van twee uur telkens een oplopende climax van kleine eenvoudige groepen, die het moeten hebben van originaliteit, naar uitgebreide immens grote groepen die het moeten hebben van originaliteit EN een praalwagen om u tegen te zeggen. Wie in het deel C loopt, weet ondertussen dat er licht aan te pas komt. Veel licht, want de Grote Markt, het eindpunt, waar uiteindelijk ook de jury zetelt, wordt pas bereikt als de duisternis al een paar uur heeft toegeslagen. Al geeft de jury ook punten langs het gehele parcours, en dit zowel op zondag als maandag.

Naast de 81 ingeschreven officiële groepen, lopen er in de stoet toch ook nog een tweehonderdtal geregistreerde ‘losse’ carnavalsgroepen. Een dergelijke groep kan bestaan uit wat vrienden, een solovierder, of een groep die nog net niet de stap naar officële groep heeft gezet. Met duizenden zijn ze, alles door elkaar geteld.

Een ‘echte’ groep beschikt over een thema, waaraan maanden van tevoren werd gewerkt. De ‘losse carnavalist’ pikt in op de actualiteit, soms zelfs uit het ochtendnieuws van acht uur, bij manier van spreken. Dit jaar vielen onder andere ‘de sjoemelvelokes’ op. Bij de reguliere groepen werd iets minder gespot met de lokale politiek, in tegenstelling tot een paar jaar geleden, toen Ilse, schepen van Feestelijkheden, het hard te verduren had. Toch werden ook dit jaar geen heikele thema’s vermeden. Enkele groepen hekelden de stoet en de uitslag dan weer, door er op te wijzen dat er de laatste jaren bij de winnaars telkens groepen zaten die iets deden met ‘bistjes’. Bedoeld werd dat ze dieren op hun praalwagens gebruikten. Uiteraard gaat het hier om namaak dierenpoppen. Dikwijls zijn het de grote kleppers zoals LotjonsLos die op een gegeven ogenblik de toon zetten voor de komende jaren. Zo ook toen ze samen met Prins Laurent enkele jaren geleden de honden uitlieten.

Aan de meet worden de prijzen gedeeld.

Dit jaar had Lotjonslos de eer om als laatste door de straten te paraderen met het thema ‘Oilsjt Mobiel, weir vliegen d’er oever’. Een thema waarmee ze de talrijke files in de stad hekelden, en terzelfdertijd een herdenking aan de grote oorlog koppelden. Een wagen met nogal wat mecaniek, en sobere maar effectieve verlichting. Schommelende bootjes onder kleine zeppelins.
Ze behaalden dan ook terecht de eerste prijs bij de grote groepen.

Beschomt kaapte de eerste plaats weg bij de Middelgrote groepen, en dit voor het vierde jaar op rij. ‘Hey Oilsjt woor zen die handjes?’ hun thema, waarvoor ze zelfs Yves Segers van de partij lieten zijn, maakte vooral duidelijk dat zonder de vele handen er geen stoet en geen praalwagens zouden gemaakt worden.

Bedesterd, kleine groep, mocht de kroon opzetten met het thema: Oeik al gommen volleidig in ’t roeid, binsjt de stoet lachen weir ons tannen bloeit !!!
In hun perstekst lazen we: Ziet dad’ af! Wa ne pracht en prool.
Die groepen in de stoet zèn écht ni miër normool… azoei e zwoor kostuum… ge moeiet mor doeng… en da vèr ne giejlen achternoeng!!!
Sommegste gerauken mè veil moeite nog oever de brigge….
Deer da gariejl rond eer loif loeipt et zwiejt gewoeën van ere rigge!
Nen hoed op de kop… batoid wel meters hoeig… deer weer en windj…. oepelek bleivet nog efkes droeig!!!
Sebiet zèn ze nog onderkoeltj… want op zekken schoentjes…. keje dansen tot as g’a voeten nimmer voeltj!!! Ze zeggen wel insj: “De stoet es afzieng!” …. mor niks es minde woor !!!
Et es den hoeigdag van ààààl de groepen….ieder joor!!!! En zè mor gerest… oeik al gommen volleidig in ’t roeid BINSJT DE STOET LACHEN WEIR ONS TANNEN BLOEIT!!!

Wie geinteresseerd is in de vertaling, verwijzen wij graag naar alweer de derde editie van de binnenkort te verschijnen ‘Oiljstersen Diksjoneir’, van de hand van Jan Louies, zelf notoir losse carnavalist.

Tot volgend jaar: afspraak op 26 februari 2017. Wie zo lang niet kan wachten kan de beste foto’s uit deze editie bekijken in De Werf van 18 tot 26 maart, waar Dak (Dokumentatiecentrum Aalst Karnaval) de beste foto’s van hun fototwedstrijd zal tentoonstellen.

Ook Digitale Regio Aalst (DRA) laat u nagenieten en wel op 25 maart, tijdens de DVD voorstelling, waarbij teruggeblikt wordt op de VOLLEDIGE carnavalsperiode van 2016. Afspraak in De Brug, Hertshage 11 te Aalst, of wat dacht u?



De vrijdag van… Hijskranen.

De week van Posted on 27 dec, 2015 17:31

(c) Mapio.net Replica Middeleeuwse hijskraan te Brugge.

Welke z… houdt er zich nu…. Nee even niet in die zin, want hijskranen zijn ook erfgoed, en tussen een middeleeuwse hijskraan met tredrad en een staakmolen ligt echt geen hemelsbreed verschil.

Vandaag een colloqium over hijskranen bijgewoond in het MAS. Het Museum Aan de Schelde. Alleen al er heen gaan is een belevenis op zich. Met de auto? Ooit al gehoord van de Kennedytunnel op een vrijdagmorgen? En nee, ik weet ook wel dat het MAS pal naast de uitgang van de ‘konijnenpijp’ ligt, maar om de ingang van deze fameuze konijnenpijp te bereiken moet je wel tot vlak voor de Kennedytunnel bollen. Geen optie. Net als parkeren op linkeroever en snel door de St.Annatunnel wandelen. Hebben ze de buurt rond Frederick van Eden nu toch wel blauw geschilderd. Je auto er voor een dagje laten slapen is er dus ook niet meer bij. Tot slot een beetje deftige parking in Antwerpen, kost je met gemak de prijs van een treinticket. Dus… de oplossing. Vandaag wordt ik treinreiziger voor een dag, ook al blijkt sporen tussen Lede en Antwerpen geen kinderspel te zijn. Om te beginnen moet je een keuze maken of je al dan niet eerst naar Gent, dan wel naar Brussel spoort. Pas daar vind je treinen met een bordje Antwerpen stad van A er op. Via een tussenweg kan ook, maar dan moet je er in Wetteren al uit, om daar over te stappen op de trein naar Mechelen, waarna je terug uit de trein moet om dan over te stappen op een trein uit het Brusselse komt. Bovendien staat er internetsgewijs een sterretje naast deze verbinding. Uit een ver verleden weet ik dat dit heibel betekent wanneer er een ‘kepie’ langskomt. ‘Wat zit jij op een trein naar Kortrijk te doen’ of iets van die strekking wordt je dan voorgehouden. Uitleggen kan maar je moet er dan wel je tijd voor nemen, en ‘kepie’ overtuigen, want dit type verbinding komt blijkbaar enkel voor op de internetsite van de NMBS, en niet in de handleiding van onaze kepie. Dus we zullen sporen via Gent. En ik moet toegeven de moderne tijd is ingetreden bij het spoor. Ik kan nl. de avond er voor mijn kaartje boeken via het internet, betalen met mastercard, en bovendien het kaartje koppelen aan mijn ‘e-id’, mijn eenzelvigheidskaart zoals die dingen vroeger plachten te heten. Resultaat ik heb alweer een stukje van een boom gespaard. De paperless society nadert, of toch weer niet? Bij mijn aankomst op het colloqium wordt mij meegedeeld dat ik mits een formulier in te vullen, mijn onkosten vergoed kan krijgen. Leuk, maar hoe flikker ik dit weer klaar? Ik heb geen ticket…. Moet ik nu toch weer de wereld op zijn kop zetten, en alsnog mijn stukje van de boom opeisen? Zorgen voor later.

Een groep van om en bij de veertig personen staat koffie te slurpen. Gelukkig loopt er toch een ziel tussen die ik kan thuisbrengen, waardoor het opgaan in de menigte wat vlotter verloopt. Al bij de eerste presentatie verschijnt de naam TIMS (*) minstens drie keer op een slide. En dan nog in de zin van: dat is een vereniging die we moeten volgen. Dit zit snor. Ik leer dat de havenkraan enthoesiasten zich zowel in Nederland als Vlaanderen verenigd hebben, en nu met hetzelfde soort van problemen geconfronteerd worden, als deze waar de molenwereld zich tot nu toe doorheen worstelde. Gaan we kranen herstellen, lees restaureren, in hun oorspronkelijke vorm? Gaan we ze dan ook weer effectief laten functioneren? Of restaureren we er maar op los ‘voor de schoon ogen van jan publiek’? Blijven het kranen, of verbouwen we die dingen tot, ik noem maar wat, een voor avonturiers bestemde B&B, op avontuurlijk grote hoogte? Een deelnemer, die zich met kranen bezig houdt in Bristol liet een filmpje zien, waarbij een drietal kranen tegen de achtergrond van een lichtspektakel dansten. Mooi, dat was het zeker, maar niet alle deelnemers leken even overtuigd. Bristol, dansende kranen.

Een ding waarover iedereen het eens was, is dat ook kranen toch op een of andere wijze hun verhaal moeten kunnen vertellen. Via musea, via gefingeerde herinzet, of gewoon als bezoekersruimte.

Het middagmaal was een verassing. Broodjes met kaas, of andere charcuterie, bij wat koppen koffie, maar dan wel geserveerd op de Jan Plezier II. Een boot waarmee we een uurtje door het havengebied voeren, tot vlak bij Doel en zijn gescheurde kerncentrales. Een verrassing, ook al was het voor mij de derde keer dat ik dergelijke vaartocht meemaakte. Eerder als tienjarige tijdens een schoolreisje, als onderbreking tussen een bezoek aan ‘den Boerentoren’, en een bezoek aan de Zoo. Ik mag er niet aan denken dat dit 53 jaar achter mij ligt. Een tweede keer, naar ik mij meen te herinneren, in het magische jaar 1968, al kan het ook 69 geweest zijn, tijdens een studiereis met als onderwerp ‘Een havenbezoek’. Dit om ons economisch inzicht te verbreden, en ons een ruimere kijk op de aanstormende bedrijven als Basf, en General Motors te gunnen. GM bezochten we dezelfde dag. Wat ik mij er nog van herinner is dat ze daar toen overal in het bedrijf verplaatsen op geel geschilderde fietsen. Iets wat ze vermoedelijk hadden opgepikt van de Amsterdamse provo’s in de sixties. Die wilden namelijk dat iedereen in de wereld en om te beginnen in hun eigen stad zich zou verplaatsen via gratis ter beschikking gestelde witte fietsen. Mens zo groot was het daar, bij GM… toch naar onze normen die nog volop gebaseerd waren op ons economisch inzicht dat niet verder ging dan wat kruidenierszaken op het hoekje.

Vandaag besloten we onze trip bij een ‘bolleke’ Koninck.

In de namiddag mocht ik mijn ding doen. En leerde ik ook dat een mens nooit te oud is om te leren. De sprekers dienden zich te houden aan de Japanse techniek: Pecha Kucha.(**) Klinkt ongeveer als Petsjaksja. Je powerpoint presentatie, mag uit maximum 20 slides bestaan, die elk gedurende 20 seconden worden getoond. Even snel rekenen leert dat ‘je show’ dus amper 6 minuten en 40 seconden in beslag mag nemen. Geen introductieslide, noch een aftitelingslide. Elke slide wordt via een continusysteem getoond, wat betekent dat jij hierdoor de controle verliest op je ‘show’ en bijhorend verhaal. Verder verwacht men dat elke slide voornamelijk uit beeldmateriaal bestaat, al kan hier en daar een enkel woordje wel. Dus zeker geen ellenlange oplijstingen die toch enkel en alleen maar gebruikt worden als spiekbriefje. Geen afdreunen van saaie teklsten, waardoor je het publiek traag mlaar zeker in slaap wiegt. Neen, je moet echt je verhaal in je kop hebben zitten. Geloof mij vrij, het vergt enig denk- en puzzelwerk om tot een concreet verhaal te komen, en je te beperken tot de essentie die moet overgebracht worden … En daar is het die Japanners om te doen. Geen slaapverwekkende troosteloze schermen, en dito verhalen die je toch maar in slaap wiegen. Nee het moeten als het ware cliffhangers zijn die associaties oproepen, bij de toehoorder, en die liefst nadien in het geheugen blijven haken.

Nu ik het systeem ken, ben ik er helemaal voor gewonnen. Negen mensen houden in drie groepen drie panelgesprekken. Er wordt ongeveer 20 minuten ‘geslideshowd’ of moet ik zeggen ‘gepechakuchat’, en twintig minuten gedebateerd. Opgeteld pas dit precies in twee uur. Ik heb zelden een productievere namiddag meegemaakt, al zat er nog wel een valse noot tussen toen een Nederlander met wat gezichtsproblemen de naar hem uitgestuurde signalen niet opving, en ruim over de tijd ging. Ook het PechaKucha principe was hem blijkbaar geheel ontgaan.

Nog wat ‘genetwerkt’ op een achteraf gehouden receptie, beneden in het MAS. Om iets meer van het MAS te bekijken was er helaas geen tijd, en bovendien wordt het in het najaar al snel donker. Ik liep terug naar het station, netjes die straten met roodblinkende lampions ontwijkend, en nee ik bedoel niet de al te vroeg uitgehangen kerstversiering.

Nog een tip voor BDW en zijn stad van A. Hier en daar een aanwijsbordje met MAS er op zou echt een aanwinst zijn voor de stad, of wordt dit enkel aangegeven vanuit het Schoon Verdiep?

Er zijn nog mensen die de bus links laten en een wandeling door de stad appreciëren.

Opnieuw trotseer ik Beveren, Lokeren, Gent Dampoort en Schellebelle om thuis te raken.

(*) TIMS staat voor The International Molinological Society, waarvan ik momenteel bestuurslid en penningmeester ben.

(**) Pecha Kucha, lees er meer over op: https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Pecha_Kucha



Volkswagens: een trip down memory lane….

Forever Young Posted on 20 dec, 2015 17:06

Paasmaandag. Voor het eerst in jaren reed ik niet naar de Bredevoortse boekenmarkt ergens diep ver weg in de Achterhoek van Nederland. Dat is bij de Duitse grens waar in april nog menig paasvuur wordt aangestoken. Gasboete… nooit van gehoord mijnheer.

Ik besloot om eindelijk eens poolshoogte te nemen bij de Scheldehappening te Schellebelle. Terug in de tijd. Naar die dagen dat het woord sjoemelsoftware nog diende gelanceerd te worden.

Het miezert, en ik ben snipverkouden. Een winderig tochtje op de speciaal ingelegde boot tussen Schellebelle en Uitbergen laat ik voor wat het is. Bewaren voor later, voor wanneer Pasen nog eens echt in de lente valt. De reguliere veerboot neemt mij mee over de Schelde naar het cafe aan de overkant. Het is er lekker warm, en ik bekijk de wat miezerige foto’s die ik net nog schoot van een serie oude karretjes op het plein voor de kerk. Een Volkswagentreffen, met een overzicht van wat VW zoal geproduceerd heeft. Hippe hippybusjes, verroeste vehikels, twee kevers die wij indertijd V53 doopten, omdat ze vanaf 1953 niet meer werden geproduceerd. Te herkennen aan de kleine achterruit die uit twee delen bestaat, en de uiklapbare richtingaanwijzers. Een van beide is zowaar getuned, en heeft in feite niets meer vandoen met het originele erfgoed. Een echte Johnnybak heeft men er van gemaakt. De andere oogt nog meer naar hoe het er origineel moet hebben uitgezien. Een mooi vervolgkarretje uit 1956 staat in de buurt van de Johnnybak. Een prachtige gele ex-bundespost bus staat er karakter uit te stralen.

Voor de rest ontwaar ik er nog de leuke Karman Ghia, de bouwdoos VW waarvan de naam mij nu even ontsnapt, maar waar er ooit een van in ons buurdorp reed. En ook een beige break, uit ergens begin van de jaren zeventig.

Neil Young publiceerde pas een boek over zijn leven, waarbij hij als leidraad de auto’s de revue laat passeren die hem op zijn pad vergezelden. Over elk van die echte oude bakken vallen leuke anekdotes te lezen.

Volkswagens: ik heb er zelf nooit een bezeten, maar heb er wel drie herinneringen aan.

Een terugblik op mijn jonge dagen in relatie tot het fenomeen Volkswagen.

Ik kan mij, in onze buurt, geen garage herinneren waar Volkswagens werden verkocht, noch buren of wie dan ook die er een hadden. Tot het moment dat een kozijn er zich eentje tweedehands aanschafte, had ik ze geen blik gegund. Zijn overbuur die altijd aan fietsen en later aan brommers had gesleuteld, hielp hem het beestje te onderhouden. Daarvoor deed hij ook al het onderhoud van het onooglijk klein Renaultje dat voornamelijk werd gebruikt voor familieuitstappen en ‘de lange reizen’ naar zee. Let wel dergelijke reizen verliepen meestal met een tussenstop om het autootje de nodige tijd te geven om wat op adem te komen. Meer dan zestig kilometer per uur zal hij wel niet getuft hebben, want ik herinner mij nog dat de zee eind jaren vijftig zeer ver lag…. op zijn zachtst uitgedrukt. In 1967 was mijn kozijn dus overgeschakeld naar VW. De gekende kever, een witte, van het type dat ik mij onmogelijk kan herinneren. Zelf was ik vijftien. Tijdens een dagje familiebezoek had hij nog iets te regelen in Erondegem, in een tegelbedrijf. Ik mocht mee. Aangezien wij thuis zelf geen auto hadden, waren dat in die dagen echt mee te nemen buitenkansen om eens in een auto te zitten. Op de terugweg, net de Zandstraat uit, parkeerde hij de auto langs de Steenweg, keek naar mij, en zei: vooruit nu is het aan jou. Ons Bea rijdt ook al af en toe, en zij kan dat al heel goed. Ons Bea was op zijn minst vijftien maanden ouder dan ik, en dus al bijna zeventien….

Veel uitleg had ik niet nodig, want de basishandelingen herinnerde ik mij nog van toen ik een jaar of elf of twaalf was. Op de lagere school waar ik zat hadden we een schoolmeester die ons dingen leerde, waar ik hem nu nog op beide knieën wil voor danken. Een tuin omspitten bijvoorbeeld, en hoe je daar aan begint. Mijn eerste zwartwitfoto’s heb ik toen zelf ontwikkeld dankzij die schoolmeester, in een donkere kamer die we zelf hadden ontworpen in een leegstaand lokaaltje van de school. De lokalen zijn overigens pas met de grond gelijk gemaakt. Op school hadden ze een VW busje voor het leerlingenvervoer, en het was in dat busje dat de meester ons allen leerde hoe je een auto startte: sleutel, choke, en dan die pedalen…

Ik had er dus toch wel vertrouwen in dat ik dat zou kunnen en welke vijftienjarige wil afgaan als een gieter? Bovendien moet ik toegeven dat onze eindbestemming amper een kilometer verder lag langs dezelfde steenweg. Rechtdoor rijden dat zou wel loslopen. Maar…. waar ik niet had over nagedacht, was dat hij zijn garagepoort had laten openstaan, en toen wij onze eindbestemming naderden hij de alweer magische woorden sprak: rij maar binnen…. Toch even een stressmoment, maar het lukte. Ik vermoed, al herinner ik het mij niet meer, dat mijn schakelkunde niet verder dan tweede vitesse zal geraakt zijn. Ik had echt vertrouwen in die man, en hij zou mij zeker verder op dat pad begeleid hebben, maar helaas in augustus van negentienachtenzestig was ik mijn maestro en kozijn voor eeuwig kwijt.

Mijn laatste verblijf in een volkswagen dateert van 1973. En verblijf dient letterlijk genomen te worden, aangezien het een overnachting betreft. Dirk, alweer een kameraad, had zich een auto aangeschaft. Een tweedehands VW break. Een echt jaren zeventig model. De vorige eigenaar had er pech mee. Op een dag kletterde de hagel zo hard op het dak, dat het compleet geblutst was. Om het te herstellen had men de deuken er zo goed en kwaad als mogelijk uitgehaald, en er bovenop een deklaag gespoten, om alles wat te camoufleren. Het leek enigszins op de chappe die gebruikt wordt om vloeren met aan te leggen. Nogal bobbly.

We besloten om met die auto naar Jazz Bilzen te bollen via een ommetje over Machelen ergens langs de Kortrijkse Steenweg. In een dancing, die daar al lang verdwenen is werd Radio Atlantis boven de doopvont gehouden. Het piratenradio vehikel van Adriaan van Landschoot, die nadien bekend werd door zijn handel in hemden en t-shirts. Radio Atlantis was geen lang leven beschoren, en werd al snel vervangen bij het publiek door Radio Maeva, van die andere ondernemer. Die van de wafels.

Een dj verwelkomde het Atlantispubliek, en vermoedelijk zullen we er een glaasje op gedronken hebben, maar echt veel is daar niet van bijgebleven in de kamers van mijn geheugen. Laat in de avond zetten we aan naar Bilzen, dat in die tijd nog aan het einde van de wereld lag, want eens Brussel en Leuven voorbij was het karren langs onze nationale N wegen. Ter hoogte van Tielt Winge reed Dirk een langs de steenweg gelegen stukje weiland op. We bevonden ons op een goede 100 meter van de eerste huizen en winkels van het dorp stelden we vast bij het krieken van de volgende dag. Dirk en F. sloegen een tentje op, en Herman en ikzelf deelden het achterste stuk van de auto. Met neergeslagen achterbank konden we ons net volledig uitstrekken op een luchtmatras of slaapzak. Tenminste voor mij pastte het. Herman had wat langere benen, en sakkerde dus de volgende ochtend dientengevolge iets meer. Wat ik mij er nog van herinner is dat het dak ook langs de binnenkant er behoorlijk wobbly uitzag, tot de zandman mijn ogen dichtstrooide. In zover was dit mijn eerste uitstap naar Bilzen, waar we overigens maar konden blijven tot in de late namiddag, omdat Dirk ’s avonds nog andere plannen had. Hij was voornamelijk fan van Golden Earring die er die dag het beste van zichzelf gaven. Enkele jaren eerder weigerden ze om op te treden omdat de geluidsinstallatie in hun ogen te primitief was, of toch iets dergelijks. Iedereen zat er trouwens ook te wachten op de magische jump van de drummer, die trampolinegewijs over zijn drumstel heen zou springen. Iets wat hij dan ook deed. Tusen het publiek zagen we al snel wat cafégangers uit het naburige Aalst, en enkele Zoms en Bies. Eentje wist zich te versieren met een klod mayonaise in het haar. Het had iets, en ik besloot ter plekke dat ik het jaar daarop, op eender welke wijze, drie dagen zou aanwezig zijn. En dat gebeurde, niet dankzij een VW, maar een Fiat 128. Dat is een ander verhaal.

Heb ik dan echt maar drie keer in een VW gezeten. Ik zou liegen als ik zeg, dat ik nooit door een rijkswachter werd uitgenodigd om even plaats te nemen aan zijn tafeltje achter in een VW-busje. Gelukkig altijd voor een zeer kort intermezzo. Nooit meegevoerd, ook niet door die andere lieve chauffeurs met hun VW-ambulances. Een dergelijke stop wil ik nog vermelden. Het gebeurde enkele dagen voor kerstmis, of was het nieuwjaar in 1968, langs de Oudenaardse Steenweg te Bambrugge. Wij waren net de donkere weg uitgefietst die liep vanaf dancing Sun Valley naar deze steenweg. Ik reed achter mijn maat, om het iets minder te laten opvallen dat het licht op mijn fiets stuk was, maar geen ontkomen aan. Een van die dienders had het gemerkt. Afstappen, en de vw-bus in. De ene man gebruikte een typemachine, terwijl de andere mij aan een verhoor onderwierp. Niet dat dat veel inhield. Het ging voornamelijk om het uitwisselen van obligate gegevens, zoals naam, adres, enz… Tot de man vroeg: merk van het rijwiel?. Ik kan mij voorstellen dat niet elke fietser dat zomaar weet, maar ik kende het wel. Ik was eigenlijk zelfs wat trots op de naam van mijne velo. “L’hirondelle mijnheer”. “Ier….wat”? Ik probeerde nog eens: “L’hirondelle”. Weer kwam er een: “Hoe zegde”? “L’hirondelle, in het nederlands: de zwaluw, mijnheer”. Geen verdere vragen.

Ik kwam er vanaf met een waarschuwing, en moest nadien mijn fiets na herstelling ergens bij de dienders gaan tonen.

De volgende morgen las ik op het pv dat ik meekreeg, dat mijn fiets van het merk: de zwaluw was…..

En dan was het dus hopen dat de diender waar ik mijn fiets na de herstelling moest gaan tonen een tweetalige zou zijn….

Volkswagens, je komt ze nog her en der tegen…. zoals die paasmaandag in 2015 te Schellebelle.



De noten van mijn jeugd.

Forever Young Posted on 30 okt, 2015 18:48

Oktober, okkernoot.


Terwijl ik op het terras in een najaarszonnetje van mijn Lavazza nip, fietst Moniek langs met haar ellenlange eindeloze blote benen, waar je zonder meer onder de noten mee kan slaan. Ik weet ook wel, dat dit een uitdrukking is die stilaan uit de tijd dreigt te raken, maar ieder normaal mens kan er zich zo wat bij voorstellen. En het leert ons dat noten vooral hoog in de bomen hangen.

Ik heb iets met noten. Behoren noten overigens tot datgene wat wij doorgaans met de benaming fruit betitelen? We hebben het nu over de gewone dagdageljkse walnoot die vanaf september de marktkramen siert. Als het tot het fruit behoort, dan mag het van mij vanaf nu in de top drie van door mij meest geliefde fruitsoorten. Je hebt er wat aan. Je kan er niet zomaar bij. Niet zomaar van genieten. Er is om te beginnen de bolster. De ‘sloester’ heette dat toen ABN nog moest worden uitgevonden. Dat denk ik toch tenminste, want waarom spraken wij anders van ‘noten sloesteren’? Na het ‘sloesterern’ moet de noot nog gekraakt worden, en dan blijft er nog dat dunne vliesje, met zijn, althans bij verse noten, op vers sperma lijkende kleur. Een vliesje dat, indien je het niet verwijdert, later hard wordt, en een eerdere bittere smaak geeft aan de noot. Pas nadat ook dit laatste vliesje is verwijderd, en je het nootvlees uit de verschillende nootcompartimentjes hebt bevrijd, start het genieten. Wie aan de noten zit, terwijl ze nog gebolsterd zijn verraadt zich door bruingekleurde vingers. Het mag duidelijk zijn, een noot geeft zich niet zomaar gewonnen.

Notenbomen kunnen zeer oud worden, en vooral zeer hoog. De kruin van notenbomen groeit in de zomer dicht en vormt op die manier een optimaal natuurlijk zonnewerend dak. Onze voorouders wisten dat. Zij planten notelaars in de buurt van hun huizen en stallen. Zij omzoomden er hun weiland mee. In de zomer konden de koeien er onder schuilen voor de regen, en bij kortstondige hittegolven, die in onze streken, zij het zeldzaam, toch wel durven voorkomen, zorgden de notelaars voor verkoeling. Is het je al opgevallen, dat je zittend onder de notelaar, doorgaans weinig of geen last hebt van vliegen, muggen of andere vliegende kleine mormels? Waarschijnlijk is het de geur die deze zoemers afschrikt.

Noten, nuts, de angelsaksen gaven er meerdere betekenissen aan. Wanneer iemand nuts roept maakt men vaak de connotatie met wel zeer edele noten, al hadden ze er in Little Britain om maar iets te zeggen ook een paar rondlopen. Chestnut mare en chestnut trees, woorden die de prachtigste herfsttaferelen oproepen. Beelden die we vast willen houden, al was het maar om de alles kalende winter op afstand te houden.

Ik heb iets met notelaars. Althans dat is wat ik na jaren observatie constateer. De notelaars waren er al in mijn jeugd, en zij betekenden vooral een tijdshouvast. Bij het vallen van de eerste noten, brak de tijd aan van terug naar school. Toch wel heerlijke dagen, vooral die eerste weken, waarin je werd ondergedompeld in een vat vol met nieuwe ervaringen. Nieuwe schoolboeken, die al na enkele dagen waren verslonden, kameraadschappen met vriendjes die weer werden verdergezet, na enkele maanden vakantieonderbreking. De minder felle zon, en de zachtere avonden, de geur van gerooide patattenvelden, ook dat was september. In ‘Take me back’ beschrijft Van Morrison het zo mooi:

‘Way, way back, way back

When you walked, in a green field, in a green meadow

Down an avenue of trees

On a, on a golden summer

And the sky was blue

And you didn’t have no worries, you didn’t have no care

You were walking in a green field,

In a meadow, through the buttercups, in the summertime

And you looked way out over, way out

Way out over the city and the water

And it feels so good, and it feels so good

And you keep on walking.’

Einde citaat. Morrison mijmert verder over de zachte avonden waarbij Radio Luxemburg de beste muziek speelt… Een ervaring die mij terugvoert, langs de meers van Geyter, doorspekt met pissebloemen, boterbloemen en madeliefjes, zoals je nu enkel nog ziet in Transilvanië. De verharde ree uitwandelend, langs de met bomen afgezoomde lange root, voorbij het bosje, langs de meers van Jef Verhoeven, waar vooraan notelaars stonden. Jef de man van madamelie, en de vader van onze meester, liet er zijn Brabants trekpaard lopen. Madamelie die eigenlijk Emilie heette. Probeer als kleuter, rechtspringend naast je bank, maar eens te roepen: ‘Dag Madame Emilie’, wanneer zij weer eens op het onverwachts binnenkwam. Een authoriteit die toch ons buurtschooltje, De Kindertuin, gestart had kort na de oorlog, en waar nadien haar zoon Etienne, ons kabouter noemde, en ons leerde lezen en schrijven. We werden er opgevoed volgens de leermethode: ’the hard way’, en dat mochten sommigen al eens ondervinden na bijvoorbeeld een namiddagje schoollopen achter de haag. Madame Emilie dus, en dat kwam er dan in koor uit als ‘madamelie’, of alleszins toch iets dat daarop leek.

Terug naar de notelaars. Zelfs bij ons in de tuin stonden er, helemaal aan het eind. Wij woonden in die dagen, bij wijze van spreken, met onze neus op een drukke steenweg. Toch konden we rust vinden in onze hondermeter diepe boomgaarden, achter onze huizen. Speelterreinen waar ongestoord kwattekwaad kon worden bedreven. Tenminste als er geen overijverige boer al vloekend en scheldend kwam aangestormen.

In het najaar hadden die tuinen last van een teveel aan overtollig regenwater. Kwam de winter vroeg zoals in de winter van ’65 toen ‘Day Tripper’ en ‘Eight Days a Week’ hoog in de hitparades stonden, dan vroren al die natuurlijke ’tuinvijvers’ dicht. Omgetoverd tot enorme ijsvlaktes, waarop het heerlijk glijden was. Niemand schaatste, maar we hadden wel een ijskot, waarmee we op die tuinpoelen en vijvers rondschoven, tot een of andere ongeruste vader bepaalde dat het ijs te dun was geworden.

Langs de boerderijen van een jeugd.
Enkele jaren eerder werd ik voor een paar weken uitbesteed bij een tante op de boerderij, en het is dankzij alweer de noten, dat ik nu nog weet dat dit begin oktober moet zijn geweest. Mijn moeder moest naar het hospitaal voor een tijdje, en plots werd een van mijn kinderboekjes ‘Tiny op de boerderij’ wel heel reëel. Meisjesboek? Ach wat ik wou het hebben voor de prenten van koeien, schaapjes en andere dieren die er zo lief in waren afgebeeld. De tweede keer dat ik enkele weken in een ander dorp woonde bij een van de vier zusters van de mama. De herinneringen aan deze periode doken recent op na het lezen van de biografie van Julia Baird, John Lennon’s halfzus. Een paralelle wereld. Ook Lennon had vier tantes, die zich het lot van de kinderen van hun zuster sterk aantrokken. En in Strawberry Field in de buurt zullen zeker ook notelaars hebben gestaan.

Ik ging er die paar weken naar een wijkschooltje, waar ik terecht kwam bij een schoolmeester, die amper op honderd meter van ons huis woonde langs dezelfde drukke steenweg. Meester Geyter, een reus van een vent, wiens taak het eveneens was de kinderen te leren tellen en lezen.

Tante nam mij ’s morgens mee langs de Paternosterstraat, terwijl ze de koeien naar de weiden op de Honegem bracht. En langs die Paternosterstraat was er ergens een droge gracht waar, vroeg in de ochtend, de noten voor het rapen lagen. Gevallen van overhangende takken. Ik zie de gewelfde kasseiweg en het tussen de kassei en de gracht gelegen gaanpaadje nog voor mij.

In diezelfde week maakte ik ook mijn eerste geboorte mee. Midden in de nacht begon plots een koe te kalven, en het liep mis. Het kalfje zat verkeerd, en er diende man en macht gebruikt te worden, om dat kalf uit de moeder te halen. Een en ander moet met de nodige paniek en geroep gepaard zijn gegaan, want ik werd er zowaar wakker van. Ik sloop aarzelend naar beneden om te kijken wat er aan de hand was. Dat werd niet geapprecieerd, en ik vloog terug naar boven. De volgende dag maakte ik in een klein notaboekje, op ruitjespapier, een tekening van wat ik had gezien. Een tekening waar ik zelf de ballen van snapte. Sexuele voorlichting bestond in mijn kindertijd nog niet. Die zou ik pas een jaar later krijgen van een achterkozijn, achter in de tuin bij Chalas, waar R. aan mij en N. een en ander vertelde. Maar ook dat was nog een verhaal vol met gaten. In die dagen sprokkelde je informatie bij elkaar waar je kon. Het plaatje werd pas compleet ingekleurd tijdens een van mijn grote vakanties, bij een andere kozijn, in het Blauwbos. Rond dezelfde tijd dat we onze eerste sigaret rookten in het bosje van Suske Lievens.

Op het erf van mijn grootvader stonden verschillende notelaars. Langs de kleine boerderij liep een kouterbaan. Die ligt er trouwens nog altijd, in tegenstelling tot de boerderij die afgebroken werd. Het geheel lag op zeker vijftig meter van de hoofdstraat. Die kouterree liep verder tot aan de beek en de spoorweg, waar ze ophield. De ‘malroute’ van Oostende naar Brussel. Tweehonderd jaar geleden zal die boerenweg vast en zeker doorgelopen hebben naar het volgende dorp. Spoorwegen hebben nu eenmaal de onhebbelijkheid van vooral kleine wegen te negeren. Langs die weg had mijn grootvader nog een stuk land waarop hij aardappelen en bieten oogste. Op een dag kwamen we voorbij het hek, en zagen hoe een paar nonkels op de heel oude manier planken aan het zagen waren uit een boom. Een notenboom? De ene stond boven op een verhoog waar de boomstam op lag, terwijl de andere op de grond stond. Met hun beiden hanteerden ze een grote lintzaaag. Vergane glorie die nog af en toe in Bokrijk gedemonstreerd wordt, en waar je voor de rest naar Roemenië voor moet, waar dit nog dagelijkse plattelandskost is.

Ook hier bij mijn peter lagen in oktober de noten op de grond.

De Graanmarkt.

In de tijd dat de Beatles doorbraken in ons kleine kikkerland, werd ik geconfronteerd met noten van een heel ander alooi. Oktober 1964, en dus het geknipte moment moet onze leraar muziek gedacht hebben om ons te laten kennismaken met Bach, Beethoven en gebalkte vijflijnige schriftjes. Veel verder dan enkele hele en halve noten en wat solsleutels zijn we nooit geraakt. Het verschil met de Yeah Yeah, die ons echt raakte was te groot. En ook al deed ‘de lonken’ nog zo zijn best, hij kreeg de noten, op misschien een uitzondering na, niet aan ons verkocht. Met zijn Gents accent kon hij wel prachtig vertellen, en toen hij hoorde dat ik nog even in de klas zat bij meester De Geyter, van enkele alina’s terug, vertelde hij mij dat ze familie waren. In tegenstelling tot De Geyter, een boom van een vent, was ‘de lonken’ eerder kort afgezaagd. Maar dat kon, want ze waren schoonbroers. De man kwam dus regelmatig in onze buurt, maar ik moet toegeven, dat vermoedelijk wegens mijn matige zangkwaliteiten hij mij nooit thuis is komen opzoeken.

Wordt vervolgt…



« VorigeVolgende »